Er wordt veel geschreven over de aan de gang zijnde pandemie.
Een interessante bijdrage las ik in het Duitse tijdsschrift Der Spiegel, nummer 10 van 6 maart 2021.
Volgens Andreas Reckwitz, socioloog aan de Humboldt-Universiteit in Duitsland, zou resiliëntie een sleutelwoord kunnen worden in het postcorona-tijdperk, zelfs voor de politiek in de 21e eeuw als geheel. Samenlevingen moeten veerkrachtiger en elastischer worden.
Individuen moeten aan hun psyche werken om resiliëntie te krijgen, en de staat moet daartoe een kader voor de samenleving bieden. Veerkracht en elasticiteit gaan over weerstandsvermogen, het vermogen om voorbereid en opgewassen te zijn op en tegen ongewenste, soms schokkende gebeurtenissen.
De afgelopen tien jaar zijn samenlevingen herhaaldelijk geconfronteerd met crisissen: de financiële crisis, de migratiecrisis, herhaalde terroristische aanslagen en, als permanente stressfactor, de klimaatcrisis. Op het gebied van resiliëntie heeft de psychologie het voortouw genomen. Therapie en begeleiding bij burn-outziekten hebben sinds de jaren negentig resiliëntie ontdekt als een sleutelbegrip voor crisispreventie op de lange termijn.
De term resiliëntie komt uit de natuurkunde, meer precies uit de materiaalkunde. Hiermee wordt de eigenschap bedoeld van het lichaam om na een vervorming onbeschadigd zijn weg terug te vinden naar zijn oorspronkelijke staat. Na een boks op de bal, neemt de bal zijn oorspronkelijke ronde vorm terug aan. De psychologie heeft het begrip overgenomen en vindt het een belangrijk doel om resiliëntie aan te kweken, te trainen, om zo bijvoorbeeld de emoties te controleren of de eigen machteloosheid te overwinnen.
Ook de staat zou zich het begrip kunnen eigen maken en meer inzetten op het vermijden van en het strijdvaardig omgaan met het ongewenste. De overheid moet binnen die context overschakelen van een positieve naar een negatieve politiek. De klemtoon daarbij ligt op het steeds lessen trekken uit crisissen en catastrofes, preventie, risicobeheersing én de samenleving harden.
Een paradigmaverschuiving naar een beleid van veerkracht in de 21e eeuw zou een verstandige daad zijn. In plaats van op korte termijn de laatste rampen achterna te hollen, onderkent men realistisch de risico's en probeert men daaruit passende langetermijnstrategieën te ontwikkelen. Dat is een teken van opgroeien in de samenleving. Gevaar daarbij is dat men te veel focust op het negatieve en het positieve onvoldoende veronachtzaamt.
Een metafoor maakt dat duidelijk. Het beleid van veerkracht en preventie kan mikken op een noodzakelijke veiligheidsinfrastructuur en een steunbeen bieden. Maar dat is geen doel op zich, er moet ruimte blijven voor het vrije been. Voor een beleid dat verder gaat dan het minimaliseren van risico's, een beleid met positieve doelen zoals sociale verbetering, of ze nu in de richting van autonomie, welvaart, gerechtigheid of duurzaamheid gaan.
Een belangrijke bezorgdheid en opdracht van de politiek in de moderne tijd!