Inhoud blog
  • De autochtone Latemnaars brengen een gevarieerde agenda
  • Gezond omgaan met olie en vetten
  • OP ZOEK NAAR HET VERLEDEN
  • FONS ROGGEMAN: EEN PASSIE VOOR NATUUR EN TRANSPARANTIE
  • DE GEHEIMEN VAN EEN KUNSTHANDELAAR
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Fernand Willio is still alive!
    mijn allegaartjes
    18-07-2005
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NOG STEEDS VERDWAALD
    WAAR ZIJN DE NAZATEN WILLIÔ?

    Het is merkwaardig. Mijn bewondering voor Seniorennet is groot maar in vergelijking met andere (b)logs heb ik de indruk dat jouw teksten wel worden gelezen, maar weinig contact gezocht wordt.
    Je zou feedback verwachten van (b)loggers die verhalen hebben die een raakpunt hebben. Toch niet, de teksten worden gelezen maar het contact blijft uit.
    Wat mijn zoektocht naar de familie 'Williô' betreft had ik gedacht tips te krijgen van mensen die met familiekunde bezig zijn en die hun ervaring willen delen. Ik weet, de naam is misschien niet courant en het moet een heel rare, turbulente en avontuurlijke 'stam' geweest zijn, maar toch had ik mijn hoop ergens gesteld op die échte, fervente 'delvers in het verleden' om toch maar een stap dichter te raken bij de roots. Intussen vernam ik dat een familie De Winter-Tuypens uit het Zottegemse mijn moeder, Ferdinande Williô, zou hebben grootgebracht en dat ze op haar 18de gouvernante werd in een Gents gezin waar ze de zorg had over het dochterje Francine De Ceuninck... Ik versaag nooit, maar in het 'verleden' van mijn moeder ben ik nog geen stap verder. We graven verder. Tot nog eens, vrienden.

    18-07-2005 om 13:09 geschreven door Fernand Willio  


    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN OUDSTRIJDER VERTELT

    HERINNERINGEN AAN MIJN VADERLANDSE PLICHTEN


    Als bijna-twintiger werd ik op 28 juli 1927 opgeroepen om mijn militaire dienstplicht te vervullen bij het 1ste Regiment Artillerie te Gent, Batterij De Post. Dit was de paardenstal waar de paarden van de officieren gestald waren en die wij moesten verzorgen, naast wachtlopen en corveeën.

    Deze 13 maanden verliepen zoals iedere dienstplichtige ze zich zal herinneren: met goede en minder goede herinneringen aan de discipline en de toen geldende Franstalige commando’s. Op 28 augustus 1928 zwaaide ik in alle stilte af en kon als schilder beginnen bij een aannemer in St-Denijs-Westrem.

     

    Op 24 maart 1930 moest ik mij terug aanmelden voor een zes wekend durend kamp in Elsenborn. Op 3 mei 1930 kon ik terug mijn burgerpak aantrekken.

    Even voor de mobilisatie werd ik van 14 tot 21 januari 1940 naar Appels (Dendermonde) geroepen om mijn kledij aan te passen.

    Toen de oorlog dan toch uitbrak op 10 mei 1940 werd ik opgeroepen om mij ‘op eigen kracht’ naar Appels te begeven. Na vijf dagen, op 15 mei 1940, vertrokken we te voet naar Staden, waar we in het bos van Houthulst munitie op spoorwegwagens moesten laden. Ik kreeg er als schilder een bijzondere taak bovenop want men rekende op mij als schilder om de vrachtwagens en andere legervoertuigen te camoufleren. Taak die ik bijzonder ter harte nam en die een succesvol resultaat bleek te kennen, gezien de officieren vroegen om ook hun voertuigen van camouflagekleuren te voorzien.

     

    Op 28 mei 1940 moesten we te voet vertrekken naar Oostkerke, waar we overnachtten en vandaar verder naar Loppem trokken. Op 29 mei moesten we te voet verder naar het Oost-Vlaamse Sleidinge, waar ik in de namiddag, samen met enkele andere Belgische soldaten, opgepakt werd door de Duitsers.

    Diezelfde avond trokken we onder bewaking te voet naar Lokeren, waar we na een nacht stappen, uitgeput aankwamen. Daar gunden de Duitsers ons een paar uren rust en dan ging de voettocht verder naar Brasschaat, waar we in de namiddag aankwamen.

