*
De quetzal is een vogel uit Midden-Amerika, die behoort tot de familie van de trogons(prachtige kleuren) Het is de nationale vogel van het Midden-Amerikaanse land Guatemala.
De quetzal is volgens velen de mooiste soort uit de familie van de trogons. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een metaalglanzende groene kop, rug en vleugels, een helderrode borst en witte onderstaartveren. Bij de wijfjes zijn de kleuren overigens wel wat minder uitbundig dan bij de mannetjes en vaak is het metaalgroen vervangen door bruine veren. Bij mannetjes groeien in de paartijd vier staartdekveren uit tot erg lange, sierlijke groene slierten die buitenboord hangen als ze in het nesthol zitten. De poten van de quetzal zijn grijs en hebben vier tenen aan iedere voet. Twee tenen zijn naar voren, de andere twee zijn naar achteren gericht. De snavel van de quetzal is kort, maar wel erg sterk. Mannelijke vogels hebben een gele bek, wijfjes een zwarte.
De quetzal voedt zich voornamelijk met vruchten en dan vooral wilde avocado’s. Die worden geheel ingeslikt, waarna het vruchtvlees in de maag wordt verteerd. De grote pit wordt weer uitgespuugd, waardoor de quetzal bijdraagt aan de verspreiding van avocado-bomen. Quetzals eten daarnaast insecten, spinnen, kleine boomkikkers en gekko’s.
Deze vogels houden zich vooral op in de boomkruinen. De mannelijke quetzal claimt iedere dag opnieuw zijn territorium met zijn kenmerkende roep, die vooral bij zonsopgang, midden op de morgen en bij zonsondergang te horen is.
Het broedseizoen loopt van maart tot juni. De quetzal nestelt vaak in boomholten die door spechten verlaten zijn. Er worden twee tot vier lichtblauw gekleurde eieren gelegd, waarop de ouders om beurten broeden. De jongen komen na ongeveer achttien dagen uit het ei en worden door beide ouders opgevoed. Ze hebben nog niet de prachtige kleuren van hun ouders en de jongen worden voornamelijk gevoed met kleine insecten. Na een maand vliegen de kleine quetzals uit, hoewel ze een tijd nog vaak met hun ouders optrekken.
|