De draden die in de lengterichting van het werk lopen.
Reizigers.
De draden die heen en weer door de hangende paren gaan.
Bij halve slag is er één reiziger; bij linnenslag en gewrongen slag zijn er 2 reizigers.
Als men aan het einde van een rij komt bij linnenwerk, moet men de reizigers 2 maal wringen voor men de speld steekt, bij halflinnenwerk slechts 1 maal, zo behoudt men dezelfde reizigers.
De randslag.
Om de buitenste zijde van het kantje te versterken en het inkrimpen en het rekken te voorkomen maakt men dikwijls aan de zijkanten een randslag. De randslag bestaat uit gewrongen slagen. Er zijn 2 soorten randslagen :
- speld na 4 draden : een gewrongen slag op het einde van een rij, speld na 4 draden (=2 paren), laat het buitenste paar liggen en klos een volgende rij met het tweede paar als reizigers. Gevolg : een verwisseling van paren ; het hangende paar wordt reiziger, de reizigers worden hangend paar.
- speld na 2 draden : op het einde van een gekloste rij de speld na 2 draden steken, die draden één of tweemaal wringen. Voor een versierde "tandjesrand" eeerst een gewrongen slag, dan speld na twee, dan opnieuw een gewrongen slag. Gevolg : hetzelfde paar reizigers keert terug.