Zoeken in blog

Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
Foto
einstein

13-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van de woestyne


















13-06-2016 om 10:15 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GUSTAVE VAN DE WOESTYNE

Gustave Van de Woestyne (Gent2 augustus 1881 – Ukkel21 april 1947) was een Vlaams kunstschilder. Hij was de broer van de dichter Karel van de Woestijne en de vader van de componist David Van de Woestijne. Zijn oeuvre staat geboekstaafd als symbolisch, neorealistisch en expressionistisch.

Gustave werd geboren in Gent als derde zoon van Alexander Van de Woestyne en Antigona Sielbo. Hij volgde les aan de Gentse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten waar hij les kreeg van onder anderen Jean Delvin. Hij bezocht als student vaak het Museum voor Schone Kunsten in Gent, waar hij verschillende studies maakte. Zijn vader stierf vroeg. Toen hij ziek werd, besliste grote broer Karel om naar Sint-Martens-Latem te gaan verhuizen. Door de gezonde buitenlucht raakte Gustave er rap boven op. Daar maakte hij kennis met George Minne, een groot voorbeeld voor Gustave. In Sint-Martens-Latem leerde hij Valerius De SaedeleerAlbijn Van den Abeele en vele andere kunstenaars kennen. Zij vormden, samen met Karel en Gustave Van de Woestyne, de kern van de zogenaamde eerste groep van Sint-Martens-Latem, ook Latemse school genoemd.

In 1905 trad hij in in het benedictijnenklooster in Leuven. Hier bleef hij slechts een paar weken, en hij hernam zijn eerste roeping van de beeldende kunst. Hij werd al vroeg opgemerkt en kon deelnemen aan internationale tentoonstellingen in AmsterdamDen Haag en Venetië. In 1908 trouwde hij met Prudence De Schepper, met wie hij vijf kinderen had. Hij woonde tot 1909 in Latem en verhuisde daarna, samen met Valerius De Saedeleer naar Tiegem, waar hij tot 1913 woonde. In datzelfde jaar bezocht hij met De Saedeleer Florence. In het begin van de oorlog trok hij samen met het gezin van De Saedeleer op vlucht naar Wales. Hij maakte naam in Londen en die stad beviel hem. Dat deed hem op het einde van de oorlog zelfs even twijfelen aan een terugkeer naar België.

Vanaf 1925 verbleef hij in Mechelen, waar hij benoemd werd tot directeur van de Academie voor Schone Kunsten. Hij was ook docent schilderkunst aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. Van 1928 tot 1931 doceerde hij het vak monumentale schilderkunst aan het Hoger Instituut voor Sierkunsten van Ter Kameren in Brussel. Hij bleef echter, ondanks deze officiële opdrachten, een avant-gardist. Hij was onder andere te gast in de Brusselse galerie Le Centaure en kreeg in 1929 zelfs een solotentoonstelling in het Brussels Paleis voor Schone Kunsten. Hij maakte samen met onder anderen Gustave De Smet en Frits Van den Berghe deel uit van de kunstkring Les 9. Met hen werd hij tien jaar later lid van de kring Les Compagnons de l’Art. Vanaf 1928 kreeg hij hulp en ondersteuning van het Brusselse echtpaar David en Alice van Buuren. Voor hen maakte hij een grote hoeveelheid werk. De grootse openbare collectie van Gustaves werk is overigens te zien in het Museum van Buuren in Ukkel.

Van de Woestyne was een introverte en religieus geïnspireerde kunstenaar. In zijn vroege, symbolische werk is de invloed van de prerafaëlieten terug te vinden. De herhaalde bezoeken met zijn broer Karel aan de tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven te Brugge in 1902, hebben zijn stijl sterk beïnvloed. Die invloed van de oude meesters zien we vooral in zijn talrijke portretten. Vermoedelijk in navolging van Pieter Bruegel de Oudere plaatste Van de Woestyne zijn religieuze taferelen dikwijls in de landelijke Leiestreek. Na zijn terugkeer uit Groot-Brittannië evolueerde zijn werk naar een eigen vorm van expressionisme, waarbij zijn schilderwijze niettegenstaande de gebruikte vervorming realistisch blijft. In 1909 illustreerde hij Stijn Streuvels‘ bewerking van de Reinaert, bewerking die verscheen als Duimpjesuitgave in de bekende reeks Duimpjes van Victor de Lille. In 1979 verscheen, postuum, het boek Karel en ik - Herinneringen.

Het volledige oeuvre van Van de Woestyne beslaat naar schatting 400 werken. Enkele daarvan zijn spoorloos.

 



















13-06-2016 om 10:15 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
12-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.fouquet














12-06-2016 om 09:59 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JEAN FOUQUET

Jean Fouquet (1415 à 1420 – ca. 1480) was een Frans schilder en miniaturist. Hij combineerde de Vlaamse en Toscaanse stijlen die toen toonaangevend waren met de eigen Franse stijl en werd daardoor de grote vernieuwer van de Franse schilderkunst van de 15e eeuw.

Fouquet was een polyvalente kunstenaar, hij schilderde portretten, landschappen, religieuze werken en verluchtte handschriften, maar hij werkte ook met geschilderd email, schilderde glasramen en maakte ontwerpen voor tapijten. Ook het heraldische werk nam hij voor zijn rekening en hij zette de festiviteiten op voor de koninklijke intochten. Hij was gevestigd in de Franse traditie maar kende de nieuwe trends van zijn tijd. Van Jan van Eyck neemt hij het realisme, het luchtperspectief, de behandeling van de atmosferische condities en de gedetailleerde weergave van texturen over, van de Italianen onder meer Paolo Uccello en Piero della Francesca de pure vormen en het perspectief.

Hoewel hij in zijn tijd beroemd was en ook in de zestiende eeuw nog vermeld werd door Jean Lemaire de Belges (1473 -1515), Jean Thenaud (1480 - 1542) en Giorgio Vasari (1511 -1574), raakt hij daarna snel vergeten en duurt het tot de negentiende eeuw voor hij door de romantici met hun bewondering voor de middeleeuwen, terug als groot schilder zal worden herkend. Hij was een van de schilders op de tentoonstelling les primitifs français van 1904.

Gedocumenteerde gegevens over zijn jeugd ontbreken. Men meent dat hij omstreeks 1420 geboren werd in Tours, hoewel men niet zeker is noch van de datum noch van de geboorteplaats. Tours werd vermeld door François Robert in de colophon van een door Fouquet geïllustreerd exemplaar van de Antiquités judaïques.[2] De geboortedatum naargelang de bron tussen 1415 en 1425[3] is afgeleid van de datering van zijn eerste werken.

Over zijn opleiding zijn de kunsthistorici het nog altijd niet eens. Volgens Paul Durrieu zou hij zijn opleiding hebben gekregen in het atelier van deBedford-meester.[4] Eberhard König daarentegen plaatst de opleiding van Fouquet in Nantes bij de Jouvenel-meester[5] wat dan weer door andere recente onderzoekers sterk in vraag gesteld wordt.[6] Eigenlijk kan men dus alleen maar zeggen dat men momenteel niets met zekerheid kan vaststellen.

Men is er wel zeker van, via verschillende getuigenissen uit die tijd, dat hij tussen 1444 en 1447 Italië bezocht. In Rome schilderde hij een portret vanPaus Eugenius IV waarover door tijdgenoten met veel lof werd gesproken.[7] Het werk zelf is verdwenen en slechts gekend via twee kopieën. Il Filaretevermeldt een ontmoeting met Fouquet in Rome in zijn Trattato dell’arquitectura (1460-1465) en Francesco Florio de dominicaanse humanist, prijst ook het door Fouquet in Rome geschilderde portret. De data van de Italiëreis zijn niet met zekerheid gekend, maar Eugenius IV verbleef in Rome tussen 1444 en zijn verdwijning in februari 1447.

In 1450, terug uit Italië, vestigde hij zich in Tours waar hij werkt voor de stad en de clerus, maar ook voor de hovelingen van Karel VII.[Zijn relaties met Karel VII zijn niet gedocumenteerd en het is slechts jaren later, in 1475, dat hij door Lodewijk XI benoemd werd tot schilder van de koning[8] hoewel hij tussen 1450 en 1455 al een portret schilderde van Karel VII.

Vanaf ongeveer 1460 wordt hij, vooral wat betreft de boekverluchting, geassisteerd door zijn zonen Louis en François. Een van beiden is waarschijnlijk de Meester van de Boccaccio van München, een werk dat in het atelier van Fouquet tot stand kwam.

Er is geen enkel werk dat op basis van documenten aan Jean Fouquet kan worden toegeschreven. De werken werden door kunsthistorici en kunstkenners toegeschreven aan hem op basis van stijlkenmerken die werden afgeleid uit de Antiquités judaïques, dat een colofon bevat die het werk aan Jean Fouquet toeschrijft zoals we hoger hebben gezien. Die attributies worden wel regelmatig in twijfel getrokken. Zo heeft François Avril in 2003 voorgesteld een belangrijk deel van de verluchte manuscripten toe te wijzen aan de Meester van de Boccaccio van München.[9]Ook dit basiswerk wordt tegenwoordig toegeschreven aan deze meester.

De portretten van Fouquet zijn een revolutie in de schilderkunst van zijn tijd. Hij tracht realistische, levensechte personen af te beelden en de identiteit van het individu in het portret te vatten. Maar tegelijkertijd laat hij uit de houding van de persoon en de schikking en inhoud van het decor de belangrijkheid van de geportretteerde naar voren komen, desnoods ten koste van de individuele trekken. Ook zijn andere werken gaan dikwijls terug op de portretkunst. Het deel van de diptiek die in Antwerpen bewaard wordt, officieel een Madonna met Kind, kan men eigenlijk ook zien als een portret van Agnès Sorel, de maîtresse van Karel VII en ook de afbeelding van Étienne Chevalier, de andere vleugel van het diptiek, zou een vrij goed gelijkend portret zijn.[

 

Er zijn slechts twee religieuze werken die vandaag aan Jean Fouquet worden toegeschreven: het diptiek van Melun en de Piëta van Nouans-les-Fontaines (Indre-et-Loire). Het diptiek van Melun werd gemaakt in opdracht van Étienne Chevalier, schatbewaarder van Karel VII, voor de collegiale kerk van Notre-Dame de Melun. Het werk raakte in de achttiende eeuw (ca. 1770) gesplitst. Het rechterpaneel, de Madonna met Kind, kwam via de collectie Van Ertborn terecht in het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, het andere paneel met Étienne Chevalier en zijn patroon de heilige Stefanus in de Gemäldegalerie in Berlijn. Het schilderij was ingelijst in een houten lijst bedekt met blauw fluweel en daarop vijftien medaillons waarschijnlijk taferelen uit het leven van Stefanus. Een van de medaillons was het zelfportret van de schilder (zie afbeelding bij de inleiding) bij wijze van signatuur. Het werk is gedateerd omstreeks 1456 op basis vandendrochronologisch onderzoek van de eiken planken. Het Antwerps paneel doet denken aan de Vlaamse Primitieven terwijl het Berlijnse paneel verwant is aan de Italiaanse renaissance. Het totaalbeeld doet niet echt religieus aan, de schilder zou zich vooral bekommerd hebben over de ruimtelijke compositie van het werk.[12] Het retabel van Nouans daarentegen ademt religieuze emotie.

