| Moeders voorschoot.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />   Ons moeder droeg een voorschoot, Een bonte voor de week. Een zwarte voor als het zondag was, Die zo wat deftig leek. Die weekse was maar van katoen Ze droeg hem alle dagen, Dat was zo haren doen. Ik zie ons moeder met hare voorschot Met het brood er tegen aan Ze tikte met een kruisje heel devoot Eer zou ze niet aan het snijden gaan. Ons moeder hare voorschoot Daar kroop ik graag onder, voor als ik verlegen was, of bang van bliksum of donder. Met ons moeder hare voorschoot Onderaan met rechtse tip, Poetste zij onze oren, Veegde stroop weg van onze lip. Hij was altijd bij de hand, Wij veegde er onze neus mee, Wij waren vaste klant. Op moeders hare voorschoot. Daarop werd koffie fijn gemalen, Er werden vanuit het kippenhok De eieren opgehaald Wat ik nog niet verteld heb, Daar werden patatten in gescheld, En bonen in gepeld. Met moeders hare voorschoot. Werden traantjes weg genomen, Miserie werd haar niet gespaard Geluk werd haar vaak ontnomen! Leefde een gelaten ziel, Die alles aan hierboven liet  Ook als er te treuren viel. Ons werkloon werd neer geteld Iedere week Uit moeders voorschoot kwam, zakgeld en een preek. Onder ons moeder haren voorschoot. Zaten niet de duurste kleren,  Maar er klopte een hard van goud Waar wij van konden leren. Moeder had ook nog: Een zuivere voorschoot, Ergens aan een nagel hangen, Voor als ze soms Mijnheer Pastoor Moest ontvangen. Op ons moeder hare voorschoot Werd ons bidden nog geleerd. Nu dragen ze geen voorschoot meer, En is het bidden precies verkeerd. Onder moeders voorschoot Was het als kind fijn vertoeven, Maar nu geloof ik toch, dat ik niet meer zou hoeven.   
 |