Veel leesplezier, voor evt uitgevers en bestellingen http://www.writehistory.be/?p=store Contact op franciscusborst@hotmail.nl
21-10-2008
H1 Indonesiä D3 Problemen in De gare kip. (Karang Ayam).
Als
Tini mij ziet staan wrijf ze de shampoo uit haar knipperende grote ogen
of ze het wel goed ziet of ik het daadwerkelijk ben. Alsof er een
andere blanke gek deze berg beklommen zou hebben. Maar eenmaal verliefd
ben ik niet te stuiten door niks niet en niemand niet. Dan pas rent zij
zo snel als ze kan van de ene kei naar de andere springend de rivier
door. Pocahontas! We ontmoeten elkaar midden in rivier waar ze om mijn
middel springt haar benen om mij heen vastklemmend en draaien rondjes
tot we lachend dronken in het water vallen. Als we opstaan en wat
heftig gezoend te hebben trek haar weer mee terug onder de waterval en
spoel de rest van de shampoo uit haar mooie lange zwarte haar. Het
natte flinterbruine jurkje liet niets te verbergen over en ze was
precies zo mooi als ik me had voorgesteld en ik had ze ter plaatse
genomen als ik de ogen van haar ouders niet in mijn rug voelden
prikken. Dan maar even onder de koude 'douche' de waterval dus. Ze
lacht me niet uit maar toe en kijkt hongerig wat het er allemaal niet
makkelijk op maakte. Kon mijzelf moeilijk gaan voorstellen aan haar
ouders met een stijve snikkel in mijn broek wat verdomd zeer deed
trouwens in die strakke afgeknipte spijkerbroek.
Als mijn brandje half geblust is door mij te fixeren op de natuurschoon
en niet, absoluut niet naar Tini te kijken met haar doorschijnende
jurkje loop ik hand in hand met haar mee haar blik en lichaam
ontwijkend en zij mij uitlachend en elleboog plaagstootjes in mijn zij
gevend. Dat traditionele gedoe kreeg ik ook de pleuris van dat kon u
zich wel voorstellen, maar ja het is nou eenmaal een islamitisch land
en zo werkt dat daar. Moest er iets voor over hebben.
Voordat ik de hut meer kan ik het niet noemen binnenstap overzie ik met
mijn hoed de zon tegen houdend de met palmbomen begroeide jungles onder
mij in de dalen tot zover het oog reikt. Ik stel mij voor dat ik op
deze plek een huisje laat bouwen met een schotel op het dak, een
koelkastje erin en zou er ook één geven aan haar ouders
als bruidsschat zijnde, die ik eigenlijk behoorde te krijgen maar wat
als blanke zijnde het daar andersom werkt, mits je dat toelaat dan. Een
badkamer was niet nodig had mijn eigen waterval. Ik zag het helemaal
voor me. Mijn eigen koninkrijk op de top van deze prachtige berg. Twee
palmbomen staan drie meter uit elkaar net aan de rand van het ravijn.
En daar komt mijn hangmat tussen! De wietplanten groeiden welig tegen
het hutje van ouders zelfs op het dak lagen de toppen van de vette
planten, dit was 'heaven' ik moest die ouders inpalmen. Leuk gedacht zo
gedaan; Na wat handen schudden en kussen en voorstellen en een kop thee
met een koekje werd het al snel donker en kreeg ik achter een
gordijntje in de hut mijn eigen slaapplaats met hun dochter.
"Samen?" Vroeg ik nog met mijn stomme kop, maar kreeg al snel een duw in mijn rug van Tini.
"Mond dicht," zegt ze.
"Ongelooflijk en hoe zat het met die Hadji dan?" Vraag ik als we alleen zijn. "Dit was toch verboden vroeg ik haar."
Niet dat ik het erg vond.
"Ach die komt echt niet helemaal naar boven klimmen Francis, hij is al oud en veel te hoog klimmen!"
"Vertel me wat nieuws," probeerde ik duidelijk te maken in hakkietakkie Indisch.
Zij praatte alleen Soendanees (Javaans) en ik beginneling Indonesisch, nou dat is lekker converseren.
