Hadden jullie dat ook? Als puber in de sixties werd jou gezegd dat je een pastoor, burgemeester, schepen, gemeenteraadslid, dokter, notaris en andere hoge tiest steeds met twee woorden moest aanspreken, er je pet moest voor afnemen en met alle eerbied benaderen.
Ikzelf ondervond dit aan den lijve vanaf de lagere school. Toen moest ik net als alle leerlingen, zij het met tegenzin, bij het begin van de schooldag altijd eerst voorbij de directrice lopen, mijn pet afnemen of een militaire groet brengen.
Ik was toen zes en vond dat verfoeilijk machtsmisbruik onder de mom van opvoeding.
Ik heb daar tot na de humaniora behoorlijk veel last mee gehad. Wat hadden die mensen wat ik niet had?
Je mag dan wel uit een gewoon arbeidersgezin ontspruiten, die eigendunk en fierheid zat er toen al ingebakken.
Een zoon van een industrieel, dokter of andere hoge piet had misschien van thuis uit meer poen, maar had hij daardoor meer aanzien en meer 'menselijke' verdiensten?
Ik was verdomd al gelukkig met een fluitje dat ikzelf gesneden had uit het hout van de vlierbessenstruik, het fluiten van de vogels, de capriolen van de vlinders en de grapjes van Snoecks Almanak. Als de zon scheen en ik buiten in de toen nog ongerepte bossen met de vriendjes kon ravotten, kon gaan shotten op de wei en zonder op de vingers gekeken te worden een boomhut kon maken was dit voor mij het hemelse.
Toen ik naar mei 68 en de hippietijd toegroeide was het hek helemaal van de dam. Al die notabelen konden de boom in. Onze generatie zou de wereld gaan veranderen. Macht aan het 'volk', weg met het kapitaal, aan iedereen gelijke rechten...
Tien jaar later liepen we met zijn allen weer deftig in het gelid. De grootste roepers zaten in de zakenwereld of hadden een kaderfunctie in één van die multinationals waar ze vroeger naar uithaalden.
Brood moest er nu eenmaal op de plank komen. De buurman had een auto en een kleurentelevisie, dus kon je moeilijk achterna hossen.
Enfin, je werd ook een bourgeois naar buiten uit, maar bij mij bleef die innerlijke vlam wakkeren. Uiterlijke sier was en is niet aan mij besteed, een klasse A wagen evenmin. Ik had leuke banen, had journalistiek als hobby en was/ben tevreden met mijn gezin en onze bescheiden woning.
Stilaan groei je zo verder en wordt verteld dat je nu zelf tot de notabelen van het dorp behoort, want je werd raadslid. Weer kreeg ik gelijk: wat is een gemeenteraadslid? Een poepsimpele burger die zich inzet voor zijn gemeente en met die inzet en ideeën probeert bij te dragen tot het welzijn van zijn dorp en haar inwoners. Denk je dat vandaag nog wordt opgekeken als je dergelijk sujet tegenkomt? Vergeet het! Dokter, notaris en de ganse reutemeteut, dat zijn doodgewone burgers, daar is niks notoir of notabel meer aan. Is het ook niet beter zo?
Eén ding is jammer: poen blijft heersen en wakkert vooral eigenbelang aan
24-04-2005 om 09:20
geschreven door Fernand Willio
|