Fouquet heeft ongetwijfeld meer religieuze werken geschilderd, zoals men uit bestellingen en inventarissen kan opmaken, maar die zijn tot op heden niet teruggevonden

In tegenstelling tot wat lang gedacht werd, is Fouquet waarschijnlijk niet zoveel bezig geweest met boekverluchting. Buiten de werken waarover de meeste kunsthistorici het eens zijn dat ze van de hand van Fouquet zelf zijn, de Getijden van Étienne Chevalier en de Grandes Chroniques de France, zou hij slechts sporadisch met boekverluchting zijn bezig geweest op vraag van enkele gefortuneerde opdrachtgevers. In de manuscripten die door zijn atelier gemaakt werden schilderde hij dan zelf de opdrachtminiatuur met een portret van de opdrachtgever, de rest van de verluchting werd gerealiseerd door zijn medewerkers.[13] Dit is onder meer het geval de Getijden van Simon de Varie (Los Angeles, J. Paul Getty museum en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag) en een getijdenboek in Angers gemaakt voor een onbekende opdrachtgever.[14]

Vanaf ongeveer 1460 duiken er werken op die zeer dicht aanleunen tegen de stijl van Fouquet maar toch van een andere hand blijken te zijn. De eerste voorbeelden hiervan zijn te vinden in de kleine miniaturen in de Boccaccio van München,[15] een Franse vertaling van de De casibus virorum illustrium van Giovanni Boccaccio. Deze meester was duidelijk de artistieke erfgenaam van de verluchter Fouquet en maakte voor diens atelier verscheidene werken waaronder het befaamde Antiquités judaïques.[9] Men neemt tegenwoordig aan dat deze meester een van Fouquets zonen zou zijn, Louis of François.

Het meest bekende manuscript dat door Jean Fouquet werd verlucht is het Getijdenboek van Étienne Chevalier. Het werd gemaakt tussen 1452 en 1460 en was een van de mooiste handschriften van de 15e eeuw. Het kon de vergelijking met de Très Riches Heures du duc de Berry en het Turijn-Milaan-Getijdenboek best doorstaan,[11] maar spijtig genoeg werd het manuscript in de 18e eeuw uiteen gehaald en ging een groot deel verloren. Van de tekstbladzijden bleven er slechts 2 folia gespaard en van de miniaturen 47 stuks. Een belangrijk deel daarvan (40 stuks) wordt vandaag bewaard in het Musée Condé in Chantilly.

Fouquet introduceerde een belangrijke vernieuwing in dit getijdenboek. Hij nam afstand van de versierde marges zodat hij de ganse bladspiegel kon gebruiken voor zijn miniaturen die op die manier schilderijtjes in een boek werden.[14] Hij werd hierin wel voorafgegaan door de anonieme Vlaamse miniaturist van de Vlaamse apocalyps, gemaakt omstreeks 1400.[16][17] De compositie, ruimtelijke opbouw en het perspectief in de miniaturen getuigen van het meesterschap van Fouquet. Een andere innovatie die Fouquet toepaste in dit getijdenboek is de verdeling van de miniatuur in twee scènes. De bovenste toont het hoofdmotief en de onderste toont secundaire verhalen of drolerieën. Het idee voor deze opbouw zou Fouquet gehaald hebben bij demysteriespelen, waarbij ook dikwijls meerdere scènes tegelijkertijd werden uitgebeeld.

Het tweede handschrift waarin de versieringen quasi unaniem worden toegeschreven aan Fouquet zijn de Grandes Chroniques de France.[18] Het is een compilatie van historiestukken en eigen werk, dat begonnen werd in opdracht van Lodewijk IX in de Abdij van Saint-Denis omstreeks 1250 en daar werd verder gezet tot de tijd van Karel V. Het exemplaar geïllustreerd door Jean Fouquet[19] is een van de ca. 700 exemplaren die van deze tekst zijn bewaard gebleven. Fouquet illustreerde het begin van elk boek (hoofdstuk) met een miniatuur, in totaal 51 waarvan er twee verloren zijn gegaan.

In dit werk toont Fouquet zich een meester in het afbeelden van massaspektakels. De meeste miniaturen tonen kroningen, banketten, intredes en ontvangsten, rouwplechtigheden en andere ceremonieën aan het koninklijk hof. Fouquet was beperkt in zijn composities door de strikte regie van dergelijke plechtigheden en de hofetiquette die moest gerespecteerd worden. Hij slaagde er niettemin in een prachtig werk af te leveren met mooie landschappen en gebouwen, minutieuze afbeelding van de individuele figuren en groepen en delicate lichteffecten. Het azuur en goud dat veelvuldig in de miniaturen voorkomt kan ook gezien worden als een heraldische verwijzing naar het Franse koningshuis.

 

























12-06-2016 om 09:58 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
11-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen..

.





11-06-2016 om 10:34 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.warhol

Andy Warhol (Pittsburgh6 augustus 1928 - New York22 februari 1987) was een Amerikaans kunstenaarfilmregisseur en auteur. Warhol werkte tevens als muziekproducent en acteur. Vanuit zijn achtergrond en ervaring in de toegepaste kunst was Warhol een van de protagonisten van de popart in de Verenigde Staten in de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw. Warhol wordt ook wel the silver prince of the pop genoemd.

Warhol is vooral beroemd om zijn 'vlakke' en contrastrijke schilderijen en zeefdrukken van verpakte producten en alledaagse objecten zoalsCampbell's-soepblikken, bloemen en de banaan op de cover van het album The Velvet Underground & Nico (1967), alsook voor zijn gestileerdeportretten van 20e-eeuwse beroemdheden als Marilyn MonroeGrace JonesElvis PresleyJudy Garland, en Elizabeth Taylor.

Andy Warhol werd als Andrew Warhola geboren in Pittsburgh (Verenigde Staten). Zijn ouders waren Ondrej (Andrew) Warhola en Júlia Justyna Zavacká, Roetheense immigranten uit het dorp Miková in het huidige Slowakije. Ondrej (wiens familienaam oorspronkelijk als Varhola werd geschreven, hij veranderde de schrijfwijze naar Warhola toen hij naar de VS emigreerde) werkte in de kolenmijnen van Pennsylvania. Andy toonde reeds vroeg artistiek talent en ging toegepaste kunst studeren in Pittsburgh aan het Carnegie Institute of Technology, de tegenwoordigeCarnegie Mellon University. Daar viel hij op door het tekenen van twee zelfportretten waarop hij in zijn neus aan het peuteren was (Upper Torso Boy Picking Nose en Full Figure Boy Picking Nose).In 1949 verhuisde Warhol naar New York, waar hij een bescheiden carrière opbouwde in de reclame- en tijdschriftenwereld.

In de jaren zestig startte Warhol met het op groot formaat schilderen van beroemde Amerikaanse producten als Campbell's-soepblikken en Coca-Cola-flessen. Hij wist de invloedrijke galeriehouder en kunstverzamelaar Leo Castelli te interesseren voor zijn werk. Hij ging de zeefdruktechniek gebruiken, om niet louter kunst te maken met alledaagse commerciële massaproducten als motief, maar om zelfs zijn eigen kunst als massaproduct te creëren. Warhol wilde het liefst een emotieloze machine worden. Hij stelde zich op als chef van een team van kunstarbeiders die zich bezighielden met het maken van zeefdrukken, films, boeken en tijdschriften. Dit team was actief in een studio in de buurt van Union Square in New York. De studio werd the Factorygenoemd omdat er werkelijk een productielijn van schilderijen in gehuisvest was. Deze studio groeide uit tot een ontmoetingsplaats voor artiesten, homo's, travestieten, junks en fotomodellen. Iedereen met enige artistieke pretentie was er welkom.

De oorspronkelijke Factory was gevestigd in een oude pettenfabriek op 231 East 47th street (vierde verdieping). Na een aantal jaren verplaatste Andy Warhol zijn entourage naar een kantoorpand aan de overkant van de straat; 33 Union street West (zesde verdieping). Deze tweede Factory werd door Warhol zelf the Office genoemd want er was niet uitsluitend een atelier gevestigd, maar ook de redactie van het door Warhol opgerichte blad Interview. Warhol werd in de jaren van de Factory wereldwijd bekend met zijn zeefdrukken. Hij maakte zeefdrukken van elk onderwerp dat zich ervoor leende.

Warhols oeuvre baseert zich grotendeels op de Amerikaanse populaire cultuur. Hij schilderde en tekende bankbiljetten, stripafbeeldingen, voedsel, vrouwenschoenen, beroemdheden en alledaagse objecten. Voor hem vertegenwoordigden deze motieven de Amerikaanse culturele waarden.

Op 3 juni 1968 kwam Valerie Solanas, een radicaalfeministisch auteur die van tijd tot tijd rondhing in de Factory, in de studio opdagen en schoot Warhol en Mario Amaya neer. Solanas was eerder op die dag afgewezen in de Factory nadat ze een script had teruggevraagd dat ze aan Warhol ter inzage gegeven had. Het script was blijkbaar zoekgeraakt. Warhol werd zwaar verwond door de schietpartij en werd in het ziekenhuis zelfs klinisch dood verklaard. Hij leed voor de rest van zijn leven aan de fysieke gevolgen van de aanslag. Zo moest hij bijvoorbeeld steeds een korset dragen om zijn onderbuik te ondersteunen. De schietpartij had een grote nawerking op Warhols leven en zijn kunst. De Factory werd strenger afgeschermd en voor velen betekende deze gebeurtenis het einde van de wilde jaren van de Factory. Diezelfde dag gaf Solanas zichzelf aan bij de politie en werd ze gearresteerd. Haar verklaring voor deze misdaad was dat Warhol te veel invloed op haar leven had gekregen.

In vergelijking met Warhols provocerende werk in de jaren zestig waren de jaren zeventig artistiek gezien minder productief, hoewel Warhol veel zakelijker werd. Volgens zijn toenmalige assistent Bob Colacello zocht Warhol in die jaren vooral naar gefortuneerde mensen bij wie hij een portretopdracht in de wacht kon slepen, zoals Mick JaggerLiza MinnelliJohn Lennon,Diana RossBrigitte Bardot en Michael Jackson en ook minder bekende bankdirecteuren en verzamelaars. Hij richtte het magazine Interview op en publiceerde in 1975 zijn boek The Philosophy of Andy Warhol, waarin hij zijn nuchtere ideeën omtrent kunst en leven uit de doeken deed. Van hem zijn de volgende uitspraken bekend: "Geld verdienen is kunst, werken is kunst, en goede zaken doen is de allerbeste kunst".

Warhol overleed op 22 februari 1987 om 6.32 uur op 58-jarige leeftijd in New York. Hij was herstellende van een routineoperatie aan zijn galblaas toen hij in zijn slaap stierf aan eenhartstilstand. Het ziekenhuispersoneel had hem na de operatie slaapmiddelen toegediend en had zijn welbevinden onvoldoende gevolgd. Daarom klaagden advocaten van Warhols nabestaanden het ziekenhuis aan wegens nalatigheid. Warhol had een medische behandeling almaar uitgesteld omdat hij bang was voor ziekenhuizen en een grote hekel had aan dokters.

Warhol werd begraven op de katholieke begraafplaats van St. John the Baptist Byzantine in Bethel Park, ten zuiden van Pittsburgh. Yoko Ono was een van de mensen die een afscheidsrede uitsprak op zijn begrafenis. Het internationale veilinghuis Sotheby's had negen dagen nodig om Warhols immense verzameling van kunst en 'prullaria' te veilen. De bruto-opbrengst van deze veiling was ca. 20 miljoen Amerikaanse dollar.Warhol had reeds een reputatie opgebouwd als commercieel illustrator, vooral voor schoenenwinkels, toen hij besloot een carrière als beeldend kunstenaar te starten. Hij werd daartoe aangespoord door onder andere Emile de Antonio, die vond dat hij betere ideeën had dan vele van zijn tijdgenoten.

Op de kunstacademie had hij schilderijen gemaakt, maar daarna maakte hij vooral illustraties met tekeninkt onder andere voor warenhuizen en tijdschriften. Door overtrekken van zijn onderwerpen in inkt en afdrukken daarvan op aquarelpapier maakte hij meerdere variaties op zijn thema's. Als illustrator voelde hij zich niet voldoende serieus genomen en hij wilde een echte kunstenaar worden.