Gelukkig maakte de taal der liefde alles goed en werd er weinig gepraat
en op een zeer zéér discrete manier gevreeën. Nogal
logisch als je splinternieuwe schoonouders twee meter verder achter een
gordijntje mee zitten te luisteren en te giechelen.
Ze was nog maagd ook, wat normaal is daar voor het huwelijk dus daar
moest ik ook nog even doorheen. Wat een ellende en ik voelde me zwaar
bekeken. Nou ik weet niet wat er veranderd en gebeurd is maar na een
uurtje waren we die hele ouders vergeten en hebben we ingehaald waar
zij al zo lang op had moeten wachten, die hut pleurde haast van ellende
uit elkaar van het schudden. Een olielamp viel om en het glazen hulsje
brak en de hut stond nog even in de fik ook.
Als ik trek in een sigaret heb en het olielampje wat half naar de
gallemiezen was iets hoger draait waar ik mijn handen bij verbrand en
neus bij het aansteken van mijn peuk, zie ik in het oranjegele licht
dat er tranen uit haar ogen lopen.
Wat is er godverdomme nou weer aan de hand vraag ik mijzelf af.
Ik voelde de bui alweer hangen.
Ik had haar hand dus al officieel gevraagd aan haar ouders en een
toestemming gekregen, we hadden gekierd ook dat hadden ze ook gehoord
dus wat was het probleem? We zaten toch gesetteld nu?
Het snikken liep over in hikken, neus snuiten en toen kwam het los, het verhaal dus.
Ik bleek niet de enige te zijn die haar lief en mooi vond. Kon ik voor
in komen ze was toch een prachtmeid, waarschijnlijk de mooiste van heel
Cilacap of zelfs Prowokorto.
"Nou en?" vraag ik verontwaardigd, "We zijn nou toch verloofd?"
"Ik bedoel duidelijker hebben we het niet kunnen maken voor Allah je ouders en de buren" "Die hele hut stond te schudden!"
Gelukkig lacht ze weer een beetje om daarna weer met gefronste wenkbrauwen haar verhaal te vervolgen.
"Zie je Francis ik ben gekocht."
"Gekocht?"
"Ja toen ik tien was heeft mijn vader een baal rijst aangenomen van een
heel gevaarlijke man uit Cilacap een gangster die ook zaken in Jakarta
doet!"
Ik begon hard te lachen: "Een baal rijst van elfduizend Rp?"
Een joet? Ze was verkocht voor een joet, een tientje.
"Schei uit met lachen en neem me serieus, ben je achtervolgd vanmiddag?"
"Ja dat kun je wel stellen!" "Een mannetje of twintig met klewangs."
"Hebben ze je pijn gedaan?" Vraagt ze verschrikt met grote ogen.
"Pijn gedaan?" "Ik heb ze weggejaagd!" "Dacht dat ze mijn camera wilde stelen."
"Hij heeft ze gestuurd om je te vermoorden Francis."
"Je bent zijn tegenpartij, hij is direct gewaarschuwd bij jouw aankomst al."
"Je moet vertrekken nog voor de zon opkomt via de achterkant van de berg, ik zal met je meelopen."
"Pleur op joh met je gangster uit Jakarta, vreet m op ik ga slapen,"
wat ze gelukkig niet verstond, ik was gebroken. Had een marathon berg
en maagd achter de rug.
"Laat ze maar komen!" "Welterusten!" "Selamat tidur"
Dan staat die vader aan mijn teen te trekken dat ik moest vertrekken en
hulp halen in Jakarta en terugkomen als ik zijn dochter wil trouwen.
Tini zet mijn hoed op mijn sufgeneukte hoofd en begint mijn schoenen bij mij aan te trekken en me omhoog te trekken.
"Diam semua!" "Kap is even allemaal."
Dat gesjor aan mijn lichaam.
"Godverdomme!" "Ik heb ook altijd wat!" vloek ik mompelend en trek ik mijn T shirt en broek aan.
"Ok ik ga al, en jij wijffie hoeft niet mee te lopen hoor, ik ben binnen twee dagen terug met versterking!"
"Beloofd?"
