Veel leesplezier, voor evt uitgevers en bestellingen http://www.writehistory.be/?p=store Contact op franciscusborst@hotmail.nl
30-09-2008
Israël H2 d9 Volle maan verhalen
Israël H2 d9 Volle maan verhalen
De volle maan zo groot als een luchtballon op tien meter afstand houd
ons op de been. Sterker nog hij of trekt ons aan waardoor we blijven
lopen richting de geelwitte bal met wazige blauwgrijze vlekken die
afwisselend donkerder en lichter zijn. Met open monden luchthappend die
snijdt in onze verdroogde kelen, lopen wij als zombies met de ogen naar
boven gedraaid op duistere krachten richting deze bal. Het zou nu
ongeveer elf uur 's avonds zijn schatten wij in, nog steeds hadden wij
geen teken van leven gezien op een lang gehuil van een coyote of wolf
na waar ik van baalde dat ik mijn steen waar ik de hele dag had mee
lopen zeulen een paar kilometer terug had weggegooid.
"Weet je nog Stef, bij dat Rabbihotel aan het meer van Gallilea?"
Vraag ik naar de bekende weg, de stemming er een beetje inhoudende, er
van overtuigd te zijn dat ons laatste uur of uren geslagen hadden.
"Zo dat was wat, helemaal overspannen joh die gasten," grinnikt hij terug.
"Dat was ook weer rennen geblazen, hoe komt dat toch dat echt alles
verkeerd gaat?" vraag ik hem, waarvan ik het antwoord al wist omdat
zeker was dat hij dat ook niet wist, hoe had hij daar een antwoord op
kunnen geven?
We waren daar terecht gekomen na onze vlucht uit Nir David toen ene
Amichay ons de kogel van de politie, M.P. en het leger beloofd had na
wat akkefietjes tussen ons.
Er was een hotel aan de oever van het meer gezet ten waarde van
vijfentwintig miljoen dollar en het was net klaar. Precies op de plaats
waar Jezus over het water was gelopen en tweehonderd mensen van vijf
broden en vijf vissen had laten eten en nog veertien manden over had
ook. Wij hebben dat ook nog geprobeerd over dat water lopen maar zonken
als een baksteen. We waren het er dan ook over eens dat het vast een
geschiedenisfoutje was in de Bijbel en dat ze hem gewoon hadden zien
drijven in de Rode Zee waar zoals u weet niets zinkt vanwege het hoge
zoutgehalte. Weer een raadsel opgelost volgens ons.
Wij mochten werken in de keuken als servies en besteksorteerders die
gewassen en gedroogd uit een zeer grote afwasmachine kwam op een
lopende band. We kregen als vergoeding kost en inwoning en vijftien
shekkel per week wat niet veel was maar de kamer die we kregen, was
normaal gesproken vijfhonderd Amerikaanse Dollars per dag en zij
verzekerde dat dit alleen weg was gelegd voor zeer rijke vooral weer
Amerikaanse Joden die hier naar dit bedevaartsoort kwamen. Dus we
mochten niet klagen, het was zes uur op en af dag en nacht. De
allereerste ploeg toeristen zou de volgende dag aankomen en iedereen
was dan ook zeer bedreven. Het was zaterdag (Sabbat) en het vlees werd
ingezegend en daarna buiten gegrild door een paar Rabbi's, wat heel
vreemd was om te zien. De kamer was volautomatisch in de grootste zin
van het woord en dat in het jaar negentienzesentachtig. Er zat een
grote afstand bediening aan het bed war je echt alles op kon regelen,
alles, zelfs de koelkast in je kamer kwam als een robot naar je toe
gereden als je op de juiste knop drukte. Deed je dit niet begon je bed
te vibreren of gingen de gordijnen open en dicht en probeer dat maar
weer eens recht te zetten met je stoonte hoofd. Aldus wij hadden nog
nooit van kosher gehoord, ja wel gehoord maar niet echt wetende wat het
inhield. De pleuris brak dan ook uit toen wij niet door hadden,
waarschijnlijk niet goed geluisterd naar de uitleg van keukenchef toen
wij per ongeluk een van de borden die gekleurde cirkels bevatten zoals
rood geel, blauw, groen en bruin wat inhield bijvoorbeeld dat de rode
borden alleen voor het vlees gebruikt mochten worden, de gele voor de
zuivel enzovoort. Dit in verband met de schepping der aarde, vernamen
wij achteraf. En zou het een zonde tegenover God zijn dit te mixen en
zou je daar ziek van worden. Nou als ik ergens in de wereld een paar
bleeksmoelen heb gezien waren het wel Rabbi's. In en intens wit die
mensen, griezelig gewoon. En dan nog in het zwart gekleed.
Wij aan het werk, wat om de tien minuten gecontroleerd werd door de
keukenchef. We werden gek van hem met zijn grote mond want het moest
sneller en sneller want: "De toeristen kamen eraan."
Hij fokte ons op en er kwamen op een gegeven moment één
of twee borden, waarschijnlijk een paar blauwe tussen de groene omdat
dit nogal op elkaar lijkt. De chef begon te gillen en schreeuwen en
probeerde ons narennend te slaan met een Spaanse mop verklarende dat ze
het nu hele Hotel moesten ontsmetten omdat wij de kosherwet gebroken
hadden en dit nooit meer konden doen vanwege tijdgebrek en zouden de
toeristen moeten onderbrengen ineen ander Hotel wat hun tonnen zou
kosten.
Na enige rondjes om het Hotel, hij haalde ons never nooit niet
natuurlijk daar wij wel wat rennen gewend waren vanwege ons
junkieverleden waarin wij als een team opereerden. Toen we zeker wisten
dat ook de chef buiten adem was en hulp was gaan halen om ons te
lynchen of verrot te slaan sneakten wij onze kamer in pakten onze
spullen en verdwenen, de Rabbi's vervloekend. Toch een anderhalve dag
volgehouden maar geen loon aan over gehouden wel een goed gevulde maag
en een nieuw avontuur.
"Wat dacht je van die keer bij die kibboets die ten Noord-Oosten van Haïfa ligt?" Vraagt hij mij.
"Zo dan!" "Dat was ik alweer vergeten," antwoorde ik.
"Wilden ze daar nou echt dat we omgerekend voor éénguldenvijftig
per dag sinaasappels plukten?" "Met een Uzi mitrailleur op ons rug?"
Zal het nu nooit meer vergeten dat wij vanuit Tel-Aviv een briefje
meekregen van het Kibboetsarbeidsbureau met een adres erop en twee
buskaartjes.
Na een rit van zo'n drie uur kwamen wij aan in de inmiddels donker
geworden Kibboets waar wij vernamen dat we 's morgens om zeven uur
moesten beginnen met sinaasappels plukken met behulp van een
mechanische kraan met een bakje eraan waarin wij konden staan. "Oh leuk
antwoorden wij."
Of we wel een uurtje eerder klaar konden staan vanwege wat schietlessen. "Schietlessen?" Keken wij elkaar aan.
"Ja er zaten nogal wat 'snipers' vanuit Libanon, hier in de heuvels die het op ons voorzien hadden."
"En dan moet je wel terug schieten," zij hij doodgewoon.
Waarop wij 'doodgewoon' zeiden dat hij naar de hel kon lopen met
zijn ene shekkel per dag en zijn teringsinaasappels en vroegen of hij
wel goed spoorde, waarop wij ons omdraaiden en verdwenen in de nacht.
De slagbomen van de kibboets achter ons latend. Nog net de laatste bus
naar Tel-Aviv terug konden nemen om naar het arbeidsbureau te gaan en
deze even goed de waarheid vertellen en dat zij ons niet maar zo konden
fukken.
Terwijl we dit soort verhalen omhaag haalden liepen wij om beurten
achteruit dit om de weg waarop wij liet met nog steeds recht de
woestijn en links de zee en andersom natuurlijk als je achteruit liep.
Tot Stef mij in mijn zij prikt met zijn elleboog.
"Frans zie jij dat ook?"
"Wat?"
"Nou daar in de verte," wees hij achter mij daar het zijn beurt was achteruit te lopen.
"Ik zie niks, je zal het je wel verbeelden met je blinde muil," zei ik.
"Nee kijk, dan is het er wel en dan weer niet," antwoord hij.
Ik gooi mijn rugzak neer ging erbovenop zitten om eens goed te kijken.
Hij had gelijk. Er waren twee kleine stipjes, lichtjes die er af en toe
waren en dan weer verdwenen.
"Een UFO?" dacht ik hardop geen andere verklaring te hebben.
Heel lang wachten wij in spanning, eerder bang dan hoopvol.
De lichtjes werden groter maar bleven verdwijnen om daarna weer terug te komen.
"Ik weet het," riep Stef. "Het is een auto of zo, kijk de weg golft!"
"Krijg nou wat, je hebt gelijk, zou die stoppen?" "Godverdomme had ik
nou die steen nog maar!" "Voor het geval hij niet stoppen zou."