Toen Warhol weer begon te schilderen, koos hij een eigen aanpak. Hij begon te schilderen met gesloten luiken, en steeds dezelfde single op zijn platenspeler. Op dat moment was popart, zoals de benaming later zou worden, reeds in opkomst. Warhol adapteerde deze nieuwe stijl, waarbij alledaagse voorwerpen deel konden uitmaken van het repertoire van de kunstenaar. All is pretty (alles is mooi) was daarbij zijn devies. Zijn eerste werken tonen afbeeldingen naar krantenadvertenties, voor korsetten, cola, likdoornpleisters en stofzuigers. Later begon hij met afbeeldingen uit strips, zoals SupermanPopeye en Dick Tracy.

Deze vroege werken waren handgeschilderd met opzettelijk aangebrachte verfdruipers. De druipers verwezen naar de op dat moment populaire stijl van het abstract expressionisme; die bijvoorbeeld door Jackson Pollock en Willem de Kooning werd toegepast. Hij wilde 'erbij horen' en succesvol zijn. Na de eerste handgemaakte schilderijen begon hij al snel met de meer afstandelijke zeefdrukken op doek waarmee hij beroemd werd.

Strips, typografie en dergelijke werden echter al gebruikt door artiesten als Roy Lichtenstein en Jasper Johns; Warhol zocht als onderwerp een persoonlijk kenmerk dat hem zou onderscheiden van de anderen. Een binnenhuisarchitecte, Muriel Latow stelde hem voor dat hij de dingen zou schilderen waarvan hij het meeste hield. In eerste instantie noemde hij "geld". Toen ze zei dat hij iets moest schilderen wat mensen herkennen, een blik soep bijvoorbeeld, vatte Warhol dit letterlijk op, zoals hij wel vaker deed, en voor zijn eerste grote tentoonstelling schilderde hij zijn roemruchte Campbell's-soepblikken. Hij schilderde alle tweeëndertig varianten van Campbell's-soup. De blikken verschillen alleen in de titel van de soep (zoals Chicken, of Cream of Asparagus). Warhol hield ook van geld en schilderde dus ook bankbiljetten. Hij adoreerde beroemdheden (en aspireerde beroemdheid); dus schilderde hij ze.

De soepschilderijen kreeg Warhol in New York niet geëxposeerd, maar Irving Blum, die een galerie had in Los Angeles wilde ze wel exposeren. Sommige toeschouwers werden boos, anderen barstten in lachen uit. Een andere galeriehouder bij Blum in de straat, zette de soepblikken in de etalage en verkocht ze voor 20 cent.

Vanuit de soepblikschilderijen ontwikkelde Warhol zijn latere stijl. Hij verving het schilderen van een kenmerkend onderwerp door het schilderen volgens een kenmerkende stijl, waarbij het handgemaakte stilaan op de achtergrond raakte. Warhol ging varianten van de zeefdruktechniektoepassen en werd meer en meer de bedenker van schilderijen in plaats van de schilder die zelf de kwast vasthoudt. Op het hoogtepunt van zijn roem had hij meerdere assistenten in dienst, die volgens zijn aanwijzingen zeefdrukken produceerden in verschillende variaties wat betreft kleuren en afmetingen. Zijn belangrijkste assistent was Gerard Malanga, die enigszins bang was dat Warhol hem wilde versieren.

Warhol maakte zowel 'humoristische' (zoals de soepblikken) als 'ernstige' (de elektrische stoel) werken. Typisch aan zijn werk is zijn koele afstandelijkheid, waardoor de kijker zelf moet interpreteren wat de 'echte Andy' denkt. Is de kunstenaar gechoqueerd door dood of denkt hij dat het grappig is? Zijn afbeeldingen van soepblikken een boodschap over de goedkoopheid van de massacultuur, een grap over kunstverzamelaars die de schilderijen willen hebben, of hebben ze te maken met zijn oprechte liefde voor zijn moeder, die in zijn jeugd Campbell's soep voor hem maakte?

Warhols kunst werd meer en meer conceptueel. Zijn serie Do-It-Yourself-schilderijen en doeken in de vorm van de vlekken op een Rorschachtest zijn bedoeld als populair commentaar op kunst en wat kunst zou kunnen zijn. Zijn behangpapier met koemotief en zijn oxidatie-schilderijen (met koperverf voorbereide doeken waarop geoxideerde urinevlekken te zien zijn)



















11-06-2016 om 10:32 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ANDY WARHOL

behoren ook tot deze context. Belangrijk is hoe deze werken en de manier waarop ze werden geproduceerd, de zeden en sfeer in Warhols Factory weerspiegelden.

Er werd gespeculeerd dat Warhol gewoon afbeeldingen maakte van objecten die in zijn tijd hip en modern waren maar voor Warhol was er altijd een persoonlijke relatie tussen hem en zijn onderwerpen. De Campbell's Soup-blikken, als voorbeeld, functioneerden niet louter als illustratie van de commerciële industrie en publiciteit, maar maakten ook inherent deel uit van Warhols eigen leven en herinneringen. Als kind kreeg hij deze soep van zijn moeder wanneer hij ziek was en hij hield er nog altijd van als volwassene. Voor hem (en voor vele Amerikanen) representeerde de soep een thuisgevoel.

Een ander criterium voor Warhols onderwerpkeuze was dat de onderwerpen een zekere filosofische notie moesten vertegenwoordigen en metaforische kwaliteit moesten bevatten. Als Warhol geld schilderde, was dat omdat hij dat wou bezitten - doeken vol geld. Hij maakte zijn werk deels om dit geld (en succes, roem en misschien zelfs liefde) op te brengen. Tegelijkertijd beschouwden deze schilderijen kunst als een commercieel artikel: de schilderijen van dollarbiljetten stelden zowel monetaire waarde als investering voor. Op die manier hadden de schilderijen, in plaats van louter bankbiljetten voor te stellen, impact op ideeën als artistieke waarde of op de kunstpraktijk.

Op deze manier schilderde Warhol afbeeldingen van catastrofes in felle kleuren (Red Car CrashPurple Jumping ManOrange Disaster), omdat ze zowel de gruwel van de gebeurtenis op de foto en diens mediawaarde toonden als de manier waarop ze in de media werden gebagatelliseerd. Door van deze "willekeurige" krantenknipsels schilderijen te maken, veranderde Warhol ze in gedenktekens van persoonlijke tragediën. Zo tonen ze een persoonlijke ervaring én geven sociaal commentaar op een tijd waarin de media groeide in relevantie.

Op 4 augustus 1962 stierf Marilyn Monroe, waarna Warhol een grote serie portretten in zeefdruk van haar maakte, op grond van één oude foto. In de portretten gebruikt hij soms gedekte kleuren, of juist fluorescerende kleuren om bijvoorbeeld de mond te accentueren, dan wel goudverf.

In april 2012 werd een jeugdwerk van de twaalfjarige Warhol ontdekt. De tekening bleek verborgen in de lijst van ander schilderij dat door de vinder op een rommelmarkt in Las Vegas gekocht was. Naast het beoefenen van verschillende kunstvormen als schilderen, fotografie, tekenkunst en beeldhouwkunst, was Warhol een productief filmmaker. Tussen 1963 en 1968 maakte hij meer dan honderdzestig films, waarvan er 60 toegankelijk zijn. De films vertonen overeenkomsten met zijn schilderijen, die ook veel herhalingen vertonen, en subtiele variaties van beeld. In de jaren zeventig verbood Warhol de distributie van zijn films, maar in de jaren 80 gaf hij na veel aandringen toestemming om de films te restaureren.

In veel van zijn films werd de gebruikelijke projectiesnelheid gereduceerd van 24 beelden tot 16 beelden per seconde. Dit is net iets anders dan gebruikelijke slow-motion, waarbij de film juist op hogere snelheid wordt opgenomen, en op normale snelheid afgedraaid. Door de techniek van Warhol krijgen de afzonderlijke beelden meer nadruk.

Eén van zijn beroemdste films, en tevens zijn eerste, Sleep (1963), toont acht uur lang een slapende man, John Giorno, met wie hij een relatie had. Warhol filmde telkens ongeveer drie uur, tot om vijf uur 's ochtends de zon opkwam. Het filmen duurde een maand. Blow Job (1963) is een voortdurende close-up van het gezicht van een man (DeVeren Bookwalter) die buiten beeld oraal bevredigd wordt. Volgens Gerard Malanga was in de onzichtbare rol de dichter en filmmaker Willard Maas actief, hoewel Warhol hierover in zijn memoires (Popism) een andere lezing gaf. De film Kiss (1963) toont gedurende 55 minuten close-ups van kussende paren.

In 1964 maakte Warhol een 99 minuten durend portret van de beroemde conservator van het Metropolitan Museum of ArtHenry Geldzahler. Tijdens de opnames liep Warhol gewoon weg. Op de film is goed te zien hoe Geldzahler zich verveelde en oncomfortabel was door de camera. Aan het eind van de film is hij geheel ingezakt. Uit 1964 stamt ook de film Eat met Warhols collega en vriend Robert Indiana, die heel bedaard en in close-up een paddenstoel zit te eten.

Een andere film, Empire (1964), bestaat uit een acht uur durende opname van het Empire State Building in New York bij avondschemering. Warhols rolprent Vinyl is een bewerking van de dystopische Anthony Burgess-roman A Clockwork Orange. Verdere films beelden geïmproviseerde ontmoetingen uit van Factory-habitués als Brigid Berlin, Viva, Edie Sedgwick, Candy Darling, Holly Woodlawn, OndineNico en Jackie Curtis. In de film Camp verschijnt de binnen de subcultuur legendarische kunstenaar Jack Smith.

Veel beroemde bezoekers van de Factory werden in de periode 1963-1966 voor de camera gezet, en gedurende 2 minuten en 45 seconden gefilmd, de lengte van de standaard filmrol. Meestal zijn dat statische portretten. Door de filmpjes langzamer af te draaien worden de uitdrukkingen van de gezichten sterk uitvergroot. Het resultaat van deze opnames zijn ongeveer 500 films, door Warhol Screentests genoemd. Onder de geportretteerden zijn filmster Dennis Hopper en popster Lou Reed. De films werden in diverse samenstellingen gemonteerd en op exposities van Warhol en in filmhuizen getoond.

Warhols meest succesvolle film was Chelsea Girls (1966); de film was innovatief aangezien hij bestond uit twee simultaan geprojecteerde 16-mm-filmrollen met uiteenlopende verhalen. Vanuit de projectiecabine werd het geluidsniveau voor één film verhoogd om dat verhaal te verduidelijken terwijl het voor de andere film werd verlaagd, waarna de rollen werden omgekeerd. Deze wijze van verdubbeling van de afbeelding gebruikte Warhol ook in zijn zeefdrukken van het begin van de jaren zestig. De invloed van de film met meerdere gelijktijdige lagen en verhalen is merkbaar in moderne producties als Timecode van Mike Figgis en, indirect, de eerste seizoenen van 24.

Andere belangrijke films zijn My Hustler (1965) en Lonesome Cowboys (1968); een homo-erotische pseudowestern. ''Blue Movie, een film waarin Warhols 'superster' Viva gedurende 33 minuten seks heeft met een man, was Warhols laatste eigen film. Viva wist, nadat de film een schandaal had veroorzaakt vanwege de vrijzinnige benadering van seksualiteit, de openbare vertoning van deze film lang tegen te houden. De film werd in 2005 pas, voor het eerst sinds 30 jaar, opnieuw vertoond in New York.

Nadat Warhol op 3 juni 1968 was neergeschoten door Valerie Solanas trok hij zich terug als regisseur en liet het maken van films over aan Paul Morrissey. Deze stuurde de aanpak van de Warhol-films meer en meer in de richting van gewone B-movies met een duidelijk verhaaltje (bijvoorbeeld: FleshTrash en Heat). Deze films en ook de later gemaakte films Blood for Draculaen Flesh for Frankenstein waren veel normaler dan alles wat Warhol als regisseur ooit zelf had gemaakt. De ster in deze films was Joe Dallesandro, die eigenlijk eerder een Morrissey-ster was dan een echte Andy Warhol superstar.

Een andere film die veel furore maakte als Warhol-film heette Bad. Deze film werd in feite geregisseerd door Jed Johnson. De sterren van deze film waren Carroll Baker en Perry King. Om het succes van de latere films te vergroten werden rond 1972 al Warhols' eerdere avant-garde films uit de roulatie gehaald.