"Doe niet zo raar natuurlijk kom ik je halen!"
Ze vliegt me om de nek alsof dit een verrassing is, waar ik persoonlijk
niets van begreep, waarna ik innig afscheid neem van haar en snel van
haar moeder.
Ik begon de berg af te sluipen door het gebladerte met mijn nieuwe
schoonpa. Hij gewapend met een klewang ik met een scherp afgesneden bamboestengel in de ene hand en mijn vlindermes in de andere.
Mijn schoonpa kapte het woud voor ons weg. Het was maar een uurtje voor
we de desa's zouden bereiken. De bloedzuigers beten door mijn sokken
heen in mijn enkels en vulden zich tot de dikte van een balpen. Met
mijn mes schraapte ik ze van mijn armen en lichaam af, mijn gezicht had
ik bedekt met mijn shirt. Zo lig je met een schone maagd van negentien
te kieren en zo loop je met een of andere tamme indiaan door de bush
bush met bloedzuigers in je muil.
God is echt een grappenmaker!
H1 Indonesië d3 Cultuurschok in Cilacap - Karang Anyar
H1 Indonesië d3 Cultuurschok in Cilacap - Karang Anyar
Met een bamboestokje haal ik de ergste klei en modder van mijn schoenen
af om daarna bij een waterput een paar emmers omhoog te takelen en over
mijn benen en gympies te gooien om af te spoelen. Ik was tot mijn
knieën toe in de blubber gezakt met dat stukje lopen door de
jungle en daar er wel een beetje netjes uit wilde zien voor mijn meisje
zover dat mogelijk was na die helse rit in de trein. Ik was goed
opgeknapt van die drie borreltjes en ging met volle moed de berg te
lijf. De berg waar de 'security,' die hard voor mij was weggelopen
omdat hij dacht dat ik een geest was had aangewezen. De top wel te
verstaan.
"Helemaal boven?" had ik nog gevraagd.
"Ja helemaal boven."
Het eerste stuk was weer vrij modderig maar na een minuut of twintig lopen word het pad harder en droger.
Vreemd in Europa hoe hoger je komt hoe kouder het word.
Het was hier weer zoals alles andersom.
Ik loop nu op een twee meter breed pad met aan de linkerzijde een
afgrond met daarbeneden een schitterend palmenjungle en rechts een sawa
(rijstveld met van die trappetjes) met daarachter ook diezelfde palmen.
Hoe hoger ik kom hoe mooier het uitzicht. Star-Trek achtige blauwe met
groene vulkanen op de achtergrond.
In mijn bewondering voor dit natuurschoon had ik niet door gehad wat er
achter mij gebeurde. Dit zag ik pas na drie kwartier lopen wat
eigenlijk eerder klimmen was daar het werd steeds steiler werd.
Ik was gebroken en haalde een flesje, in Karang Anyar ingeslagen water
uit het kleine rugzakje en ging op een steen zitten. Dan zie ik een
groep mensen die mij achtervolgd waren. Het meeste mannen, mager
donkerbruin en met van die uit die Vietnamese oorlogsfilms kegelhoeden
op. Ze hadden allen een klewang in de handen in plaats van in hun
schede gestoken.
Hallo! Moesten ze mij hebben? Of waren ze net gestopt met rijst planten, plukken of riet snijden wat dan ook?
Ik ging er maar even bij staan en liet mijn flesje water vallen na dit
half leeg gegooid te hebben in mij hoed en wat te drinken. Als ik
daarna mijn vlindermes pak en een paar keer snel laat rond draaien om
mijn hand en het voorgoed uitklapt om daarna mijn blik over die van hun
laat glijden, het mes langs mijn been houdend omdat ik ze niet te veel
wilde provoceren daar dit pure bluf was, deinzen zij iets achteruit en
blijven op een meter of tien afstand van mij staan.
Allen mompelend met zware mannenstemmen en neuriënde jammerende vrouwen tegen elkaar.
Hoelang liep dit stel al achter mij? Het waren ongeveer vijftien mensen
en ik had niets gehoord. Door de betovering van de schoonheid der
natuur hier waarschijnlijk.