"Dan had ik hem gewoon door zijn voorruit gegooid!" Ja, wat moet je dan? Doodgaan?
Het was maar goed dat ik de steen niet had.
De lichtjes werden lichten, die dus dan weer wel dan weer niet te zien
waren, tot er daadwerkelijk ook iets van een auto bij verscheen. Dat
wil zeggen een prachtige witte sportwagen!
Wij zwaaien en schreeuwen langs de kant van de weg daar hij met een
gangetje van zeker hondertachtig km. per uur aan kwam scheuren.
Hij reed kei en keihard door, een flard harde muziek verdween en zag ik
in mijn gedacht de steen die ik niet meer had de achterruit en
achterhoofd verbrijzelen van de bestuurder, waarop wij het lijk zouden
begraven in de woestijn en ik daarna plaats kon nemen achter het stuur.
Survival of the fittest!
Als de wagen zo'n honderd meter ons voorbij is gesneld moest hij aan de
handrem getrokken hebben want hij maakte een spin in het zand langs de
weg van wel drie rondjes en kwam als een ronkend Christine uit Stephen
Kings film héél langzaam naar ons toe gereden. Griezelig
gewoon. De muziek werd uitgezet. Alleen de brullende motor restte, die
af en toe met de koppeling ingedrukt hard brulde alsof hij ons op ging
vreten of doodrijden.
Vluchten had geen zin. We waren overgeleverd aan dit roofdier.
De kleppen van de mistlampen gaan open en dicht en schijnen in ons ogen waardoor we verblind worden.
Nu bleven zij aan en een deur gaat open. Er stapt een gozer uit van onze leeftijd die vraagt:
"What the fuck are you doïng here? Do you speak English?"
"Nou en of, we do! Snel pakken we ons rugzakken en rennen naar de auto die op zo'n twintig meter van ons af stond.
De kofferbak klikte automatisch open na een handeling van binnenuit, wij droppen onze rugzakken erin en lopen naar de deuren.
"Stef ga jij maar voorin zitten met die lange klauwen van je."
De stoel klapt naar voren en ik neem achterin plaats, nogal krap maar was dolblij.
"Thirsty?" Vraagt de jongen. Wij leggen hem alles uit en hij begreep
dat hij ons leven gered had en vroeg lachend of we een koud biertje
wilden. "Zit hij ons nou te dollen vraag ik Stef?"
Ik bedoel je mag overal aan komen behalve aan mijn biertje en aan mijn
vrouw. Een slok water zou ik ook een moord voor gedaan hebben. Hij
drukt op een knopje en uit de stoel voor me komt een kleine koelkast
uitschuiven met verlichting erin waar ik blikken Amerikaans Budweisser
bier zie staan.
"Bier!" "Bier!" Stef hij heeft bier!" "het is nog gekoeld ook!"
Roep ik in extase.
Ik behoef niet uit te leggen dat dat ons lekkerste biertje uit ons
leven was en na een tweede zei de jongen dat we rustig aan moesten doen
want we moesten nog vierhonderd kilometer.
"Vierhonderd?" Vragen wij verbaast, "Hoe kan dat nou?"
Als de zee van onze zijde verdwijnt begrijpen wij onze fout. Dit was de
Rode zee niet maar de Dode Zee. We hadden dus nog een heel eind te gaan
door de Negev. Er lag driehonderd kilometer woestijn achter ons en
vierhonderd voor ons en daar hadden ze ons uit de bus laten stappen.
"Sigaartje?" Vraagt de jongen terwijl hij tweehonderd rijd en de muziek
keihard aanzet met een nummer van Queen: "I want to break free," welke
we keihard mee zitten te zingen staand met een bier in mijn handen en
sigaar in mijn muil met mijn bovenste helft uit het open dak met mijn
verdroogde en verbrande gezicht in de keiharde wind, waardoor ik
sigarenas in mijn ogen kreeg.
"It's strange but it's true," klinkt er uit de luidspeakers.
Na enige informatie wisten wij dat we met een bus via Beer-Sheba naar
Eilat konden reizen, een vakantiestad aan de Rode Zee. Dit om eventuele
calamiteiten in de Westbank te vermijden.
Na alle consternatie vonden wij dat we wel recht op een vakantie
hadden. Dat God het niet zo zag is een ander verhaal. Bij deze.
We hadden de whisky zo goed als allemaal verkocht aan een persoon wat
de broer had kunnen zijn van degene waar we het van gestolen hadden.
Nou gestolen? Meer als boeteverzoening hadden aangenomen zullen we maar
zeggen. Na heel voorzichtig bij de oude muur wat hasjiesj gerookt te
hebben en de bus eindelijk vertrok vielen wij al snel in slaap in de
verroeste bus met alweer geblindeerde ramen. Wel viel ons nog even op
dat het weer heel ander volk was als in Tel Aviv en Jeruzalem. Er zaten
nu ook nomaden tussen. Pikzwart groot sterk en heel vriendelijk in
zwarte tulbanden en jurken. Je zou toch zeggen dat zwart de warmte
aantrekt? Na enig navragen kwamen we er achter dat dat inderdaad zo was
maar hun lichaamstemperatuur lager was dan de woestijn met zo'n
vijfenveertig in de schaduw, om over het zonnetje nog maar niet te
spreken. En die dragen dat al zo'n achtduizend jaar die Egyptenaren dus
weten ze echt wel waar ze over praten.
Als we wakker worden rijdt de bus door een zandige stofwolk op een
soort van nederzetting aan wat er uit ziet als een groot wit vierkant
Amerikaans tankstation omgeven door een grote waaierige zandvlakte met
allemaal kleine winkeltjes er in op een westernachtige manier. Het
bleek de busterminal van Beer-Sheba. Als dit het station was waar was
dan de stad. Er was verder geen fok te zien.
Wij stappen uit en regelen een broodje fallaffel en kopen een kaartje
Eilat voor omgerekend zo'n veertig euro. Niet duur als je nagaat dat we
nog zevenhonderd kilometer moesten rijden door de Negev woestijn.
We moesten drie uur wachten en maakten vast kennis met de droogte die
Israël dus ook bezat. Om beurten liepen we naar zo'n tokootje toe
om waterijs te kopen tot de buikpijn toesloeg en het maar voor lief
namen. Ik had er geloof ik dertig op. Werd gek daar.
Eindelijk vertrekt de bus dan. Met ons alweer sufgerookte hoofd
vergeten wij de bus in de gaten te houden en vallen in slaap tegen de
halte, ruggelings tegen elkaar gezeten. Hadden we geen zitplaats.
Zevenhonderd kilometer voor de boeg. Lekker bijdehand.
Het word erger als we het gebergte van de Negev doorkruisen met een en
al haarspeldbochten. Hangend in de lussen aan het plafond, de rugzakken
tussen ons onderbenen geklemd schommelen wij als gevilde varkens in een
slachthuis aan een vleeshaak heen en weer.
Urenlang kwam er geen eind aan en vielen wij weer oververmoeid van het
afkicken en balanceren hangend met ons hoofd steunend tegen onze armen
met de polsen vastgedraaid in de buslussen in slaap.
Als het slingeren na een paar uur op houd worden wij vanzelf initiatief
wakker. De haarspeldbochten waren verdwenen en reden nu op een rechte
weg met links een azuurblauwe zee en rechts een honderd meter vlakke en
daarachter een heuvelachtige woestijn.
De Rode zee dachten wij. Als wij urenlang rijden tussen branding en
woestijn door stopt de bus bij een halte. Wij blij want we stonden al
een halve dag en vragen aan iemand of dit de halte Eilat was. Ja zei de
persoon en we trekken aan een touw wat een zoemer af doet gaan en een
licht op rood zet en de bus stopt weer en wij stappen uit. Als de
bus met een dieselwalm in ons gezicht blazend achterlaat beseffen wij
onze domme fout. We zaten letterlijk met onze pik in het zand want we
stonden bij een paal met aan de ene kant dus de zee volgens ons de Rode
Zee en aan de andere kant de woestijn en een lange weg die geen auto's
verwachte de eerste uren of zelfs dagen. We begonnen hem te knijpen.
Wat een pleurisvent met zijn 'ja' je bent er. En wat ontzettend dom van
ons. We hadden niets te drinken meer want de whisky was intussen ook
verzilverd en niets te eten. Daar stonden we dan met onze rugzakken in
het zand met de zon brandend op onze kop.
Woestijnverhalen uit films, boeken en strips komen naar boven en wij
wisten zeker dat we ten dode waren opgeschreven naar mate de uren
verstreken. Zaten er hier wolven, hyena's? We waren geen van
tweeën op de hoogte van de biotopen in de woestijn. Mensen waren
er in ieder geval niet.
Als we nou onze kaart van Israël niet in repen hadden gescheurd
onderweg vanwege onze diarree hadden we een beetje kunnen kijken waar
we ons bevonden, al zou dat op zich weinig opschieten in deze toestand.