Warhol leverde van 1979 tot 1987 het artistieke concept voor een serie televisieprogramma's, 42 in totaal, die werden uitgezonden door commerciële zenders.

Een droom van Warhol was een Hollywood-film te maken, maar daar is hij nooit aan toegekomen.

In de jaren zestig ontdekte Warhol de groep The Velvet Underground en nam hen aan als een van zijn projecten. Hij was de producer van hun eerste album The Velvet Underground and Nicoen ontwierp er ook de albumillustraties voor. Zijn échte aandeel in de productie kwam er uiteindelijk op neer dat hij betaalde voor de studiotijd. Na het eerste album werden Warhol en bandleider Lou Reed het meer en meer oneens over de richting die de band uit zou moeten gaan. Het contact tussen de twee vervaagde.

Warhol ontwierp de coverillustratie voor het Rolling Stones-album Sticky Fingers (1971) en Love You Live (1977). In 1975 werd aan Warhol gevraagd verschillende portretten te maken van Stones-zanger Mick Jagger.

In 1990 namen Lou Reed en John Cale het album Songs for Drella op. Een van Warhols bijnamen was Drella, een combinatie van Dracula en Cinderella (Assepoester). Op Drellaverontschuldigt Reed zich ten opzichte van Warhol.

Warhol was bevriend met vele muzikanten waaronder Bob DylanJohn Lennon en Jim Morrison. Hij ontwierp de cover van Lennons Menlove Avenue (postuum 1986). Warhol verscheen als een barman in de video voor de The Cars-single Hello Again, en in een Curiosity Killed The Cat-video voor hun Misfit-single. Beide video's werden geproduceerd door Warhols productiebedrijf. Hij 'had een boontje' voor Nick Rhodes van Duran Duran, die hij relatief vaak ontmoette.

Hoewel Andy Warhol de meeste bekendheid bereikte met zijn schilderijen en films, was hij actief in verschillende andere media, zoals:

Mode — Van Warhol is bekend dat hij gezegd heeft dat hij liever een jurk koopt en aan de muur hangt, dan daar een schilderij op te hangen ("I'd rather buy a dress and put it up on the wall, than put a painting, wouldn't you?"). Een van zijn bekendste supersterren, Edie Sedgwick, wilde modeontwerper worden, en zijn goede vriend Halston was er een. Warhols modewerk omvat gezeefdrukte kledij, een incidentele bijverdienste als catwalkmodel en zowel boeken over mode als schilderijen met modieuze onderwerpen (schoenen).

Performances — Warhol en zijn entourage organiseerden happenings: theatrale multimediapresentaties tijdens feestjes met muziek, film, diaprojecties en Gerard Malanga in een S&M-outfit met een zweep slaand. Het hoogtepunt in deze periode van Warhols leven was de The Exploding Plastic Inevitable.

Fax-art - Op 12 januari 1985 werkten Warhol, Joseph Beuys en de Japanse kunstenaar Kaii Higashiyama mee aan het Global-Art-Fusion project. Dit was een door de concept-kunstenaar Ueli Fuchser geïnitieerd intercontinentaal performance fax-art project, waarbij een fax met tekeningen van de drie kunstenaars in 32 minuten om de wereld werd gestuurd - van Düsseldorf via New York en Tokio naar Palais Liechtenstein, het museum voor de moderne kunst in Wenen. De fax was bedoeld als statement voor de vrede. Het was een van de eerste werken in een wereldwijde context.[2]

Fotografie — Om zijn zeefdrukken te produceren maakte Warhol zelf foto's of liet deze door anderen maken. De foto's werden meestal gemaakt met een specifiek type Polaroid-camera, dat deze firma speciaal voor Warhol bleef produceren. De fotografische benadering van schilderen en zijn grote hoeveelheden snapshots, hadden hun effect op de artistieke fotografie van die dagen. Warhols' late oeuvre omvat aan elkaar genaaide zwart-witfoto's.

Daarnaast gooide hij niets weg, en bewaarde jarenlang alledaagse voorwerpen uit zijn studio in systematisch gedateerde dozen, die hij "tijdcapsules" noemde.

Het Andy Warhol Museum in Pittsburgh, Pennsylvania is het grootste Amerikaanse museum opgedragen aan een enkele kunstenaar; het bevat meer dan 12000 werken van Warhol.

Een van de beroemdste citaten van Andy Warhol is In the future everyone will be famous for fifteen minutes., vertaald: In de toekomst zal iedereen gedurende 15 minuten wereldberoemd zijn. Nadien zei hij over deze quote: I'm bored with that line. I never use it anymore. My new line is "In 15 minutes everybody will be famous."

Begin april 2007 raakte bekend dat de New Yorkse verzamelaar José Mugrabi zijn 600 Warhols van de hand doet voor 1 miljard dollar aan een onbekende sjeik. De sjeik is zinnens een "Andy Warhol Museum" te bouwen in Abu Dhabi of Dubai. De familie Mugrabi bezit ook Warhols "Twenty Marilyns" (1962).

In Jommekes-album 242 "De puddingkoningin" wordt er naar Warhol verwezen



















11-06-2016 om 10:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
10-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.friedrich


















10-06-2016 om 11:02 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GASPAR DAVID FRIEDRICH

Caspar David Friedrich (Greifswald5 september 1774 – Dresden7 mei 1840) was een Duits schilder en tekenaar uit de periode van deromantiek. In 1798 ging hij naar Dresden en daar verbleef hij zijn hele leven. Hij was bevriend met Goethe en Novalis.

Friedrich en zijn vriend Philipp Otto Runge hebben onbewust voor een vernieuwing in de beeldende kunst gezorgd. Friedrich was gefascineerd door het mystieke en had belangstelling voor het raadsel van het leven. Hij gaf het landschap een ziel en maakte de natuur tot klankbord van menselijke gevoelens

Caspar werd geboren in het toen nog Zweedse Pommeren (Zweeds-Pommeren). Hij studeerde aan de Kunstacademie in Kopenhagen en trok daarna naar Dresden, waar hij tot het eind van zijn leven bleef wonen. Anders dan de meeste kunstenaars van zijn generatie, maakte hij geen Italiaanse reis om zijn kunstopvoeding te voltooien, maar vond hij inspiratie in de landschappen van zijn eigen omgeving: Rügen, de omgeving van Dresden (de "Sächsische Schweiz") en later in zijn carrière het Reuzengebergte en de Harz.

Na 1808 werd Friedrich bekender door de tentoonstelling van het schilderij "Kreuz im Gebirge (Der Tetschener Altar)". Het stelt onder een dreigende wolkenhemel een kruisbeeld voor op een eenzame rots. Het schilderij zorgde voor een schandaal, omdat niet de kruisdood van Jezus, maar het adembenemende landschap de meeste aandacht trok. In 1810 maakte Friedrich samen met zijn vriend Georg Friedrich Kersting een wandeling door het Reuzengebergte, die resulteerde in de productie van nieuwe schilderijen. De "Mönch am Meer" en "Abtei im Eichwald" werden op de tentoonstelling van de Berlijnse Academie zeer gewaardeerd door het publiek. De Pruisische kroonprins kocht de schilderijen en Friedrich werd lid van de Berliner Akademie.

Na de bevrijding van Dresden van de Fransen, in 1814, werden Friedrichs politieke schilderijen "Grab des Arminius" en "Der Chasseur im Walde" de hoofdattracties van de Dresdener Patriotischen Kunstausstellung. Zijn bekendste werk "Das Eismeer", een schip dat verpulverd wordt in kruiend ijs, ontstaat in 1823/1824. Friedrich werd in 1824 benoemd tot professor voor Landschapschilderkunst aan de Dresdener Akademie. In 1825 nam zijn productiviteit af als gevolg van overwerktheid. De daaruit voortvloeiende vermindering van inkomen leidde tot verbittering en berusting. Door bemiddeling van de bevriende dichter Vasili Zjoekovski kon Friedrich tussen 1835 en 1840 nog enige werken aan het Russische Tsarenhof verkopen. In 1835 kreeg hij een beroerte waarvan hij slechts gedeeltelijk herstelde, gevolgd door een tweede beroerte die hem bijna volledig verlamde. Hij overleed in 1840 te Dresden. Zijn weduwe moest de tsaar om financiële steun vragen, omdat Friedrich vrijwel niets na te laten had.

1774 Wordt geboren te Greifswald bij de Oostzee, als zesde zoon van een zeepzieder.
1787 Zakt door het ijs bij het schaatsen en wordt gered door zijn broer, die daarbij zelf verdrinkt. Het blijft een levenslang trauma.
1794-1798 Studie aan de Academie van Kopenhagen.
1798 Vestigt zich in Dresden en verdient geld met het schilderen van stadsgezichten.
1808 Exposeert het "Tetschener Altar", een altaarstuk waarin niet het lijdensverhaal maar het landschap centraal staat. Er ontstaat een rel en er komt een groot debat op gang over de romantische kunst.
1810 Toenemende roem. Goethe bezoekt het atelier van Friedrich, de kroonprins van Pruisen koopt twee schilderijen.
1813 De Fransen bezetten Dresden. Friedrich verwerkt patriottische verwijzingen in zijn schilderijen.
1818 Trouwt met Caroline Bommer. Ze krijgen drie kinderen. Gustav Adolf, zijn jongste zoon, werd genoemd naar de verbannen Zweedse koning Gustaaf IV Adolf van Zweden.
1821 Het Russische hof koopt verscheidene schilderijen.
1824 Wordt professor aan de Academie van Dresden. Problemen met de gezondheid beginnen.
1835 Gedeeltelijk verlamd na een beroerte.
1840 Sterft in Dresden. Wordt spoedig vergeten en pas in het begin van de twintigste eeuw herontdekt.

Tot voor Friedrich was het landschap in de schilderkunst in de meeste gevallen een aangenaam decor of een achtergrond voor menselijke activiteiten. Daarin kwam met Friedrich duidelijk verandering. Friedrichs landschappen kan men bekijken als een montage van fragmenten die hij op verschillende plaatsen en momenten naar de natuur getekend had zoals op het eiland Rügen in de Oostzee, in het Harzgebergte en hetRiesengebirge in Bohemen. Aan de basis ervan liggen meetkundige structuren zoals de hyperbool, de driehoek en de gulden snede. Daarbij zitten de landschappen van de diepgelovige protestant Friedrich vol religieuze symboliek, zoals kruisbeelden en door de wolken brekend licht dat verwijst naar een goddelijke aanwezigheid. Ook kerkhoven, ruïnes, knoestige boomstammen en schepen die de haven uitvaren of door het ijs worden platgedrukt, behoorden tot zijn favoriete repertoire. Ook verwijst zijn werk naar de Franse bezetting en de culturele invloed van de bezetter aan het begin van de negentiende eeuw.

De figuren in zijn schilderijen zijn steeds op de rug afgebeeld en verzonken in de aanschouwing van de natuur. Daarin speelt ook de symboliekvan de levensreis: de figuren van Friedrich blikken terug op de afgelegde weg, of kijken uit over de weg die nog voor hen ligt. Sommige werken doen denken aan een liederencyclus van Franz Schubert, zoals Winterreise. "De wandelaar boven de nevelen", circa 1817-18, olieverf op doek, 75 bij 95 cm, Hamburger Kunsthalle, is daar een mooi voorbeeld van. Wie veel van zijn schilderijen naast elkaar bekijkt, merkt dat de vondsten van Friedrich mettertijd formules werden. Maar zijn beste werken zijn van een mysterieuze, blijvende schoonheid. Het kosmische gevoel en de weemoed die hij in zijn werk opriep, worden overal begrepen.

























10-06-2016 om 11:01 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
09-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bosch


















09-06-2016 om 11:03 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bosch

binnen deze voorstellingen, die zich moeilijk laten verklaren, bijvoorbeeld de demon rechtsonder op Johannes de Evangelist op Patmos of de mysterieuze ‘vierde koning’ op het Driekoningen-drieluik.