Ik besluit een stukje achterwaarts verder te lopen om te kijken wat er
gebeurt. De menigte loopt mee precies de zelfde afstand houdend. Als ik
pardoes stop, stoppen hun ook, net een tiende seconde later. Het ijzer
van hun messen klettert van schrik tegen elkaar aan.
Dit deed mij denken aan die film van Danny Kaye in 'The purple
pimpernel' waar hij schitterde als hofnar (ik nu dus) een ontsnapping
deed met hordes ridders achter hem aan die lopen en stopten met dat
blikken geluid van harnassen en zwaarden tegen schilden kletterend
wanneer hij dat deed, maakte niet uit welke kant op. En dat in
versnelde opname, prachtig!
Er was één verschil, ik kon er nu de humor niet van
inzien. Ik kon niet verder lopen van de hitte maar kon ook niet blijven
staan terwijl er misschien overlegd werd hoe ze mij het best af zouden
maken. Hun blikken gleed over de Canon camera met groothoeklens die op
mijn borst hing die trouwens verdomd zwaar begon te worden. Ik hoorde
"unga unga," en dacht aan kannibalenfilms, ze gingen me toch niet
opvreten? Voor mijn gevoel zat ik hier midden in de bush. Dat dat nog
veel erger kon kwam ik later achter. Wist ik veel dat dat woordje
gewoon nee betekend in het Soendanees, ik was nog niet zolang in
Indonesië. Misschien net een paar weekjes en misschien was het wel
inderdaad niet zo slim er alleen op uit te trekken. Maar ja dat is
mosterd na de maaltijd. Ik moest er nu aan geloven.
Mijn broek schuurde in mijn liezen en voelde schraal tegen bloedend
aan, ik bleef weer even staan zette mijn hoed af en trok mijn T-shirt
uit om de mouwtjes er van af te snijden. Op het moment dat ik mijn
shirt uittrok hun in de gaten houdend deinsden zij achteruit.
Oh, waren ze een beetje bang?
Als ik klaar ben trek ik mijn shirt weer aan rugzakje om en liep een
meter of vijf verder om mij daarna pardoes om te draaien met mijn armen
wijd en met grote stappen op hun af te rennen met een luid: "Whaaa,"
schreeuwend, waarop zij allen het bergpad afrenden elkander
verdringend.
Ik stond met open bek te kijken dat de truuk van een oude vriend van mij die Berry heette ook in Indonesië werkte.
Berry zag er letterlijk uit als een motorduivel met zijn lange oranje
haren en al zijn littekens in zijn gezicht omdat hij een keer ruzie had
gehad met Hells Angels die hem hadden gepakt en met zijn gezicht over
het prikkeldraad hadden afgeraspt. Precies in het weekend dat ik niet
mee was gegaan. Ik ging namelijk elk weekend achterop de motor mee
stappen had zelfs een motorjack van mijn ouders gehad en daar ik
hasjiesj en wiet verkocht was dit voor mij een extra leuk gebeuren. Ik
verkocht goed in motorclubs zoals 'De Chillum' en 'De Blokhut'.
Ik moest mij altijd goed vasthouden aan hem, klemmen eigenlijk omdat
hij de neiging had bij elk stoplicht op zijn achterwiel te rijden en
mijn helm van rikketik met mijn achterhoofd over de weg ging waarna ik
eenmaal weer neergeklapt en rechtgezeten hem een leverstoot gaf waarop
hij zij: "Pleurisaap hahaha!"
Ik paste eigenlijk een beetje op hem al was hij zeven jaar ouder.
Als ik dan weer een weekend niet meegaat word het hem fataal.
Zijn motor was in beslag genomen door de polite. En nu reed hij zeer zéér wild auto.
De volgende morgen loopt iedereen naar de Oldegaarde om te zien waar
Berry was overleden. Hij was zo hard tegen een lantarenpaal aangereden
dat de paal geknakt was en de lampenkap door het dak
op zijn kop was terecht gekomen. Is dat raar? Hartstikke dood.
Ik heb hier veel verdriet over gehad want het was een gozer met een
hard van goud. Niet dat ik gehuild heb maar wel steeds bijna.