Met Stefs Zwitserse zakmes waar ook een klein zaagje in zat, stonden we
van de ellende onze broekspijpen af te zagen. Wat een hitte. In
ontbloot bovenlijf en een in de zee nat gemaakt T-shirt op ons hoofd
beginnen we maar richting te lopen waar we de bus bij ons vandaan
hadden zien rijden. De minuten werden kwartieren, de kwartieren uren en
het lopen werd waggelen.
Zeewater is trouwens niet te drinken en we hadden geen plastic en
brandhout om het eventueel te destilleren. Ook hadden we gehoord dat
het stierf van de haaien in De Rode Zee dus van een verfrissende duik
was geen sprake en in onze hallucinaties zagen we bij enkeldiep al de
haaienvinnen op ons af komen bij bosjes wat op zich onmogelijk was want
we liepen niet aan de kust van de Rode Zee maar van de Dode zee kwamen
we later achter.. Wij dachten in ieder geval wel dat we langs de Rode
zee liepen en hadden van onze vrienden in Nederland gehoord die ons
Israël aanbevolen hadden dat je maar tot je knieën het water
in hoefden te lopen en flink te stampen en dan zag je hele scholen aan
komen rukken zei ene Ger een vriend van ons. Dus wij niet verder als
enkeldiep proberend wat water op elkaar te gooien zonder opgevreten te
worden. Nou we zaten alleen onder het zand en zout wat nog meer beet in
onze verbrande schouders en gezicht. Ook onze broekspijpen afknippen
bleek geen goed idee want onze benen leken op de poten van een gekookte
kreeft. Ik zei dan ook toen we op een gegeven moment dat we meer van
links naar rechts liepen dat ik het bijltje er bij neer gooide en ging
op de weg liggen met mijn hoofd op mijn rugzak. Stef ging een stukje
verder in hurkzit zitten en vroeg tot mijn verbazing of ik een foto
wilde maken met de door hem geregelde wegwerpcamera.
"We gaan dood en jij wil een foto?" Vroeg ik.
"Daarom juist," was zijn argument, waar ik niets op te zeggen had en
maar verrot opstond en een foto klikte. Ook maakte hij van mij een foto
stervend op de weg liggend.
Het liggen was niet vol te houden en ik wilde nog niet dood. We moesten in beweging blijven zei ik, anders is het game over.
De zon begon te dalen het werd koeler, de bergen en heuvels kregen de
mooiste kleuren die je maar kunt verzinnen van paarszilver tot
oranjegoud en alles wat er tussen in zit. Een sprookje zo mooi en al
waren we uitgedroogd hadden gebarsten lippen waren verbrand en hadden
een zonnesteek waardoor we over ons nek gingen en stond het bloed in
onze schoenen, vonden we dat toch mooi.
Als de zon onder is word het ineens stervenskoud en lopen we te
bibberen. Dan ineens verschijnt de maan. Zo groot dat we hem dachten te
kunnen pakken. Dit kwam natuurlijk omdat we op de evenaar liepen. Zo
groot als een muur, prachtig gewoon. Betoverend.
Nu we het zo koud hadden vroegen we af wat beter was de hitte of de kou?
We lopen af en toe een kilometertje en rusten dan. Er kwam maar geen
auto bus of vrachtwagen of Jezus zelf op een ezel voor ons part, niks.
We begonnen over roofdieren te praten en ik vond een steen die ik bij
me hield want ik hoopte daar juist op dan kon ik proberen zijn kop in
te gooien om hem daarna leeg te drinken. Ik stierf van de dorst.
Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Als dorpsoudste met de bijnaam Pisaulima (Vijf messen betekenend, waarom heb ik
nooit begrepen, werd mij niet uitgelegd en mocht er ook niet meer
naar vragen) de deur open deed staat de lange magere Sumatraan met een
witte Sari en een wit overhemd in de deur opening. Hij had een chocoladebruin gekleurde huid met het structuur van een oude zware schooltas en een gemeen scherpe snor onder vriendelijke en rustig maar koelbloedige ogen. Hij leek sprekend op Averell van de Daltons maar dan met een kaarsrechte rug. Dat hij het nodige
meegemaakt had stond op zijn gezicht getekend en was daarom
waarschijnlijk benoemd als raadsheer van de blokken (flats) twintig tot
drieendertig. Hij had geen officiële functie maar zijn wil was
wet, wat voor mij moeilijk te accepteren was daar ik hem met een hand
dubbel zou vouwen als het moest. Des zenuwachtiger was ik geworden door
zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar zeker zijn verhaal te doen.
Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat woon waarop ik hem schuin
aankijk daar hij dit donders goed wist. Tot op de minuut af zelfs, hij had het zelfs genoteerd staan ergens in een klein zwart boekje waarschijnlijk. Ik begin met één mondhoek naar beneden te lachen.
Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar hem. Nerveus reikt hij
mij een open pakje sigaretten aan om er één uit te
pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar ontzettend beledigend is, waarop hij ietwat verschrikt reageert, heel kort maar onmiskenbaar en ik had het gezien en hij wist het. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het zit zo,"
met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal begeleidend: "Sinds jij
hier woont, (een diepe zucht) werken jouw vrienden niet meer, (iets kleinere zucht) waaronder Domingues, Franky,
Jaya..."
"Ja, ja," brak ik hem glimlachend om die naam af.
"En?" Want anders kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet veel goeds.
"Hun vrouwen Francis, pfff, hadoe, hoe moet ik je dit nu vertellen?" Hij maakte nu even kort maar krachtig het geluid van een krolse kat anders kan ik het niet omschrijven.
Hij had het echt moeilijk en ik zag tranen in zijn ogen komen.
Ik kreeg meelij met de geharde man, er moest nogal wat aan de hand
zijn. Ik ging naast hem zitten op de grond op de rieten tikar (mat) en
slaat een arm om zijn schouders en zeg dat hij zich niet zo druk moest
maken en mij alles kon vertellen. Hij knijpt met duim en wijsvinger in
zijn ooghoeken en zegt dat hij hoofdpijn van de situatie heeft.
"Francis je moet weg." Zegt hij met zijn waterige maar strenge ogen mij aankijkend.
"Verhuizen!" "Er is geen andere weg."
"Weg?" "Waarom?" Dit vond ik echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben verdrietig maar ook blij omdat ik altijd alles te horen krijg dat weet je."
"Wat is er met hun vrouwen," van boosheid op mijn bovenbenen slaand daar ik in hurkzit zat.
"Ik zweer het je Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch, wie zegt dat?"
Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat hij het constant flikte als ze alleen thuis waren.
"Nee dat niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes.
"Ik weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt."
"Ze hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij niemand
meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je, je eigen bediende kun je nu zelfs niet
meer vertrouwen en je moet eten, begrijp je wat ik bedoel?"
"Nou dan ontsla ik ze toch ik vreet wel buiten de deur."
Ik begreep maar al te goed wat hij bedoelde met die gifmengers daar.
"Francis," probeert hij met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de lul bent,
ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te beschermen,"
verontschuldigd hij zich.
"En eerlijk gezegd moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat."
"Weet je hoe ze je noemen Francis?"
"De witte hond," beantwoorde ik. "Nou en?"
"Francis ik heb ook vernomen dat je in Priok, Kramatonga, Blok M,
en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende.
Ik had overal bonnen staan van omgerekend in honderden guldens had me
zwaar misdragen, gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?" "Mm,"antwoord ik.
"Er word niet alleen in Oost Jakarta over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe, die is toch verhuist naar Cikampek?"
Een stad die honderd kilometer buiten Jakarta ligt, en dus zeer droog op mijn brood viel. Jakarta was mijn thuis.
"Ga daar naar toe, daar ben je veilig!"
"Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten.
"Pintyam pisau Pisau?" "Leen me een mes Mes," daar dit toch zijn bijnaam was.
"Ah begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keukenla een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang. Ik
hoefde nu alleen twee verdiepingen omhoog om mijn zooitje in te pakken om
vervolgens mijn bediende te ontslaan en daarna geruisloos zien te
verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het liefst geheel ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een stevige handdruk en bedank hem voor
het slechte nieuws en nam afscheid.
"Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem.
"Bij Domingues ga ik zelf wel even langs."
"Doe dat nou niet jongen," vraagt hij geschrokken.
"Pisau mond dicht ik heb geen keus, hij is mijn maat."
"We sterven voor elkaar en als dat nu gebeurt gebeurt het maar."
"Hadoe branie...," zegt Pisau.
"Niks branie!" "Niet meer dan normaal!" "Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het trappenhuis de deuren in de gaten
houdend, loop ik naar boven en regel mijn zaken terwijl ik af en toe terug naar de voordeur loop om te luisteren of er zich niets afspeelde in het trappenhuis wat mijn kop kon kosten. Eenmaal alles kant en
klaar, sluip ik door de smalle steegjes tussen de flats naar Blok
zevenentwintig waar Domingues woonde, die niet thuis was. Balen! Zijn
boer Franky, die ook al in een scheiding zat net als de andere helft van de woonwijk door mijn toedoen, depressief op bed lag nam
verbaast het nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen
vrouw meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen.
