Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
Voordat wij de brug over gaan, staat aan de andere kant van het water, Gunnera manicata, een plant met hele grote bladeren, die wel een doorsnede van een anderhalve meter kunnen hebben. Ze heeft een doornige stengel.
Als we de brug zijn overgegaan, gaan we gelijk linksaf.
op de hoek staat een klein boompje, een eik, Quercus cerris 'Laciniata', het zaad van dit boompje is in 1984 meegebracht uit Turkije. Het is geplant tergelegenheid van het feit, dat de Nederlandse Dendrologische Vereniging 75 jaar bestond. Net voor de brug die we straks over gaan, staat aan de linkerkant Fagus sylvatica 'Tortuosa' een beuk met gedraaide takken. over deze brug staat rechts een zilveresdoorn uit Noord America, Acer saccharinum, geplant in 1900. Een paar meter verderop staat het vrouwelijk exemplaar van de japanse notenboom, Ginkgo biloba. In 1983 zijn er voor het eerst vruchten aan de boom gekomen, maar tot op het heden zijn ze niet vruchtbaar. Waarschijnlijk zijn ze niet bevrucht. In April- Mei vind de bestuiving plaats, dit geschiedt door de wind, dan worden er microsporen (stuifmeel) naar de zaadknoppen gebracht. In de zaadknop groeit de stuifmeelkorrel uit tot een kleine pollenbuis, waarin twee spermatozoiden worden gevormd. in September vind danpas de bevruchting plaats, d.i. de versmelting van een spermatozoide met een van de twee of drie eicellen uit de zaadknopkern. Inmiddels is de zaadknop dan uitgegroeid tot een besachtig zaad; dit heeft een zaadhuid van drie lagen: buitenlaag vlezig, middenlaag steenhard, binnenlaag dun. Een van het paar zaadknoppen ontwikkelt zich meestal tot zaad.
We draaien ons om en kijken over de Beek heen. Daar zien we van links naar rechts: allereerst een Japanse esdoorn, Acer palmatum 'Ornatum'; vroeger was de naam van deze plant: Acer palmatum 'Dissectum Purpureum', wat de habitis van de plant beter aan geeft. Deze mooie struik , met zijn donkerrood fijn ingesnede blad, is een sieraad voor elke tuin. Ze is in 1930 geplant, geen harde groeier dus. Dan verder naar rechts ongeveer in het midden staat een beuk, Fagus sylvatica 'Ansorgii'. Het is een kruising tussen de bruine beuk en varenbeuk, deze is ontstaan op de kwekerij van Carl Ansorge, eind - 19e eeuw. Tijdens een excursie naar de Botanische Tuin van Hamburg, ontdekte men op een afgelegen plek waarschijnlijk een oorspronkelijk exemplaar van de boom. Men heeft toen griffels mogen snijden, en in 1956 laten enten. Nu is deze kleine boom, via Trompenburg bij vele kwekers weer verkrijgbaar. Het is een van de taken van een botanische tuin en een arboretum om soorten die verloren dreigen te gaan van de ondergang te redden. Rechts van de boom staat Crataegus monogyna 'Compacta',
een bolvormige meidoorn. De volgende boom is een zachte berk, Betula pubescens 'Urticifolia'. Urtica is de wetenschappelijke naam voor de brandnetel, dus de boom heeft blad dat op brandnetelblad lijkt. (Zie foto). Aan het begin van het Nieuwe Werk staat een bolvormige taxus met goudgerande naalden, Taxus baccata 'Aureo Marginata'. We gaan een stukje verder lopen, langs een hardstenen sokkel. Er staan aan dit pad twee hybride vormen van de paardenkastanje. Ten eerste Aeculus hippocastanum 'Laciniata', met heel diep tot aan de nerf ingesneden blad. (Zie tekening), de andere is Aesculus hippocastanum 'Digitata' waavan het blad door loopt langs de bladsteel, waardoor deze gevleugeld is. Op de hoek staat Rhododendron 'Seven stars', die eerst donkerroze bloeit en dan naar puur wit verloopt. Aan het begin van het pad dat we overslaan, staat een tulpenboom, Liriodendron tulipifera 'Aureo Marginata', de goudgerande tulpenboom. Ze bloeit in juli met groengeel-oranje tulpvormige bloemen.
We lopen een stukje door en komen bij het breedste stuk van de Beek aan.
Hier staat een oude beuk Fagus sylvatica met een heel mooi wortelgestel.