We zaten een keer in ons clubhuis van 'De Espeloboys' in een voormalig
kleuterschooltje wat we gekraakt hadden. Met zijn zessen en Berry er
bij toen er honderd of meer 'Doriedevils' aan kwamen om ons aan te
vallen. 'Dories' hebben ze van het woord doortrapper dat is een soort
fiets dat je op je achterwiel kan rijden met een vastgezet tandwiel in
de achterband.
Berry zegt tegen ons: "dat regel ik wel met die teringapen," en liep
met wijd gespreide armen naar buiten met dat feloranje haar over dat
zwarte motorjack, heel zijn muil onder de littekens en brulde toen ook
van: "Whaaa," waarop ze allen spierwit wegtrokken en alle honderd er
vandoor gingen als Eddie Merckx. Allemaal hard lachend van de zenuwen.
Wij pisten haast in ons broek van het lachen. Arme Berry.
Ik voelde me heel sterk na de gevluchte groep Javanen trok mijn hoed
een beetje scheef zoals Indiana Jones en liep mij ook zo voelend
verder. Ik hoor geroezemoes achter mij en als ik mij omdraait is de
meute er weer en staat netjes op tijd stil. Nu besluit ik er langzaam
op af te lopen en laat hun het briefje zien met het adres erop. Weer
lopen zij weg op één na en een man die een meter of drie
achter hem blijf staan als rugdekking. Trillend pakt hij het briefje
aan en geeft het aan zijn maat die naar boven wijst naar een paar
huisjes vlak onder de piek van de berg of vulkaan dat kon je niet zien
hier vandaan door de begroeiing.
"Terimah Kasih," zeg ik wat dank je wel betekent.
Hij knikt; "Turus," "Verder".
Na wat gerust te hebben loop ik weer verder. De groep achtervolgers is
ineens verdwenen als ik bij twee huisje aankom die geheel zijn
opgetrokken uit baboepalen en riet. Dat mens, een oude vrouw die de
vloer aan stond te vegen met een bundel bijeengebonden takken kreeg
haast een hartaanval maar vertelde na wat op adem gekomen te zijn met
een hand op haar borst zwaar ademend dat ik nog verder omhoog moest.
Nog verder? Dacht ik, ik moet nu toch bijna op de top zijn.
Niet veel later bereik ik de top waar een huisje wat twee keer zo lang
was als de vorige maar voor de rest het zelfde alleen nu met gesloten
deur. Dit was het laatste huis, hier moest het wezen.
Ik klop op de gevlochten rieten 'deur'. Ik klop nog eens en hoor een
zachtjes "masuk" "binnen" zeggen. Als ik de deur open doe en naar
binnen stap valt de rieten deur achter me dicht en zie ik niets dan
twee zeer kleine roodoranje lichtjes in het pikkedonker.
Ik pak mijn Zippo aansteker slaat hem aan tegen mijn heup en verlicht de boel een beetje.
Met open mond zie ik een man en een vrouw gehurkt zitten op een paal
die in de breedte tegen de bamboemuur is aangeslagen, een metertje
boven de grond. Hun onderarmen rusten op hun knieën de handen
gekruld voor hun schenen en beiden met een joint in hun mond waar je u
tegen zegt. Het leken wel die aapjes uit de machine in de Diergaarde
Blijdorp waar je vroeger tegen een dubbeltje betaling kon zien hoe ze
Mexicaanse muziek begonnen te spelen. Ik kon daar uren naar kijken tot
verveling van mijn ouders.
Nu had ik een cultuurschok hoewel die blows het wel een beetje goed maakten.
"Tini?" vroeg ik.
Ze stonden beiden op gaven een diepe buiging en kusten mijn handen. Ze
maakten mij duidelijk dat zij haar ouders waren. Ik had al heel wat
aparte schoonfamilie gehad maar dit sloeg alles. Wat was dit nou
allemaal. Traditie zeker. Ik wist niet of ik nou blij moest zijn of
verbaast, dus hielt het maar even in het midden.
Ze liepen mij voor naar buiten naar de achterkant van het huis waar er
een waterval naar beneden stroomde en waaronder 'mijn' vriendin stond
te douchen en haar lange haar stond te wassen.
