Veel leesplezier, voor evt uitgevers en bestellingen http://www.writehistory.be/?p=store Contact op franciscusborst@hotmail.nl
05-05-2010
De Dwaling/Reisverhalen De inleiding plus H1 Indonesia d1 De aankomst
De witte hond.
Inleiding.
Ik waarschuw u dat dit
zijn niet de gewone reisverhalen zijn die u gewent bent en ik weet
dan ook zeker dat dit niet in het Michelin boekje komt als een
aanbevolen reisgids of iets van die gading. Nee, dan heb ik het over
de belevenissen van een ooit zijnde puur asociaal persoon die
daarnaast ook nog eens 32 jaar verslaafd is geweest. Aan dan ook
alles waar je verslaafd aan kunt zijn. Dan ook nog een beetje
schizofreen. Wat ook niet anders kan, na al die tijd vergiftigen van
lichaam en geest. Daar naast aardig belezen, vrij intelligent en
crimineel vanaf zijn vijfde jaar.
Kijk, leest u daar nou wel eens een
reisverhaaltje over? Logischerwijs is dit eigenlijk haast onmogelijk.
Bedoeld, normaal gesproken is zo'n iemand of gestoord en zit diep
weggestopt in een afgezonderde vleugel van een of ander gekkenhuis,
ernstig ziek vanwege aids bijvoorbeeld of vaker nog gewoon dood door
een overdosis of opgebrand door het harde leven. We worden meestal
dan ook niet ouder dan vijfendertig. Soms veertig en gebeurt dit wel
dan zijn ze meestal te stom om ook maar één zinnig woord op papier
te krijgen. Natuurlijk zijn er uitzonderingen. Ik ken vooral vele
oude junks, de 'diehards' die maar niet kapot te krijgen zijn. Dat
komt omdat er haast geen nieuwe bij komen. Heroïne is uit. Ik hoor
bij het staartje van de oude stempel. Dus dat is niet zo raar dat
verslaafden niet zo vaak een boek schrijven en dan zeker geen
reisverhalen. Hooguit een spirituele reis in de straatkrant, die te
verkrijgen zijn op elke straathoek van Nederland verkocht door een
verslaafd of asiel zoekend persoon. Dan toch nog even Christiane F.
die niet helaas verder kwam als het treinstation Bahnhof of Zo. Is
helaas ook terug gevallen. Onze Herman (Brood) waar ik trouwens een
groot fan van ben niet verder dan de bar waar hij naar snackte en
vervolgens in een Broodje gezond stikte en uitgleed over de dakrand
dacht ik.
Nee ik zei de gek, leeft nog steeds.
Heb vele reizen over de gehele wereld gemaakt. Kan ze nog na
vertellen ook. Althans ik ga ervoor en we zien wel waar het schip
strandt. Wie weet kan ik u vermaken met enkele van deze toch wel heel
aparte avonturen. Waarvan ik het in ieder geval waard vind om hier
iets meer over te vertellen. Reisverhalen bijvoorbeeld of
rijstverhalen is misschien toepasselijker daar ik toch wel het
grootste gedeelte van mijn reistijd in Azië heb doorgebracht en dan
met name in Indonesië. En dan
ga ik niet op die gelikte manier van de gewend zijnde dagelijkse
kots, sorry kost waar er dertien van in een dozijn langs passeren.
Bedoelende natuurlijk de als maar terugkerende prachtige desa's,
vulkanen, heerlijke kruiden- en etensgeuren. En al die meest
vriendelijke gastvrije mensen der aardkloot enz. enz. Die geijkte
indostijl pas ik niet
toe. Daar heb ik te lang voor daar gezeten. Of beter te lang daar
rondgedoold. Sowieso ben ik helemaal geen Indo dat is punt één. En
de Wolkers en Tante Liens waren wat Indonesië betreft of blind en/of
dom of zo hypocriet als de neten. In ieder geval ik krijg het mijn
strot of pen niet uit. Excuses naar de fans. Verder zal ik de nodige
avonturen vertellen over elders ter wereld uit mijn zonn(d)ige tijd
maar dat later.
Ja het is in Indonesië inderdaad op
sommige plaatsen mooi ja. Maar iedereen houdt toch wel van een beetje
spanning ook dacht ik zo, bedoelende niet van dat a;tijd maar weer
alles in kannen en kruikengedoe. Kom nou. Misschien wel het mooiste
land ter wereld. Op sommige plaatsen dan. Over het smerigste land ter
wereld hoor je nooit wat. Voor die titel kunnen ze echt wel
meestrijden, zeker West-Java.
Moordlustige agenten, militairen
achter je aan bijvoorbeeld, van die dingen hoor je niet.
De Jappen-tijd
soms daar buiten gelaten en heel misschien wat gecensureerde praatjes
en zwart-wit filmpjes over de oude kolonialen. Nee voor mij geen
'Geef mij maar nasi goreng' en meer van die Indo-onzin zoals "Hadoe
hadoe." Of het moet daadwerkelijk gezegd zijn dan heel
misschien. Maar genoeg over die misvattingen over de koek en ei
eilandeden wat het mij betreft. Ik ga over de realiteit beginnen.
Wat natuurlijk ook een ongelooflijk
feit is dat ik precies zelf degene ben die dacht zich echt nergens
meer over te kunnen verbazen maar dit nog steeds toch weer en opnieuw
doe over het simpele maar zeer vreemde feit dat ik überhaupt nog
leef. Elke dag trek ik zeker nog wel een paar maal mijn wenkbrauwen
op. Van: hoe is dat nou eigenlijk mogelijk? Natuurlijk heeft bijna
iedereen alle ellende aan zich zelf te danken. Je bent toch tenslotte
overal en altijd zelf bij. En toch durf ik te zeggen dat dat je
reinste onzin is. Hooguit behoedzaam zijn kan van tijd tot tijd
leeftijdverlengende werken. Natuurlijk heb ik daar tegenover ook mijn
schitterende paradijselijke momenten meegemaakt. Waar ieder persoon
alleen maar van kunt dromen, velen zelfs. Maar ook door het bekende
licht in de tunnel ben ik zeker minstens vier maal omgeven. Kogels,
messen en teveel bizarre situaties waar ik ongevraagd altijd maar
weer in beland. Ik zit onder de littekens. Ook geestelijk. Dus vraag
ik me steeds vaker af of ik niet een engeltje op mijn schouder heb
zitten met een reet ter grote van die van Karin Bloemen. Bij voorbaat
dank schat.
Doodsangst, avontuur, onbegrip,
verbazing, walging en puur genot overspoelen mij bij gedachten over
dit land. Waar wachten we op? "Here comes the young men!."
H1 Indonesië
D1 De aankomst.
De Indonesische adelaar landt op
zijn baan. Na Abu Dubai en Singapore ben ik eindelijk aangekomen in
'Jakarta, de stad van mij vader,' wat wel zo stoer klinkt. Maar nee
hoor ik ben maar een simpele Nederlander. Jakarta een poel van
verderf (en een lol) zou ik later beseffen was slechts een soort van
toevluchtsoord geweest voor ons. Een Aardje naar zijn vaartje dus.
Even lekker weg uit dat gestreste belastende Nederland. Dat hij niet
terug kwam na jaren. Zoiets maakt mij wakker, wordt ik nieuwsgierig
van en ga ik dus even kijken bij pappies. Toch?
Wat een rotvlucht! Negentien uur
lang. Pijn in mijn reet van het zitten. Nou duurt het niet lang meer.
De meute wordt langzaam wakker. Er gebeurt eindelijk iets. Wachtend
in de wolken omslaat mij een beklemmend gevoel. De ovalen raampjes
zijn beslagen van de naar adem happende en transpirerende reizigers
of van de tropische atmosfeer waarin wij afgezakt zijn. Bidden
misschien? Ik zie zelfs een klein plasje liggen in mijn patrijspoort.
Zit ik op zee? Lekt dit vliegtuig? Maak mij druk om niets blijkt
dankzij de stewardess. Ik probeer eilanden te zien waar iedereen van
droomt waar Indonesië uit bestaat. Eenmaal door de wolken zie ik
daar bruine puzzelstukken drijven. De zee blauw met witte streepjes
met eilanden als houten vlotten. Eigenlijk een negatief gevoel. Ik
dacht aan jungles, sawa's, palmen uiteraard en zo stereotiep groen
voort. Alle mensen staan langzaam op als wakker wordende zombies met
spierwitte gelaten. De monden wijd open gapend, dat geluid er bij:
"Uaaaggghhh." Precies. Gebroken van de reis die veel te
lang duurde vond iedereen. Ze kunnen moeilijk die eilanden op sleep
nemen. Beetje dichterbij brengen, dacht ik hardop. Gemene blikken
kijken mij dood. Mooi is dat. Vind ik prachtig en ken dat dan niet
laten. Dat gezeik. Mensen klagen altijd zo.
Krakend mijn rug strekkend doe ik
professioneel mee maar heel snel want ik geef ze niet te veel
krediet. Iedereen plaatst nog even snel de handbagage boven zijn
hoofd voordat de gordels vast moeten. Kinderen stemmen klinken en
schreeuwen stout. "Ga zitten," klinkt een chagrijnen
schreeuw terug. "We zijn er bijna,' zingen ze onvermoeid terug.
Grappig. Die rood aangelopen hoofden.
We landen. De banden keihard piepend
op schurende remschijven. Bizar. Zo'n slechte landing heb ik nog
nooit mee gemaakt. Die schokbrekers kunnen ze wel naar de sloop
brengen. De piloot krijg nog applaus ook. Volop zelfs. Ik klap niet
mee want volgens mij ging hij boven op zijn rem staan. Ze zijn niet
helemaal goed hoor, klappen, dat tekende wel hoe moe de mensen waren
en blij dat ze er waren. Dat ze zelfs een paar brandwonden op de koop
toe zouden nemen. Als ze dat vliegtuig maar uit zijn. Niet te
geloven. Relaxt blijven is mijn motto. Komt allemaal wel goed als je
een beetje normaal doet tenminste. Maar ja dan weer die vraag; wat is
normaal?
Een geribbelde olifantenslurf
doorsjokkend hoor ik mijn vaders woorden met een telefonische klank:
"Je weet niet wat je ziet.'' "Zo mooi!" Nou?! Ik weet
niet hoeveel whisky's hij toen op had in die plane, maar ik liep door
een plastieken slurf met een ticket in mijn hand. Het plastiek
wapperend in de wind. Armoedig zeg. Tweede tegenvaller. Ben ik nou
zo'n zeikerd als de rest of is het allemaal zo slecht. Het is zo
slecht. Oh wacht even, hij had weer eens gelijk. Daar was het
verwachte. Prachtig mozaïek met edelstenen en weet ik veel allemaal:
Welcome to Indonesia. En verder; Sukarno Hatta Airport, gemaakt van
roodbruine klei. Door kinderen gemaakt? Ja, dat was leuk gedaan meer
kan ik er niet van maken.
Beetje kitsch maar alla of allez
voor ons zuidelijke vrienden. Spannend. Kleine mensjes die
Indonesiërs allemaal. Blauwe uniformen dwarrelen om mij heen. Een
marinedeuntje komt bij mij op. Bij de douane aangekomen slingerende
een rij mensen, allen met paspoort in de hand. Men kijkt of ze wel
goed staan. Doodsbang zijn ze. Ook had ik in Nederland al gehoord dat
ik uit moest kijken. Vooral voor de Indonesische mensen zelf is het
slecht vertoeven hier en natuurlijk de Japanners. Ze haten de douane
daar. Zij zijn dan ook dikwijls het slachtoffer van het blauwe gif.
Iedereen kijkt goed waar zij moeten staan. Er waren namelijk wel vijf
verschillende kleine balies met daar achter zeer magere mannen met
lange sigaretten die haast net zo dun als hun chocoladebruine nekkies
zijn. Deze vloeken tegen de grote glad gestreken blauwe kragen. En de
oude Indische mensjes in elkaar gekropen van angst te oud om nog te
lopen lijkt het. Met volle bossen grijs haar. De douaniers rokend
arrogant met een sigaret tussen de lippen, de mensen niet aankijkend
maar in de paspoorten, degenererend de wenkbrauwen omhoog met een
gemeen kijkende smoel. Als de rook in hun ogen komt. Roken zonder
handen moet je kunnen. Knijpen zij er één dicht waar door zij nog
gemener kijken en lijken want het was opgeblazen lucht met een grote
muil die hun eer verkochten voor een tientje of vijf. Een pet op met
een vette gouden rand erom, grote Nazi-adelaar in het midden. Strepen
op de schouder en borst. Links en rechts. Het valt mee dat hij ze
niet op zijn voorhoofd heeft gezet. Wat een sukkels zeg. Die mensen
zo te behandelen. Daar zou ik wel eens een keer alleen mee willen
zijn. Zou hen manieren leren. Het leken net kopspijkers. Die grote
petten op die kleine koppies, magere nekkies en schouderloze
lichaampjes er onder. Geen ponem. Nee, ik moest ze niet dat stond zo
vast als een huis. Die zijn zo corrupt als de pest.
Mijn vader stond me dus mooi niet op
te wachten. Ik had het kunnen weten. Angstvallig graai ik naar het
briefje met zijn adres. Zou ik het nog hebben na die anderhalve dag
durende reis? Zonder dat was ik nergens, letterlijk dan. Gelukkig,
mijn handen voelen klam een papiertje wat in een zweterig propje
veranderd was maar het was nog net te lezen. Nu nog uitspreken.Wat
staat daar, o ja dat was waar ook; de taxi moest een Blue Bird zijn
volgens zijn advies. Dat was een bedrijf van de regering en zou mij
niet oplichten.