Bij het interpreteren van het werk van Bosch doen zich de volgende problemen voor. De beeldtaal van Bosch is plaats- en tijdgebonden. Veel symbolen, toespelingen of teksten waar hij mogelijk naar verwijst zijn verloren gegaan of zijn slechts indirect te achterhalen. Bovendien komt de beeldtaal uit Bosch’ tijd op de 21e-eeuwse mens vaak over als vergezocht

De eerste Bosch-auteurs hadden hier al moeite mee. Zo werd hij door de schrijver Lodovico Guicciardini gereduceerd tot ‘inventore nobilissimo miravigliose di cose fantastiche bizzare’[19] (edelste en wonderlijke uitvinder van fantastische bizarre zaken) en omschreef hij het werk van Bosch als bestaande uit ‘vreemde drollen ende seltsame grillen’ (vreemde grappen en bijzondere grillen).

Dit eenzijdige beeld van Bosch werd mede veroorzaakt door het grote aantal navolgers, imitators en kopiisten. Deze navolgers legden de nadruk op zijn monsters en demonen en zochten daarbij niet zelden de grenzen van het natuurlijke op. De eerste verzamelaar van het werk van Bosch, de Spaanse humanist Felipe de Guevara, beklaagde zich over de vele imitaties die hem werden aangeboden en die men in rookkanalen hing om ze er ouder uit te laten zien.

Begin 17e eeuw werd Bosch, vanwege zijn ‘duvelriën’, van ketterij beschuldigd. De bibliothecaris van het EscorialJosé de Sigüenza, nam het echter voor Bosch op. Hij schreef in 1605 dat zijn schilderijen beschouwd moeten worden als ‘boeken van wijsheid en kunst, en als er “onwijze” zaken te zien zijn, dan is het ónze onwijsheid, niet de zijne’.

In de 20e eeuw verschenen de eerste wetenschappelijke studies naar Bosch. De eerste Bosch-auteurs wisten zich echter weinig raad met de ingewikkelde en persoonlijke beeldtaal van Bosch; zo hield de Duitse kunsthistoricus Max Friedländer zich opvallend op de vlakte en schreef de eveneens Duitse kunsthistoricus Erwin Panofsky:

In de jaren ’30 werd onder invloed van de psychoanalyse gedacht dat Bosch krankzinnig was of dat hij op zijn minst geobsedeerd zou zijn door zonde en schuld. Ook vermoedde men in dit verband dat Bosch door middel van droombeelden via het onderbewustzijn van de toeschouwer een beroep probeerde te doen op zijn of haar moraal.

De Duitse kunsthistoricus Wilhelm Fraenger publiceerde in 1947 het idee dat Bosch lid was van de Adamieten. In samenwerking met deze sekte, die aan naaktloperij, vrije liefde en polygamiedeed, zou Bosch de Tuin der lusten geschilderd hebben, die volgens Fraenger dan ook beter de Tuin der liefde genoemd zou moeten worden. De Adamieten waren echter een eeuw voor Bosch actief in Brussel en de meest oppervlakkige analyse van de Tuin der lusten leert dat de schilder hier iedere vorm van vrije liefde juist op subtiele wijze afwijst. Het beeld van auteurs alsCharles de Tolnay en Ludwig von Baldass, die Bosch neerzetten als religieuze moralist en satiricus, bleven echter gangbaar.

De tegenpool van Fraenger was de neerlandicus Dirk Bax, die de beeldtaal van Bosch in zijn proefschrift Ontcijfering van Jeroen Bosch uit 1949 verklaarde vanuit de literatuur, folklore en cultuurgeschiedenis van de Nederlanden. In zijn voetspoor traden de kunsthistorici Roger-Henri Marijnissen en Paul Vandenbroeck en de neerlandicus Eric de Bruyn.

In de jaren zestig vroeg men zich af of hij als hij schilderde gedrogeerd geweest zou kunnen zijn. De ongebreidelde fantasie van Bosch doet de toeschouwer zich inderdaad afvragen waar hij het allemaal vandaan haalt. Niet alle schilders die aan het eind van de Middeleeuwen leefden, hadden immers een dergelijk gruwelijke beeldtaal.

Tegenwoordig gaat men ervan uit dat Bosch vrijwel uitsluitend in opdracht werkte en dat zijn opdrachtgevers tot de burgerlijke elite behoorden. Veel thema’s uit Bosch’ werk hebben betrekking op zaken waar de gegoede burgerij zich mee bezighield, of waar ze zich aan stoorde, zoals losbandigheid (Allegorie op de gulzigheid en Het narrenschip), bedrog (De keisnijding en De goochelaar), luiheid (Spotprent op de luiheid) en bedelarij (Sint-Maarten in de haven). In een alleen in prentvorm bewaard gebleven werk van Bosch, de Hekeling van krijgslieden en pretmakende armoezaaiers, wordt niet alleen gemeen volk aan de kaak gesteld, maar ook (indirect) de heersende klasse, die een constante bedreiging vormde voor de burgerij.

Ook wordt Bosch in verband gebracht met de Moderne Devotie. Deze toen nieuwe richting binnen het katholicisme predikte de navolging van het leven van Christus buiten de kerk om, bij voorkeur in broederschappen als de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap. De Moderne Devotie was een reactie op de corruptie binnen de Kerk en kenmerkte zich door een persoonlijke geloofsbelijdenis en praktische levenswijsheid. Dat Bosch een aanhanger van deze stroming zou zijn, blijkt o.a. uit de vaak in zijn werk terugkerende hekeling van zowel hoge als lage geestelijken (zoals op het middenpaneel van hetHooiwagen-drieluik)[24] en zijn vernieuwingsdrang en toepassing van tot dan toe in de schilderkunst onbekende (literaire) motieven (zoals in de Tuin der Lusten).

Ook had Bosch een voorliefde voor kluizenaars (zie bijvoorbeeld het Heremieten-drieluik en de Heilige Hiëronymus). Deze vroeg-christelijke heiligen, met hun vrome en ascetischelevenswijze, zijn waarschijnlijk voorbeelden van een nieuw levensideaal: de nieuwe asceet. Ook dit ideaal hangt samen met de Moderne Devotie. In de geest van de Broeders van het Gemene Leven wil de nieuwe asceet ‘godvruchtig leven en werken binnen de wereld’.

Hoewel Bosch bij leven een beroemd schilder was, werd hij relatief laat nagevolgd. De enige kunstenaars waar hij bij leven invloed op had, waren de prentkunstenaar Alaert du Hamel, een stadsgenoot van Bosch, die enkele gravures maakte naar zijn tekeningen, en de schilders Joachim Patinir en Jan de Cock.

Via Jan de Cock kwam het werk van Bosch onder de aandacht van de groep Antwerpse maniëristen, waartoe onder meer Pieter Coecke van AelstPeter HuysHerri met de BlesMarcellus CoffermansJan Mandijn en zijn leerling Gilles Mostaert (I) worden gerekend, die een oneindige reeks van kopieën en parafrases van zijn werk maakten. Tot deze groep behoort ook een anonieme meester, aan wie Bosch-kenner Gerd Unverfehrt onder meer de Antonius met monsters en het Laatste Oordeel-fragment in München toeschreef. Ook deMechelse schilder Frans Verbeeck is door Bosch beïnvloed, en van de Duitse schilder Lucas Cranach is bekend dat hij werk van Bosch kopieerde. De bekendste navolger van Bosch was echter Pieter Bruegel de Oude, die zich niet alleen Bosch’ stijl eigen maakte, maar ook diens thematiek verder uitwerkte. Friedländer verklaarde deze korte, maar heftige herleving vanuit een fascinatie voor het absurde, waar rond het midden van de 16e eeuw aan de Europese hoven sprake van was.

In de Noordelijke Nederlanden is zijn invloed merkbaar in werken van onder meer Lucas van Leyden. Ook de De doornenkroning met stichtersportret, die mogelijk teruggaat op een verloren gegaan origineel van Bosch, is waarschijnlijk in Utrecht ontstaan. Maar de navolging zoals hij die kreeg in Antwerpen, heeft in het noorden nooit plaatsgevonden.[14] Ook surrealistische schilders als Salvador DalíMax Ernst en Joan Miró zijn schatplichtig aan Jheronimus Bosch te noemen.

Al vanaf het eind van de 19de eeuw wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het werk van Bosch. Bij gebrek aan technische hulpmiddelen werd aanvankelijk nauwelijks onderscheid gemaakt tussen authentiek werk en dat van navolgers. In de loop van de tijd vielen met behulp van moderne technieken als röntgenstraling en dendrochronologie een groot aantal werken van het Bosch-repertoire af, maar er kwamen er ook enkele bij, zoals de Verzoeking van de heilige Antonius in São Paulo. Uit dit geschuif met toeschrijvingen is een vrij heldere, vastomlijnde groep werken naar voren gekomen, die het kernoeuvre, de canon van Bosch vormt. Dit kernoeuvre kenmerkt zich door:

grote lijnen niet wezenlijk af van die van zijn tijdgenoten. De afbeelding werd op een houten paneel geschilderd met olieverf. Oude inventarislijsten vermelden van zijn hand wel werken op linnen schilderdoek maar zo die al authentiek waren, zijn ze in ieder geval verloren gegaan. Het paneel werd van een schildersgrond of gesso op kalkbasis voorzien waarop weer een onderschildering werd aangebracht. Bij alle schilderijen waarvan de toeschrijving aan Bosch onbetwist is, werd het paneel gemaakt van eikenhout uit het Oostzeegebied — waarbij bedacht moet worden dat dit kenmerk ook weer een criterium is geweest om tot authenticiteit te besluiten.

De toenmalige technieken laten echter een zekere variatie aan schildermethoden toe waaruit Bosch een typische combinatie laat zien. Karel van Mander beschikte in 1604 kennelijk nog over informatie hoe Bosch te werk ging want hij vertelt in zijn Schilder-boeck dat deze werkte op een witte grondering waarop hij een transparante gekleurde grondlaag aanbracht. Zo'n grondlaag was dan met extra lijnolie aangelengd om hem doorzichtig te maken. Daarna volgden dunne lagen verf. Die lagen waren dekkender door een hoger gehalte aan kleurend pigment. Pigmenten en lijnolie werden in het atelier zelf van de schilder tot een verf gemalen. Modern onderzoek heeft aangetoond dat de grondering uit opvallend dunne laagjes bestaat. De onderschildering die de contouren van de voorstelling aangaf, was met een penseel aangebracht. Correcties in de afbeelding ofwel pentimenti, zijn vaak nog te zien als een door de bovenste verflagen heen schemerende oorspronkelijke onderschildering. Met een röntgenfoto kan tegenwoordig de hele onderschildering weer zichtbaar gemaakt worden. Heel kenmerkend voor Bosch is het als een eindbewerking aanbrengen van hoogsels door middel van een dikkere toets of impasto van dekkend loodwit. Die hoogsels zijn vaak gevormd als witte stippellijntjes of arceringen die de belichting en vorm van de afgebeelde objecten en figuren accentueren. De witte hoogsels maken een nog opvallender deel uit van de in grijstinten geschilderde panelen, de grisailles.[

Het "palet" van Bosch — waarmee we zowel de kleurkeuze of het coloriet als zodanig kunnen bedoelen als de gebruikte pigmenten — was opnieuw niet heel afwijkend. De verzadiging varieerde van zeer gering, bij de grisailles waarvan het immers kenmerkend is dat bonte kleuren ontbreken, tot aanzienlijk zoals bij de kleurrijke Tuin der Lusten. De pigmenten werden gekozen uit een standaardreeks die bijna iedere schilder toepaste omdat rond 1500 maar een beperkt aantal substanties bekend was dat als kleurend bestanddeel in olieverf verwerkt kon worden. In 2014 werden de resultaten gemeld van microscopisch onderzoek naar de pigmenten in de originele verflagen van het Weense Laatste Oordeel dat door veel experts aan Bosch wordt toegeschreven. Als zwart was lampenzwart aanwezig, dus roet. Het wit is loodwit. Voor de gelen werd gele oker en het fellere loodtingeel gebruikt. Het groen bestaat uit koperresinaat, het blauw uit azuriet. Rode tinten werden geleverd door rode oker, het fellere vermiljoen en het meer naar roze zwemende kermes.