Ik draaide mij om van ongeloof en wuifde de ouders weg met een vriendelijk "Terimah kasih".
Ik zoek het verder wel uit vanaf hier.
Buigend lopen zij achteruit weg.
Ik had verkering met Pocahontas, nu wist ik het zeker!
Ten tijde dat ik wachtte op een plaats in de flat Pulomas heeft mijn vader in gratie mij toch nog even in huis genomen. 'S avonds rij ik wel ieder keer met een becak naar de flat toe die net achter kampong Ambon ligt over de lange donkere weg langs de manege en het weiland. Nu echter bleef ik thuis want ik was verliefd op het buurmeisje geworden. 'S avonds zit ik op het koele dak van mijn vader te wachten op de bediende van de buurman totdat zij de was op komt hangen. Via een ijzeren trap in de keuken kon ik naar boven klauteren alwaar de kamertjes bevonden van onze bedienden en die van de buren. Zij heette Tini en leek op veel op Pocahontas maar dan in het echt. Hetzelfde haar, gezicht en lichaam wat je normaal alleen kunt tekenen zo mooi en dezelfde gratie als van een kat zo galant.
Ik zit naar de sterren te kijken als er één van de sterren die boven West Jakarta stond, wij woonden op een heuvel en keken boven de stad uit, zilverkleurig scheen terwijl de rest geel was. Dan zie ik dat de 'ster' als een wesp zo snel omhoog schoot. Omhoog? Sterren vielen toch alleen? Ik besloot deze in de gaten te houden Een satelliet kon het niet zijn daar ging hij veel te snel voor, met de snelheid van het licht zeg maar. Dan duikt hij naar Zuid Jakarta. U moet weten dat Jakarta net zo groot is als de helft van Zuid-Holland dus dat was nogal een afstand om te overbruggen in één seconde. Zowaar ik hier zit, dit is echt gebeurt. De zilveren 'ster' schiet weer omhoog om op een centraal punt te blijven hangen. Nu is Noord Jakarta aan de beurt en ja hoor weer schiet hij als een wesp zo snel naar beneden om daar een seconde of vijf te blijven hangen. Weer schiet hij omhoog. Ik begin hem te knijpen. Ik had hier met iets te maken wat duidelijk een U.F.O. was en Jakarta aan het bestuderen was en daar zat ik dan met mijn bleke muil op het hoge dak op een hoog punt in Oost. Ik wist zeker dat ik op zou vallen tussen die vijftig miljoen donkere mensen en ik voelde ook aan dat dat zo was. Ze moesten mij hebben! Ze hadden mij gezien en wilde mij observeren. Als het ding op mij af komt steeds groter wordend duik ik niet afwachten met een snoekduik het luik van het trapgat in, naar beneden stortend tweeënhalve meter onder mij met mijn smoel op een grote wacang zo'n wokpan wat het geluid maakt van een geterroriseerd drumstel en mijn heup kletst op de witte plavuizen. Door de adrenaline van de schrik voel ik geen pijn en ren ik naar mijn vaders slaapkamer om hem het nieuws te vertellen. Bonkend op zijn gesloten deur vertel ik hem het verhaal. Waarop hij zegt dat ik aan het afkicken ben en het mijzelf verbeeld heb. Hallucinaties wist hij zeker. Jaloers wist ik zeker, daar hij ook zeer geïnteresseerd is in U.F.O. 's.
Nee vanavond ging ik niet meer het dak op, hoe graag ik Tini ook wilde zien. De volgende avond zit ik weer ietwat gespannen op het dak goed op de sterren lettend. Ik moest wel op dat dak zitten daar de buurman niet alleen tandarts was maar ook nog eens een Hadji een soort van Islamitische dorpsverrader. Heel gereformeerd wat relaties betreft. Het liefst huwelijkte hij iedereen uit zonder dat ze elkaar ooit gezien te hebben. Dus was ik zo slim dat als hij lag te pitten zijn bediende 's avonds zag op het dak om een beetje te praten en te zoenen. Een stiekeme heel onschuldige maar verliefde relatie hadden we en alleen haar zus die ook bij die tandarts werkte wist ervan en stond op wacht. Zenuwachtig dat we snel moesten zijn daar zij haar moeilijk verkregen baantje vanuit de kampong niet kwijt wilde raken door haar verliefde zus. Mijn vader wist ervan en vond het goed zolang ik maar goed uitkeek want hij wilde geen gedonder met de buurman daar hij ook zelf in 'zonde' leefde, ongetrouwd met een vriendin en daar moest hij de corrupte Hadji al genoeg voor betalen vond hij.