"Je bent gek," zei hij hard lachend voor zijn gezicht weer op balen-stand veranderde en zich omdraaide in bed.
Ik schreef in het kleine huiskamertje een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, stopte deze bij Franky in zijn kontzak en gaf de geleende pen terug aan zijn vrouw die boog en mij schijnheilig breed toelachte en
nam afscheid. "Selamat semuanya!" Mazzel allemaal! Ik sloop weer terug naar mijn flat en liet mijn bediende
een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal verboden is voor
mensen die niet in de wijk wonen. Maar ik gaf vijfduizend
Roepia extra mee voor de portier bij de slagboom om te kopen en beloofde haar er
nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat ik zeker wist want ik
hield haar enigste bezit, een klein plastic tasje met voor haar van waardevolle
spulletjes zoals kleding, sieraden en make-up voor de zekerheid bij me. Ik vertrouwde haar gek genoeg wel,
en vertelde haar het verhaal, waarop ik hoorde dat ze het al wist. Die
bediendes (berbantus) weten alles, die lullen alles aan elkaar door.
Kwaad vraag ik waarom ze me niet gewaarschuwd heeft.
"Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt ze geschrokken.
En dan bedoelen ze zes uur 's morgens. En het was nu één uur!
Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal, helemaal niet. Maar ze was voor haar doen,
binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat voor tien minuten
lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te gluren toen hij aan kwam rijden, rende
met de klewang in aanslag, mijn Samsonite koffer de trappen afgooiend naar
beneden om mijn handen vrij te hebben bij een eventuele aanval. Terwijl de chauffeur hem in de achterbak van de taxi legt, liep ik naar
de deur van Pisaulima en sloeg de klewang met een harde klap in zijn
deur die vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi
dichtslaat zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken,
draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" Met het accent van
Swartzenegger, en geef hem een saluut van een soldaat met een vette knipoog. Met open bek en
handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen het zonlicht
in na.
"Toeter eens," beveel ik de chauffeur. Kort claxonneert hij even.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk uit zijn!"
Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn achteruitkijkspiegel en als
hij stopt met claxonneren geef ik hem een tik op zijn schouder:
"Turus!" dat hij door moet gaan.
"Ya pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt hij waar ik heen wil.
"Stasion aja!" Doe het station maar!
Indonesië H1 d2 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island)
Indonesië H1 d3 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island).
Na niet al te gek lange tijd, ongeveer een weekje stappen met mijn
nieuwe vriend Domingues de taxichauffeur, nam hij mij mee naar zijn
gezin. Had deze boef een gezin? Jazeker, en hij had met mij een week
lang feest lopen vieren in de meest extreme zin van het woord.
Ik stelde mij voor en schaamde me, des te meer zijn Manadonese vrouw,
welke trouwens de mooiste dames zijn in Indonesië want je hebt
daar nogal wat verschillende eilanden en rassen, aardig en ontzettend
knap en bovenal heel erg lief bleek te zijn. Zij werkte achter de Balie
in het Hilton van Jakarta. Ik was weer eens verliefd.
Maar zij was sinds kort in blijde verwachting en nog iets anders wat
veel essentiëler is: ik ben geen matennaaier. Hij bleek vlak
achter de woonwijk kampong Ambon te wonen waar ik heel erg kort bij
mijn vader verbleven had, in Oost Jakarta (Jakart-Timur).
Domingues' woonwijk heette Pulomas wat op het bord was doorgestreept
met behulp van een fel lichtgevende verf uit een spuitbus, met
daaronder de tekst Pulau Mas, 'Golden Island'. Het geheel bestond uit
drieëndertig flatjes die dan ook genummerd waren als belok
één, belok twee enzovoort.
Domingues woonde in belok tweeëntwintig. Ik had al iets van mijn
vader gehoord over deze buurt en dat was in zijn ogen niet veel goeds,
en één van zijn zakenpartners voormalig Generaal van
Indonesië en tegenwoordig Politiecommissaris van heel Jakarta met
zijn vijfenvijftig miljoen inwoners, wilde het liefst de hele boel plat
bombarderen. Zo wat had die man een hekel aan Pulomas. Er bleek voor
een voor Islamitische staat (tweeënnegentig procent) geen ruimte
te bestaan voor een in hun ogen Sodom en Gomorrah gebied.
Ik had het naar mij zin daar elk flat bleek zijn specialiteiten te
bezitten. Er woonde acteurs, actrices, fotografen, fotomodellen,
hoeren, flikkers, alles wat met showbis te maken had en vooral heel
belangrijk in die dagen pillen en wietdealers. Het was net of ik thuis
was maar dan stinkend rijk en alles heel dichtbij de hand, behalve de
Heroïne en Coke was niet te krijgen en dat was perfect want daar
zat ik tenslotte niet om verlegen. Het was daar iedere avond feest bij
iemand anders thuis. Ik zei het gelijk. Ik wil hier wonen!
Het duurde dan ook niet lang, een dag en het was geregeld. Ik ging
eerst indekos wat in de kost betekende voor omgerekend negen euro per
maand tot er een flatje leeg kwam te staan voor dertig euro per maand
daar had ik drie kamers en een kleine badkamer voor. Dat wil zeggen
één flat tussen blok twintig en de drieëndertig,
want ik wilde wel een beetje bij mijn maat in de buurt blijven. Het
duurde niet lang voordat ik in blok drieëndertig woonde, op
mijzelf en ik was ingeburgerd tot een echte bewoner en een lid van de
gang, sterker nog Domingues bleek de tussendealer van wiet, waar hij
veel respect mee afdwong. En ik was zijn rechterhand wat ging de
spullen ook samen met hem inkopen, bij ene waar ik de naam niet van
noemen zal maar zijn codenaam was TBN. Zo waren er iedere avond feesten
in flats met veel drank wiet en pillen en orgieën, en was het een
beetje mat dan gingen we op stap met de oude Chevrolet Cherokee Jeep
van een half blinde bestuurde Jaya genaamd. Dat was altijd spannend,
vooral 'snachts met die blinde achter het stuur, niemand durfde dan ook
naast hem te zitten maar gingen ze allemaal keihard lachend in de
laadbak zitten. Ik was bijrijder.
Zo was het elke avond feest op onze parkeerplaats met de jongens en
soms meiden maar niet te vaak, want dat hadden de jongens liever niet,
want ze gingen wel allemaal vreemd maar allemaal twintig kilometer
verderop, dus wilden ze ook geen slapende honden wakker maken. Ik was
niet getrouwd had geen vaste vriendin, maar wel vijftien, en begreep
het probleem dan ook niet in het begin. Over honden gesproken, de
pillen van het merk bekka waar we iedere avond twee rolletjes van tien
tabletten per persoon van opvraten, vijfentwintig ct. per rol, bleek
achteraf obat anging gila te zijn, wat pillen tegen hondsdolheid zijn.
Na maanden later begreep ik mijn bijnaam De Witte Hond dan ook beter.
Ik dacht dat ze dat zeiden omdat ik overal opkroop. Uit jaloezie dus.
Maar het moge duidelijk zijn dat als je uit een stad moet vluchten die
net zo groot als Zuid-Holland is je het wel erg bont hebt gemaakt. Ik,
beter wij want Domingues was zo niet nog gekker dan mij en had
inmiddels ook zijn baan opgegeven, waardoor er zelfs een echtscheiding
aan zat te komen. En hij was niet de enige met een echtscheiding op
komst. Al mijn maten, een stuk of tien nam ik elke avond mee op stap.
Hapje eten bioscoopje pakken en dan naar Sukabumi, naar de vrouwtjes
van plezier. Nou er ging echt helemaal niemand meer naar zijn werk, de
volgende dag. Als blikken konden doden waren het die van hun
echtgenotes wel geweest. En dat maanden lang. En ik en Doom werden
steeds gekker, van die hondenpillen natuurlijk. Ik was daar miljonair
van mijn uitkering maar toch presteerden wij het de laatste week toch
om zonder geld te komen zitten. Er staat mij iets vaags bij dat we
bijvoorbeeld met een zwartgeverfd waterpistool toeristen stonden te
beroven op de trap van discotheek Stardust, wat toen de grootste
discotheek van Jakarta was, daar er konden wel tweeduizend mensen in
konden. Of gewoon in een file mensen beroven. Beesten waren we. Puur en
puur a-sociaal. Nee aan het stappen kwam geen eind, dacht ik tenminste.
Op een gegeven moment werd ik na de verkiezingen bij de 'dorpsoudste'
van de flats geroepen die met mij wilde praten over iets belangrijks.