Dit breedste deel van de Beek diende voor kort als zwembad, nu is het
de grote goudvissenvijver. Het zwembad is in 1935 met de hand
gegraven en is drie meter diep. Er zwemmen nu grote goudkarpers in, die
uit de hand eten.
Met de grond die er uit kwam is de atlascederberg opgehoogd,zoals ik al
eerder heb vermeld (deel 3) We gaan iets verder en komen bij de
moerascipres aan, in1870 door Zocher geplant.Ze maakt op oudere
leeftijd kniewortels, deze dienen voor de ademhaling van de wortels
onder water en voor de stabiliteit. Op latere leeftijd gaat de boom
uitdijen en vormt dan een brede kroon. Dit kan wel meer dan honderd
jaar duren.Zijn echte naam is Taxodium distichum en hij is 136 jaar
oud. Het is een bladverliezende conifeer. Langs de Beek groeit ook de
koningsvaren, Osmunda regalis. Men is na de oorlog met drie pollen
begonnen, die werden gescheurd en meer gescheurd, nu staat de hele
oever vol. Deze varen maakt in tegenstelling tot andere varens geen
sporen op de achterkant van het blad, maar er komt van uit het midden
van de plant een stengel met een pluim waar aan de sporen zitten.
Tegenover de moerascipres staat een gewone es: Fraxinus excelsior uit
1870. Iets meer naar voren staat een bijzondere taxus, met dikke ronde
naalden: Taxus baccata 'Amersfoort'. Deze plant is gevonden bij een
bejaardenhuis in Amersfoort. Eerst dacht men met een Podocarpus te doen
te hebben, maar bij de eerste bloei bleek het een Taxus te zijn. We
lopen een stukje door en komen bij de Ginkgo biloba, alweer door Zocher
in 1870 geplant. Omdat de boom vroeger onder grote iepen heeft gestaan,
kon ze geen hoofdstam krijgen, waardoor ze een struikvorm heeft
gekregen. Bij ouder worden van de boom, ontwikkelen zich knobbels aan
de boom, de zogenaamde Tse-tse wortels, deze kunnen tot aan de grond
rijken. Dit gebeurt echter op zeer hoge leeftijd. Deze Ginkgo is
daarnet mee begonnen.
We lopen een stukje door en komen bij het breedste stuk van de Beek aan.
Hier staat een oude beuk Fagus sylvatica met een heel mooi wortelgestel.
Dit breedste deel van de Beek diende voor kort als zwembad, nu is het
de grote goudvissenvijver. Het zwembad is in 1935 met de hand
gegraven en is drie meter diep. Er zwemmen nu grote goudkarpers in, die
uit de hand eten.
Met de grond die er uit kwam is de atlascederberg opgehoogd,zoals ik al
eerder heb vermeld (deel 3) We gaan iets verder en komen bij de
moerascipres aan, in1870 door Zocher geplant.Ze maakt op oudere
leeftijd kniewortels, deze dienen voor de ademhaling van de wortels
onder water en voor de stabiliteit. Op latere leeftijd gaat de boom
uitdijen en vormt dan een brede kroon. Dit kan wel meer dan honderd
jaar duren.Zijn echte naam is Taxodium distichum en hij is 136 jaar
oud. Het is een bladverliezende conifeer. Langs de Beek groeit ook de
koningsvaren, Osmunda regalis. Men is na de oorlog met drie pollen
begonnen, die werden gescheurd en meer gescheurd, nu staat de hele
oever vol. Deze varen maakt in tegenstelling tot andere varens geen
sporen op de achterkant van het blad, maar er komt van uit het midden
van de plant een stengel met een pluim waar aan de sporen zitten.
Tegenover de moerascipres staat een gewone es: Fraxinus excelsior uit
1870. Iets meer naar voren staat een bijzondere taxus, met dikke ronde
naalden: Taxus baccata 'Amersfoort'. Deze plant is gevonden bij een
bejaardenhuis in Amersfoort. Eerst dacht men met een Podocarpus te doen
te hebben, maar bij de eerste bloei bleek het een Taxus te zijn. We
lopen een stukje door en komen bij de Ginkgo biloba, alweer door Zocher
in 1870 geplant. Omdat de boom vroeger onder grote iepen heeft gestaan,
kon ze geen hoofdstam krijgen, waardoor ze een struikvorm heeft
gekregen. Bij ouder worden van de boom, ontwikkelen zich knobbels aan
de boom, de zogenaamde Tse-tse wortels, deze kunnen tot aan de grond
rijken. Dit gebeurt echter op zeer hoge leeftijd. Deze Ginkgo is
daarnet mee begonnen.