De glazen wand scheidde de
Indonesische grond tussen mij en de luchthaven af, eindelijk. Door de
menigte mensen wurmend richting OUT probeer ik een Blue Bird te zien
en inderdaad zie ik achter een rij gele wrakken een mooie taxi staan
met een blauwe vogel op het logo. De glazen schuifdeuren gaan open en
de hitte doet mij als een rechtse hoek haast vloeren. Nou was ik al
niet zo gezond uit Nederland gekomen, zo een 20 kilo te licht dacht
ik daarnet het ergste gevoeld te hebben, schijnen ze toch nog
airconditioning te hebben binnen in dat vliegveld want ik loop nu
echt tegen een muur aan van vocht en hitte. Dus dit waren de tropen.
Welcome to Indonesia. Dit was echt zwaar lopen. Transpirerende geuren
afwisselend of juist met veel te veel aftershave dragende chauffeurs
proberen mijn koffer af te pakken, sterker nog de eerste keer dat ik
een ruk voelde lag hij al in een kofferbak van een smerige wagen en
zat de eigenaar al achter het stuur. Ja, dan moest je bij mij wezen,
dus ik deed die kofferbak open, koffer eruit en liep verder. Die vent
raar kijken. Nog aan mijn shirtje trekken ook, gelukkig was een licht
zetje tegen zijn borstkastje voldoende om hem te doen zwijgen al was
ik net zo mager als hem.
Toch dit gezeik gemengd met die
hitte en die verschillende stinkende geuren deden mij tollen en was
blij dat ik bij mijn Blue Birdje was aan gekomen. Het beeld veranderd
direct; een mooie schone auto geparkeerd voor een bosje samengesteld
uit mooie vetplanten en palmsoorten. De chauffeur rustig Engels
vragend waar ik heen moest. Airconditioning binnen. Ik leefde weer.
Er stonden hier nog meer Blue Birds, rijk en arm zeer gescheiden dus.
Ik was gewaarschuwd voor die chauffeurs van 'ja daar moet je even
doorheen zonder te luisteren'. En inderdaad was het weer niet anders
geweest. Tot nu toe klopten de reistips van pa. Ik had toch liever
gehad dat hij mij even opgehaald had of had laten halen maar dat
lijkt me logisch. Je weet heg nog stek hier. Vanuit mijn taxi is de
rit van vliegveld naar de stad een lange saaie rit van drie kwartier
over een tolweg tot we bij de stad aan komen want alle voorstellingen
die je van dit land had en overtuigd was te zien zou krijgen kreeg ik
maar niet te zien. Ik was dan ook blij toen hij eindelijk van die
rijksweg afdraaide richting stad. Misschien dat er nu iets gebeurde.
Het duurde niet lang of dat ik mij zelf betrapte, zij het dat mijn
mond open stond van verbazing want voor mij probeerde, het stoplicht
stond op rood, een man staand zijn scooter te balanceren met zijn
vrouw en schoonmoeder of moeder op het zadel, opa achterop, twee
kleine kleuters tussen zijn benen de mooiste iets oudere dochter op
het verroeste eens chromen rekje boven het voorspatbord. Origineel
een hele familie op een scooter, zoiets verzin je niet. En het licht
stond op rood, dat is balen dan. Klapkuiten waar je u tegen zegt.
Ik zag fietsen gemaakt van oude
brommers, brommers gemaakt van oude fietsen. Autootjes gemaakt om
brommers heen enz. Er reed een bus voorbij die geen knipperlichten
had maar aan iedere zijde een vent die wijd naar buiten hing en dat
alles op teenslippers die tegen de chauffeur schreeuwden of hij naar
links of rechts moest, stoppen of juist rijden. Ik zit in een film
van Frederico Fellinni dacht ik bij mezelf. Wat een taferelen. Mijn
taxi trekt op om direct weer te stoppen. 'Hatsjie' nies ik en ruik
een dierenlucht en zeg tegen de chauffeur: "Smell like animals
he?"
Beetje medelijdende met hem omdat ik
zag dat hij zich schaamde. Beetje afleiding toch? Maar tevergeefs,
hij wijst met zijn duim over zijn schouder naar achter kijkend in de
zijspiegel. Zo'n tweehonderd kippen bij elkaar gebonden op een fiets.
De berijder lachend een peuk rokend ontblotend zijn gele
kretektanden, zich niets aantrekkend van de kippen die tussen zijn
spaken zitten rrrrt, ting of die met hun kopjes over het asfalt
sleten. Nee Greenpeace was hier ver te zoeken. Ik kreeg een brok in
mijn strot, nog steeds als ik daar aan terug denk. "Mister,
mister." Lacht hij beleefd naar mij. "Your fucking chicken
man!" Roep ik boos terug, het raam open gedraaid.
"It's just a poor stupid man."
Mijn chauffeur mij tot kalmte brengend. Dat zal dan ook wel weer waar
zijn. Balancerend rijdt de kluwen veren met daaronder twee banden
verder. Kan je het raam weer dicht doen vraagt hij aan mij, de taxi
bloedverziekend heet geworden in minder dan vijftien tellen. Pff. De
taxi trekt op, staat weer stil trekt op, staat weer stil, stoplicht
na stoplicht dan opeens een grove stop die mijn hoofd tegen het koele
leer van de hoofdsteun doet slaan voor een man met twee matrassen, op
iedere schouder één, over een bamboepaal steunend in zijn nek die
nog even voor ons langs wil piepen en steekt snel over, rennend zover
dat mogelijk was. Een man met drie meter hoog tupperware op zijn
hoofd, kijkt haast beledigd naar mijn verbaasde gezicht. Het leek wel
een bijenkorf hier, er werd wat gehandeld, de gekste dingen werden
lopend fietsen al dan wel brommend verkocht. Ik dacht en wist wel
zeker dat als ik later iets van drugsgading nodig zou hebben dat ik
hier geen flater zou slaan. Dat alles tegen een bruine achtergrond
van de kleine toko kaki lima's wat letterlijk vijf voets winkeltje
betekent waar je echt alles kunt kopen. Die ook precies
éénmetervijftig waren zou ik later achter komen. Wat daar allemaal
in gebeurde.
Af en toe vraag je jezelf af heb ik
dat nou goed gezien want dan geloof je echt je eigen ogen niet en ook
kwam ik er hier wel vaker achter, dat hier bepaalde uitspraken zijn
grondvest hadden. Zo zag ik een jongen moe, zijn vrienden
uitschelden, van een fiets afstappen en om beurten ruilde. Deze fiets
was gelast op een tredmolen met daaraan een dynamo om wat licht te
verkrijgen in de 'winkel' en om de man met zijn verspuit van
werklicht te voorzien. Deze verfspuit gaat op lucht uit een staande
fietspomp waarbij ook twee jongens staan opgesteld en zich uiteraard
de pleuris pompten. "Airbrush Cars and Motors Special Painting
Internasional," prijkt er trots op zijn 'luifel'. Een busje werd
onder handen genomen en het stond zeker niet minder mooi op de
zijkant als dat het machinaal gedaan zou worden, het was echt te gek
zo mooi. Wat een kunstenaars ongelooflijk! Later in de jungle zou er
een zuigerveer uitklappen en niet meer gereedschap bewapend dan een
schaartje heeft onze bijrijder onze motor toen gerepareerd. Bizar,
maar dat komt nog wel.
Een ongelooflijke penetrante
strontlucht stijgt ineens op in mijn neus alsof ik onderste boven
gekeerd met mijn kop in het riool stak, zo erg, en de chauffeur deed
net alsof er niets aan de hand was. Sterker hij heeft iets leuks te
vertellen. Ik ben benieuwd. "Priok priok, VOC VOC," zit de
man helemaal opgelaten tegen mij te schreeuwen en te wijzen alsof er
iets moois te zien was, wijzend naar een oude hoge muur begroeid met
alg en onkruid onder de vogelstront en blubber en wel 10 meter hoog
wat later de muur van een oud V.O.C. fort blijkt te zijn. We rijden
langs grachten gevuld met zwart water tegemoet met daar op
bamboehuisjes op vlotten. Nee, dit was de ergste armoe door mij ooit
gezien. Een vrouw zat knielend haar zoontje met het zwarte water te
wassen. Het naakte chocoladeknulletje met zijn witte ingezeepte
gezicht begint te springen en te schreeuwen met zijn handen voor zijn
piemeltje als hij mij ziet. Een ferme ruk maant hem tot halve kalmte.
Tappend dansend naar mij wijzend als vrijbrief voor zijn optreden
blijft hij na een ferme ruk aan zijn arm maar in de houding staan.
Grote waterratten maken kolken in het water. Een baby schrijdt. Een
beet?
Het V.O.C. fort maakt mij aan het
dagdromen en zie de soldaten in vol ornaat in de zestiende eeuw voor
me. Het jaar 1640, stel je voor, die zware wapens sjouwen en hun
kleding bestond uit ijzeren en lederen stukken en een vilten hoed met
een pluim. Jezus. En dan in deze hitte, wat een beesten moesten dat
geweest zijn omdat te kunnen overleven. Eerst nog een maand of
anderhalf met een of andere boot mee, scheurbuik en stormen
riskerend. Ben je eindelijk op plaats van bestemming kan je wegrotten
in zo'n stinkfort.
Waar klagen wij dan nog over, dat de
vlucht te lang duurt, twintig uur? Je taxi geen A.C heeft? Alles is
zo betrekkelijk. Mensen zeuren zo. We zijn te verwend. Ik krijg een
schuldig rotgevoel en schaam me. Moet je mij hier nou zien zitten met
mijn reet weggezakt in een rode leren taxistoel, een zacht koel
windje blaast in mijn gezicht uit de AC een relaxed liedje op de CD
speler en moet je dan die mensen zien tobben om het gezinnetje in
leven te houden want dat doen ze netjes hoor geloof het of niet, hoe
ze het doen, doen ze het maar zelfs die mensen in zo'n hut op een
bamboevlot krijgen het voor elkaar om hun kinderen naar school te
krijgen in een spierwit overhemd en een uniform. Meestal krijgen ze
vanwege geldgebrek hun koters niet op school maar het gebeurd,
strijkijzertje, Rinso waspoederzakjes van een stuiver en schrobben
met een borstel op een wasbord.
Op taxichauffeurs met een oude auto
na, kom je daar nergens stinkende mensen tegen of het moeten blanken
zijn. Elke Indonesiër douchet minimaal drie keer per dag. Trouwens
als je dat niet doet krijg je daar problemen kwam ik snel genoeg
achter. Het is daar zo heet dat je gewoon minimaal drie keer per dag
een paar emmers koud water of een steelpannetje van plastiek
gebruiken ze daar, over jezelf heen moet flikkeren anders krijg je
zelfs ook binnenshuis een zonnesteek en een zwerm ongedierte achter
je reet aan vliegen waar je nog nooit van gehoord of die je nog
nimmer gezien hebt. Nee ook niet op Discovery channel! Vraag me niet
hoe maar het is gewoon zo. Rijk en arm vergelijkend komt de taxi
langzaam maar zeker op mijn bestemming aan. Ik was benieuwd hoe mijn
vader er uit zou zien, donkerbruin natuurlijk, hij zat hier al meer
als vier jaar. Hij moest een ontzettend lekker wijf hebben zeiden
onze gezamenlijke vrienden, hij was namelijk een keer met haar in
Nederland geweest maar ik had hem toen niet gezien. We mijden elkaar
wel vaker als de pest een paar jaar achter elkaar. Nee van
vriendschap was nog nooit sprake geweest. Dat hield op toen ik een
jaar of tien was. Ik bezat dan ook wel de nodige zenuwen om hem weer
onder ogen te komen maar volgens mijn moeder was dat niet nodig
geweest, hij zou mij maar wat graag helpen met afkicken, nou dat heb
ik geweten. Mijn vader met sari, een
met batik bedrukte lende doek opgerold tot aan zijn middel met
daarboven een ontbloot bovenlijf en halfvergane zeemanstatouages op
de armen stond n de deuropening van zijn huisje te wachten. Heen en
weer schuddend en op en neer door kuilen rijdend, gelijk Parijs-Dakar
waren wij in een armoedige woonwijk gearriveerd, pikdonker met kleine
olielampjes hangende aan een paal of hek in de voortuintjes. "Zo
daar hebben we de verloren zoon," Zei hij lachend terwijl ik
uitstapte uit de taxi. "Ga maar naar binnen ik reken wel af, dat
krijg ik zo wel binnen terug." In vloeiend Maleis riep hij zijn
bedienden op appel om mij te helpen mijn koffer uit de kofferbak te
halen. Verbaasd, niet langer als twee tellen over zijn 'outfit'
schrik ik van zijn in en intens spierwitte gezicht, een als een neger
zo bruin verwachtende. "Nee dat doe ik zelf wel." Zei ik.
"Helemaal niet daar betaal ik ze voor." "Wen daar maar
gelijk aan hier doet een blanke niets zelf." "Helemaal
niets?" Vroeg ik met een schuin oog?
"Heb je in de bajes gezeten
pa?" Vroeg ik. "Nee, nee." Lachend als een boer met
kiespijn. Zag ik daar nu al een teleurgesteld gezicht? Had ik dat
niet mogen vragen dan? Ik vroeg hoe het mogelijk was dat hij zo wit
zag en hij vroeg me of ik de hitte buiten had gevoeld. "Even
maar," antwoordde ik. "Bij het instappen van taxi."
"Nou ga jij dan met dit weer in het zonnetje zitten?" Vroeg
hij cynisch. "Nee dat lijkt mij ook niet." Dat raadsel was
opgelost. "Moet je iets eten?" "Ze hebben een
heerlijke rijsttafel aangemaakt." Mijn afwijzende antwoord niet
aannemend. "Speciaal voor jou." "Ik zal je gelijk even
voorstellen aan mijn vrouw, je nieuwe moeder. Zei hij bijna trots.
Daar bij was ook het volgende raadsel opgelost; 'zijn prachtig mooie
en lieve vrouw.' Mooi was ze niet en aardig stootte ik mijn neus grof
tegen tijdens het eten toen ze scheldwoorden naar de bedienende
meiden begon te bulderen. Helemaal om niets, een schoon glas werd
gevraagd of ze commandeerde dat er tien man tegen de muur moesten
worden afgeschoten. En snel en zonder vlekken. Mijn bek hing weer
eens open van verbazing wat al de tiende keer was de laatste drie
uur, mijzelf nooit eerder in het leven betrapt had op dit afwijkend
gedrag. Het gebrul, geschreeuw en gevloek daarbij smakkend en
graaiend in haar eten was voor mij het plaatje rond. Mijn nieuwe
moeder was Idi Amin twee.
