Mijn mooi tijgertje is sinds 25 maart vermist, ze is nog nooit buiten geweest, ik heb haar al die tijd binnen gehouden en toch moet ze op die bewuste dag ongemerkt langs de voordeur buiten geglipt zijn, ik kan het mezelf niet vergeven dat ik niet beter heb opgelet. Hoe kan ze nu in hemelsnaam haar huisje terugvinden ?
Ik heb zoveel mogelijk flyers gemaakt en bij CAD (Coördinatie Antwerpse Dierenbescherming) haar als verloren op gegeven en zij staat daar nu op hun site
Kattin gesteriliseerd Kortharig Tijger Droeg rood halsbandje met witte tekst "Kitty Cat" Verloren: 25/03/08
Als er iemand onder jullie haar soms gezien moesten hebben, in de omgeving Deurne-Zuid, Arenaplein, stuur me dan een a.u.b. een mailtje, Fleurtje en ik blijven hopen, dat ze de weg naar huis terug vindt, want we missen haar verschrikkelijk...
Ik zat gisteren in het zonnetje in onze nieuwe tuin, nog een beetje een wildernis, maar dat komt volgende maand ook wel goed
Ik mag er nog niet in van 't vrouwtje, "nog eventjes binnenblijven zegt ze, hopelijk duurt het niet te lang, want ik wil ook met Fleur de tuin in" (zucht )
We hebben de laatste maanden een druk en hectisch leventje gehad, maar nu begint stilaan alles op zijn pootjes te komen
Toevallig dit liedje teruggehoord in een reclamefilmpje
Everlasting love was een nummer geschreven door Robert Knight en is door The Love Affair bekend geworden in 1968, maar het nummer is uitgebracht in februari 1967
Dat is 40 jaar geleden (niet aan denken of ik voel me oud )
Het beroemde sprookje van Andersen over een arm meisje
Het was afschuwelijk koud, het sneeuwde en het begon donker te worden. Het was ook de laatste avond van het jaar, oudejaarsavond. In die kou en in dat donker liep er op straat een arm, klein meisje, zonder muts en op blote voeten. Ze had wel pantoffels aangehad toen ze van huis ging, maar dat hielp niet veel: het waren heel grote pantoffels, haar moeder had ze het laatst gedragen, zo groot waren ze, en het meisje had ze bij het oversteken verloren, toen er twee rijtuigen vreselijk hard voorbijvlogen. De ene pantoffel was niet te vinden en met de andere ging er een jongen vandoor: hij zei dat hij hem als wieg kon gebruiken als hij later kinderen kreeg. Daar liep dat meisje dus op haar blote voetjes, die rood en blauw zagen van de kou. In een oud schort had ze een heleboel zwavelstokjes en één bosje hield ze in haar hand. Niemand had nog iets van haar gekocht, de hele dag niet. Niemand had haar ook maar een stuivertje gegeven. Hongerig en koud liep ze daar en ze zag er zo zielig uit, dat arme stakkerdje! De sneeuwvlokken vielen in haar lange, blonde haar, dat zo mooi in haar nek krulde, maar aan dat soort dingen dacht ze echt niet. Uit alle ramen scheen licht naar buiten en het rook overal zo lekker naar gebraden gans; het was immers oudejaarsavond en daar dacht ze wel aan.
In een hoekje tussen twee huizen, waarvan het ene een beetje vooruitstak, ging ze in elkaar gedoken zitten. Haar beentjes trok ze onder zich op, maar ze kreeg het nog kouder, en naar huis durfde ze niet, want ze had geen zwavelstokjes verkocht en ook geen stuivertje gekregen. Haar vader zou haar slaan en thuis was het trouwens ook koud. Ze woonden vlak onder het dak en daar blies de wind doorheen, ook al waren de ergste kieren met stro en oude lappen dichtgestopt. Ze had bijna geen gevoel meer in haar handjes van de kou. O, wat zou een zwavelstokje lekker warm zijn! Zou ze er eentje uit het bosje durven trekken en het tegen de muur afstrijken om haar handen te warmen? Ze trok er een uit. "Ritsss..." Wat vlamde dat, wat brandde dat! Het gaf een warm, helder vlammetje, net een kaarsje, toen ze haar handen eromheen hield. Een wonderlijk licht gaf het. Het meisje dacht dat ze voor een grote, ijzeren kachel zat met glimmende koperen ballen en een koperen trommel. Het vuur brandde zo heerlijk, het was zo lekker warm. Maar wat was dat? Het meisje strekte haar voetjes al uit om die ook te warmen - toen ging de vlam uit, de kachel verdween - en zij zat met een stompje van het afgebrande zwavelstokje in haar hand.
