Stapschoenen aan! We doen een voettocht van 10 kilometer in de hitte met als start het dorp Lançon, ten zuiden van Salon-de-Provence. Stapschoenen waren nodig, want het pad op de crête is vol rotsblokken, keien en garrigue. Tijm en andere kruiden geven volop hun aroma weer. Langs de crête ligt een oude Romeinse vesting. De eerste helft van de voettocht is in de brandende zon, maar de terugweg slingert langs dennen en olijfbomen. Aan de rand van het dorp passeren we een rusthuis met een geit als huisdier.
Geen ochtenddauw en 24 graden, dat zijn de ingrediënten voor een geslaagd Provençaals verblijf. We hebben het Provençaalse stadje Lambesc ontdekt en er de wandeling gedaan die door de vriendelijke mevrouw van de toeristische dienst voorgesteld werd. We brachten een groet aan de Jacquemard. De klokkentoren is van de 16e eeuw en de familie Jacquemard slaat er het uur: de kinderen op het kwartier en de ouders op het uur en halfuur. We stapten door de smalle straatjes, beschut tegen zon en Mistral. We passeerden de wasplaats van de lang vergane tetterende wijven, het hotel van madame de Sévigné en het huis van facteur Roulin, die bevriend was met de kunstschilder Van Gogh.
De route van de Loire naar de Provence was best pittig over de col de la Republique. De buitenthermometer wees 1 graad aan op de col. In de namiddag zijn we gearriveerd op camping Provence in Lambesc. We staan op een mooie plaats, half in de zon, half in de schaduw. De zon is er, maar de Mistral deed gisteren ook zijn best. Nu is het weer rustig en alles wijst erop dat we warme en zonnige dagen zullen krijgen. Ik was deze morgen met de Vito in Lambesc. Het was weer even wennen om te laveren in de smalle en bochtige straatjes. De parkeersensoren piepten bijna permanent. En toch rijdt alles er door, ook vrachtwagens. Dan zijn we naar Salon de Provence gereden. Daar zat Nostradamus een tijdje geleden. Wij gingen er naar de fabriek van Savon de Marseille. We hebben nu terug een voorraad zeep, hopelijk tot aan ons overlijden. Indien we de honderd zouden benaderen, dan vrees ik dat we nog eens terug mogen komen naar Salon.
Zoals gepland, deden we onze stapschoenen aan voor een trip van 15 km langs de Loire. We passeerden een dode bever en een stenen viaduct, een waar kunstwerk. Dan passeerden we een stemmig eilandje midden in de Loire en even dwaalden mijn gedachten weg naar een leven op dit eiland met een maagdelijke jonge deerne. Bij nader inzien was dat geen goede gedachte, want al gauw zou er discussie ontstaan, zoals “kijken we VTM of Canvas?” of “wie zet de wifi aan?”. Diarmuid was ook tevreden met zijn bad in de Loire. Morgen gaat de caravan aan de haak en rijden we 350 kilometer zuidwaarts, via St. Etienne, de col de la Republique, over Annonnay, Valence, Montélimar, Orange, Avignon naar Lambesc. Lambesc is een stadje tussen Salon-de-Provence en Aix-en-Provence.
We staan nu op camping “La Route bleue” in Balbigny in het departement Loire, aan de oever van de bovenloop van de Loire. Vorig jaar stonden we ook in deze buurt. Balbigny stelt als stad weinig voor. De Loire kronkelt mooi door het landschap en het gebied nodigt uit voor stevige voettochten Het weer is perfect en ik ga straks in de vrachtwagen de bergschoenen opdiepen. Wellicht zullen we morgen een tocht maken langs de Loire.
De refuge van Tonnerre. Ziekenhuizen, zoals wij die nu kennen, bestonden niet in de late Middeleeuwen. Margareta van Bourgondië, ook gekend in Brugge, liet in Bourgondië refuges bouwen, om mensen te laten rusten en te herstellen. De bekendste refuge is deze van Beaune. Margrietje zal er wel nooit in gelegen hebben, maar zieke en vermoeide mensen konden er terecht met de zorg van een partij nonnen. De refuges waren toen van groot nut in de tijd van de grote epidemieën, zoals de pest. We zijn naar Auxerre getrokken en we hadden geluk. De winkels waren dicht. In Chablis vind je dan de beste wijn, santé! Morgen verplaatsen we ons naar Balbigny, een plaatsje tussen Roanne en St. Etienne, 300 kilometer zuidwaarts.