Mijn vader die niets ontgaat zei dat
ik kon of normaal moest doen of al weer kon vertrekken. Het was ZIJN
vrouw, daar moest hij voor kiezen en ik had me te gedragen of ik kon
vertrekken. Ik begreep het en ik zweer u dat ik echt mijn best deed,
wat denk je. Er hing een stille spanning in de kamer als of het kon
gaan onweren met af en toe een brul van Idi. Ik kon gewoon mijn
lachen niet in houden. Hij was helemaal verliefd, kwam lijzig over
als betoverd en was helemaal zich zelf niet. Ik weet dan ook niet wat
ze met hem gedaan hebben maar kosher was het niet. Dit was mijn vader
niet. Was dit nou een tropenkolder? Zo kwam het dat ik net aangekomen
al weer op straat stond met mijn hutkoffer op wieltjes. Daar was ik
lekker mee. Het was pikkedonker, een zeer armoedige woonwijk troef.
Als je van een woonwijk kon spreken, ze noemden het niet voor niets
Kampong Ambon. Mijn vader was bezig met een verhuizing naar beter had
hij gezegd. Ik ging niet terug naar Nederland wat er ook gebeurde dat
had ik met me zelf afgesproken. Daar lag de afgrond voor mij. Maar
laat ik nu eerst uit deze buurt zien te komen. Muggen zoemen om mijn
kop en ratten groot als katten maken zich uit de voeten van het
geratel van de koffer wieltjes. In de verte en dan weer dichtbij hoor
ik geluiden voor de eerste keer waarnemend. Ik hoorde een harde knal
van een deur van mijn vaders deur die hij achter zich dicht sloeg en
het kwade vergrendelen van sloten. Ook de bedienden mochten mij ook
niet uitzwaaien en werden ruw naar binnen getrokken.
Wat moest ik doen? Een woordenboek
bemachtigen dat leek mij duidelijk. Er spreekt hier niemand Engels
dus dat word ook nog eens Maleis leren. Gelukkig dacht ik aan de
markt waar ik met de taxi langs was gereden, daar moest een
woordenboek te koop zijn, ik bedoel als daar een vent rondloopt met
een slaapkamermeublement op zijn nek zal er ook wel een woordenboekje
te krijgen zijn, niet? In ieder geval zo redeneerde ik. Heel langzaam
komen er drie betsjaks, van die fietsen met een karretje er achter
waar je in mee kunt rijden, zich aanbieden. Ik nam er twee, God
dankend dat het eerste wat ik gedaan had was geld wisselen met mijn
vader. In de een zette ik mijn koffer schuin tegen het zitje aan in
de tweede ging ik zelf zitten. "Taxi! Blue Bird!" "No
problem mister. noooo problem..."
De Bleu Bird werd een Yellow Monkey
maar van oplichting was geen sprake al was hij wel een
onderwereldfiguurtje. Dat was namelijk precies wat ik nu nodig had.
Binnen een uur had ik een Maleis engels woordenboek 25 gram wiet en
een doos Rohypnol en een fles Jamesson whisky. De chauffeur werd
direct mijn vriend en maakte dan ook gelijk een afspraak voor de
volgende morgen. Ik had alles wat ik nodig had om te slapen, ik was
tenslotte in Indonesië om af te kicken. Van alles voorzien bracht
hij mij naar een goedkoop hotel (wat hij chique vond) voor de prijs
van 15000 roephia's omgerekend toen zeven Euri per nacht met ontbijt.
Het krioelde wel van de kakkerlakken in de badkamer maar ik was te
moe om daar bang voor te zijn terwijl ik dat de meest smerigste
beestjes ter wereld vind. Nou daar lag ik dan eindelijk en begon naar
de ventilator te staren Whisky drinkend wiet rokend nadenkend over
mijn nieuwe 'vriends' laatste woorden. En wat zou hij daar mee
bedoelen? "Heroïne no good!" "Fuckky fuckky good!"
"Gele (wiet) very nice" en "Good food thats the life
for a king like you." Ik kreeg er ogen als schotels van, ik
voelde me helemaal geen koning maar hij ging maar door: "You are
a millonair now don't forget that en be carefull for your cash!"
"King? Miljonair?"
Ik ben een junk dacht ik. Moet zwaar
gaan afkicken. Aan de andere kant was ik ineens heel erg trots op
mezelf, al was mijn koffer nog dicht, de wieltjes kapot gereden in
mijn vaders verrotte straatje na onze zeer korte ontmoeting wat mij
zeer deed en dwars zat en zag ik er uit als de Dood van Pierlala.
Maar ja, ik ben nu eenmaal in Indonesië en ik moet het zien te
rooien. Ik ben nu pas twee uur alleen en heb nu al een vriend, hij
wilde zelfs geen fooi van mij aannemen al pakte hij wel gretig een
flinke pluk wiet aan. Daar ik over Indonesië geen ene klote af wist
gleden mijn gedachten al snel af naar mijn geboorteland waar ik in
een buurt woon die alleen bestaat uit Turken Marokkanen, Surinamers,
Hindoestanen, Antillianen en een paar Afrikanen. Er loop in mijn wijk
echt geen enkele blonde meid of knul die mij blij kan maken met een
glimlach. Elke twintig meter die ik loop word ik geroepen: " Hé
blonde Bruin Wit?" (heroïne en cocaïne). Daar komt nog bij dat
er in een straal van vijftig straten tien autootjes rond rijden met
Marokkaantjes die net hun rijbewijs hebben die ook nog eens heroïne
en zwaar met zeep versneden cocaïne vanuit hun auto verkopen die mij
óók nog eens aanroepen. Sterker nog, ze komen zelfs aan mijn deur
bellen. Dus al met al: "Dank u regering!" "God dank u
voor mijn zwakte." "Pa en ma gelukkig bedankt voor mijn het
trainen van mijn doorzettingsvermogen." Nederland mag voor mijn
part in de stront zakken en met name Rotterdam-Zuid. Als ze de kuip
maar laten staan want het Feijenoordbloed zal altijd blijven stromen
en daar moet ook niemand aankomen, al kan ik zelf geen enkele bal
recht vooruit passen.
Nou ja daar lag ik dan op bed in
mijn nieuwe woordenboek te bladeren. Ik had de badkamerdeur voor de
kakkerlakken vergrendeld met mijn loodzware hutkoffer. Ik had een
lijstje gemaakt met mijn eerste levensbehoeften en vragende
voornaamwoorden zoals: eten, drinken, poepen, kopen, betalen, waar
wie, hoe, hoeduur enz. Gelukkig voor mij hebben ze daar geen
werkwoordsvormen, daarbij opgeteld slechts een paar aanwijzende en
persoonlijke voornaamwoorden en dan zweer ik u dat ik de volgende
morgen vloeiend Maleis praatte al was het dan wel achterstevoren.
Maar dat komt dan ook omdat het een zeer arme taal is. Bijvoorbeeld
mijn woordenboek had tweehonderd Engelse pagina's en hooguit dertig
Maleise. Dus één woord heeft meerdere betekenissen. Ik zal een
voorbeeld geven, zo betekend jalan straat en jalan jalan lopen of
uitgaan. Moet je voorstellen dat je vraagt aan een meisje loop je mee
door de straat, daarna gaan we uit? Later merkte ik dat het niet
alleen een arme taal is maar ook een erg luie maar dat is vanwege de
extreme hitte hier. Die hele zin van daarnet is gewoon jalan jalan en
dan begrijpt dat meisje dat wel. Zo simpel aanhoeken. Trouwens ik was
toch koning? Ik praat nu in ieder geval vloeiend Bahasa Indonesia
kwam ik achter en geen Modern hoog Maleis dus. Het Bahasa Indonesiä.
Met een handdoek over mijn gezicht ter bescherming tegen de
kakkerlakken want ik was te dronken en stoned om te voelen als er
eventueel een kakkerlak in mijn mond zou kruipen. Na ook nog wat
slaappillen viel ik eindelijk in slaap.
Zwaar in coma hoor ik gebonk op mijn
deur gemixt met een zware stem en giechelende meisjes. "Wat is
dit godverdomme nou." Nog half dronken opende ik de deur om uit
te willen halen, maar dan zie ik mijn nieuwe vriend met een big smile
en drie mooie meiden die brutaal mijn kamer inlopen en op mijn bed
gaan zitten. Wat gebeurt er allemaal dacht ik, ik had ineens drie
Sandra Remers van vijftig jaar terug of Beertje Beers in mijn nest.
Wat gebeurt er? Ik ging weer zei het iets meer perplex op mijn bed
liggen zover er nog plaats was want ik kon niet anders dan wrikken en
ik was kapot. De chauffeur, Domingues wist ik nu, riep: "Kom op,
opstaan we gaan de stad in met zijn allen lekker eten." "Thats
good for you."
Na een snelle douche stelde hij de
meisjes voor als Tia, Lolly en Poppy. Domingues was geïmponeerd om
dat ik Bahasa sprak en zei me dat ik een ingenieur was en ik
beantwoordde hem daarop dat hij gek was. "Domingues ada orang
gila," Toen zeek hij echt in zijn broek van het lachen.
"Professor, ingenieur!" Riep hij weer. Hij vroeg of ik de
dames 24 uur wou huren voor 5000 Rp. per stuk. Ik vond dat best want
dat even snel omgerekend kon ik makkelijk missen. Aangezien hun in
galakleding waren heb ik ook maar mijn nette pantalon, leren
schoenen, wit overhemd en mijn Armaniriem om en Ray-Ben op Ik was het
ventje op en top met 980.000 roephia's op zak en voelde ik me als Al
Pacino uit Scarface, alleen Michelle Pfijffer ontbrak maar ik had nu
wel leuke vervanging maal drie.
We zitten nu met zijn vijven in de
auto, ik achter in tussen twee meiden en de minst leuke had ik voorin
gezet naast Domingues. Langzaam rijdend door de straten krijg ik een
euforisch gevoel, alles is hier zo fucking goedkoop. I own Jakarta!
Dacht ik en terecht. Elke maand ééncommatwee miljoen, dan heb ik
per dag veertigduizend om op te maken. Dat wordt feesten. Dat wordt
beesten. dacht ik in mijzelf. Na een goed restaurant gevonden te
hebben (het was 11 uur in de ochtend) ik had helemaal geen honger was
moe en wilde slapen of neuken maar vreten? Ik vond het vreemd maar
Domingues weet hoe het hier toe gaat dus ik volg even om de kat uit
de boom te zeiken, ik bedoel natuurlijk te kijken. We hebben daar
heerlijk gegeten zoals verse kreeften, garnalen zo groot als lange
vingers, gegrilde inktvis met heerlijke witte rijst en heerlijke
groentes. Ik was bang voor de rekening. Ik dacht dat het me honderden
guldens zou kosten want we hadden ons met zijn vijven prop vol
gegeten maar toen de bon kwam op een blaadje zag ik 17000 Roepias
(toen acht Euri). En dat voor een koningsmaal. Ja, ik ga me hier wel
thuis voelen. Nog niet wetende wat me te wachten stond.
Het gevoel van wat eens is ervaren van opgespaarde onwaarde
is de groeiende tumor in de ziel van de goede mens
Kordaat haar in een naad en strak in het pak
en voor des vaderlands de schoenen in flitsende zwarte lak
Het echte front ontluisterd de façade geestelijk fataal
een knal vol pijnlijke vertwijfeling van dimensies die kruisen
bloederige herinneringen en de rode lolly op de kermis
zal nooit meer het zelfde zijn of begrepen worden
Mijn eerste gedichtenbundel:Kettingzaag door het hart, en ligt nu dan in de winkels met het logo van Writehistory en is ook te verkrijgen op het internet. Klik hiervoor op de volgende link Kettingzaag door het hart, bestellen
Zoals bloed en munt naar koper geurt
breken golven schuimend rood gekleurd
tegen vinnen op moeder en baby's rug.
Sluiten betraande ogen met een laatste knip.
Verdriet en medeleven klinken van mijlenver
hoog gehuil echoën in ons bezwaard geweten.
Snijden door ijskoud water en pijnlijk vlees
wijze antwoorden die nooit meer zijn.
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. d23 Filmpje!!!
"H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. D3 Film in Vught"
Na
de afwas en wat zakelijke afspraken omtrent de verkoop van de eventueel
overblijvende hasjiesj moesten we ons snel na een jointje op de w.c.
gerookt te hebben welke uit de voorraad van Abbies Marrok kwam daar de Afghaanse hasj mijn endeldarm nog niet bereikt had, haasten om voor de
deur in de rij achteraan te sluiten. Vooraan stonden twee soort van
officieren uit het hoofdgebouw (ook gewoon bewaarders maar hadden
waarschijnlijk iets meer bij een van de homoseksuele directeurs in hun
kont gezeten) met soort van rijbroeken met witte biezen en een soort
van Richard Krajicek heupen, alsof er links en rechts een tennisbal of
vier in zaten met hun broekspijpen in hun laarzen gestoken die glommen
als een tiet en een verdacht veel te grote op Nazipetten lijkende items
op hun kop hadden. En witte riemen met holsters schuin over hun lichaam
met daaraan een ploertendoder. Deze twee liepen dan ook precies in pas
met de laarzen stampend op het grindpad alsof zij Adolf und Herman zelf
waren en verwachten van de rij achter hun het zelfde.
Iedereen volgde dan ook netjes mee.
