Veel dagvlinders zijn wit of witachtig. Dit geldt bijvoorbeeld voor de oranjetip, waarvan het vrouwtje op het eerste gezicht wel wat op een koolwitje lijkt. De geelgroen gemarmerde achtervleugels zorgen ervoor dat we deze soort toch goed kunnen onderscheiden. Het mannetje valt bovendien op door fel oranje vleugeltippen. De soort vliegt vooral op die plaatsen waar de voedselplanten van de rups, look zonder look en pinksterbloem, groeien Het grote koolwitje en het knollenwitje zijn veel algemener dan de oranjetipjes. Ook het klein geaderd witje en de citroenvlinder vliegen nog rond.
Pas in de tweede helft van mei begint de echte vlindertijd.
Er vliegen dan nog steeds veel witjes en citroenvlinders. Op de plaatsen waar de voedselplanten van de rupsen (hulst, klimop en vuilboom) groeien, dwarrelen boom blauwtjes rond. Ook de nacht vlinders zijn nu interessant. Soorten als de wat roze gekleurde lieveling en de gele, bruin gevlekte hagendoornvlinder komen s avonds op onze buitenverlichting af.
|