Ze stak er nog een aan. Het brandde, het gaf licht en waar het schijnsel op de muur viel, werd die doorzichtig, net als een sluier. Ze keek zo de kamer in, waar de tafel gedekt was met een spierwit tafelkleed, met het fijnste porselein. De gebraden gans, gevuld met pruimen en appeltjes, stond heerlijk te dampen. En wat het allerheerlijkst was, de gans sprong van de schaal en waggelde met een vork en mes in zijn rug over de grond. Hij kwam recht op het arme meisje af; toen ging het zwavelstokje uit en was alleen de dichte, koude muur er nog.
Ze stak er nog een aan. Toen zat ze onder de mooiste kerstboom, nog groter en nog rijker versierd dan de boom die ze door de glazen deur bij de rijke koopman had gezien, vorig jaar met Kerstmis. Er brandden wel duizend kaarsjes aan de groene takken, en gekleurde prentjes, zoals je die in etalages ziet, keken haar aan. Het meisje strekte haar beide handen uit - toen ging het zwavelstokje uit, de vele kerstkaarsjes gingen de lucht in en veranderden in sterren, zag ze. Eentje viel er en liet een lange streep van vuur achter aan de hemel. "Nu gaat er iemand dood," zei het meisje. Want haar oude grootmoeder, de enige die lief voor haar was geweest, maar die nu dood was, had gezegd: "Als er een ster valt, gaat er een zieltje naar God."
Ze streek weer een zwavelstokje af tegen de muur, het gaf licht en in het schijnsel stond haar oma, heel duidelijk, heel stralend, heel vriendelijk en lief. "Oma!" riep het meisje. "O, neem me mee! Ik weet dat je weg bent, als het zwavelstokje uitgaat. Weg, net als de warme kachel, de gebraden gans en die prachtige, grote kerstboom." Haastig streek ze de rest van de zwavelstokjes uit het bosje af, want ze wilde oma vasthouden. De zwavelstokjes gaven zoveel licht dat het klaarlichte dag leek. Oma had er nog nooit zo mooi en zo groot uitgezien. Ze nam het kleine meisje op haar arm en ze vlogen, stralend en blij, heel, heel hoog. Er was geen kou, geen honger, geen angst - ze waren bij God. Maar in het hoekje bij het huis zat in de koude wintermorgen het kleine meisje met de rode wangen, met een glimlach om haar mond - dood, doodgevroren op de laatste avond van het oude jaar.
Het werd nieuwjaarsochtend en de kleine dode zat daar met haar zwavelstokjes, waarvan een bosje bijna was opgebrand. Ze heeft zich willen warmen, zeiden ze. Niemand wist wat voor moois ze had gezien, hoe stralend ze met oma de vreugde van het nieuwe jaar was ingegaan.
Een boer koopt een jonge haan om zijn oude haan te vervangen in het kippenhok.
Onmiddellijk na zijn aankomst richt de jonge haan zich tot de oude haan en zegt:
Opa, het uur van de coq au vin
is aangebroken voor u. De oude haan antwoordde hem:
- Zeg mij nu niet dat jij, zo jong, al die kippen zult kunnen bevredigen, kijk in welke staat zij mij gebracht hebben. Laten we het werk verdelen, ik zal mij om de oudere bekommeren, neem jij de jonge!
Maar de jonge haan zei:
-Verlies uw tijd niet, voor u is alles afgelopen, het uur van het pensioen is aangebroken,vanaf nu is alles hier onder mijn verantwoordelijkheid.
-Daar ben ik nog niet zo zeker van, antwoordde de oude haan. Laten we een weddingschap aangaan, we zullen een koers houden rond de boerderij, als je wint trek ik mij terug en zul je de controle hebben over gans het kippenhok:
De jonge haan begon te lachen:
- Jij bent toch niet ernstig, je weet heel goed dat je zal verliezen, maar ik ben een faire speler, ik laat je 2 minuten voor mij vertrekken.
Na twee minuten begon de jonge haan de achtervolging, won meer en meer terrein ..... Hij was maar op enkele meter meer ....Dan maar op enkele centimeter ..
De boer die het tafereel zag nam zijn geweer, richtte en
doodde
De jonge haan
De boer schudt triestig het hoofd en roept uit:
- Ik heb nooit geluk, het is nu de derde haan die ik koop deze maand en het is weer eenhomosexueel !!!
De moraal van dit verhaal
Probeer nooit de ouderen te slim af te zijn
De ouderdom en de ervaring winnen altijd op de jeugd .