 

 

























09-06-2016 om 11:02 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JHERONIMUS BOSCH

Jheronimus (Joen) Bosch ('s-Hertogenbosch, circa 1450 – aldaar begraven, 9 augustus 1516), postuum ook Jeroen Bosch of Hiëronymus Bosch genoemd, geboren als Jheronimus van Aken, was een Zuid-Nederlands kunstschilder behorend tot de Noordelijke renaissance. Hij ging de geschiedenis in als ‘den duvelmakere’ (de schepper van duivels) en als schilder van satirische voorstellingen, maar hij is vooral van betekenis als vernieuwer van de bestaande beeldtraditie. Hij gaf op vindingrijke wijze invulling aan bestaande motieven en bedacht een reeks van nieuwe composities. Het gevolg hiervan is dat de precieze betekenis van een deel van zijn werk vandaag de dag onbekend is. Hoewel hij al tijdens zijn leven een beroemd schilder was, en hij opdrachten van het hertogelijk hof in Brussel kreeg, is er vrij weinig over hem bekend

Hij was de derde zoon van de schilder Anthonis van Aken, afkomstig uit Nijmegen.Volgens Karel van Mander werd hij in 's-Hertogenbosch geboren. Zijn geboorte is echter niet gedocumenteerd. Mogelijk werd hij geboren in het huis van zijn grootvader, Jan van Aken, aan de Vughterstraat. De familie Van Aken was destijds een toonaangevende, Bossche schildersfamilie. Vrijwel alle familieleden van Jheronimus, of Joen zoals zijn roepnaam luidde, waren schilder, inclusief zijn oudere broer, Goessen. Hij groeide op in het huis dat zijn vader in1462 aan de oostzijde van de Markt kocht en dat hij volgens de archivaris Jan Mosmans ‘In Sint Thoenis’ noemde. Een plaquette aan de buitenmuur van dit pand herinnert hieraan. Over zijn jeugd is verder niets bekend. In 1463 woedde er een grote brand in 's-Hertogenbosch, die Bosch als kind mogelijk heeft aanschouwd. Bij deze brand gingen 4000 huizen in vlammen op. In het latere werk van Bosch komen vaak stadsbranden voor

Aangenomen wordt dat Jheronimus Bosch opgeleid werd in het atelier van zijn vader in 's-Hertogenbosch. Toen Bosch opgroeide was er in 's-Hertogenbosch sprake van een bescheiden en niet erg vernieuwingsgezinde, lokale kunsttraditie. In een enkel geval is de Bossche invloed ook daadwerkelijk merkbaar in zijn werk. Zo is zijn Calvarie met schenker gebaseerd op een fresco uit 1444 in de Sint-Jan, dat in verband wordt gebracht met zijn grootvader, Jan van Aken. Er zijn aanwijzingen dat Bosch daarna een vervolgopleiding volgde al dan niet buiten 's-Hertogenbosch. Op 26 juli 1474 leent Bosch samen met zijn vader een vrij groot bedrag zonder daar een directe aanleiding voor te hebben, zoals trouwplannen of een verhuizing. Ook ontbreekt zijn naam na die datum zo’n 6 à 7 jaar in de Bossche archieven.

In het boekjaar 1480-1481 wordt Bosch in een rekening ‘Jeroen die maelre’ genoemd, dus was hij uiterlijk op dat moment zijn carrière begonnen. Twee jaar daarvoor, in 1478, overleed zijn vader. Waarschijnlijk zetten Jheronimus en zijn broer Goessen het familieatelier voort. Dit atelier was gevestigd in ‘In Sint Thoenis’, dat tot 1523 in het bezit van de familie Van Aken was. Eén van de eerste werkstukken van de gebroeders Van Aken is mogelijk een verloren gegaan retabel voor het hoofdaltaar van de toenmalige Sint-Janskerk met als onderwerp de Schepping van de Wereld.

Op 30 juni 1481 beloofde Goessen, dat hij tussen die datum en aanstaande Bamis (1 oktober) twee vleugels voor het hoogaltaar van de Sint-Janskerk zou beschilderen. Veel later, in 1610, wordt dit altaarstuk in Jean-Baptiste Gramayes Taxandia omschreven als ‘opus creationis hexameron mundi’ (het werk van de schepping van de wereld in zes dagen). Bovendien wordt het daar niet als werk van Goessen van Aken genoemd, maar als dat van Jheronimus Bosch. Deze Schepping van de Wereld wordt tegenwoordig in verband gebracht met de Tuin der Lusten, dat aan de buitenzijde hetzelfde onderwerp bevat. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat Bosch de hem zo kenmerkende manier van schilderen al vrij vroeg ontwikkelde binnen de context van een familieatelier.

Op 15 juni 1481 blijkt Bosch getrouwd te zijn met Aleid van de Meervenne (ca. 1447-1522/1523), een telg uit een welgestelde koopmansfamilie. Met dit huwelijk trouwde Bosch boven zijn stand, zowel in financieel opzicht – zijn vrouw bezat bijvoorbeeld een huis en wat landerijen – als in intellectueel opzicht – zo had Aleid een zwager die in Keulen gestudeerd had. Dit betekende echter niet dat Bosch nu een rijk man was. In het begin van hun huwelijk moest zijn vrouw zelfs een deel van haar landerijen verkopen om rond te komen. Pas in 1487 ging het zo goed, dat Bosch in staat was om zelf geld uit te lenen.[ Rijk zou hij trouwens ook nooit worden, want na zijn dood liet hij – voor zover bekend – niet veel na.[

Via zijn huwelijk kwam hij in het bezit van het huis Inden Salvatoer, aan de noordzijde van de Markt. Waarschijnlijk stichtte Bosch hier een nieuw atelier. Het bood in ieder geval de ideale omstandigheden voor een schilder: de levendigheid van de markt aan de zuidzijde en stilte en het juiste licht om in te werken aan de noordzijde. Bovendien deed Bosch op 3 januari 1481 afstand van zijn deel van het ouderlijk huis ten gunste van zijn broer Goessen, nadat zijn broer Jan en zus Herbertke hetzelfde hadden gedaan.[7] Hoe Bosch’ atelier precies georganiseerd was, is niet duidelijk. Volgens een van de eerste biografen van Bosch, Felipe de Guevara, had hij een leerling die bijna even getalenteerd was als zijn meester en aan wie hij de Zeven Hoofdzonden toeschreef. Mogelijk was deze leerling identiek aan de Brusselse schilder Gielis Panhedel, die omstreeks 1522 in de stijl van Bosch twee zijvleugels van het Mariaretabel van de Lieve Vrouwe-Broederschap in de Sint Jan schilderde. Dat Bosch leerlingen c.q. assistenten had, is vrijwel zeker. In 1503-1504 wordt melding gemaakt van meerdere ‘Jheronimus knechten’

Bosch’ eigenlijke familienaam was dus Van Aken. Vanaf omstreeks 1490 signeerde hij zijn werk echter met ‘Jheronimus Bosch’. In 1504 wordt hij voor het eerst onder die naam vermeld in de hertogelijke boekhouding, namelijk als ‘Jeronimus Van aeken dit bosch paintre dem[eurant] au bois le duc’ (Jheronimus van Aken, genaamd Bosch, schilder, wonend te 's-Hertogenbosch).[9]en in 1510 in 's-Hertogenbosch als ‘Jheronimus van Aken [...] die hem selver scrift Jheronimus Bosch’. Het aannemen van de artiestennaam Bosch is een aanwijzing dat hij op dat moment buiten 's-Hertogenbosch bekend was, maar het zou er ook op kunnen wijzen dat hij enige tijd in een vreemde stad heeft gewoond. Opvallend is dat Bosch pas na zijn dood – in 1545-1546 om precies te zijn – als meester vermeld wordt, terwijl zijn veel onbekendere broer in 1493 wel zo genoemd wordt

In 1486-1487 trad hij toe tot de Illustre Lieve Vrouwe Broederschap, een voornaam religieus broederschap in 's-Hertogenbosch. In 1488 werd hij benoemd tot gezworen broeder van deze broederschap, wat betekent dat hij opgenomen was in de geestelijke stand – zij het in de laagste rang.[11] Via de broederschap verwierf Bosch een aantal opdrachten, zoals de ‘deuren van der tafelen staende opt Onser liever Vrouwen autair' (luiken van het retabel staande op het Onze-Lieve-Vrouwe-altaar), die tegenwoordig in verband worden gebracht met de werkenJohannes de Doper en Johannes de Evangelist. Op het rechterpaneel zou hij zich, prominent boven zijn handtekening, als koorduivel hebben afgebeeld, een demon die alle zonden van de mens noteert en ze op de Dag des oordeels tegen hem zal gebruiken. Bewijs hiervoor ontbreekt, maar het is zeer van toepassing op Bosch, die veel misstanden die hij om zich heen zag, opnam in zijn werk. In 1493 of 1494 ontwierp hij een glas-in-loodraam voor de kapel van de Onze-Lieve-Vrouwebroederschap in de Sint-Jan, dat door de glazenier Willem Lombart werd uitgevoerd.

Vlak voor 1504 ontving hij van Filips de Schone de opdracht een altaarstuk te schilderen met als onderwerp ‘le Jugement de dieu’ (het Laatste Oordeel). Het gaat hier om een 248 bij 303 cm groot drieluik met als voorstelling de Dag des oordeels. De hertog betaalde Bosch een voorschot van 36 pond, maar het is niet bekend of het werk ook daadwerkelijk is opgeleverd. Het is niet onmogelijk dat het Laatste Oordeel-drieluik in Wenen een verkleinde kopie van dit werk is, al is het maar vanwege de heiligen Jakobus de Meerdere en Bavo, de patroonheiligen van Castilië en deNederlanden, de belangrijkste erflanden van Filips de Schone, aan de buitenzijde. Dat Bosch een geliefde schilder was aan het hof in de bestuurlijke hoofdstad Mechelen, blijkt ook uit de vermelding in een inventaris uit 1516 van landvoogdes Margaretha van Oostenrijk van een Verzoeking van de heilige Antonius, die zij mogelijk bij Bosch had besteld.[12][13] Verder sierde de Tuin der Lusten eens de Grote Zaal in het paleis van de graven van Nassau in Brussel en bezat de weduwe van een van deze graven, Mencía de Mendoza, een drieluik van een navolger van Bosch, dat lange tijd opgesteld stond in haar grafkapel in de Spaanse stad Valencia (zie Passie-drieluik).

Maar Bosch’ faam reikte tot ver buiten de grenzen van het hertogdom Brabant. In Venetië, bijvoorbeeld, bevond zich in de verzameling van kardinaal Domenico Grimani werk van Bosch.[14] Ook bevinden zich in die stad het Heremieten-drieluik en het Drieluik van de gekruisigde martelares. Vanwege deze concentratie van door Bosch geschilderde werken in Venetië en omdat de figuren op één van deze werken Italiaanse kleding dragen, hebben sommige auteurs gesuggereerd dat Bosch hier enige tijd heeft doorgebracht.

Bosch overleed in 1516. Op 9 augustus van dat jaar vond ter ere van hem een ‘exequie’ (uitvaartmis) plaats, gevierd door de deken van de Broederschap, Willem Hameker, een sub-diaken, verschillende priesters en zangers, die allen betaald werden door vrienden van Bosch. Hij werd op het Sint-Janskerkhof begraven op het gedeelte waar de rijken lagen.[15] Het is niet bekend waaraan hij stierf, maar in 1515-1516 doet een lokale kroniekschrijver melding van een vrij ernstige uitbraak van pleuritis, waar ‘menich mens af storft’ (menig mens aan stierf).[6]In een wapenboek van genoemde broederschap wordt hij vermeld als ‘Hieronimus Aquens, alias Bosch, seer vermaerd schilder, obiit 1516’.