De volgende dag krijg ik 's middags een briefje stiekem in mijn handen gedrukt van Tini's jongere zus als haar baas een siësta houdt met daarop het adres van Tini : 'Karanganyar, Cilacap Prowokorto Midden Java, Rumah Martha Reja,' het huis van Martha Reja. "Ze is naar huis gestuurd Francis." "En ze zou graag willen dat je naar haar toe komt." Ik pak het briefje aan en stop het snel in mijn zak, het stond geschreven op een blauwe envelop met een rode pen. "Pa kijk nou ze woont in Cilicap," "Ik dacht dat een zeemansgeintje was!" "Hij heeft weer wat," beantwoord hij. "Hij heeft een vriendin van de in uitgerekend ongeveer honderduizend dorpen en die woont in Cilicap, ik ga niet mee hoor," zegt hij. Vastbesloten als ik was zou ik haar opzoeken, morgen. Hoe had ze dit kunnen doen zonder mij te verwittigen? Ze zal haar redenen wel gehad hebben nam ik aan. Ik had een reis voor de boeg van zo'n achthonderd kilometer.
De volgende dag ga ik op pad. Eerst knip ik mijn pijpen af van mijn Levi's koop op in het winkelcentrum Sarinah een Indiana Joneshoed en een mooi vlindermes. Gewapend met deze wat geld en een camera op mijn borst stap ik brutaal een taxi in met de taal die ik bemachtigd had in een weekje richting treinstation. De trein laat drie uur op zich wachten maar dan is hij er ook in volle glorie. Een oude stoomlocomotief die sissend en stomend de wagons trekt komt piepend tot stilstand, lijkt zo weggereden uit een oude Sherlock Holmesfilm.
Ik zoek een plaatsje tussen kippen, geiten en een lepralijer. En dit was eerste klas dan zou ik de tweede wel eens willen zien. De trein vertrekt langzaam opgang komend maar eenmaal op snelheid gaat hij dan ook hard en corrigeert zichzelf op de kromme rails door af en toe een stuk de lucht in te vliegen om weer op het spoor getrokken te worden. Ook af en toe stopt hij omdat de rails even 'snel' gerepareerd werden. Ook als hij vaart mindert en iedereen uit het raam hangt kijk ik mee. Een verroeste brug die half op instorten staat die nog is gebouwd in de tijd van de Nederlandse bezetting in het jaar zeventien of achttienhonderd kraakt en schommelt onder ons. Deze bruggen heb ik een keer of twintig overgestoken en iedere keer hou je je hart vast. Elke keer dat de trein stopt springen er mensen aan boord om de meest uiteenlopende zaken te verkopen zoals gestoomde nootjes flesjes water en blimbings beter bekent als starfruit. Ook door de raampjes tiert een welig handel.
In de namiddag bereiken we dan eindelijk Prowokkorto. Ik laat het briefje aan iemand zien en vraagt naar Cilacap, Karanganyar. "Hadoe," zegt de man en wijst naar ver weg, en beveelt mij een angkot busje aan. Wat V.W. busjes zijn waar je tegen betaling in en uit kunt springen. Angkot betekent dan ook goed vast houden. Na een rit van twee uur. Sta ik half in de jungle in het plaatsje Cilacap, en rijdt het busje niet verder. Snel spring ik eruit daar deze zich alweer omkeerde om terug te rijden. Ik dacht er te zijn het kon toch niet veel gekker? Niets was minder waar. Hier vandaan moest ik achterop een crossmotor de jungle in. Ok zo gezegd zo gedaan ik was er nu toch. Na een uurtje rijden diep de jungle in staakt ook de motor door de verzakkende blubber. Ik reken met hem af en hij wijst mij dat ik het pad moest blijven volgen, het zou niet ver meer zijn misschien een kwartiertje lopen.