Ook ik en Ab deden ons best maar het sloffen en struikelen over die
teringsteentjes van het losse grindpad door de totaal eigen wil
hebbende Hasjiesj die ons overwon en kregen dan ook keer op keer een
soort op de plaats rust waarop een van de hoofdbewakers even naar de
achterkant van de rij kwam kijken om onze Amer en Amor bewaarders een
uitbrander te geven die gewoon in een tuinpak en op spekzolen liepen en
die hun frustratie weer op mij en AB botvierden en ons probeerden te
schoppen wat weer in kleine relletjes uitliep.
"Nog een keer en de film gaat niet door."
De hele rij boeren keek ons boos aan. Zo stond de rij ettelijke malen
stil onder de griezelig hoge populieren die vol zaten met kraaien,
kauwen en lachende eksters die als gieren af leken te wachten op wat
komen ging. Iets wat hun al generaties wisten en zelfs aten. Ik en en
Ab besloten onze stappen te gelijk te tellen:"Een twee, een twee." En
dat werkte. Althans even.
Toch komen wij aan bij de hoofdpoort van het kasteelvormige hoofdgebouw
en na een lange zoom gaan met een ouderwets bombarie de grendels hout
er van af en ontsluiten de rood-witte poorten zich. Alleen ik en nog
een paar nieuwelingen liepen in een ketelpak de rest in eigen kleding
dus dat ik opviel was sowieso al een tegenvaller. We wachten voor een
metalen deur nadat wij een stalen brandtrap opgelopen waren die weer na
een harde zoom en een klik of vier open gaat.
We lopen over echoënde stalen galerijen boven en onder ons en er
word gefluisterd dat er ook een strafkelder was met een strafgang en
isolatiecellen. Op sommige raampjes zitten blauwe kaarten, andere
hebben gele en roden.
We komen in een soort van vroeger in de oorlog gebruikte mess die omgebouwd was tot filmzaal.
Ik en Ab gaan vooraan op een van de houten banken zitten.
De film begint. Met een stem uit de tijd van het Polygoon journaal zien
wij in gespikkeld en gestreept zwart wit, de gevangenis waar ik net
twee uur in binnen ben. De barakken dezelfde kleur en formaat de paden
de paviljoenen de geschuttorens de bomen iets korter hetzelfde
hoofdgebouw en noem maar op. Een groot verschil: er waren verschillende
groeperingen die in rijen stonden, veel grotere rijen dan de onze en
ook anders gekleed namelijk zwart wit gestreept en met een alpinopetje
op. Het bleken Joodse mensen, zigeuners en anderen, in de Nazi's ogen
ziendend uitschot. Sommige werden vriendelijker behandeld als de
andere. Die mazzel hadden mochten, ja mochten voor Philips weken.
"Godverdomme," riep Ab nog steeds? "Dus zo zijn ze in Eindhoven rijk geworden?" "Teringstekkers!"
"En dat gore PSV ook dus, plakte ik er achter aan." Ab op zijn woord gelovende.
"Borst en Babi! Smoel dicht of geen sport voor jullie maar twee dagen strafgevangenis!"
Sommige vrouwen verbouwden groenten in de paviljoens, andere werken in
de keuken. Die iets minder geluk hadden moesten kolen scheppen voor de
verbrandingsoven die ik had zien staan bij de cornervlag van het
voetbalveld voor de Amer en die nog minder geluk hadden die werden
daarnaar toe vervoerd in kruiwagens. Ook zien wij zogenaamde
vluchtgevaarlijke gevangenen een nekschot krijgen van de Duitsers. Wat
is dit voor voorstelling? Het leek op een soort van hele drukke
dodelijke bijenkorf en het was doodstil van walging in de filmzaal op
een domme boer na met een stomme opmerking die dan ook direct
hardhandig werd verwijderd naar de strafgang. Ook was er een verhaal
van zesenveertig vrouwen die in een van de strafcellen op dezelfde
galerij waar wij nu zaten te kijken opgesloten in een cel waardoor
vanwege de hitte het salpeter en fosfor uit het cement van het beton
had doen drijven en deze dames waren hierdoor levendig verbrand. Iedere
zondag worden er nog steeds bloemen gebracht door nabestaanden. Steeds
als wij dachten dat het niet erger kon werd het nog erger. Dit was een
zeer misselijke grap van Justitie of de gevangenisdirecteur daar zou ik
nog wel achter komen.
Na dit zwart wit gebeuren veranderde de film in kleur: de bevrijding
van de magere kadavers die te zwak waren een oranje vlaggetje op te
tillen, daarnaast hadden de moffen nog snel even alle bewijzen
uitgewist zodat ervan feest vieren weinig over was gebleven. Ze hadden
nog snel even iedereen uit gemoord voordat de Canadezen er waren. Er
waren zeer weinig mensen over die dit kamp overleefd hebben.
Mijn Methadon werkte nog niet dus mijn geest lag helemaal open maar de
Hasj werkte maar al te goed wat het nog iets "geestveruimender" maakte.
"Zat ik in A nightmare on Elmstreet?"
Ik werd gek, ook Ab die er al een maand zat ging haast over zijn nek en
fluisterde in mijn oor: "Als we geluk hebben krijgen we heel soms
houthakken buiten de hekken in het bos dan splitten we hem gelijk, doe
je mee?"
Ik keek hem aan of dat wel geen heel erg domme vraag was, waar was ik in terecht gekomen? Word ik even door God genaaid!
"Natuurlijk ga ik mee al moet ik dertig kilometer door de bossen rennen ik moet weg hier!"
We banjerden allen van de stalen treden af met loden voeten en zwaar
gedesillusioneerd. Nu zonder hoofdbewakers maar met spekzolen,
slenterde de rij zich langzaam steentjes voor zich uit schoppend terug
naar onze barakken elkaar zielig en onbegrijpelijk aankijkend, hoe
hadden ze ons hier kunnen plaatsen en ons zichzelf ook nog eens aan
laten melden.
De lucht trok dicht, het was pas half vier in de zomer. Pikkedonker met
onweer, bliksemflitsen en het begon te gieten. De kraaien waren
verdwenen. Dikke druppels maakten ons door en door nat maar we mochten
niet rennen. Er hing een dichte mist boven het dampende voetbalveld en
de andere paviljoens. De geesten uit het verleden dwaalden om ons heen.
Dit was een nachtmerrie.
Eenmaal binnen in de cellen hoorden we dat we binnen tien minuten na
het eventuele schijten en of pissen weer buiten moesten staan in onze
sportkleding voor het voetbal.
"In dit weer? Dat is toch levensgevaarlijk?" Opperde ik. "Wil je ons
dood hebben." "Is die oven daarom nog niet afgebroken plakte ik er nog
achter aan."
"Je mag ook naar de strafgang Borst, zeg het maar."
Ik had het in mijn leven tot dat moment nog nooit zo zout gevreten. En het zou nog veel zouter worden! Gepekeld!
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. d2
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen.
D2 Voormalig Concentratiekamp Kamp Vught
De andere opgeroepen nieuwe jongens zijn inmiddels ook op het Hoofdgebouw geweest en hebben daar de arts en dergelijke bezocht. De andere langere ingezetenen waren nog aan het werk en konden ieder ogenblik binnenkomen. Na toewijzing van een cel en ontvangst van een verchroomde stalen, zwaar naar de zijk stinkende pispot, vraag ik aan de bewaarder wat het vervolg van de dag is waarop ik antwoord krijg dat het eerst etenstijd is als de werkgroep klaar is en dat de dagindelingslijst op de voordeur hing en dat nooit meer moest vragen. De onbeschofte bolle boerenklootzak. "Na de maaltijd sport en recreatie." "Wacht maar vast in de eetzaal." De Amer bestond uit een houten barak waarbinnen een zaal belegen met gymzaalgroen vinyl en omgeven met grijze stalen celdeuren in de rondte met een klein raampje met een luik je en een oranje gordijntje. Een douchegelegenheid en een toiletafdeling waren achter in de hoek. In het midden een poolbiljart en een ping-pongtafel. Achter in de zaal was er een deur naar een andere zaal, de eetzaal, alwaar ik aan de enorme lange tafel plaatst neem in mijn eentje aan het kopstuk. Ik probeer te situatie een beetje in te schatten. Als ik opsta om naar de bestekbak te lopen die tot mijn verbazing uit metalen voorwerpen bestaat, pak ik een broodmesje om in mijn sok te stoppen, je weet tenslotte nooit waar je in terecht ben gekomen als nieuwkomertje zijnde toch? Net op dat moment komt er plotseling iemand de eetzaal binnen. "Blondie? Blondie? Frans? Ben jij dat?" Een Rotterdams Marrokkaans accent, een zeer bekende stem. Ik herken Abbies stem onmiddellijk, een zeer goed bevriende Marrokkaanse maat van mij uit Rotterdam-Zuid. We hadden van alles meegemaakt in de scene der verslaafden en waren vrienden door dik en dun. Ik trek snel mijn broek over mijn sok met het mesje heen en draai mij om. "Abbie?" "Kammeraad?" "Jij hier?" "Ook toevallig!" "Ja man wat ben ik blij dat jij er bent, ik word helemaal gek hier in dat tering Vught." De tranen stonden in zijn ogen van blijdschap en bleef lachen om mijn aanwezigheid. " En leg dat mes maar terug, alles is geteld met als gevolg als er een mes weg of vork dan krijgt iedereen als het verdwenene niet te voorschijn komt, isolatiecel!" "Je bent ook niets veranderd he Frans?" Ik leg het broodmesje terug en vraag hem wat er dan zo erg was hier. "Heel simpel ik heb constant bonje met iedereen, want ik versta ze gewoon simpelweg niet!" "Ik ben zo blij dat je er bent nu kunnen we samen een beetje lol maken en die gasten aanpakken." Ik keek hem verbaast aan en vroeg hoe het eten hier was, daar dat in het algemeen nogal een slechte reputatie in het gevang heeft. "Niet te vreten!" "Maar er is een maal per week een winkeltje van de SRV man en dan kun je zelf spullen kopen en dus ook koken, we mogen gebruik maken van de keuken." "Heb je stuff bij je?" Vraagt hij zachtjes. "Ik heb genoeg Afghaan in condooms ingeslikt om heel Kaboel twee weken stoned te maken," antwooorde ik. "Echt waar?" Ik beaamde zijn vraag waarna hij niet meer bij kwam van het lachen en gaf mij schouderklopjes en sloeg een arm om mij heen zoals Marrokkanen dat doen bij vrienden en vroeg ik hem hoe het zat met een of andere excursie die ons te wachten stond. Hij wist van niets, we gaan eerst sporten na het eten, zei hij. "Sporten? Ik ben doodziek heb net pas mijn methadon gehad en dat duurt wel een uurtje voordat het werkt, dus sporten?" "Wat voor sport?" "Voetballen waarschijnlijk, dat word weer een veldslag, alle frustraties worden geuit tijdens het voetbal!" "Dan hebben ze een goede aan mij, ik ken namelijk geen bal trappen en knokken als de beste en gefrusteerd ben ik nu al." "Wat is dit voor rare bajes joh Ab?" Ab zegt dat hij het ook precies niet wist maar dat Kamp Vught was gebouwd in 1940 door de moffen om Joodse mensen, zigeuners, homo's en kleurlingen aan het werk te zetten in de zelfde barakken waar hij net gewerkt had voor vier gulden vijftig per week (twee euro) en als je door werkte kreeg je vijfvijftig. Met het in elkaar zetten van stekkers en stekkerdozen. " We werken voor Philips hier," zei hij. Net als de vorige bewoners. "Heb je die oven gezien?"
De eetzaal stroomt vol en een of andere goochem zegt dat ik op zijn plaats zit waarop ik hem vraag of zijn naam ergens op een reserveringsbordje op tafel staat waarop hij ergens anders gaat zitten en mij ' zaadje' noemt. Het werd doodstil aan tafel alleen Ab lachtte en knipoogde naar mij met zijn schouders omhoog van: "Ik zei het toch?!" De bewaarders waren nog niet binnen evenals de gedetineerden met de grote pannen en kookpotten. Wel was de tafel gedekt en voorzien van verschillende borden mes, lepel en vork en glazen en dergelijken. Ik pak de vork van naast mijn bord duik over de tafel en spietst hem precies tusssen de stoere jongen zijn vingers in als ik uit mijn ooghoek zie dat er een bewaarder binnenkomt. "Wat is er hier aan de hand?" Abbie redt mij doordat hij begint te drummen met mes en vork en zegt dat we samen een liedje speelden en dat er een vork uit mijn handen schoot, kan gebeuren toch? Ik voelde langs mijn been ferme schoppen onder de tafel vanaf alle kanten richting de gozer die mij zaadje had genoemd. Klikken is taboe in de bak. Spierwit bevestigd de Limburger dat het slechts een ongelukje was en rukt mijn vork uit de tafel voor zijn neus en geeft hem netjes teug aan mij. Niemand noemt mij zaadje zeker hier niet. Zo mijn reputatie was vastgezet en ook dat ik stuff verkocht was binnen een minuut bekend daqnkzij Ab en maakte van mij een machtig man al was ik net vijftien. Ik heb het over 1979. "We houden je in de gaten Borst." Zei de bolle boerenlul. We zijn niet helemaal achterlijk, en jou ook Abdullah!" "Je doet je best maar antwoorde hij waarena hij "lul" hoestte." Waarmee hij de gehele eetzal aan het lachen kreeg al was het ingetogen. "Trouwens vandaag geen sport maar vooral voor de nieuwelingen onder ons een themamiddag over Kamp Vught." Ging een van de bewaarders verder. "Kamp Vught? Ik wist niet beter of dit zooitje hier heette Nieuw Vossevelth." "Ben ik verkeerd of zo?" "En nu geen woord meer tot na het eten," brulde een van de bewaarders die alles in chaos zagen veranderen. "Na het eten afwassen, Borst en Babi jullie doen de afwas, daarna voor de buitendeur precies om half twee aantreden." "Dan gaan jullie film kijken op het hoofdgebouw." Ik was boos om de afwas, waarschuwde de Limburger dat hij nog niet klaar met me was maar Ab vond het fantastisch. Die wilde natuurlijk even alleen met mij samen zijn ook in verband met mijn toekomstige handel in stuff, en het roken ervan natuurlijk. Iedereen begon te juichen en riepen; "Film! Film! We krijgen film!" Ze moesten eens weten wat we te zien zouden krijgen dan was het lachen hun wel vergaan, de stommelingen. En sommigen zaten hier al maanden en hadden nog steeds niets door.