    We bleven twee dagen in Brasschaat en werden toen op een goederentrein gezet naar het Duitse Bocholt. Daar werd ons een achttal dagen ‘relatieve’ rust gegund, waarna we de trein werden ingejaagd naar de Duitse stad Görlitz, op enkele kilometers van de Tsjechische grens. Daar werden we ondergebracht in Stalag 8.

    Na enkele weken verblijf werden een tiental ‘plattelandsjongens’ getransfereerd naar het dorpje Hilbersdorf, waar we op een herenboerderij moesten helpen.

    We bleven er 7 maanden hard werken, maar kregen toch – zonder medeweten van onze bewakers – af en toe een extraatje van de boer die onze werkkracht waardeerde. Als rantsoen moesten we het stellen met 1 brood per week, Als beleg kregen soms wat waterachtige ‘platte kaas’ en op zondagen een soort ‘melkpapje’ om ons te versterken. Ons dagloon was 60 Pfennig, zuurverdiende centen die vooral besteed werden aan rookwaren.

    Als het veld te nat was om te bewerken moesten we het woud in om de omgehakte bomen naar het dal te slepen en met de handzaag te ‘kleinen’.

    Naast Belgische krijgsgevangen werkten er op de boerderij ook Poolse mannen en vrouwen. We schoten goed met mekaar op en dat maakte het harde labeur draaglijker. Ook de genegenheid van de ‘herenboer’ en zijn gezin was voor ons een hart onder de riem, maar toch verlangden we met zijn allen naar huis.

    Op 13 december 1940 was het eindelijk zo ver. Ik woog nog amper 50 kilo en met de even uitgemergelde lotgenoten werden we per trein terug van Görlitz naar Antwerpen gebracht, waar we op 15 december aankwamen. Daar werd ons gezegd dat we naar Gent konden, maar dat we ons daar onmiddellijk moesten aanmelden bij de gendarmerie. Ik spoorde door naar De Pinte en op 16 december was ik terug thuis. De gendarmerie en de Duitsers konden me gestolen worden… Na enkele weken ging ik opnieuw werken en geen haan kraaide erover dat ik de Feldwebels links had laten liggen. Tijdens de échte oorlogsjaren hebben we ons dan samen met andere Latem- en Deurlenaren nuttig gemaakt bij het ‘ondergronds verzet’ en zijn we er, ondanks heel wat ontberingen, in geslaagd deze ellendige tijden te overleven.

    18-07-2005 om 12:50 geschreven door Fernand Willio  


    >> Reageer (3)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.UIT HET LEVEN GEGREPEN...

     

    VERHAAL  VAN EEN PATIËNT

     

    Het zal je overkomen. Je bent eenentwintig, vol levenslust en wil door het leven dartelen zonder de zuurverdiende centen van jouw ouders te misbruiken om de schaarse momenten van pure ontspanning en genot met volle overgave te beleven. Eindelijk tien dagen thuis uit het verre Duitsland waar je, totaal onverwacht, met volle teugen van je legerplicht geniet. Een spaarpotje is welkom voor een milicien. De eerste dag van jouw verlof, maak je met je vrienden een uitje naar de ‘jaarbeurs’ in de hoop daar iets te kunnen bijverdienen. In de Canadese legerwinkel in het verre Werl lonken die laaggeprijsde stereoketen en enkele exclusieve vinyltjes. Je schuimt de beurs af en tot je grote verrassing en uitbundige vreugde krijg je de kans de volgende dag je verkopertalenten te demonstreren in een Gentse likeurstand. Dat je dit drankje niet lust maakt niks uit. Je trekt je wel uit de slag en bedenkt een strategie om een procentje mee te pikken. In een euforie rij je huiswaarts met de vrienden. Moe maar voldaan, klaar om je na een stortbad in het uitgangsleven te storten.

    Dan slaat het noodlot toe. De wagen gaat van de baan en in een mum van tijd lig je in het ziekenhuis met een tetraplegie na breuk van de nekwervels. Je beseft niet eens hoe dit alles je leven zal veranderen. Maanden ziekenhuisverblijf. Je ziet je ouders zo wegkwijnen van verdriet. Je verloofde kan het niet meer aan. Je staat alleen en je vecht als een goede soldaat.

