Petange
· Accoster :
Zeer goed plaatsen ; de speler plaatst zijn boules zeer dicht bij het but.
· Ajouter :
Een punt maken dat bij de eindscore geteld wordt.
· Avoir le point :
Een van de boules ligt dichter bij het but dan de beste boule van de tegenstander
· Aller à Rome sansvoir le pape :
Dicht bij de overwinning zijn en op het laatst toch nog verliezen. Tot op 12 punten komen en niet winnen.
· Aller au bout :
De finale van een toernooi behalen
· Balancier :
het maken van de armbeweging tijdens het werpen van de boule.
· Bâtard :
(bastaard) Een punt dat tussen een goed en een slecht punt ligt. Hoewel zo'n punt (boule) niet vlak bij het but ligt, doet het toch mee.
· Bétonner :
Voordurend blijfen verdedigen ; Het spel sluiten ; dichtmetselen ; geen enkel risico nemen.
· Bouchon :
doelballetje ; but.
· Boule :
Pétanque-bal.
· Boule Devant, boule d'argent :
(een boul ervoor is van zilver) Beroemde uitdrukking in het pétanque. Een kort gespeelde bal heeft meer waarde dan een lange.
Bourrer une boule :
Je boule iets harder spelen dan normaal om te voorkomen dat hij onderweg stil komt te liggen of in de grond smoort. Je boule wat extra's meegeven.
· But :
Doelballetje.
· Biberon :
Boule en het but liggen tegen elkaar aan.
· Boules colleés :
(kleefballen) Boules die helemaal tegen elkaarliggen.
· Boules lissés :
(gladde boules) Boules die geen groeven hebben.
· Boules quadrillées :
(ruwe boules) Boules met veel groeven.
· But perdu, noye, mort :
ongeldig but. Canner : meten met een wandelstok.
· Cabochard :
Een speler die dan weer heel goed speelt en dan weer heel slecht speelt.
· Cadrage :
Ronde tijdens een toernooi om op een aantal equipes uit te komen dat een macht van 2 is. (2,4,8,16 enz.)
· Carreau :
Schietboule die de plaats inneemt van de geraakte boule.
· Carreau de muraille :
De boule van een tirreur ketst, na doel te hebben getroffen, tegen een muur of ander obstakel en komt terug in het spel, op de plek waar de geraakte boule lag.
· Cannonnier :
De schutter van het team.
· Casser une boule :
Een boule raken.
· Casquette :
Een boule bovenop raken, waardoor deze niet van zijn plek komt.
· Cochonnet :
Doelballetje, but.
· Contre carreau :
De zojuist geraakte boule van de tegenstander botst tegen een vlakbij liggende boule van je team en maakt daar een carreau van.
· Contre :
(klotsbal) Hiervan spreekt men als na het tireren verschillende boules tegen elkaar klotsen.
· Concours :
Toernooi.
· Couper une boule :
Op het "oor" van een boule schieten, de zijkant dus, met het doel die boule te verwijderen zonder je eigen boule te verplaatsen die er achter ligt.
· Craindre :
bang zijn om te verliezen
· Couloir :
De haag gevormd door toeschouwers.
· Coup :
(worp) Tireer - of pointeerworp.
· Defendre un point :
Het tireren van een boule van de tegenstander tijdens een ronde om zo tijdelijk een , twee of drie punten op het terrein te hebben liggen.
· Demi-portee :
Het pointeren van een boule zo dat deze halverwege de werpcirkel en het but neerkomt en verder rolt.
· Donnée :
Plaats op het terrein waar de boule neerkomt.
· Donner le coup :
De partij weggeven zonder er echt om te spelen.
· Eclairir le jeu :
(het spel uit elkaar gooien) Tireren om enkele boules van het but te verwijderen.
· Enfourner :
Door goed te plaatsen punten bij maken terwijl de tegenstander geen bouls meer heeft.
· Envoyer à la consolante :
Uitgeschakeld worden en naar het troosttoernooi gestuurd worden.
· Embouchonnange :
(tegen het but aankomen) Het beste punt dat te maken is. De geplaatste boule komt precies tegen het but tot stilstand, ligt er tegenaan gekleefd.
· Etre à la porte :
(aan de poort staan) Je hebt twaalf punten en je bent er bijna.
· Entre bien emmaillé :
(goed opgesierd zijn) Als je teamgenoten goede spelers zijn en je met hen een goed team vormt, ben je goed toegerust.
· Faire Fanny :
Geen enkel punt scoren in een partij.
· Faire galerie :
Publiek naar je toe trekken. Maar ook: als toeschouwer een partij bijwonen.
· Faire les boules :
Equipes vormen door loting, waarbij iedere deelnemer een boule gooit.
· Faire les mains :
Twee tegen een spelen.
· Faire passer :
Een boule raken. De boule die geraakt is, loopt verder van het but weg dan de boule waarmee gespeeld werd.
· Faire la reprise :
Bij een gelijk aantal boules het punt van de tegenstander terugwinnen.
|