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen. D1 Voormalig Concentratiekamp Vught (Nieuw Vossevelth)
H6 Half open jeugd-, gesloten- en strafgevangenissen.
D1 Voormalig Concentratiekamp Nieuw Vossevelth
In 1979 sta ik als vijftienjarige jongen in de rechtbank aan de Noordsingel in Rotterdam om te worden veroordeeld door een oud grijsharig uitziend vrouwelijk krom gezeten lijk met ziekenfondsbril en een afschuwelijke foto van onze koningin in het blauw achter haar, tot twee maanden voorwaardelijk en twee maanden onvoorwaardelijk, inzake van twee inbraken waarvan er een op heterdaad betrapt een en ander door verraad. En om het mij niet te gemakkelijk te maken stuurde zij mij naar het kamp Vught oftewel toen nog Nieuw Vossevelth daar deze nogal bekend stond voor hardleerse jongens. Deze keus omdat dit toen nog een half open gevangenis was daar ik nog minderjarig was. Wel had ik al het rotte voorgevoel dat ik dit rechterlijke grijze monster vaker tegen zou komen ik mijn toekomstige carrière.
Ik kreeg ongeveer een half jaar later een zo gezegde zelfmeldingsbrief. Hou je jezelf niet aan de gemaakte afspraak, ga je alsnog naar het open kamp maar dan wel in een gesloten afdeling, was de waarschuwing. Als ze je tenminste oppakken natuurlijk maar vroeg of laat gebeurt dat toch. Zeker in het milieu waar ik in leefde speelde de politie haast dagelijks een rol. Dus ik met mijn stomme kop tasje ingepakt bus en treinkaartje gekocht en daar stond ik dan voor ik het wist voor een heel bijzondere gevangenispoort die mij verdomd veel deed leken op die uit die serie van Colditz. Dit was voor de grote verbouwing want het is nu een extra zwaar beveiligde gevangenis met alles zeer elektronisch voor ontsnappingsgevaarlijke mensen, daarover later meer want ik had een soort van abonnement op Vught zeg maar.
Het was een zeer grote gevangenis met rijen prikkeldraad van vier meter hoog omgeven die onder stroom stonden en op de vier hoeken stonden geschutstorens met mannen met karabijnen erin. Open kamp? Nou dan wilde ik wel eens een gesloten gevangenis zien. Was ik genept!
Na de de visitatie, dat is de afdeling waar je kleding gefouilleerd word inclusief jezelf kom je terecht bij de badmeester alwaar je twee handdoeken, twee theedoeken, twee lakens een kussensloop en een dun tekort dekentje waardoor je dus s nachts (vooral s winters) altijd of een koude nek had of koude voeten dus dat was afwisselen en nooit echt lekker slapen, een heerlijke douche krijgt met anti luizenshampoo bij de badmeester die bijt in je ogen een weggooischeermesje en een stuk zeep wat riekt naar Dettol. Heb je geen schone kleding bij je krijg je van hun zolang een overall totdat je kleding gewassen is.
Daar liep ik dan als broekie voor het eerst in de bajes net gedoucht mijn ogen brandend van de shampoo stinkend naar de Dettol in mijn grijze overall. Mijn kleding vonden ze te vies om met een stokkie beet te pakken vandaar, dus dat ging eerst de was in. Wisten die boeren veel daar dat wij in de grote steden midden in de punktijd zaten, dat was modern toen om er niet uit te zien. Hoe gekker hoe beter. Ze schrokken zich de pleuris toen ik binnen kwam. En moest direct mijzelf uitkleden en ontsmet worden. Na het douchen is er altijd eerst een medisch onderzoek nadat je eerst een half tot een heel uur heb rond lopen banjeren in je nieuwe omgeving met je hele stapel lakens kleding en deken enzovoort want niemand was zo behulpzaam om mij te vertellen waar de Amer was, een van de twee jeugdbarakken, de ander heette Amor en dat kwam heel simpel er was geen kip te zien maar een heel vreemde doodse stilte en niemand was met me meegelopen.
Loop maar naar het hoofdgebouw daar helpen ze je wel verder, was mij verteld.
Ik zocht het hoofdgebouw maar er was geen sterveling te zien. Ik liep op een kronkelig pad met heel hoge bomen als in een bos die vol zaten met kauwen kraaien en eksters net als op een begrafenisplaats die mij lachend en knarsend verwelkomden. Het was angstaanjagend. Gelukkig zie ik een eenzame neger in een fel oranje overall die door strafcorvee moest bladeren prikken midden in de herfst die zo vriendelijk was om tegen betaling van een shaggie wel even te vertellen waar het hoofdgebouw was.
Gewoon het pad aflopen kom je er vanzelf. Toffe gozer!
Daar stond ik dan toch ineens echt voor een oud kasteel met kantelen, torens en kerkers, wat later echt door de Nazis gebouwd bleek te zijn met strafgangen, martelkelders en luchtkooi (de tijgerkooi is de bijnaam daar omdat je alleen de lucht kunt zien) compleet.
Hier vroeg ik in de halfronde poort met roodwitte schuine balken bespijkerde deur de portier na een trek aan hendel die met een stalen snaar is verbonden aan een koperen bel waar ik de Amer kon vinden. Hij vertelde met een blikken stem door een koperen plaat die als speaker diende dat ik bij de barakken die langs het voetbalveld lagen moest zijn. Ik liep langs de tientallen lange smalle loodsen met bijna platte daken die net in een punt liepen in een gore okergele kleur de muren met oranje dakpannen.
Waarom komt mij dit plaatje toch zo bekent voor? Dachau? Bergen-Belsen?
Ik krijg de boodschap mee dat ik na het melden op de Amer direct terug moest komen voor een medisch onderzoek. Ik liep richting voetbalveld en voordat ik naar binnenstap kijk ik heen over het benevelde veld nog even achterom van goal tot goal en zie dat er achter de ene cornervlag een verbrandingsoven staat van veertig jaar terug. Eentje voor mensen wel te verstaan. De sfeer werd steeds grimmiger. Een vettige vadsige vriendelijke bewaarder geeft mij een kamer en een stalen pispot met deksel en een bijbel, nee wcs had je toen nog niet op je cel. Hij beveelt mij mijn bed op te maken en snel naar de medische dienst te rennen om daarna direct terug te komen om de directie te ontmoeten.
Rennen? Ik laat me nu al niet gek maken. Relaxed liep ik terug naar het hoofdgebouw de barakken om mij heen bekijkend die iedereen kent uit die films over die concentratiekampen. Was dit mijn karma? Vanwege mijn racistische puberjaren?
Na wat gezeik over de dosis methadon en de afbouw hiervan en een urinecontrole had gedaan, ik het voor elkaar dat ik een afbouwsysteem had geregeld van een cc per dag om na de 0 over te stappen op Dalmadolrm en Depronal voor een week en dan was het over ik was namelijk verslaafd.
Ik loop tussen het groen door richting de Amer waar de Directeur ongeduldig op mij staat te wachten voor mijn celdeur.
Zo dat is een hele eer, zei ik. Maar niets was minder waar, het is een gewoonte in de gevangenis dat er iemand van de directie in dit geval twee homoseksuelen, waarvan er een eindelijk na jarenlang een schrikbewind gevoerd te hebben oneervol is ontslagen. Koehorst heet hij. Ik hoop dat ie dood is of een terminale ziekte heeft dat is nog beter.
Koehorst legde de regels uit en vertelde dat er later die dag een excursie was voor mij en nog tien andere nieuwkomers. Excursie? Vroeg ik ter verklaring.
Dit vanuit het historisch oogpunt gezien van de omgeving waarin wij ons bevinden.
Een film en een rondleiding.
Zie je ik voelde al nattigheid. Maar hoe drassig het zou worden kunt u zich in uw ergste nachtmerries niet voorstellen.
Tijdens we de boot uitstappen de steiger op zien we grote roofvissen
het water uit klappen achter hun prooi aan en scheren er honderden
vliegende honden (Kalongs) over ons hoofd. Apengebrul en andere
ondefinieerbare kreten klinken in het roodoranje van de ondergaande zon
wat al snel zwart begint te worden. Het werd spannend. Ten tijde dat ik
hier met mijn vader en onze vriendinnen hier aankwamen was het overdag
geweest. Maar nu stonden ik, Andy, Dirk, en Harna ergens in the 'middle
of fucking nowhere' op een eiland vijf en half uur varen vanaf de
bewoonde wereld in het pikkedonker met allerlei beesten die om ons heen
wegvluchten en op ons afkropen. Bosjes bewogen bomen wiebelden met
kreten op en aan. Godver wat pleurde die zon hier snel in zee. We zagen
echt niets meer van de een op de andere minuut.
"Wat nu?" Word mij aanstotend gevraagd. Ik vertelde dat er ergens een
pad moest zijn waarover het ongeveer een minuut of twintig dertig lopen
was naar de jachthut was die neergezet is door het WNF maar waar nooit
een sterveling verblijft en dus hoopte dat deze er nog was.
"Is maar te hopen dat die hut nog bestaat dan." zei mijn neef Andy.
"Frans je kent soms zo'n klootzak zijn."
"Ach man spannend toch?"
Daar had ik het afgelopen jaar niet bij stil gestaan. Ik gooide er een
schepje bovenop: "Ja en dan maar hopen dat er een gids is."
We hadden het pad nog niet gevonden en stonden hem nu al te knijpen.
"Hier, hier is het pad," roept Harna met zijn Indianenogen.
Dat was mooi. Schouder tegen schouder en voetje voor voetje dringen wij
de jungle in op zoek naar de hut en een gids als het meezat. Groepen
Bengaalse varanen van dik twee meter bliezen naar ons als katten,
sloegen met hun staarten met het geluid van het klappen van een zweep
en waren helemaal niet bang voor ons, maar wij wel voor hun. In Holland
had ik zelf ooit twee varanen gehad maar dit waren er wel twintig. We
breken stokken af om naar hun toe te smijten wat werkte en hun de
bosjes in deed vluchten.
"Zijn dat Komodo's?" Vraagt Dirk.
"Nee die zitten hier niet, maar deze vreten je ook op hoor als je alleen bent en hun zijn met een bosje."
"Zitten er hier ook tijgers op dit eilandje," word me gevraagd.
"Ja, eh drie jaar geleden wel, één koppeltje." "Mijn vader heeft er toen nog een gezien."
"Pleur op joh, je liegt," zegt Dirk.
"Was het maar waar Dirk," zei ik terug. "En weet je meestal gaan ze
roven tegen zonsondergang." "Hebben jullie het een beetje naar je zin?"
Iedereen ging nog dichter bij elkaar lopen, nu met getrokken bajonetten
in aanslag. Een halve zonnesteek, kater en wat oververmoeidheid laat je
de gekste dingen zien en voelen of het er nou wel is of niet. Er kwam
een flink beest op ons aflopen, heel rustig. Je hoort het lopen en ziet
net tegen het sterrenlicht dat een beetje door de bomen schijnt de maat
ervan maar wat het precies is, nee dat blijft gissen. Iedereen douwt
elkaar naar voren naar het beest. Dan blijven we stokstijf staan als
verdoofd als het vlak voor ons staat, alleen Harna rende weg terug
richting steiger en zat volgens ons alweer in de boot.
"Mau pulang, takut." "Wil naar huis, ben bang."
Het bleek het slechts een tam damhert te zijn die ik herkende van een
paar jaar terug die ons kwam verwelkomen. Een opluchting voor ons.
"Harna kom maar terug, het is alleen maar een hert."
"Saté," roept mijn kampongneef lachend die terug
komt rennen daar ze in de kampong alles op vreten wat beweegt vanwege
de armoede. Vogels zie je daar ook niet vliegen. Nog geen postduif, nog
geen mus.
Wij aaiden het hertje, Harna stond het vlees aan zijn lichaam te
checken. "Enak Frans." "Lekker Frans." "Daging Banyak." "Veel vlees."
"Je blijft met je klauwen van dat hert af Har," zei ik boos.
"O wé als je hem afmaakt!" "We hebben genoeg te vreten en zo
niet is er altijd nog vis." We hadden na geldtellen ontdekt dat er
slechts genoeg geld over was naast de terugreis voor een beetje bier,
rijst en blikjes tonijn. Vruchten groeiden hier gelukkig genoeg. Weer
komt er iets op ons afgelopen, nu geruislozer en vastberadener.
Als er een zaklamp in ons gezicht aanflitst krijgen we haast een hartverzakking.
"Selamat Malam," klinkt een bromstem. En daarna een heel dom "Good
evening," waar de gids zelf om moest lachen. "Bisa Bahasa
Indonesiä?" Vroeg hij maar snel.
Of we Indisch konden lullen. "Ya pak bisa." Ja dat konden we.
Hij zei dat het niet verstandig was om 's avonds buiten te lopen
hier, maar daar waren we al achter gekomen. We scheten zeven kleuren
stront.
Binnen vijf minuten verschijnt er in het donker een meter of dertig
vanaf het strand de jachthut tussen palm en loofbomen in het donker
verlicht door een licht brommende aggregaat met twee peertjes. Het leek
een beetje op een Romeinse herberg uit de Asterix en Obelix. Er was een
onder verdieping met zitruimte en boven waren er vier slaapkamers. We
namen plaats in de zitkamer waar eens Jacques cousteau en Pr. Bernhard
ook gezeten hadden.
Voor ons verblijf moesten we een donatie schenken aan het WNF van
duizend Rp per persoon wat precies neer komt op vijftig Eurocent p.p.
