KARL ISIDOR BECK
Deze Hongaars dichter werd geboren in Baja, Hongarije op 1 mei 1817 en is gestorven in Währing bij Wenen op 9 april 1879. Hij was van Joodse afkomst maar werd protestant en studeerde medecijnen in Wenen. Later ging hij naar Leipzig, om er filosofie en letteren te studeren. Bij het uitbreken van de Hongaarse revolutie in 1849 ging Beck naar Wenen en vervolgens naar Pest, waar hij in 1855 redacteur werd van het letterkundig tijdschrift Frische Quellen.
Zijn poëzie weerspiegeld de hartstochtelijke aard van het Hongaarse volken en is welluidend en beeldrijk. Hij schrijft over de verdrukte Joden en over het proletariaat in het algemeen. (uit: Winkler Prins Encyclopaedie, derde deel, Amsterdam – Brussel, 1948, 425-426)
Uit: "Les chants du pauvre,184“: Le Juif brocanteur” van Karl Beck:
"De Jood, sjacheraar"
Opstaan ! Elke nieuwe dag
brengt u het verdriet van de vorige.
Draai eerbiedig uw bleek en rimpelig
gelaat naar het Oosten;
Breek een harde korst brood;
Kam vlug uw gekruld haar,
Neem uw pakje oude kleren;
Uw vrouw geeft uw staf en hoed.
Vermits een andere zijn handel aan deze deur doet,
richt uw passen naar het naburige huis;
Uw listig oog inspecteert alle vensters,
vanwaar de meiden u met misprijzen bekijken.
U bestijgt, u daalt de trappen af.
De hond keft en bijt in uw benen.
Grof gelach weerklinkt en u, misschien
gaat u doen alsof u eveneens lacht.
U laat het geld rinkelen in uw vestzakje,
U aast nu eens op een Mechelse kant,
een ring, een schilderij, een oud mes,
een klok, een pels.
U koopt met hoffelijkheid en angst
dit gepolijst ivoren kruisbeeld.
Maar u moet het verbergen omwille
van de bedenkingen van uw naastbestaanden
en kunt het slechts in het geniep onderzoeken.
U doorloopt de straten
met lome benen en met bezweet voorhoofd.
De week is kort,
Ze geeft u slechts vijf dagen werk.
Haast u, zonder te ademen,
om uw salaris te vergaren.
Uw vader wil de uitkering van de zaterdag.
Uw zoon wil de uitkering van de zondag.
's Avonds, wanneer u thuiskomt,
ondervraagt uw vrouw u met haar blik;
u zwijgt; ze gaat buiten en weent.
Maar wanneer ik naar onze vaderen
zal teruggekeerd zijn,
Als u alleen zal blijven,
gebukt onder de druk van het leven,
zal u dan uw ouders niet vervloeken,
die u het leven geschonken hebben?
Arme Jood, elke nieuwe dag
brengt u het verdriet van de vorige.
Draai eerbiedig uw bleek en rimpelig
gelaat naar het Oosten.
Kam vlug uw gekruld haar,
Breek een harde korst brood.
Loop ... maar een ander
drijft zijn handel aan deze deur;
Richt uw passen naar het volgende huis.
----------------------
Dit gedicht bewijst dat de Mechelse kant in die tijd waardevol was en gezocht werd. Vergane glorie?............
Met dank aan Gaston Van Bulck en Liliane Leflot (vertaling mei 2013)
|