Van Jheronimus Bosch bestaan niet meer dan drie portretten, die allemaal na zijn dood tot stand kwamen. Men gaat er tegenwoordig van uit dat het portret afkomstig uit het Recueil d'Arrasuit omstreeks 1550 en de in 1572 uitgegeven gravure van Hieronymus Cock teruggaan op een verloren gegaan portret of zelfportret.[17] Daarnaast bestaat er een ongedateerd olieverfpaneel dat Bosch op veertigjarige leeftijd voor zou stellen, maar ook hiervan ontbreekt een origineel. Het in 1929 gemaakte en in 1930 onthulde Standbeeld Jeroen Bosch van debeeldhouwer August Falise op de Markt in 's-Hertogenbosch is gebaseerd op het portret uit het Recueil d'Arras.

Slechts een klein aantal werken kan met zekerheid aan Bosch toegeschreven worden. Daarnaast zijn er talloze werken waarvan de echtheid betwist wordt of waarvan men vermoedt dat het om een kopie naar een al dan niet verloren gegaan werk van Bosch gaat. Het hoofdthema van het grootste deel van deze schilderijen is bekend. Zo zijn de Kruisdraging, het Driekoningen-drieluik en het drieluik Zondvloed en hel ontleend aan de Bijbel, de Heilige Hiëronymus, de Heilige Christoforus en het Antonius-drieluik aan heiligenverhalen en hebben De dood van een vrekHet narrenschipDe keisnijding en het Hooiwagen-drieluik een moralistische boodschap. Alleen over de betekenis van De tuin der lusten en het Drieluik van de gekruisigde martelareslopen de meningen nog steeds sterk uiteen. Maar het zijn vooral de afzonderlijke taferelen en figuren

























09-06-2016 om 11:01 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
08-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GEORGES MINNE

Georgius Joannes Leonardus (George) Minne (Gent30 augustus 1866 - Sint-Martens-Latem20 februari 1941) was een Vlaamsebeeldhouwerschilder en tekenaar.

Minne werd in Gent geboren als zoon van de landmeter-architect Fredericus Augustus Minne (geboren in Gent op 12 maart 1841) en Emma Van Kakerken (geboorteakte Gent 1866). Van 1882 tot 1884 was hij leerling van Jean Delvin aan de Academie van Gent. Hij werd bevriend met de schrijver Maurice Maeterlinck in 1886. In deze periode maakte hij ook naam als boekillustrator: Serres Chaudes (1888), La Princesse Maleine(1889), Trois drames pour marionettes (1891) en Soeur Béatrice (1900) van Maurice Maeterlinck; Mon Coeur pleure d'Autrefois (1889) vanGrégoire Le Roy en Les Villages illusoires (1895) van Emile Verhaeren. In 1890 exposeerde hij enkele van zijn beelden bij Les XX te Brussel en in 1891 werd hij lid van deze belangrijke kunstenaarsgroep. In datzelfde jaar trok hij naar Parijs om er Rodin op te zoeken. Hij werd er echter afgewezen.

Minne was al dertig toen hij nog een jaar, van 1895 tot 1896, cursus ging volgen aan de Brusselse Academie, bij Charles Van der Stappen. In 1898 ging hij zich in Sint-Martens-Latem vestigen en nam er de eerste Latemse groep kunstenaars op sleeptouw, de kunstschilders Albijn Van den AbeeleValerius De SaedeleerAlbert Servaes en Gustave Van de Woestyne. Het werd de groep der mystieke symbolisten, de zgn. eersteLatemse School.

Kort voor de Eerste Wereldoorlog, in 1912, werd hij leraar aan de Gentse Academie. Tijdens de oorlog week hij met zijn vrouw uit naar Wales. Na de oorlog trok hij terug naar de Academie, als leraar, tot 1919. Op 25 april 1931 werd hem een baronstitel verleend.

Hij werd begraven op het kerkhof van Sint-Martens-Latem.

De thema's die Minne in zijn symbolistische stijl verwerkte, waren vooral: ascetische jongelingende pietà's en moeder en kind. Samen metFernand Khnopff en Constantin Meunier genoot George Minne tijdens zijn leven internationale erkenning in de kringen van de art nouveau en het symbolisme.

In de tachtiger jaren van de 19e eeuw (rond 1880) kwam het symbolisme in Frankrijk op, zowel in de schilderkunst als in de literatuur. Het was een reactie op het impressionisme en ook op het sociaal-economisch realisme. Het kwam erop aan het kunstwerk een subjectieve zeggingskracht te geven rond de menselijke figuur, in een raadselachtig-magische samenhang van erotiek en dood.

Zijn werk De Knapenfontein of De fontein der geknielden van marmer werd in 1898 als concept reeds uitgedacht, maar pas in 1900 uitgewerkt[1]. In 1905 werd het beeldhouwwerk aangekocht voor het Folkwang Museum te Hagen. In 1922 werd het naar Essen in het gelijknamige Museum Folkwangovergebracht.
Ter hoogte van het Belfort te Gent juist naast Klokke Roeland staat sinds 1930 een bronzen versie van de beeldengroep De fontein der geknieldenopgesteld. Het originele gipsmodel bevindt zich in het Museum voor schone kunsten te Gent.
Buiten Gent bevinden zich bronzen versies van de beeldengroep te Wenen in de tuin van het parlementsgebouw te Brussel en op het graf van Robert Long in Den Haag.

 

















08-06-2016 om 10:39 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.servaes








08-06-2016 om 10:37 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALBERT SERVAES

Albert Servaes (Gent, 4 april 1883  Luzern, 19 april 1966) was een kunstschilder en tekenaar en wordt beschouwd als Belgiës eersteexpressionist.

In 1905 trok hij naar Sint-Martens-Latem waar hij zich in een houten keet vestigde. Hij was een diep religieus mens die in zijn kunst graag de reeds verkende paden verliet. Een van zijn geliefkoosde thema's was het lijden van Jezus Christus. Hij behoorde tot de eerste groep van deLatemse Scholen.

De dramatiek en de wrangheid die uit zijn werken spreekt worden ondersteund door zijn donker coloriet en de dikke lijnen waarmee hij zijn figuren gestalte gaf. De Rooms-katholieke Kerk en veel van zijn tijdgenoten ergerden zich aan de rauwe werkelijkheid die hij schilderde. De kruisweg die hij schilderde (nu bewaard in de Abdij Koningshoeven van Berkel-Enschot) is hiervan een voorbeeld. Opmerkelijk in zijn werk zijn ook zijn landschappen en portretten.

Vanwege sympathieën die hij koesterde voor de Duitse cultuurpolitiek tijdens het nationaalsocialisme moest hij na de Tweede Wereldoorlog de wijk naar Zwitserland nemen.

In 2005 was hij ook één van de kansmakers op de titel De Grootste Belg, maar haalde de uiteindelijke nominatielijst niet en strandde op nr. 71 van diegenen die net buiten de nominatielijst vielen.



















08-06-2016 om 10:37 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
07-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van gogh

Op 23 december 1888 snijdt Vincent van Gogh met een scheermesje een stukje van zijn linkeroor. Aanleiding is de wekenlange conflictueuze toestand waarin hij met Gauguin verkeert. Gauguin, wiens werk Van Gogh enorm bewondert, is door Van Gogh overgehaald om tegen vrije kost en inwoning naar Arles te komen om in zijn kleine gele huis, Het atelier van het Zuiden, als kunstenaars samen te werken.

De samenwerking mondt echter uit in verhitte discussies en grote verschillen van inzicht over kunst. Daarnaast heeft Gauguin regelmatig kritiek op Van Goghs wijze van schilderen. De spanningen lopen zo hoog op dat Gauguin de situatie als bedreigend begint te beschouwen en plannen bedenkt om weg te komen. Op 21 december schrijft hij: Mijn situatie hier is pijnlijk. Voorlopig blijf ik hier, maar ik hou me klaar om elk ogenblik te kunnen vertrekken. Van Gogh schrijft in een brief van 23 december (geschreven enkele uren voor het oorincident): Ik geloof dat Gauguin een beetje teleurgesteld is in de goede stad Arles, in het gele huisje waar wij werken en vooral in mij. Al met al denk ik dat hij ofwel zonder meer zal vertrekken ofwel zonder meer zal blijven. In volstrekte gelatenheid wacht ik zijn beslissing af.

Op de bewuste dag eten ze ’s avonds samen een door Gauguin bereide maaltijd. Gauguin maakt daarna een wandeling: ik voelde dat ik alleen naar buiten moest. Ik hoorde dat Vincent achter me aanliep. Ik draaide me onmiddellijk om en zag Vincent op mij afkomen met een onbedekt scheermesje in zijn hand. Mijn blik moet op dat moment veel kracht hebben uitgestraald, want Vincent stopte en met gebogen hoofd rende hij terug naar huis.

Van Gogh loopt naar huis en Gauguin brengt, bang geworden, de nacht door in een hotel. Rond een uur of elf snijdt van Gogh een deel zijn linkeroor af. Hij raakt daarbij een slagader waardoor het bloed uit zijn oor spuit. De volgende dag beschrijft Gauguin de toestand in het gele huis: hij moet een tijd lang geprobeerd hebben om de bloedstroom te stoppen, want de volgende dag lagen een heleboel natte handdoeken her en der verspreid op de tegelvloer van de benedenkamers. De twee kamers zaten helemaal onder het bloed, net als de kleine trap die naar onze slaapkamers leidde.

Van Gogh wikkelt het stukje oor in wat krantenpapier en wandelt naar het bordeel waar hij regelmatig samen met Gauguin vertoeft. Hij vraagt de portier naar een prostituee met de naam Rachel en overhandigt haar het pakketje met de woorden: bewaar dit voorwerp met de grootste zorg.

Van Gogh wordt de volgende dag opgenomen in het ziekenhuis. Hij geneest opmerkelijk snel. Van Gogh zelf hoopt dat hij niet meer heeft gehad dan een doodgewone kunstenaarsverdwazing met daarna hoge koorts als gevolg van zeer veel bloedverlies, omdat er een slagader was doorgesneden. Op 7 januari wordt hij ontslagen uit het ziekenhuis en keert hij terug in het gele huis. Hij schrijft: ik ga morgen weer aan het werk.Tien dagen later heeft hij vier schilderijen voltooid, waaronder twee zelfportretten  en een portret van zijn behandelend arts Felix Rey  Opmerkelijk detail in het portret van dokter Felix is het door Van Gogh geschilderde bloeddoorlopen oor van de arts

 

Als dank voor de behandeling krijgt dokter Rey een geschilderd portret van hemzelf cadeau. Hij weet dit geschenk echter maar matig te waarderen en gebruikt het zelfs jarenlang als afscheiding in zijn kippenhok. Van dokter Rey is ook bekend dat hij lange tijd het stukje oor van Van Gogh heeft bewaard. In een verhuizing is het verloren gegaan.

De medische opinies over Van Gogh’s ziekte zijn verdeeld. Het was wellicht een vorm van temporaalkwabepilepsie, verergerd door een bipolaire affectieve (manisch depressieve) stoornis.

 





07-06-2016 om 13:14 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van gogh
Klik op de afbeelding om de link te volgen

“Maar wat in ’t Zuiden mooi is, zijn de wijngaarden, gelegen in ’t vlakke land of tegen de heuvels aan. Ik heb er gezien, en trouwens aan Theo een schilderij van gestuurd, waar een wijngaard geheel paars, vuurrood, en geel en groen en violet is”

Het schilderij dat hij aan zijn broer Theo stuurt, staat bekend als ‘de rode wijngaard’, het enige schilderij door Van Gogh dat ooit verkocht is. Het schilderij werd in 1889 gekocht door Anna Boch, een Belgische impressionistisch schilder en afkomstig uit de rijke industriële familie Villeroy en Boch. Zij was geen onbekende voor Vincent. Hij maakte in 1888 een portret van haar broer Eugène, die ook schilder was en met wie hij bevriend was geraakt (Afbeelding 2). Ook zag hij in Eugène een potentiële huwelijkskandidaat voor zijn zuster Wil.