Niet slecht voor je eigen eiland, dacht ik. De gids vroeg of we een
jungle trip wilden maken morgen. Ja dat wilden we wel. Na enig geld
tellen bleek dat hij ons wel wilde afzetten met de speedboot aan de
kust en ons op wilde pikken want we hadden vijfduizend Rp (twee Euro
nota bene) te kort voor hem te betalen voor de overstap van speedboot
in een uitgeholde boomstam om de rivier de Citenger af te varen en ons
door het gebied te gidsen, dus dat werd een wandelroute zonder gids.
"Durven jullie dat wel?" "Als jullie op het pad blijven kan er haast
niets gebeuren," vervolgde hij. Er zijn twee verschillende routes een
lange van zes uur en een korte van twee uur.
"We nemen die korte wel die heb ik eerder gedaan, met mijn vader."
Nu herkende hij mij en sloeg zijn armen om mij heen, maar verrotte het
desondanks nog steeds om ons te varen in de kano. Ons eigen schuld
hadden we maar niet zo lang moeten blijven op Pantai Carita. Vanwege de
vliegende honden en agressieve apensoorten op het eiland wilde hij dat
we liever binnen bleven, wat we dus na even heel eigenwijs naar het
strandje waren gelopen ook maar snel deden. Wat een geluiden joh, het
leek wel een horrorfilm. Snel zochten we een bed op draaiden onze
olielampen aan en staken onze wierook van het merk Bayghon aan tegen de
muggen en gingen slapen om te dromen van onze jungletrip de volgende
morgen. Van het slapen kwam echter niets vanwege het wilde krijsen en
vechten der apen op ons dak. Dit klonk alsof oude vrouwtjes elkaar te
lijf gingen met ouderwetse Gilets en dan dun schilden. Een afgrijselijk
geluid wat sneed door merg en been en waardoor we onze luchtbedjes maar
in een kamer bij elkaar gooiden met vier bajonetten in de plint
gestoken vlak naast de deur. Het was net als in het spookhuis maar dan
echt. "Beetje naar je zin jongens."
"Dit maak je toch nooit meer mee,"zei Dirk.
"Precies man."
"Nou ik lig liever op Pantai Carita," zei Andy hard hysterisch lachend
van de zenuwen, wat een lachkick veroorzaakte onder ons vieren die ver
tot in de diepte van de jungle klonk. Zelfs de apen en vliegende honden
bleven stil.
We lopen rustig de branding van Pantai Carita af langs een turkooizen
zee met prachtige koraalbedden op weg naar de kleine vissershaven
Labuan waar het rustig en kalm is als wij aankomen alsof we in een
setting van een western zijn beland: een dorp in siësta. Een
spookstad want op die twee uurtjes na dan wanneer de ferry om de dag
naar Sumatra hier vandaan vertrekt en of aankomt kwamen we later achter
en waar we later ook nog eens gebruik van zouden maken, was het hier
vrijwel uitgestorven. Na een hapje eten en een biertje, we moesten echt
zuinig doen daar we al ons geld verzopen en anders verbrast hadden,
gingen ik en Harna op zoek naar een visser die ons wilde brengen naar
het eiland Handoleum.
Dit kostte nogal wat tijd daar er gewoon geen mensen te vinden waren
omdat deze aan het vissen waren ver weg op zee of eenvoudig sliepen.
Deze toch eenmaal gevonden na het blijven beuken op een deur waar een
auto voor geparkeerd stond en waar een aangeknoopte boot vast lag aan
de steiger op de kust waaraan het huisje zich bevond waardoor wij
aannamen dat hier iemand thuis moest zijn en terecht. De gescheurde
verrotte deur piept krakend van het zeezout en zand in zijn scharnieren
open. Voor ons stond een oude kromme uitgeteerde man waarvan de ribben
te tellen waren in een witte onderbroek en een kapiteinspet op. Er
staat een lelijk anker op zijn onderarm getatoeëerd. Als hij lacht
geeft hij één zwarte tand bloot, de rest is weggerot. We
vertellen hem de bedoeling en voorwaarden.
Het afpingelen van het bedrag nam een dik uur in beslag maar toen was
de deal eindelijk rond. We zouden om twaalf uur vertrekken was de
afspraak en ongeveer om een uur of vijf uur a half zes aankomen op onze
plek van bestemming als er geen storm zou komen tenminste. Hij keek
naar de lucht en zei dat hij dit niet verwachtte. Ons voorstel: we
betalen hem de helft van het geld op de heenweg en de andere op de
terugweg en hij was het daar mee eens na wat sikkeneurig
tegenspartelen. Of hij op het eiland wilde blijven moest hij van ons
zelf maar uitmaken. Hij besloot dat hij daar zou gaan vissen omdat dit
een zeer goede stek was volgens hem en dan zou overnachten in zijn
boot. Of wij wisten hoelang we bleven? Nee dat wisten we niet.
We vertellen Andy en Dirk het goede nieuws van de deal en besluiten
vast achter de boot te gaan liggen voor een tukje te doen daar het toch
eb was en omdat we nogal vroeg, acht uur, ons 'kokosnotenhotel'
uitgezet waren en dit is vroeg als je dan net pas een uurtje slaapt. De
tweede reden was dat hij, onze 'kapitein' ons niet kon ontsnappen van
de deal die was gesloten die hij nogal met tegenzin bleek te zijn aan
gegaan.
We gaan zoveel mogelijk in de schaduw ervan liggen om ons tegen
zonneverbranding te beschermen. Heremietkreeftjes lopen over ons heen
alsof we voor dood lagen. We vonden het best zolang ze maar bij ons
oren en gezicht wegbleven.
Dan een harde klap met een peddel tegen de rand van de houten sloep
waar op de punt een houten hok met een deurtje stond van een kubieke
meter met daarin een dieselmotor en een schoorsteen er boven op, wat
zitplanken en wat peddels maakten de 'boot' compleet. We schrikken
allen versuft verbrand en allerlei ongedierte uit zee van ons af slaand
wakker. Een kleine krab hangt aan mij oor en dat etter liet niet los.
Dirk was in zijn neus gebeten en had ook een kleine snee. Als Andy en
Harna ons staan uit te lachen begint Andy op zijn kruis te slaan want
hij werd in zijn ballen gebeten. Er was namelijk iets in zijn
broekspijp gekropen.
"Selamat siang," klinkt er lachend gebrom; "Goedemiddag."
"Klaar om te vertrekken?" Vraagt de oude kapitein met zijn maat er naast.
Dirk en Andy kijken mij en Harna boos aan en vragen ons waar wij hem opgegraven hebben.
Ik had een simpel antwoord: "Als deze man zo oud geworden is in zijn
honderdjarig vissersleven, zou hij dan dit ene reisje ook niet
overleven?"
Daar had ik volgens hun een punt en ze waren trouwens toch te moe en te
dronken om er nog tegen in te gaan en waren blij te vertrekken om ons
grote avontuur tegemoet te gaan. We duwen met ons zessen de boot in
zee. Eenmaal in zee duwen zij de boot tot buikdiepte klimmen erin en
starten zij de dieselmotor en vragen ons in te stappen. Met onze tassen
boven ons hoofd lopen wij een meter of tien naar de boot. Ik met hele
grote krachtzettende passen en vloog eenmaal mijn tas in de boot
gesmeten als een speer mijzelf optrekkend en de boot in laten vallen.
Dit vanwege een haaientrauma uit mijn jeugd. Ik moet niets van zee
hebben, echt helemaal niks.
Een
teringherrie die diesel maar we waren op weg. Onderweg tijdens de grote
oversteek van kaap naar kaap in dik vijf uur zien we dolfijnen,
vliegende vissen en heel in de verte zelfs een wal- of potvis volgens
de kapitein welke ik trouwens niet kon ontdekken. Voor we ons eiland
bereiken vaart hij nog even langs de 'Anak Krakatau' oftewel 'het kind
van de Krakatau' daar alleen nog de top ervan te zien was sinds de
wrede uitbarsting van hem waardoor er honderdduizenden mensen zijn
verzopen. Hij rookte nog steeds behoorlijk, spuwde nog steeds wat
steentjes de lucht in en wat as. Ik vond het mooi maar vroeg toch maar
voor de zekerheid snel door te varen. Het was in een half uur bekeken
en kwamen wij aan op Handoleum. Precies bij de ondergaande zon die ons,
de zee en het gebladerte van het eiland roodoranje kleurden, wat het
eiland dat ons verwelkomde aan het eind van de steiger met een
scheefhangend bord aan een paal met: 'Welcome to Handoleum' veranderde
in een soort cartoonachtige sfeer uit junglebook. Met aan de ene kant
in de verte; de rokende blauwe Anak Krakatau als uitzicht en aan de
andere kant een groene kustlijn van de jungle op een klein kilometertje
afstand waar we morgen naar toe zouden gaan. Het eiland is niet groter
dan een anderhalve kilometer in doorsnede en loop je in een uur rond.
Het eiland ernaast is een rustplaats van duizenden vliegende honden
genaamd Kalongs een grote soort vleermuis. Die overdag ondersteboven
hangend slapen en 's avonds naar onder anderen ons eiland overvliegen
om te roven op insecten, eieren en ander klein kruipend of pas geboren
ongedierte. Op dat moment zetten wij voet aan land.
H1 Indonesië d25 Ujung Kulong Jungle reservaat / Pantai Carita
H1 Indonesiä d 25 Ujung Kulong Junglereservaat / Pantai Carita
Na een stevige 'cold turkey' in een woning te Rotterdam krijg ik bezoek van mijn neef Andy T. en zijn vriend Dirk uit Capelle.
Ik weet na wat videobanden, foto's en wat smeuïge verhalen te
overtuigen dat Indonesië het land is voor een ideale vakantie daar
zij ook toevallig een vakantie wilden boeken naar Spanje zoals zij elk
jaar deden.
Binnen een week vertrokken we gepakt en gezakt, compleet met
safarioverhemden, -hoeden, dolken, landkaarten, veldflessen en dat
soort dingen. We zouden bij mijn vader mogen logeren tegen een kleine
vergoeding voor het eten en kleding wassen e.d. wat logisch is daar het
voor een maand lang was. Hij runde tenslotte geen herberg al was het
nog zo gezellig, had mijn vader geen liggende gelden liggen, vandaar.
Mijn vader vriendins broertje genaamd Suharna maar we noemden hem Harna
logeerde ook in die tijd daar. Hij kon erg goed opschieten met Andy en
Dirk vandaar dat hij met ons mee zou gaan op soort van (s)excursie door
mij geregeld maar dan op eigen kracht. Niks geen organisatie. Ik was er
tenslotte al eerder geweest met toen wel mijn vader en onze beider
vriendinnen. Dit verschil zou veel impact hebben op het verloop van
onze 'zelfde' reis.
De bestemming was het Ujung Kulong junglereservaat en dan met name het
eiland Handoleum wat daar voor de kust ligt. Vijf en half uur varen
vanaf de bewoonde wereld. Er is wel een jachthuis neergezet door het
WNF met een speedboot en in het jachthuis ligt dan ook een logboek van
de weinige beroemde 'visitors' met namen zoals Prins Bernhard, Jacques
Cousteau, Jan en Frans Borst. Er leven daar namelijk de laatste
Javaanse neushoorns nog slechts vijfhonderd stuks schatten ze. Van die
kleintjes met die schilden met noppen op hun lichaam, bijzonder mooie
haast mythische dieren. Ook de laatste Javaanse tijgers komen hier nog
voor. Hun lot is nog slechter beschoren, slechts vijftig stuks op
uitsterven na.
Mijn vader zweert bij hoog en laag dat hij bij een vroege
ochtendwandeling over Handoleum een tijger zijn pad kruiste die mijn
vader even aankeek twijfelde en toch maar het hazenpad koos, de bosjes
in. Ik geloof hem, het is niets voor hem daar over te liegen.
Wel was ik strontjaloers want de op het eiland aangestelde gids
voor die paar bezoekers te begeleiden die er per jaar komen, heeft ze
zelfs na twintig jaar slechts een stuk of vijf keer gezien, vandaar.
Na een weekje nachtelijk Jakarta 'doorgenomen' te hebben met name
Discotheek Stardust, Tanamur, en The Pink Panther om daarna altijd in
de late uurtjes af te zakken naar The Lone Star om daarna wakker te
worden met een Oosterse schoonheid in je armen. Dat was vaste prik soms
wel erg letterlijk genomen als je condoom er weer eens afgeschoten,
gescheurd of zelfs gewoon verdwenen was, dan zat je onherroepelijk
negen van de tien keer met een druiper. In het begin ging het nog wel
maar toen onze slof Durex op was moesten we overstappen op de grootste
maat condoom die Indonesië rijk is namelijk het merk Dua Lima (25)
vanaf dat moment schoten de antibioticaaandelen omhoog op de
Indonesische beurs mocht die bestaan want die passen Europeanen gewoon
niet.
De afgesproken dag van vertrek kwam dichterbij. Die avond ervoor ben ik
alleen met Dirk en Harna op stap gegaan en ben toen zo dronken geworden
is mij verteld dat ik wakker werd met een hele mooie meid maar in
plaats van goede morgen kreeg ik een soort van geblaf als van een
zeehond. Ik schrok me de pleuris dat moge duidelijk zijn. Er was niets
aan de hand het arme meisje was gewoon doofstom. Die kutherrie in die
Discotheken ook. Je hoort soms echt niets dat heb ik nu wel bewezen
dacht ik. Of ik was gewoon in een heel romantische geflipte bui, God
weet het. Ik heb het verhaal maar aan te nemen want zelf weet ik mij er
bijna niets van te herinneren. Maar zij liggen er nog steeds van in een
deuk. En als ik een van hun ontmoet doen ze nog steeds een zeehond na.
De reistassen zijn gepakt, de Australische kakikleurige en legergroene
kleding aangetrokken. Een soort van Australische cowboyhoeden op. Harna
mocht de koelbox dragen gevuld met bier en fruit. Eerst moesten we met
een taxi naar het busstation om vandaar met een bus naar het laatste
vissersdorpje op een schiereiland van het uiterste puntje van West-Java
te reizen namelijk Labuan (haven). Een busreis van acht uur vanaf
Jakarta.