De verkiezingen die trouwens ook een rel op zich waren en zijn, want de
mensen worden dan ineens verdeeld en heel erg agressief. Dan zijn er
vijf partijen met ieder hun eigen kleur. De witte is de Islamitische,
de rode de democratische met als lijsttrekker de dochter van Sukarno
die Suharto wilde verstoten, de groene partij voor de boeren, en de
zwarte partij weet ik niet meer, en dan had je heel slim de gouden
partij van president Suharto die heel vaag een embleem had met vier
vakken erin waar die andere vier partijen in stonden, zo van als je
twijfelt neem mij dan. En dat met goud omlijst, het Panca Warna
systeem, (het kleuren allerlei systeem). Het zijn allemaal twijfelaars
daar dus dat was APK gekeurd voor Suharto, jaar in jaar uit. Nou was
die verdeeldheid ook in Pulomas. Er waren zoals ik al eerder zei
drieëndertig blokken en die waren verdeeld in vijf territoria,
Sumatranen, Javanen, Manadonezen, Chinezen en ik woonde bij de Ambonese
blokken. De rest van het jaar heel Pulomas dikke vrienden, maar nu als
we 'savonds met elkaar stonden te babbelen of op de motorkappen zitten
op onze parkeerplaats, waren wij allen in een rood T-shirt en een rode
doek om ons voorhoofd.
De klewangs (kapmessen), knipmessen, bijlen en mijn Samoeraizwaard
lagen in de greppel achter de auto's voor een eventuele aanval. We
waren al een keer eerder verrast door de zwarte partij, de avond ervoor
en toen hadden wij moeten rennen en waren er twee goede gewonden onder
ons gevallen. Maar nu stonden we heel schijnheilig te blowen en
allemaal naar beneden te staren, net doen alsof ze ons weer konden
pakken. Maar we hadden vier man op elke hoek van ons gebied gezet,
waarvan er één dan ook al snel kwam vertellen over zijn
teenslippers struikelend, dat ze er weer aankwamen. Een hoop ijzer
gekletter ging snel rond en iedereen had zijn wapen verstopt achter
zijn rug in de auto met open raam of simpel op de bumper of onder de
auto.
Op het moment dat het geschreeuw van de zwarte groepering ons benaderde
en ons in bonken denkt te kunnen hakken, pakken wij ons gereedschap
vliegensvlug en volgt er een denk ik zo'n vijf minuten lange veldslag
als zoiets in 'Braveheart' en ik kan u vertellen, dat is een rush hoor!
Alles wat zwart gekleurd was kapte en hakte ik om mij heen al rennende
met de blinde woede van de laffe aanval voor ogen van de avond ervoor
en die twee creperende jongens die opgesneden in het riool hadden
gelegen, en die we hadden verbonden.
Dendam! Dendam! Schreeuwen wij wat wraak betekent. Nu renden zij voor
hun leven, voor sommigen echter te laat. Ik en Doom renden voorop
hakkende en ontwijkende om daarna ook nog eens hun achterna te rennen
toen ze al lang uit ons territorium verdwenen waren om nog een paar
flinke halen over hun rug te kappen. We hebben ze heel Pulomas
uitgejaagd en de rest van de verkiezingen hebben wij dan ook van
niemand meer last gehad. Er werden zeven man weggevoerd met de
ambulance, is ons verteld. Het moge duidelijk zijn dat wij niet op een
onderzoek stonden te wachten.
Ik was de volgende dag jarig maar had daar geen flauw benul van. Er
werd op de deur geklopt ik ben direct klaar wakker, pak mijn naast mijn
bed gelegen zwaard en ging achter de deur staan, en vroeg mijn bediende
de deur een klein kiertje open te doen want het was zo vroeg en dat op
zondag, tien uur pas er klopte iets niet.
De deur gaat op een kier en ik zie mijn bediende schrikken dan spring
ik in een tot mijn knieën afgeknipte gerafelde spijkerbroek met
ontbloot bovenlijf wat onder de krassen en sneeën zit met een rode
Ramboband om mijn voorhoofd en wilde ogen in mijn kop voor de
deuropening om het daar zijnde hoofd met een schreeuw af te hakken.
Staat mijn vader voor mijn neus met zijn vrouw en een cadeautje. Ik kan
nog net op tijd de slag inhouden tot net boven zijn kruin.
"Ga je mee, we gaan weer," zei hij teleurgesteld in mij tegen zijn vrouw.
"Hij is gek!" hoorde ik hun tegen elkaar zeggen toen ze de trap afliepen.
"Hij is in een beest veranderd." "Ik wil niet meer over hem praten," antwoordde mijn vader zijn vrouw.
Spierwit vertrokken zij, mij verbijsterd achterlatend en met een flinke kater. En ik moest nog wel bij de dorpsoudste op bezoek.
Ver weg was het niet want hij woonde in mij flat op de begaande grond,
maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al sloeg dat
nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in de gaten.
Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn 'beestzijn'
een beetje bewust. Mijn enige voordeel was dat hij corrupt was en ik
voorzag hem dan ook iedere dag van een portie wiet. Hij had het gehad
over een kwestie van leven of dood gehad. Mijn leven wel te verstaan.
Wat nu weer? Als ik geluk zou hebben zat hij slechts zonder wiet, en
was het een kutsmoes.
Door aders denderen chemometro's
over rode en blauwe banen, station naar station
pijnlijk misselijkmakend chlorixvervoerend
schakelen stemmingswissels om en kanker uit
vallende haren, tintelend brandende huid
Lachen met ingehouden tranen
elke stap is een te veel
elke minuut een uur
elk uur een jaar
Tik tak tik tak, zou het aanslaan?
Mijn hoofd voelt aan als een lege doos
nee geen kut lichtmatroos
Duizelig zoemend hersenbrekend
het felle licht in mijn ogen stekend
Geen drank meer, hasj, bruin of wit
neem nu migraine en af en toe wat spit
Harde wedstrijd maar zal hem winnen
zal eens mijzelf leren bedwingen
Het gif gekotst uit lichaam en geest
zit diep in mijn hart het duivelse beest
Moeilijk te haten, ontzien of te vermijden
schaduw boksend willen winnen is lijden
Week gevochten met leren tong
stekende lever, pijn in mijn long
Niet kunnen slapen of nachtmerries troef
zonder drank is het leven nogal stroef
Het zit gebakken in mijn genen
van kruin in mijn haar tot in de nagels van mijn tenen
Al mij neven en nichten drinken of gebruiken
niet bij kennis om het echte geluk te ruiken
Er is slecht één groot verschil
hun hebben er vrede mee, en ik moet van bil.
Was ik maar toegeeflijker of zwakker misschien
dan gaf ik het op en hield het voor gezien
Maar ik ben een streber een vechter
ik ga voorwaarts en het ken gewoon niet slechter
Elke dag is er één voor mij
elke één is een dag voorbij
Het gekkenhuis, afkickklinieken en sekten H6d6 Engeland London Waelbeckstreet Horrorhotel
Het Gekkenhuis, afkickklinieken en sekten. H6 d6 Engeland London, Waelbeckstreet Horrorkliniek
In 1997 was ik manisch depressief en had mij dan ook al verschillende
keren een overdosis toegediend maar door de meest waanzinnige situaties
heb ik die overleefd. Zo had ik een kat die Fritz heette die zo groot
en sterk was dat hij met zijn schouder het presteerde de deur van de
ijskast open te krijgen. Na een stoel er tegen aan gezet te hebben
lukte hem dit nog. Dan maar een lege krat pils op die stoel. Toen lukte
hem dit nog, weliswaar langzaam maar toen we thuiskwamen waren de
biefstukken verdwenen. Een zak kattenstenen boven op de krat erbij, en
nog hoorden ik en mijn toenmalige vrouwtje, piep piep van het schuiven
van de stoel over het zijl. Hoe kreeg hij het voor elkaar? Toen heb ik
met een hamer een houten spie geslagen tussen de ijskastdeur en de
muur. Dat was Fritz. Als ik dan ook lichtelijk blauw voor dood lag,
vanwege een O.D. pikte hij dat niet en bleef dan ook net zo lang met
zijn grote klauwen op mijn smoel slaan tot ik wakker werd. Helemaal
niet meer begrijpende wat er aan de hand was, niet meer dood wilde en
er alles aan deed om op te been te komen. Dat kunstje heeft Fritz me
drie keer geflikt. We hadden een haat liefde verhouding, maar ik mis
hem als de pest. Ook vreemd dat er op een andere keer door een
piepklein gaatje in mijn dikke velours gordijnen precies een
zonnestraal door de donkere huiskamer in mijn oog schijnt, alsof God
zelf mij liep te tarten, daar kwam nog bij dat de bovenburen
Gospelmuziek zaten te maken waardoor ik echt dacht dat ik in de hemel
beland was. Als een smurf gekleurd liet ik mij van de bank afvallen en
kroop op handen en voeten naar de keuken om een paar eetlepels
keukenzout door een glas water te roeren als tegengif. In de tussentijd
proberend wakker te blijven. Dit was een overdosis grove opium,
meegenomen door een vriend uit Marokko.