Anna Boch was als enige vrouw lid van de avantgardistische Belgische kunstkring Les XX (“Vingt”) die jaarlijks, gedurende een periode van tien jaar, een tentoonstelling organiseerde in Brussel. Op één van deze tentoonstellingen kocht ze de “Rode wijngaard”. Overigens is bekend dat ze bij haar overlijden een indrukwekkende verzameling van 219 impressionistische schilderijen in haar bezit had van kunstenaars die exposeerden tijdens “Les XX” zoals Gauguin, Monet en Seurat. Vincent van Gogh stuurde, naast de “rode wijngaard” nog vijf andere doeken in voor “Les XX”, waaronder de tegenwoordig twee wereldberoemde zonnebloemschilderijen

Vooral de aanwezigheid van “de zonnebloemen”, maakte het nodige los bij de aanwezige deelnemers. Henry de Groux, een van de leden van “les XX” sprak grote schande van de “afstotelijke bloempotten” en wilde onder geen beding dat zijn schilderijen naast die van Van Gogh zouden komen te hangen. Toulouse de Lautrec wond zich hierover zo op dat hij de Groux uitdaagde voor een duel.

Van Gogh schilderde een maand vóór de “rode wijngaard” al een “groene wijngaard” (Afbeelding 5). Dit schilderij voltooide hij met de nodige krachtsinspanning in één dag:“ach, mijn studie van de wijngaard – bloed en tranen heb ik erop gezweet, maar ’t is me gelukt.“De ”Rode wijngaard” was een variant op de eerdere “Groene wijngaard” en als een pendant in complementair kleurcontrast bedoeld. Dit schilderij ontstond, in tegenstelling tot de ”Groene wijngaard” niet ter plekke, maar in het atelier.

Kort voor zijn zelfdoding, maakte hij in Auvers sur Oise, nog een schilderij en tekening (“je zult een tekening zien van een oude wijngaard met het figuur van een boerenvrouw. Ik ben van plan er een groot doek van te maken”) met als onderwerp “De wijngaard”:

¹ Vincent van Gogh ontmoet Eugène Boch voor het eerst in juni 1888, als Boch hem bezoekt in zijn Gele huis in Arles. Enkele maanden later, op 4 september 1888, schrijft Vincent aan zijn broer Theo over hem: je kunt wel merken waar hij vandaan komt, want in zijn praten en in zijn doen en laten herken ik heel sterk het accent van zijn land, de verlegenheid van die mijnwerkers aan wie ik nog zo vaak denk (…). Zijn zuster (Anna Boch) gaat waarschijnlijk een reis naar Holland maken, en ik heb vaag gedacht dat ik wel zou willen dat onze zuster en zij elkaar ontmoetten. Ik heb nog altijd goede hoop dat Wil (de zus van Vincent van Gogh) er door onze tussenkomst in slaagt om met een kunstenaar te trouwen. (..) Boch komt uit een schildersgezin en daarbij komt dat ze niet onbemiddeld zijn.

 

07-06-2016 om 13:13 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zeldzaam




07-06-2016 om 13:12 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
06-06-2016
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.haring












06-06-2016 om 10:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KEITH HARING

Keith Haring (Reading (Pennsylvania)4 mei 1958 – New York16 februari 1990) was een Amerikaans kunstenaar. De kunst die Keith Haring maakte wordt soms (onterecht) popart genoemd, maar ook de termen graffiti-art en moderne kunst worden gebruikt. Zijn cartoonachtige schilderingen en tekeningen gingen onder andere over aids, seks, drugs en apartheid.

Keith is de oudste van vier kinderen. Al op jonge leeftijd was zijn liefde voor tekenen duidelijk. Zijn vader, die ook een soort stripverhalen tekende, bleek een belangrijke bron van inspiratie. Door boeken en musea maakte hij kennis met moderne kunst en het werk van Andy Warhol beïnvloedde hem.

Hij studeerde aan de Ivy School of Professional Art in Pittsburgh, maar het commerciële aspect van de opleiding sprak hem niet aan. Hij verliet daarom de school. In 1976 had hij in Pittsburgh zijn eerste belangrijke tentoonstelling. Rond deze tijd werd ook zijn stijl duidelijk: abstracte figuren die oneindig in elkaar vallen, en die enorme ruimtes kunnen vullen. Naast Warhol werd hij beïnvloed door Pierre AlechinskyChristo en Jean Dubuffet. Vooral Christo's houding tegenover kunst sprak hem aan: kunst is voor iedereen en niet alleen voor de elite.

In 1978, op 19-jarige leeftijd, nam hij een volgende stap. Hij verhuisde naar New York en kreeg een beurs voor een studie aan The School of Visual Arts. In de metro ontdekte hij kunst in degraffiti die hij daar zag. Hij werkte hard op school en ontwikkelde een geheel eigen stijl van visuele communicatie door schilderijen, geluid en film. Hij maakte krijttekeningen op lege billboardsin de metro, maakte tekeningen op straat en kreeg steeds meer bekendheid. Omdat hij het idee van niet-commerciële 'kunst voor iedereen' omhelsde was het niet goed meer mogelijk zijn eigen werk te verkopen.

Hij exposeerde in 1982 met schilderijen, beelden, beschilderde stukken doek en on-site werk, in Galerie Shafrazi. De belangstelling was groot. In de jaren hierna exposeerde hij wereldwijd. Haring maakte ook veel decoratieve kunst, bijvoorbeeld op vazen en T-shirts. Betaalbare producten voor een brede doelgroep verkocht hij in zijn eigen winkel in New York City en Tokyo: The Pop Shop. In 1985 versierde hij het lichaam van zangeres Grace Jones en werkte mee aan haar video 'I'm Not Perfect'.

In 1988 kreeg hij te horen dat hij aids had. In die periode gebruikte hij dat veel als onderwerp van zijn kunst en werd hij deel van de ACT UP campagne in New York City. Keith Haring overleed in 1990 aan de gevolgen van zijn ziekte.

In 2008 maakte Christina Clausen de documentaire The Universe of Keith Haring over zijn leven, waarin archiefbeelden werden getoond van Haring, evenals interviews met familie, vrienden en collega's, waaronder Kenny Scharf en Yoko Ono.

The Pop Shop bleef tot 2005 als winkel bestaan in New York City. Sindsdien bestaat ze enkel online, er worden nog regelmatig nieuwe producten uitgebracht. Het interieur en de producten van The Pop Shop zijn later onder meer tentoongesteld in museum Tate Modern in Londen.

In Amsterdam bevindt zich op een depotgebouw van het Stedelijk Museum een van Harings overgebleven muurschilderingen. Deze bracht hij aan tijdens zijn solotentoonstelling in het Stedelijk in 1986. De muurschildering gaat sinds lang verscholen achter een aluminiumwand, die later werd geplaatst ter isolatie van het gebouw. Wegens dreigende sloop waren er plannen om de muur te verplaatsen naar het Museumplein, iets wat technisch onmogelijk bleek. Er wordt daarom gezocht naar een herbestemming voor het pand. Voor dezelfde tentoonstelling beschilderde Haring een enorm transparant doek dat in het trappenhuis bij de centrale hal van het Stedelijk hing. Het is daarna in de collectie van het Stedelijk opgenomen. Ook maakte Haring in die periode een schildering op de liftdeuren van de kunstacademie in Utrecht, na een lezing die hij daar voor studenten gaf.

Andere muurschilderingen van Haring zijn te vinden in het casino van Knokke, op het Necker Kinderziekenhuis in Parijs, de blinde zijmuur van een kerk in Pisa en bij een basketbalveld in New York City.

Kort voor de dood van Haring richtte hij een stichting op. Deze Keith Haring Foundation zorgt sindsdien voor het erfgoed, onder meer door een eigen collectie internationaal tentoon te stellen, een (online) archief te beheren, controleert de authenticiteit van Harings werk en verkoopt de producten van The Pop Shop. Ook financiert deze foundation projecten voor onderwijs, AIDS bestrijding en restauraties van Harings werk.

In 2008 en 2009 maakte Madonna een eerbetoon aan Keith Haring, met wie ze bevriend was, door zijn afbeeldingen in de Sticky & Sweet Tour te gebruiken tijdens Into The Groove.

In 2013 was de grote overzichtstentoonstelling Keith Haring: The Political Line, te zien in Musée d'Art Moderne de la Ville de Paris, waarin de focus lag op zijn politieke uitingen in de kunst. De tentoonstelling zal eind 2014 te zien zijn in San Francisco en in 2015 doorreizen naar München en Rotterdam.

















06-06-2016 om 10:31 geschreven door carlo


>> Reageer (0)


Inhoud blog
  • ACHT EN TWINTIG
  • ACHT EN TWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • VIJFENTWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • DRIE EN TWINTIG
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • TWEEENTWINTIGSTE
  • 21ste
  • 21ste
  • DE TWINTIGSTE
  • DE TWINTIGSTE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE NEGENTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ACHTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • DE ZEVENTIENDE
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • KUBISME2
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • STRANDEN
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • SCHAATSERS
  • KLUCHT
  • KLUCHT
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • NAAKTEN
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • 20e EEUW
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • BELGISCHE LANDSCHAPPEN
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ARMAND RASSENFOSSE
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • ERNST FUCHS
  • SPORT
  • SPORT
  • ERO
  • ERO
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • VERWARD
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • BALLET
  • CLOWN
  • CLOWN
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • ONBEKENDE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • NAIEVE
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • ROMANTIEK II
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • EXTRAVAGANTE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • BIJZONDERE
  • INDIA
  • INDIA
  • BIJBELSE KUNST V
  • BIJBELSE KUNST V
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • ART NATURE
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • EXTREEM
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • POSTMODERNISME
  • FRANZ VON STUCK
  • FRANZ VON STUCK
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST IV
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST III
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST II
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNST
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • BIJBELSE KUNSTWERKEN
  • COMPONISTEN
  • COMPONISTEN
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • UNKNOWN ARTIST
  • COLORS
  • COLORS
  • COLORS
  • EGON SCHIELE
  • EGON SCHIELE
  • ROME
  • ROME
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • NEW YORK
  • PARIS
  • PARIS
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • EROTISCH
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • BALINESE SCHILDERKUNST
  • POINTILLISME
  • POINTILLISME
  • BLOEMEN
  • BLOEMEN
  • AMAZING FANTASY
  • AMAZING FANTASY
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • JAN VAN DER SMISSEN
  • SAM DRUKKER
  • SAM DRUKKER
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • PRENTKAARTEN
  • LOVE
  • LOVE
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • CARICATUREN
  • FRESCO
  • FRESCO
  • FRESCO
  • INDIAN PAINTING
  • ITALIE
  • HINDELOOPER
  • HINDELOOPER
  • SAINTE MARIE
  • EROTIEK
  • EROTIEK
  • STILLEVEN
  • STILLEVEN
  • VREDE
  • VREDE
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • OORLOG
  • NAAKT
  • NAAKT
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRAFITI
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • GRIEKS
  • CHINA
  • AUSTRALIE
  • AUSTRALIE
  • ZUID AMERIKA
  • ZUID AMERIKA
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • CONGOLEES
  • ETSEN
  • ETSEN
  • HOUTSKOOL
  • HOUTSKOOL
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • AQUARELLEN
  • klik op onderstaande foto voor " LEONARDO DA VINCI "
  • PENTEKENINGEN
  • PENTEKENINGEN
  • ABSTRACT
  • ABSTRACT
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • RELIEFSCHILDERIJEN
  • klik op onderstaande foto voor " BLANKENBERGSSTADSBEELD "
  • klik op onderstaande foto voor " STORM AAN HET MEER "
  • klik op onderstaande foto voor " ABC VAN HET DONKMEER "
  • JOZEF ISRAELS

    Startpagina !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!