Daar vandaan moesten we een visser regelen die ons goedkoop naar
Handoleum wilde brengen daar de wachtende boot van het WNF die nooit
vaart tweehonderdvijftig gulden vroeg. Weliswaar voor acht personen te
verdelen maar wij waren met zijn vieren en zouden wel iets voor honderd
kunnen regelen beloofde ik mijn vrienden.
We kwamen aan met genoeg geld in Labuan voor o.a. de bootreis naar het
eiland, eten drinken, de gids op het eiland, de terugreis en dergelijke
totdat mijn 'neef' Harna met een verhaal kwam dat in heel Java bekend
stond. Naast het dorpje Labuan ligt 'Pantai Carita' oftewel 'Strand der
sprookjes'. De droom van elke Javaan. Een van spierwit zand voorzien
strand compleet met zacht wuivende palmbomen, schelpen waar je hier
vijfentwintig Euri's voor betaald zo groot als een voetbal en waar je
trompet op kunt spelen, aapjes en het belangrijkste zeer leuke goedkope
huisjes te huur ( een stuk of vijf) op het strand, allen geheel
opgetrokken uit kokosnoten.
En die sprookjes? De sprookjes met lang haar kwamen zich aanmelden
na zonsondergang. Het was de bedoeling hier één
nachtje te verblijven. Het werden echter acht dagen. Het was
fantastisch. Ik sliep overdag in een hangmat voor mijn hut met een of
twee meiden naast die zelfs mijn rietje die uit mijn kokosnoot stak,
gevuld met kokosmelk en Rum beet hielden en in mijn mond staken. Wat
zij in hun mond staken is een ander verhaal. Al wat ik deed was met
mijn ogen dicht genieten en nog eens genieten.
Als het geld geteld is word duidelijk dat het tijd is voor vertrek
anders zouden we het eiland nooit meer zien. Het bootgeld was er nog,
etensgeld, geld voor de terugreis naar Jakarta en een heel klein beetje
extra. We hadden een honderdje of vijf opgemaakt met zijn vieren in
acht dagen wat een vermogen is in Indonesië (half miljoen) maar
daar heb je dan ook wel wat voor. Van mij mocht op dat ogenblik het
eiland in zee zakken maar ik had het beloofd en wilde niet
egoïstisch zijn. Dus helemaal wezenloos en afgepeigerd maar met
een smile op ons bek op zoek naar een gewillige visser met een boot.
H1 Indonesië d3 Casablanca
Hij zet zijn hoed met hanen en kippenveren even strak op zijn kop voor hij begint. Wat had die man toch met kippen?
"Een goede morgen allemaal," zegt hij tegen de familie 'Dochter kopen
voor Rijstbaal' waar ik de naam niet van weet, op links met open armen.
"En een hele goede morgen natuurlijk voor de familie Tini van Martha
Reja en van ingenieur Francis Borst?" vraagt hij even voor de
zekerheid, en wijst met twee armen strak naar onze zijde alsof we net
op stage gekomen popsterren waren. Applaus bleef echter achterwege.
"Eindelijk zijn we dan bij elkander gekomen en ik wens dit in goede
harmonie en wijsheid te kunnen besluiten." Ging hij verder met zijn
zeer zware bromstem.
"Ik heb eens goed over deze zaak nagedacht, moeilijk, moeilijk."
Als hij zo door zou gaan wist ik nu al zeker dat ik hem stiekem op zijn tenen ging trappen. Werd ik hier ziek van zeg.
"Als eerste: volgens onze oude wetten van traditie heeft de eerste
partij, doelend op de tegenpartij, recht op de hand van Tini gezien de
al vele jaren geleden betaalde bruidsschat."
"Een zak rijst Godverdomme!" Stond ik schreeuwend op. "Tien jaar
geleden!" "Moet je er tien terug? Twintig? Klootzak!" Roep ik
woedend naar de overkant.
Ed lacht en maant mij tot stilte en dat ik weer moest gaan zitten.
De Camat wilde met zijn hamer op tafel slaan maar daar was niet meer
van over dan een lullig stokje daar hij deze al door midden geslagen
had met als resultaat een flinke bult op iemands hoofd schuin links
voor me.
Ik zweeg na zijn knipoog en zijn "Kalem, kalem," wat dit betekent hoef ik niet uit te leggen.
"Maar," ging hij verder "We moeten niet vergeten dat de hele berg aan
beide zijden nu verlichting heeft dankzij Francis waar vele families
mee geholpen zijn waaronder mij zelf."
"Daar komt bij dat ik hem geadopteerd heb als mijn zoon zijnde." "Dus
ik hoop dat jullie inzien dat ik kan niet tegen de wil in kan gaan van
onze tradities en of de wil van mijn eigen zoon."
"En zeker niet tegen de economie van karang Anyar !" Vervolgt hij streng.
Zo, die zat! Dacht ik. Ik begon te hard te klappen en met mijn kin naar
mijn echte vader, Anton en Ed te wenken dat ze mee moesten klappen wat
zij dan ook direct deden, waarna Tini's familie zachtjes maar zeker
volgde.
"Ik heb dan ook besloten de keus aan Tini zelf over te laten en vraag
haar dan ook nu de hand te pakken die zij zelf wil trouwen."
Kaassie! Dacht ik, kom op meid. Hebben we ze mooi bij hun lul.
Deze minuten van stilte en verbazing beide partijen wat betreft de
uitslag leken wel uren voor mij. Er was een doodse stilte. Niemand keek
voor zich uit behalve wij vieren. Iedereen staarde naar beneden op de
tafel alsof er een doodsvonnis was geveld. Alleen wij waren blij en
keken elkaar als overwinnaars aan. Hier klopte iets niet.
Dan eindelijk het geluid van een schuivende stoel. Tini staat op en
loopt richting de klootzak die begint te lachen wat trouwens snel
veranderd in een teleurgesteld gezicht als zij slechts achter hem langs
loopt, haar hoofd naar hem buigt en zachtjes maar voor iedereen
verstaanbaar: "Anging busuk!" (verrotte hond) zegt, om daarna met de
gratie van een kat heupwiegend naar mij toe te komen lopen mijn
schouders omarmt en vol op de mond kust.
Dit voelde nog beter aan als een doelpunt in de Kuip. Ik voelde mij als Humphrey Bogart in Casablanca.
"Dit is heel bijzonder," zegt Ed. "Dit is niet volgens de traditionele regels."
"Ze zoent je gewoon waar iedereen bij is."
"Hadoe ze houdt echt van je!" "Ze speelt hoog en gevaarlijk spel."
Achter haar rug steek ik mijn middelvinger op naar de overzijde waarna ik
haar tranen met mijn duim zachtjes wegveegt en zij op haar beurt met
wat spuug op de mouw van haar jurk mijn gezicht schoon maakt waar
waarschijnlijk nog wat bloed op zat. Haar ouders en de rest van haar
familie kwamen mij, mijn vader en de Camat een hand geven om te
feliciteren en maakte diepe buigingen.
"Zo meisje we gaan even je kleding pakken en rotten voorlopig even op
uit dit kippengat." "Wat dacht je ervan?" Ze vraagt de Camat om raad op
zijn Javaans waar ik geen moer van verstond of dit goed was. Dat was
haar eigen keus, al leek het hem verstandig nog een dagje bij haar
familie te blijven dit ook om de gemoederen te sussen van de
tegenpartij legde zij en Ed mij zo goed mogelijk uit. Dus stelde hij
voor dat ik en mijn trawanten naar Jakarta af zouden reizen en Tini
één dag later zou volgen. Ik vond dit maar weer heel erg
raar en moeilijk te accepteren maar wat moest, dat moest. Ik was blij
dat alles geregeld was en bedankte Anton, mijn vader en zelfs Ed die
zegt: "Dit heb ik nog nooit gezien ze zet die hele familie in hun blote
kont, zeer ongewoon."
"Je kent me nu toch wel een beetje Ed, als ik iets echt wil dan gebeurt dat gewoon wel of geen Tarzanverhalen!"
Onze families nemen voor even afscheid en spreken af voor morgen waarna
wij richting treinstation gaan maar niet voor wij even heftig onze
overwinning vieren bij een bierverkopende Toko kaki lima tegenover het
station. Het was een zeer romantische gebeurtenis geweest, waren er
best wel van onder de indruk van de goede afloop en allen trots op ons
zelf.
De volgende dag in Jakarta zit ik in de namiddag te wachten op de patio
voor ons huis op mijn meisje die elk moment gebroken van de reis aan
zal komen lopen.
In plaats daarvan komt er een postbode met een brief in een expres
envelop. Ik moest hem persoonlijk komen brengen van de Camat van Karang
Anyar zegt de jongen. Ik begin een beetje verdwaasd en vol ongeloof de brief te lezen.
"Lieve lieve Frans, dit zijn mijn laatste woorden. Je hebt zoveel
gedaan voor mij, mijn ouders en dorp. Echt ongelooflijk gewoon, ik had
graag met je verder willen leven maar mijn ouders zijn gisteravond toch
weer bedreigd en zouden worden gedood als ik naar Jakarta zou afreizen.
Ik heb echt geen keus. Ik sterf nog liever dan met die vuile hond te
trouwen in plaats dan met jou en heb dan ook vergif ingenomen en begin
nu dan ook een beetje 'dronken' te worden," zoals ze dat daar noemen
als een dier of mens begint te duizelen of neerstort.
De arme meid schreef dit stervende maar ik kon het niet geloven wilde
het niet geloven. Ik trok de postbode naar binnen en vroeg me te lezen
wat er stond daar mijn vader en zijn vrouw een siësta hielden want
de letters werden onduidelijker en op het laatst haast niet meer
leesbaar op het 'wacht op jou in de hemel' na.
"Wat is er gebeurt met Tini?" vraag ik de jongen.
"Bunudiri pak!." "Zelfmoord pa!"
"Dia minuman dua liter Bayghon racun." "Kras sekali." "Kashi an."
"Zij heeft twee liter Bayghon insectenvergif opgedronken, keihard spul, ik heb erg veel meelij met haar."
De aarde valt onder mij weg en val bewusteloos met mijn kop op de harde
plavuizen waardoor ik weer snel bij kennis komt en versuft ben blijven
zitten met de brief in mijn hand.
Wij wachten totdat we geroepen worden door de bediende of dochter van
de Camat, hetgeen ons nog niet helemaal duidelijk is die ons vraagt
haar te volgen. Via een achterdeur over een smal kleipad langs een sawa
waarna wij terecht komen bij een voor daar groot gebouw. Een soort van
kerk zonder torens, wit met een oranje dak. Een Hollands erfstukje?
Wij vonden deze wandeling een beetje eigenaardig daar de Camat zelf
waarschijnlijk aan zijn pik stond te trekken onder de 'douche' en wij
nu klei liepen te trappen op een blubberpad. Maar zolang alles
eigenaardig was, was het goed. Als het niet meer eigenaardig was in
Java dan begon de ellende pas echt hadden we allemaal eerder
ondervonden. Wij bleven er bij: "Indonesië is een land voor
kikkers en slangen, en absoluut niet voor mensen."
Als wij vloekend het gebouw binnenstappen en de roodbruine klei die zo
plakte als de pest proberen af te schoppen tegen de stoeprand zegt
Anton: "Kijk, Rumah Walikota dit is dus het stadhuis." Zo stonden wij
dus het voorportaal een beetje te vervuilen met zijn vieren.
Dat mij dit gebouw verleden keer niet eerder is opgevallen. Zal wel te
druk bezig geweest zij met de twee verschillende soorten bloedzuigers
van het dierenrijk: De bloedzuiger en de bloedzuigers die doden voor
geld. En dat mijnenveld vol cobra's zal ook wel iets te maken gehad
hebben met mijn gebrek aan zin in sightseeing. Ik zweerde dat ik al in
het 'stadhuis' geweest was en daar zelfs geadopteerd werd. Ik had toch
in de burgemeestersstoel gezeten?
Normaal trek je overal je schoenen uit in Indonesië maar dat doe
je natuurlijk niet als er bonje of een kleine familieoorlog aan de gang
is. Je zal er maar vandoor moeten of ergens achter aan. Dus toen wij
het hele eens spierwitte voorportaal inclusief trap hadden besmeurd met
roodbruine klei wat er uit zag als stront van een te veel van sambal
genoten verteerde maaltijd.
"Moet je godverdomme mijn nieuwe Assics zien," zei mijn vader die zo
trots op zijn nieuwe gympen was omdat ze zo lekker liepen, die eens
blank wit waren geweest en nu als een soort strontklompen aan zijn
voeten bungelden.
Anton had er geen last mee en zei stoer: "Ya sepatu Cowboy."
Met zijn Cowboylaarzen. Ed met zijn ministeriesandalen had het het
minst naar zijn zin. Zo stap ik luid de Camat vervloekend, een
tussendeur door. Mijn vader mij vervloekend omdat ik altijd iets
bijzonders had met 'wijven' zei hij.
"Ken je nou niet één keer een normale uitzoeken?" Eén keer maar?!"
En Anton en Ed mijn vader vervloekend omdat hij hun overgehaald had op
deze 'tour of duty'. "Het leek wel een legeroefening," volgens hun.
Als wij met veel kabaal en onder de klei de tussendeur door gestapt
zijn, ook nog eens half lazarus komen wij terecht in een hele grote
zaal waar we aangestaard worden door een doodstille menigte van zo een
honderd mensen gezeten aan een soort ontzettend lange behangtafel, maar
dan twee keer zo breed en twintig keer zo lang. Ze zaten perplex naar
ons te kijken en wij naar hun. Mijn vader gaf mij stiekem een
elleboogje en zei zachtjes: "Wat nou?"
"Weet ik veel," beantwoorde ik, "jij woont hier toch al vier jaar!"