    Anderhalf jaar later kom je thuis om verder te revalideren. Je maakt kennis met de thuisverpleging en de zorgzaamheid waarmee deze mensen je koesteren en moed inspreken. Je kijkt uit naar hun komst. Je kunt er zelfs je klok op afstemmen want steeds zijn ze er op het vertrouwde uur. Geloof het of niet, het wordt een ritueel. Je herstelt wonderwel, kan aan het werk en draait die grauwe bladzijde om. De klok tikt verder, maar de sequelen draag je mee. Je probeert ze van je af te slaan, zoekt je weg en stapt in het ‘bootje’. Je sticht je eigen gezinnetje en ziet samen de kinderen opgroeien.

    Jaren later verschijnen die ‘zorgverleners’ weer in je leven. Moeder verzwikt haar enkel en het gaat van kwaad naar erger. Amputatie van de teen en het zwarte beest kruipt verder.

    Opnieuw verschijnen die ‘witte kieltjes’. Twee tot driemaal daags lopen ze over de drempel en verzorgen ze de steeds moedelozer wordende fiere vrouw en spreken haar moed in. Nooit heb ik ze horen morren, nooit hebben ze geklaagd over hun eigen problemen. De patiënt gaat voor alles. Hun  muizenissen hielden e angstvallig verborgen voor de buitenwereld. De verpleegkundigen waren een welkome verpozing in het kleurloze bestaan van een zieker wordende vrouw bij wie, na de zoveelste amputatie, de levenslust in haar anders zo fonkelende ogen doofde. Ook vader fleurde op toen hij het kleine wagentje het erf zag oprijden. Hij was nu huisman geworden en droeg de last van het wassen, plassen, poetsen en koken wonderwel.

    De thuisverpleging bracht hem een korte, welkome verpozing in de sleur van elke dag en luisterde schijnbaar geïnteresseerd naar zijn verhaal, maar niet zonder moeder ook even op te vrolijken met een complimentje of een teder woord.

    Hoewel wij er dagelijks over de vloer kwamen waren de tips en de raad van ‘hun’ verzorger wijze woorden. Die had er voor gestudeerd een wij waren de leken. We keken elkaar dan vaak met pretoogjes aan en lieten hem in zijn overtuiging. Na jaren was de thuisverpleging steeds meer het zonnetje in huis. Haakte er eentje af, werd een traan gelaten, maar met de komst van de ‘nieuwe’ klaarde de hemel weer op.

    De thuisverpleging begon meer en meer deel uit te maken van het gezin. 's Morgens was de koffie klaar, ’s avonds was er soep. Tegenpruttelen hielp niet. Die mensen hadden vele watertjes doorzwommen en lieten alles gedwee en geduldig over zich gaan. Je kon die twee oudjes toch niet ongelukkig maken, niet?

    Toen moeder na vijftien jaar overleed brak ook bij vader de veer. Gelukkig kon hij naast ons ook rekenen op de onvoorwaardelijke steun van de thuisverpleging. ‘Zijn witjasjes’ bleven hem verzorgen en beurden hem op. Hij moest het rustig aan doen, maar kon weer grappen en grollen en dat hield hem in leven. Toen hij jaren later, op zijn vierennegentigste noodgedwongen naar het rusthuis moest heeft hij een traantje geplengd. Het afscheid viel zwaar. Nu is hij 98 en nog steeds ongelukkig omdat hij een kamer kreeg en geen flatje, waar hij ‘zijn’ verpleegstertjes of verplegers kon ontvangen en koesteren...

     

    18-07-2005 om 12:44 geschreven door Fernand Willio  


    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 22/02-28/02 2010
  • 17/03-23/03 2008
  • 18/07-24/07 2005
  • 02/05-08/05 2005
  • 18/04-24/04 2005
  • 11/04-17/04 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Mijn favorieten
  • SeniorenNet.be
  • Julie's concertrecensies voor jonge 55+
  • Albert's Site
  • Kunstenaarsdorp in Vlaanderen
  • Jan in Malaysia
  • Kruidjes voor Kwaaltjes
  • Radionostalgie
  • Vertalen

  • Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Zoeken in blog


    Zoeken met Google




    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!