Als het zo niet lukt dan maar zwaar versneden Heroïne inspuiten,
dan duurt het iets langer maar het werkt wel. Ook komt het dan minder
hard aan bij mijn ouders dacht ik op een vreemde manier. Er woonde een
Turk bij mij in de straat die tegen zeer lage prijzen grammen per dag
verkocht, zwaar versneden met bruine cafeïne. Het slechte spul
deed zij werk en ik zag er uit alsof ik in het laatste stadium van een
Aids-patiënt zat. Ik woog nog maar vijftig kilo op zijn top, was
er dus dertig minimaal kwijt geraakt. Ik at niet meer, dronk niet meer,
niets. Kwam ook niet meer buiten alleen iedere ochtend even snel heen
en weer naar de methadonbus bij mij om de hoek. Verder kwam ik niet
onder de mensen meer van schaamte en het levensmoe zijn. Vaak zat ik te
huilen in een grote plas bloed omdat ik geen aders meer kon vinden en
de dope inmiddels vermengd met bloed in mijn spuit tot een klonterig
zaakje was veranderd. Als ik erg ziek was dan trok ik de naald eraf en
spoot zo het hele zaakje in mijn mond. Dat duurde iets langer via de
maag maar het werkte wel. Ik word al misselijk als ik er aan denk. Mijn
moeder kwam eens in de week langs met boodschappen, waarvan ik de meest
waardevolle spullen verkocht aan de buren voor smack (Heroïne) te
kunnen kopen. Als zij op een gegeven moment langs komt zegt zij op de
televisie een programma te hebben gezien, waar je word behandeld onder
narcose. Uitgevonden door een Israëlische arts, om de
zwaarverslaafde soldaten die terugkwamen uit Afghanistan te kunnen
helpen. Ja die zaten er toen al.
Een néé was geen optie wat de behandeling betrof. Sterker
nog mijn moeder en haar man hadden het al geregeld en ik moest mee naar
een tussenkantoor in ADam in de Argonautenstraat. Na een uren en
urenlang durend gesprek kwam het hier op neer: 11.000 gulden kostprijs,
de verzekering kende deze behandeling toen nog niet, er moest een
familielid mee, en ik zou er helemaal niets van voelen. Ik zou clean
wakker worden. En mijn hersenen zouden geblokt zijn voor de ontvangst
van opiaten. Een soort lobotomie? Nee zo zat het niet, ik moest ieder
dag na de operatie een halve tablet Naltrexon innemen, waardoor ik
immuun zou blijven voor opiaten. Ik kon al binnen veertien dagen
geholpen worden. Dat was snel, tot mijn moeders grote tevredenheid. De
handtekeningen werden gezet. Mijn ma en stiefvader betaalden het en
mijn eigen vader zou meegaan naar Londen, dat was de afspraak. Mijn
vader zou dan in een Hotel om de hoek van de Waelbeckstreet afwachten
tot ik geholpen was om na de narcose mij bij te staan, was hun advies.
Water van de Maas stroomt door ons aders
Feyenoordbloed slaat hard tegen de kades
van het gelensde bevoordeelde Hilversumse tuig
Een verdacht hoofdstedelijk accent in de huig
Schrijven de kranten ons deze keer kapot
of legt de K.N.V.B. ons weer op het schavot
Pakt de belasting ons niet in de knip
dan staan onze transfers wel op de wip
Afgebroken tanden wisselen bij N.O.S. haaien
zonder respect blijven ze ons provocerend naaien
Het draait om 020 en Philips zijn poen
competitievervalsing opnieuw ieder seizoen
Het kan ons niet deren want wij weten beter
vechten en vreten gras voor iedere meter
Wij staan achter de grootste club van Nederland
tot de dood, eeuwig kameraden hand in hand
Als we de eigenaar van het Youthhostel: 'The Old city,' beloven de
Whisky af te leveren in Sham el Shek aan de Rode zee krijgen wij ieder
zes flessen Johnny Walker mee, die wij in kranten gerold onder in ons
rugzak stopten. Het was een zwaar vrachtje maar we zouden er zeshonderd
Amerikaanse Dollars voor krijgen en we zouden binnen drie dagen terug
kunnen zijn. Wij zouden daar honderd Dollar voor krijgen van hem voor
krijgen. Hij beloofde een half open grens in het toen nog niet
geannexeerde gebied Taba.
Een niemandsland tussen Egypte en Israël wat bewoond werd door
hippies op het strand. Het smokkelen was "No problem," volgens hem. Er
liepen daar de hele dag jongeren heen en weer, Taba in en uit om
bijvoorbeeld naar Eilat te gaan, een toeristische badplaats in
Israël. "Afgesproken,"zei ik, en gaf Stef een knipoog.
Eenmaal buiten, zei ik: "Laat die de pleuris krijgen, die viespeuk".
Stef lachte zenuwachtig over zijn schouder kijkend naar de uitzwaaiende
Arabier, met zijn rood witte theedoek op zijn kop alsof hij dacht dat
hij Arafat was, waar hij trouwens verdomd veel op leek. Misschien was
hij het wel. Hij leefde toch altijd 'undercover'?
"Zeker weten!," beantwoord Stef en met ferme stappen besloten wij eens,
ons rijk voelende met onze handel de Old City te gaan bezichtigen. We
zijn net 'The South Gate' door met aan weerzijden The Old Wall compleet
met schietgaten en kantelen en direct zien we de smalle straatjes
bedekt met marmeren beige tegels met aan weerszijde hoge duizenden
jaren oude huizen van drie verdiepingen, met piepkleine raampjes met de
luiken meestal gesloten. Alsof je een geschiedenisverhaal binnen komt,
voel je direct de sfeer van de oude stad. Een verse gebakken broodlucht
kwam ons tegemoet, en we zouden proberen een van de flessen te
verkopen. Het was vroeg in de morgen dus het eerste stuk was rustig en
sereen, alsof we Jezus zelf tegen konden komen, met ezel en al. We
liepen praktisch op ons tenen. Zo indrukwekkend.
Helaas is het na honderd meter afgelopen met de rust en schieten de
souvenirwinkels uit de grond, met spulletjes zoals kruizen,
rozenkransen, waterpijpen en natuurlijk ansichtkaarten. Daar wij ons
fototoestel verkocht hadden voor wat eten en een lift, hadden we
afgesproken in iedere stad een paar kaarten te kopen zodat we toch iets
van onze trip thuis konden laten zien of gewoon voor ons eigen
herinneringen konden bewaren. De ansichtkaartentoren spint rond.
"Hé kijk nou eens Frans, daar zijn wij toch geweest?".
Ik trek de kaart uit Stefs handen en zie de steengroeve met de paar
gaten waar wij onze eerste dag toen we aankwamen ons behoeften hadden
gedaan. Er stond boven: 'Kidron Valley, the holy grave of Mother Mary'.
We keken elkaar aan stonden versteld en voelden ons schuldig.
"Hebben we nou in het graf van Maria zitten schijten?," vragen we
elkaar haast tegelijk. We waren het er over eens dat we het niet
geweten hadden en als er een God was en ook nog eens een schoondochter
had in Israël, Hij het ons zeker zou vergeven.
Ik bedoel ik heb God juist bedankt toen voor dat plekje, het was voor mij een wonder ineens een ideale plek te zien verschijnen.
Hij zou het vast begrijpen, en we zouden het er niet meer over hebben
en aan niemand vertellen. Bij deze. Dat we stoned spijkers hebben lopen
zoeken op heuvel van Getshemane houden we ook liever voor ons.
"Ze hadden hier toch zo'n muur?," vraag ik mijn maat.
"De Klaagmuur, ja daar gaan we kijken en het huis van Koning David schijnt daar ook te zitten en..".
"Rustig Stef, je bent goed geïnformeerd, step by step".
Als we in het centrum van de oude stad komen wat een enorm groot plein
bleek te zijn, zien wij inderdaad aan één kant een met
een laag muurtje afgezet stuk, van de oude muur waarboven
Israëlische militairen met M-zestiens heen en weer lopen. Met
daaronder spierwitte gezichten van Rabbi's boven ook nog eens een wit
overhemd en een zwart pak met lange punten van achter, uit de jaren
vijftig. Hun bolhoed leveren zij in op het afgezette muurtje en krijgen
daar een keppeltje voor in de plaats, waarna zij dus gaan klagen tegen
de muur. Wij draaiden een fles open en gingen er eens goed voor zitten,
met ons rug tegen de muur tegenover de Klaagmuur languit op de grond.
Sigaretje erbij.
De een stond te slaan met gebalde vuisten, de ander gebruikte maar
één hand, weer een ander schopte de muur of kopte hem of
stonden in ieder geval heen en weer te schommelen met hun hoofd. Maar
het mooiste was: er stond er één bij die stond te slaan,
te schoppen
en te koppen tegelijk en dat wel zo fanatiek dat hij af en toe op zijn
reet viel. Ons gelach klonk hard echoënd over het plein. De
soldaten op de bovenmuur keken ons even streng aan en marcheerden
verder.