Anton zegt zachtjes dat hij er zestien kan neerschieten binnen
één minuut. Ik en mijn vader kijken elkaar aan. Toen Ed,
of Slis onze slangenman dit hoorde vloog hij naar voren met de
onderdanige manier van lopen met dat dunne nekkie en zijn hoofd naar
voren gebogen, liploos en grijnzend zonder tanden te ontbloten wilde
zich net gaan voorstellen met een diepe buiging als de Camat binnenkomt
die ons en speciaal mij vriendelijk begroet.
Ik sla gelijk een arm om zijn schouders. Een geroezemoes stijgt op.
"Pa," zeg ik: "dit is pa!" Trots geeft de Camat mijn vader een hand en
zegt blij te zijn met een nieuwe Hollandse zoon als ingenieur en
verwelkomde ons van harte in Karang Anyar. De arme ziel moest eens
weten waar we hem allemaal voor hadden uitgemaakt, hij had zich
waarschijnlijk opgehangen. Hij vond het zo een eer.
Hij plaatst mijn drie metgezellen rechts van de tafel bij de kleinste
groep waar ik achteraan nu ook mijn meisje ziet zitten. Als ik naar
haar toe wil lopen om een zoen te geven drukt de Camat mij neer met
zijn hand op mijn schouder op een stoel op de kop van de tafel en gaat
rechts naast mijn 'andere' vader zitten. Ongeveer dertig meter
bij mij vandaan aan de andere kop van de tafel zit een gozer met een
pokdalig gezicht en een litteken over zijn muil een beetje boos te
kijken naar mij. Ik vlieg overeind en vraagt of hij die klootzak is die
mijn 'verloofde' had gekocht voor een baal rijst en die laffe mannetjes
achter me aan gestuurd had. "Ik trek je kop eraf imbeciel." Anton legt
zijn hand op zijn Colt en trekt zijn haan naar achteren. "Geef dat ding
eens hier Anton." vraag ik hem. Hij kijkt naar mijn vader maar voor die
kan reageren springt de Camat omhoog uit zijn stoel slaat met zijn
hamer zohard op tafel en maant de rechtspraak tot stilte. De hamer
brak, de klos vloog op een voorhoofd van een aan tafel zittende man van
onze tegenpartij die even knockout ging.
"Wat een teringzooi zeg," Ik was woedend. "Die lul zit gewoon tegenover me!"
De situatie was duidelijk er zaten twee families tegenover elkaar te
vergaderen over een bruid, een mensenleven. Niet te geloven. En het
ging over 'mijn' meisje. Ed was bang, iedereen was bang. Ik had daar
geen tijd voor, ik deed net of ik ging zitten en sprong overeind en
rende de tafel over naar het andere hoofdeind om die gozer te wurgen.
Ik werd onderweg aan mijn enkels en benen gegrepen door honderden
handen waardoor ik op mijn platte smoel viel daarbij een bloedneus
opliep en woest opkeek als een kwaad briesende stier die met zijn ene
poot in het zand graasde klaar om aan te vallen richting strot mijner
tegenstander. Anton zijn Grote Colt om hem heen richtend en op een
fluitje blazend dat iedereen moest blijven zitten. Een rel. Mijn vader
met een stoel in de aanslag richting tegenpartij. Ed nam nog een slokje
thee en zat nerveus te lachen. In plaats van direct mijn weg te
vervolgen kijk ik even naar rechts toevallig precies in de ogen van
Tini die huilt en lacht te gelijk. Ze streelt mij onder mijn kin en
over mijn wang mijn bloed een beetje verwijderend. "Ga alsjeblieft
zitten Frans, doe het voor mij?"
Verkankerd stap ik express van de tafel af en ga achter Tini staan en
legt mijn hoofd op haar schouder en zegt zachtjes dat ze zich niet druk
hoeft te maken. Ze laat tranen zonder te huilen. Vanwaar dit verdriet?
De bloedhond aankijkend loop ik achteruit terug naar mijn stoel
en neem plaats aan de kop van de tafel waar ik zijn familie aankijk en
met platte handen hard op de tafel slaat en vraagt: "Turus?!"
"Verder?!"
Iedereen deinsde achteruit van de klap al had Anton zijn revolver al
lang weer weggestopt. De Camat staat op en begint zijn betoog. Iedereen
bleef nu doodstil. Ik maakte nog even snel een beweging over mijn keel
naar het andere eind van de tafel met een waarschuwend vingertje er
achter aan. De Camat maant mij tot rust met zijn hand op mijn schouder
en begint iedereen toe te spreken.
Nou gaan we het krijgen: "Winnetou and Old Shatterhand, brothers in
arms in strijd om Pocahontas." "Het moet niet veel gekker worden ik
draai al bijna door." Zeg ik zachtjes uit mijn mondhoek richting Pa en
Anton. "Blijf nou maar even rustig, we kunnen ze altijd nog af
knallen," zegt Anton. Dit stemde mij tot tevredenheid en rust.
"Ik begin nu toch wel erg dorst te krijgen," zegt mijn vader zachtjes.
Ik wijs naar Ed en maak een drink- en geldbeweging er achter aan.
"Even niet Frans, tradtie!" zei Ed die niets ontgaat.
"Krijg de tering met je traditie," sist mij vader naar hem; "Tgg, moest
je hem gisteren zien als Minister Sutrisno, oplichter." zonder dat
iemand het kon verstaan daar het in het Nederlands was.
"Was dat ook traditie?"
"Precies zegt Ed," "En nu stil, je maakt de Camat en Frans' schoonfamilie verlegen!"
Brommend gaan Anton en mijn vader rechtop zitten en houden mij in de gaten en luisteren naar de Camat zijn betoog.
Als ik met het illustere trio 's morgens het hotel wil verlaten staat
de gehele personeelsafdeling alweer een paar uur te wachten tot wij
onze kamers uit komen om ons goede morgen te begroeten en een goede
reis toe te wensen. Ik krijg een vermoeiende flashback van de dag
ervoor van het handjes schudden dus zet ik mijn Rayban op en kijk zo
streng mogelijk, ik zie toch niets meer dan een wazige rij mensen over
een rode streep wat de loper is waarschijnlijk vanwege de kater en geef
dus maar snel en strak een eresaluut en loop dan met hele grote stappen
op het zonnelicht af dat door de bevrijdende ramen van de uitgang
schijnt.
"Jij bent ook grof," zegt mijn vader. "Je kunt ze toch wel een handje
geven." Ik reageerde niet eens als ik mijn vader en Ed achter mij
iedereen dag hoort zeggen en of bedankt.
Ik wilde mijn meisje zien en snel ook.
Anton de commissaris staat gelukkig te wachten bij de uitgang met een
pul koud bier met een ijsklont erin op een zilveren plaat alsof ik met
een gouden schaar een lintje moest doorknippen. Ik sla hem in een keer
achterover, laat een boer en zegt: "Good job Anton, I will recommend
you by the President for promotion." En laat nog een boer.
Anton staat weer te buikschudden van het lachen.
Ik geef hem een schouderklopje: "Good Job, good job."
Bij het woord President boog de Chinese directeur van het hotel die
buiten wachtte nog dieper dan ik voor mogelijk hield en moest ik hem
origineel persoonlijk aan zijn Batikkraag weer rechtop trekken om hem
te bedanken uit naam van mijn vader Ronald Reagan, de bevolking van de
Verenigde Staten van Amerika, mijn bodyguards, de minister van
binnenlandse zaken en alle andere landen die dankzij 'ons' leven in
'vrijheid'. Waar ik het vandaan haalde weet ik niet. Ik denk dat er te
veel presidentiele Amerikaanse toespraken op tv zijn en dat er
één was blijven hangen want de toespraak vloeide als
ingestudeerd uit mijn mond. Ik ging verder: "We hebben de economische
waarden van het Hotel zeer intensief doorgenomen en getest en heel hoog
ingeschat en het zal worden vermeld op de lijst der Toeristische
planning van Amerika in Indonesiä."
"Dank je wel, dank je wel," zegt de Chinees als wij de rode loper
aflopen waarlangs gouden Boeddha's staan met tientallen rokende
wierookstokjes, vertrouwend op zijn fortuinlijke toekomst dankzij God
en Reagan.
Er is vervoer voor ons geregeld maar tot die aanwezig is wachten wij
aan de overkant in de schaduw en zien en horen wij nog net hoe de rode
loper met een grote mond richting zijn personeel word binnengehaald. We
worden opgepikt met een bustaxi en die rijdt ons totdat deze blijft
steken in de modder vlakbij Karang Anyar. Dat wil zeggen een dik half
uur jungle tussen ons en het dorp in. Maar dat wilde ik nog even voor
mij houden. Vooral voor mijn vader en Anton die het liefst geen ene
meter wilden lopen in Indonesië. Ze staan perplex als wij gedropt
worden in de bush. Daar staan we dan. Iedereen kijkt mij aan en ik hun.
"Wat?" vraag ik ropend.
Als een doorgewinterde Indiana Jones met een tropenkolder overzie ik de
'schade' van afgelopen dag en nacht. We zagen er verneukt, verzopen en
versleten uit. Een beetje lichtblauw en fel wit schijnt door het dikke
gebladertedak boven ons heen en in de verte zie ik net de bovenste
bergtoppen. Het licht beschijnt ons gezelschap in gekleurde vlekken
waardoor het leek alsof we in camouflagekleuren waren.
Ik zie mijn vader er uitziende als een Colombiaanse drugslord met zijn
spierwitte hoed, zwarte rand erom een Rayban er onder en half
ongeschoren zoals Sean Connery met daaronder een Hawaishirt of een
Mexicaanse Cowboy uit The Wild Bunch van Sam Peckinpah. Hij staat om
zich heen te kijken en naar boven. Op zoek naar apen wellicht? Vogels?
Dan Anton; spijkerbroek colbertje, cowboylaarzen en dan dat ontzettend
zichtbare Magnumkanon onder zijn oksel aan die witte riem die reikte
tot zijn heup, Clint Eastwood als Dirty Harry in Magnum Force. Deze
vind het maar helemaal niks hier en houd zijn hand angstvastig op zijn
blaffer.
Dan kijk ik naar Ed Rumambi onze 'spreekbuis' ons 'gezicht' onze
'Indonesische gids' de man van normen en waarden, gekleed in
traditioneel batik net als alle ministers en andere oplichters.
Hij had mij de andere al zien bestuderen en toen ik aan hem begon
draaide hij zich snel lachend, mijn gedachten lezend om en liep
richting Karang Anyar.
"Wat een familie joh, daar kom ik mee aanzetten, het goede voorbeeld" zeg ik per ongeluk hard op.
"Nog klagen ook?" Vraagt mijn vader. "En is het nog ver lopen?"
Even twijfel ik of ik hem de waarheid zal vertellen wat ik op een
gegeven moment ook doe als het 'spookstadje' wat het toen nog was in
zicht komt.
"Godverdomme ik ben versleten," klaagt mijn vader," en Anton kon helemaal niet meer praten, die gromde alleen nog maar.
"Jongens," zei ik: "vanaf hier is het oppassen voor de vijand."
"Ed regel jij koud bier, Pa en Anton wachten jullie in de schaduw daar
zo, dan verwittig ik mijn 'pleegvader' de Camat, het dorpshoofd dat
mijn 'familie' is gearriveerd."
"Wacht nou eens even!" Zegt mijn pa.
"Waar is je meisje nou? Waar woont ze?"
"Zie je daar die bergen daar pa?" "Ja?" "Zie je die hoogste berg pa?"
"Die in de wolken steekt?" vraagt hij.
"Ja die" "Daar de top van, daar woont ze!"
Anton draait snel zijn rug naar me toe als teken van protest en mijn
vader zat nee te knikken en wilde nog wat zeggen maar zijn mond bleef
gelukkig open staan van verbazing en ik was al onderweg naar het huis
van de Camat aan de overkant.
"Ed maakt er maar acht bier van," hoor ik hem kwaad aan de overkant
roepen als ik op de deur staat te kloppen van het opperhoofd. "Met veel
ijs."
"Frans denkt geloof ik dat we gek zijn, ik zet geen stap meer!"
Ed gnuifelt, zie ik aan zijn houding, Anton bromt en mijn vader zit op zijn voorhoofd te tikken richting mij.
Doe open die deur, denk net als de deur dan daadwerkelijk ook eindelijk
open gaat. Weer die mooie meid van mijn vorige bezoek die snel weer wat
kippen uit het huis jaagt. En daar was mijn pleegvader weer in zijn
onderbroek met hoed en veren op. Volgens mij ligt die de hele dag die
mooie meid te kieren en wat die met die kippen doet dat weet ik niet.
Maar ze rennen wel keihard weg voor hem, dat vind ik toch wel op zijn
minst opmerkelijk.
De Camat schrikt als hij mij ziet en geeft de meid een uitbrander dat ze hem niet gewaarschuwd heeft voor zo'n 'hoog' bezoek.
Hij verontschuldigt zich voor zijn kleding en roept mijn 'familie'
binnen, slikt raakt zijn stem kwijt en vliegt een zijdeur door.
"We zitten in ieder geval in de schaduw nu," zegt Ed. "Nu maar hopen dat hij echt aan onze kant staat." Zegt hij pestend.
Anton begint de kogels in zijn cilinder bij te vullen vanuit zijn riem.
Mijn pa neemt een slok bier en houd de lege pul stevig vast. Ik check
onbewust mijn vlindermes en verplaatst het van mijn linker naar mijn
rechterbroekzak terwijl ik honderd procent zeker wist dat het goed zat.
"De Camat staat aan onze kant jongens." "Vertrouw me nou." Ik ging in
de burgemeestersstoel zitten met mijn benen over de leuningen geslagen.
"Dit is mijn huis, mijn stiefpa!"
Ed Lacht.
"Frans hier kun je niemand vertrouwen," zegt mijn vader op zich gelijk
hebbend. Ed sprong mij eindelijk bij: "Als Frans echt geadopteerd is
zit het wel goed."
"Denk ik hoor," er achter aan plakkend om een slag om de arm te houden, de slang.