We lagen te rollen over dat plein, we konden ons ogen niet geloven.
Inmiddels was de fles Johnny half leeg en dachten dat Jeruzalem van ons
was. We begonnen te praten dat het eigenlijk wel fijn was dat we
eindelijk eens een beetje lol hadden, en dat we nu wat handel hadden
niet in verleiding moesten komen de fout in te gaan met achter de
Heroïne aan te gaan. Nu dit gezegd was ging het duiveltje in ons
hersens direct aan de slag. De automatische piloot werd ingeschakeld en
onze vier ogen zochten het plein af naar een 'stout' iemand. We hadden
trek, omdat we dronken waren. De controle was compleet verdwenen.
De Rabbiclown leverde zijn keppeltje in gooide een muntje in een houten
bak, zette zijn bolhoed op en liep met grote passen zoals die van de
drogisthouder uit Pietje Puk het plein over recht op ons af.
Wij dachten dat hij zou gaan schelden om ons gelach van bijna een uur.
Niets daarvan, hij boog voorover trok onze hoofden naar zijn mond, en
vroeg: "Do you want to buy some Heroïn?".
Dit vonden wij zo vreemd, zo schokkerend, dat ondanks onze trek het
voor geen stuiver vertrouwden, en allebei tegelijk: "Nee!!!". riepen
zodat het hele plein ons aankeek. Hij rechte zijn rug streek zijn
ouderwetse colbert recht en liep met grote stappen weg.
"Wat was dit nou?" word me gevraagd.
"Stef jongen," "Ik denk dat hij ons wilde naaien, omdat we hem geïrriteerd hebben, hij had ons zeker aangegeven!".
"Zou het?".
"Nou we schrokken beiden zo erg, onze intuïtie zat echt wel goed".
"En als het niet zo is en ze dealen echt die Rabbi"s is het mooi een
schijnheilig teringvolk!". "Hoe komen ze aan die diamanten eigenlijk?".
"Zou er een connectie zijn?".
We lieten onze gedachten even over dit onderwerp glijden en werden er ziek van hoe de wereld in elkaar zat.
We besloten wat dichter naar de Klaagmuur te lopen en zien dat in de
linkerhoek een poortje zit met een bord er boven: 'King Davids House'.
Het was twee Shekkels intree en die hadden we nog over van ons loon van
de dag ervoor. Bij de ingang staat een soldaat van het Israëlische
leger met alweer een M zestien aan een draagriem met zijn vinger
rustend op de trekker.
We moesten eerst tussen twee gouden paaltjes door met een touw ertussen
die losgehaakt werd door de soldaat. We liepen een met rode
vloerbedekking beklede trap af naar beneden. Wat we zagen was
ongelooflijk. De grot van Ali Baba en zijn veertig rovers, maar dan
zonder Ali Baba en slechts twee rovers. Alles blonk van het goud.
Metershoge kandelaars van puur goud, bekers kelken iconen alles en
overal waar je keek goud goud en nog en eens goud. En was het geen goud
dan waren het wel diamanten en edelstenen.
Daar stonden we dan twee winkeldiefjes uit Rotterdam die zich
bezighielden met dekbedovertrekken of C.D.-tjes, midden in het Mekka.
Geen camera's geen alarm niks. Geen andere mensen, we waren helemaal
alleen. Het was te mooi om waar te zijn. Stef loopt naar de
geaquarelleerde turkooizen schoorsteen en stopt twee gouden kelken
onder zijn oksels onder zijn legergroene jas die er al zo'n vijfduizend
jaar stonden. Ik loop naar Stef toe knijp hard in biceps en fluister in
zijn oor: "Dit is toch te mooi om waar te zijn, denk even na, dit klopt
gewoon niet!". "Zet die dingen terug", beval ik. "Heb je de portier
gezien?". "Als die je fouilleert?". "Die schiet echt je kop eraf
hoor!".
Met enig tegensputteren zet Stef gelukkig de kelken terug, en ik zette
ze nog netjes even recht zoals ze echt hadden gestaan. Met de oren naar
buiten. We werden niet gefouilleerd en Stef heeft de hele dag geen
woord meer tegen mij gezegd. We hadden allebei genoeg van Jeruzalem
wilden wat eten en snel vertrekken richting Eilat wat een fijne
badplaats moest zijn. Als we een broodje Fallafel hebben gegeten, horen
we toeristen over de Blue Mosque en The Golden Mosque, de blauwe moskee
en de gouden moskee. Waarop wij besloten deze te gaan bekijken. Jezus
weer zoiets! Wij die gewend waren lood uit de dakgoten van sloophuizen
te jatten en koperen waterleidingen en gaspijpen met veel pijn en
moeite uit de muren te rukken zagen ineens een hele gouden Moskee,
althans de koepel. We maakten plannen 's avonds terug te komen om het
dak te strippen, helemaal lazarus natuurlijk. En daar is gelukkig ook
niets van gekomen want ze hadden ons levend gevild. We werden 's
morgens wakker gemaakt in een bushokje voor The South Gate.
Arafat de Youthhosteleigenaar stond voor ons, en vroeg ons waarom we
nog niet vertrokken waren. We keken elkaar aan, waren we nou zo dom
geweest?. Stef die sneller ken liegen dan dat het gedrukt word zei: "We
zitten op de bus te wachten, maak je niet druk we zijn zo weg!".
Een kegel van de alcohol van hier tot ginder, maar hij durfde niets te zeggen.
Als onze door ouderdom gebroken wit gekleurde Fiat van de snelweg af
rijd en vervolgens een uur lang op een b-weg slaat hij pardoes af een
zanderig pad in. Nu pas merkten we echt hoe slecht de vering was. Kuil
in en uit en slippartijen deden ons hoofd stoten tegen het dak en ons
gezichten smakken tegen de ramen en elkander. Vloeken als de pest wij
maar het hielp niets want alles wat we zagen was de chauffeurs
bezonnebrilde lachende gezicht in de achteruitkijkspiegel die ons toeschreeuwde
door het bonken van de in kuilen klappende auto heen dat het veel korter was
op deze manier. We reden niet harder dan dertig schat ik zo. De
omgeving werd groener en we bevonden ons nu in een in bloei staande
appelboomgaard, prachtig en het rook er heerlijk. Trots vraagt onze
vriend wat we er van vinden. Ja het is mooi, maar voorlopig zat ik nog
als een krekel met een pennenveer in zijn hol op de achterbank te
stuiteren, dus genieten was er niet echt bij. Als we de ene boomgaard
uit en de volgende in rijden, gebeurd er iets wat moeilijk te
beschrijven valt maar ik zal mijn best doen.
Uit het niets springen er twee reuzen voor de auto. Gewoon voor de
auto. Twee reuzen? Vraagt u uzelf af? Ja! Precies zoals ik het zeg:
"Twee reuzen!" Een tweeling! Ongeveer tweemetertien lang ontzettend
dik en ontzettend lelijk. Ze hadden hele bolle buiken, daarover een
blauwwit gestreept, te klein T-shirt aan wat een beetje matroosachtig
aandeed. Allebei een grote peervormige kale kop met een klein plukje
haar op het kruintje en een grote scheve boventand over de onderlip.
Een te grote spijkerbroek met hangend kruis en beiden op blote voeten
maakten het plaatje compleet. Ze konden zo weggelopen zijn van de set
van Disneys; Japie en de bonenstaak. Over hun shirt kruist een leren
riem waaraan een jachtgeweer met afgezaagde loop op hun rug hing. Ze
sprongen zo voor de auto met hun handen tegen de grill ons
tegenhoudend. Onze sjoof gaf gas bij. De auto slipte zich vast in het
rulle zand. We stonden vast. We hadden ons zelf vast gereden. De twee
reuzen Humpty en Dumpty zal ik ze voor het gemak noemen liepen naar de
zijkant van de auto de geweren van hun rug halen. Ik me van geen kwaad
bewust bleef perplex zitten, de sjoof zat echter van: "Mama mia," en
"Ave Maria," en weet ik veel meer. Hij was goed bang, en dat maakte ons
ook goed bang en zenuwachtig.
De deur van de auto aan mijn zijde word er in een keer uitgerukt met
een reusachtige hand, en word door deze achteloos weggeslingerd alsof het een
reep chocola was. De deur aan Marco's zijde bleef nog net schuin hangen
aan een half scharnier, maar zou je er tegen aan pissen was die er ook
af gevallen. Wij worden aan ons nekvel waarvan ik niet wist dat ik die had en kraag uit de auto getrokken
en in het zand gegooid en beiden neerwaarts gehouden door een van de
enorme poten van de twee monsters want dat waren het gewoon. Op hun
gemak beginnen ze enorme kogels in de lopen te stoppen van hun
dubbelloops afgezaagd jachtgeweer. Eerst een plop en dan een matte klik! Ze waren gevuld en nu dicht
geslagen.
Dit eenmaal gedaan trokken ze mij en Marco mee naar een appelboom waar we ruggelings tegen aan moesten gaan zitten.
Beiden hadden we nu, in plaats van waar we voor gevlucht waren, geen
penis in ons mond maar een dubbele loop. En de trekker in handen van
twee uit Disneyworld ontsnapte randdebielen.
Moeilijk praten hoor met zo'n ding in je mond of eigenlijk gewoon niet
praten. Toch probeer je dat om je leven te redden, maar dat gemompel
verstonden ze toch niet en de sjoof die ook uit zijn auto was gekomen,
zei dat ze geen Engels verstonden. Hij legde snel de situatie uit aan
ons dat wil zeggen binnen enkele seconden, tussen het snelle Italiaanse
'gerap' tegen de 'wonderen der natuur.' Hij vertelde het volgende; Deze broers hun familie was compleet uitgemoord door de Nazi's en zij
hadden vernomen dat die fascistische flikkers zoals zij de jongeren uit Fazano noemden en terecht waarschijnlijk, twee Duitsers op bezoek hadden en die gingen er nu direct aan. Zonder twijfel.
"Als respect aan hun ouders en grootouders."
"Duitsers?" Zei ik met een mond vol staal. Wat klonk als: "Wuitsers?"
"Nou dan is er toch geen probleem, laat ons paspoort zien dan weten ze dat we geen moffen zijn!"
"Holland!" Wat meer klonk als: "Bolland," met die mond vol staal.
"Bolland!" "Bolland!" Alsof Bolland en Bolland mij nu konden helpen.
Marco's ene broekspijp was nat geworden waaruit ik begreep dat hij in
zijn broek geplast had, daar over nadenkende in een flits liep er bij
mij ook een beetje los, wat ik vreemd vond maar dat schijnt automatisch
te gaan als je goed bang bent. 'Onze Italiaan' bleef maar smeken tegen
de 'freaks of nature,' en toen ze eindelijk begrepen dat we niet uit
Duitsland kwamen, zeiden ze heel droog:
"Holland, dat ligt er vlak naast," en de hanen werden naar achter
getrokken. Ik zat met mijn ogen dicht op de knal te wachten die mij
hersenen tegen de stam van de mooie in bloesem staande appelboom zou
spetteren.
Ik hoorde 'onze Italiaan' nu wel erg dichtbij jammeren en ik deed één
oog knipperend van angst en vanwege tegen het zonlicht inkijken, open. Hij was heel snel de voeten van onze beulen om beurten aan het kussen met daartussen smeekbedes in het ratelsnelle Italiaans.
Wat hij gezegd heeft zullen we nooit weten wat wel zeker is dat ik en
Marco een flinke klap met de loop tegen de zijkant van ons kop kregen waardoor we
half versuft weggesleept werden bij de boom vandaan door het zand alsof
we lichte vuilniszakjes waren.
En zo we de auto uit getrokken waren werden we er net zo hard weer
ingesmeten. Onze choof kreeg nog een paar trappen na, vluchtte achter
zijn stuur en startte de auto die nog vast zat in het rulle zand.
Tevergeefs, de auto slipte en de arme huilde van angst.
"Alsjeblieft!" "Alsjeblieft!" Vroeg hij zijn Fiatje.
Een van de tweeling gaf een licht zetje met zijn voet tegen de
achterkant en los schoot hij. Vol gas er vandoor slingerend in paniek,
op en neer door kuilen rijdend. Soms op twee wielen.
Een hard schot klonk en de deur die er half bij hing, liet nu ook los.
Nog een schot, nu vloog de kofferbakdeksel over het dak op de motorkap
tegen ons voorraam aan, met een doodsklap waardoor we ons dood
schrokken en de bestuurder even niets meer zien kon en we haast een
boom ramden. Toen hij sturend de wagen weer recht getrokken had en er
nog twee schoten volgden die ons niet meer raakten, lachten we
hysterisch van angst, adrenaline en zenuwen.
Dat wij onze Italiaanse vriend dankbaar waren en zijn mag duidelijk
zijn. Of ik nog in die grotten geweest ben, kan ik mij niet herinneren.
Dat we dezelfde weg niet terug genomen hebben wel.
Als ze mij en Marco willen verdelen over verschillende auto's om een eindje te gaan rijden, komen wij hevig in protest. Angstig om verkracht te worden. Normaal gesproken is zo een situatie al eng genoeg maar als je dan ook nog eens een paar flinke joints op hebt wordt je daar niet zekerder van, al dachten de oude Hasjhassins, een nomadisch volk wat vroeger verkrachtend en plunderend onder invloed van hasjish hele gebieden uitmoordden en dus helemaal geen last van paranoia hadden, daar anders over. Of juist wel, dat verklaart ook weer een heleboel. Daar komt dan ook het Engelse woord assasin (huurmoordenaar) vandaan. Wij waren op dat moment helemaal geen assasins maar gewoon twee bange in een hoek gedreven pubers die helemaal op het verkeerde station uitgestapt waren en op het punt stonden verkracht te worden door een mannetje of zestien. Ze stonden ons letterlijk aan onze armen te trekken om ons apart een van hun Fiats in te krijgen.
Wat blij waren dan ook toen onze redder in nood verscheen, ik ben zijn naam helaas kwijt maar het was de zelfde jongeman die ons een van zijn huizen in bruikleen had gegeven en ons als chauffeur diende. Hij bleek nogal invloedrijk te zijn want toen hij eenmaal basta had gezegd was het ook basta. Hij gaf links en rechts een paar goed gemikte trappen waar ze lachend of giechelend op achteruit deinsden. Nu viel ons eigenlijk pas goed op waar we in beland waren. Het werd ook uitgelegd door onze chauf. Het was een splintergroep van fascistische afkomst, een soort nazaten van Mussolini. Vandaar ook de zwarte kleding en de legerkistjes. Ze hadden ook een teken waar het hele dorp mee volgespoten stond op de muren: een cirkel met een kruis erdoor, welke in Nederland word gebruikt door de Nederlandse Volksunie, een eigen volk eerst partij. Hoe cynisch dat de volgelingen van het fascisme in Zuid-Italïe allemaal homoseksueel zijn. Hitler en Mussolini draaien zich om in hun graf. Zijwaarts dan. Prachtig.
En dat homoseksuele gedoe vroegen we, ik bedoel een heel dorp vol is weer iets heel anders als de satirische homo uit Little Britain; I m the only gay in the village, me Famwy! Hoe zit het daar mee, we hadden al vier vijf dagen echt geen één meisje of jongedame gezien, alleen een paar oude kreupele zadeltassen. Die kogels verspild geld deden lijken. "Het was en is de schuld van het Katholieke geloof," zei hij. "Vanaf hun tiende jaar gaan ze het klooster in om daar na met een of andere missie naar Zuid Amerika gestuurd te worden". "Dus pakken de jongens onder elkaar zich zelf maar". "Dat moesten we kunnen begrijpen vond hij". Slikkend zeiden we maar dat we dat deden, maar wat was deze man van plan met ons? Gelukkig praatte hij door. Hij had wel respect voor onze manier van denken en leven vandaar onze redding uit de benauwde situatie. En hij zat niet zo om seks verlegen want hij was een van de weinige die rijk genoeg was om af en toe naar de hoeren te gaan in Bari. We slaakten beiden een diepe zucht, van verlichting. Hij bood zijn excuus aan voor de rest van het dorp en beloofde onze nare ervaring te doen vergeten door ons mee te nemen op een uitstapje voor het bezichtigen van de prachtigste grotten van Italïe. Als hij het dan het maar niet over die van zijn maatjes had vonden wij het al lang fantastisch. Het was wel een stuk rijden maar de moeite waard. Wij zaten immers in de wreef van Italië en we moesten zijn in de zool ervan. Maar hij wist sluipwegen binnendoor en het zou niet langer zijn dan twee uur rijden.
Zij die zich aan niemand wil binden onderverzekerd voor haar eigen wijsheid Reflecterend in haar glimlachend gelaat stralen ogen duizenden mogelijkheden
Zwevend op Beatles en Elvis Costello verwikkeld onvermoeibaar in een marathon Het Nieuwjaar omstrengeld onopgemerkt voorbij ons vuurwerk harder en mooier dan ooit
Knokpartijtje met bewaarders in de bak geeft isoleercel en een rode kaart op zak Geen werk, menselijk contact of recreatie een spuit Haldol wellicht van een Nazi
Tweeënnegentig dagen in afzondering een oranje overall is al wat ik ontving Wat kneuzingen en blauwe plekken toe het kleine luikje in de deur zegt kiekeboe
Wereldvreemd kom je dan buiten starende mensen en vogels fluiten Auto's ontwijkend, het zonlicht scherp zij lieten het beest los in mijn knerp
Leerden mij haten en lust om te moorden daar gevoelens niet langer zijn te verwoorden De arts, bewaarders, psycholoog en directeur krijgen van mij eens een bijbaan als mineur