Na een kwartiertje worden de bomen iets minder dicht en veranderen in palmbomen met een westernachtige nederzetting met geen kip te zien, op het eerste gezicht. Met op de achtergrond niet de Rocky Mountains maar hoge met palmen begroeiden vulkanen en bergen wat prachtig was. Aan weerszijden van het pad vijf huizen van hout met een soort houten vlonders ervoor en een oude verroeste trainrails in een greppel die de jungle in verdween welke niet meer gebruikt werd dat was duidelijk. Een spookstad. Als ik goed kijkt zie ik toch iemand zitten met zijn rug naar mij toe met een fles Bolsch Dubbele Graanjenever en een wit hoedje op en een goor singletje aan. Het was een oude magere uitgeteerde man die ik van achteren op zijn schouder tikt om te vragen naar het huis van Marthe Reja daar ik aannam dat ik eindelijk was aangekomen in Karanganyar want op een bord stond er Karang Ayam wat betekent 'de kip is gaar'. Moest veranderd zijn in de tijd dat Sukarno aan de macht kwam net als zoveel andere plaatsen. Zo heette Jakarta bijvoorbeeld Batavia, Bogor Buitenzorg enzovoorts.
Als ik de man aantikt draait deze zich om en vliegt overeind en rent keihard weg, zijn fles achterlatend met zijn handen voor zijn mond hard schreeuwend: "Setan! Setan," Wat satan of geest betekent. De arme had waarschijnlijk nog nooit of al zestig jaar geen blanke gezien. Nee Televisie hadden ze hier niet. Stroom ook niet. Als hij terug komt met twee vrienden, zit ik op de vlonder te wachten tot hij wat bedaart is. Zijn vrienden zeggen: "Bukan Setan, itu orang buleh!." "Nee joh dat is een blanke, geen geest!" Ze lachen de verschrikte man even uit, totdat ik het briefje laat zien. Weer een hadoe en ze wijzen naar de top van de hoogste berg. "Serieus?" Vraag ik. "Duarieus." wat een woordspeling is van hun en twee keer serieus betekent. Godverdomme ik was gebroken, ik ging weer even zitten. De ouwe die zo geschrokken was reikt mij de fles aan en vraagt: "Slokkie?" Ik schiet in de lach "zei je nou slokkie?" Hij was al zo oud vertelde deze in gebrekig Nederlands, hij had zelfs de Nederlanders nog meegemaakt maar had niet verwacht dat hij er ooit nog een zou zien vandaar de schrikpartij. Hij schaamde zich want hij was tenslotte de bewaker die het stoerst moest zijn van iedereen. Het huis waar ik op zoek naar was stond boven op de top van een berg. Een klim van twee kilometer stond mij te wachten.
Het Gekkenhuis, afkickklinieken en sekten. H6 d8 Sussex
Het Gekkenhuis, afkickklinieken en sekten. H6 d8 Sussex
Ik sta in het kantoor van de Welbaeckstreet waar getelefoneerd word, ik
gris een scherp afgeslepen potlood van de dokters bureau af. Een taxi
word besteld en na een half uurtje verschijnt deze ook. Voordat ik in
wil stappen krijg ik snel heel sneaky van achteren een prik in mijn
bil, een injectie. Dus nu kon het ineens wel?
Het was een ouderwetse taxi. klassieke zwarte oldtimer die op een
bolhoed lijkt met het stuur aan de verkeerde kant. Mijn vader vertelt
dat hij naar Nederland heeft gebeld en hulp heeft ingeroepen. Mijn
moeder zou overkomen met haar man en ik zou vanaf nu vierentwintig uur
per dag bewaakt worden. Om beurten acht uur.
Ik had nog steeds last van gruwelijke pijnen die mijn grens
overschreden. Ik zeg dan ook als mijn vader klaar is uit leggen waar we
moesten zijn, tegen de chauffeur dat hij niet naar mijn vader moest
luisteren maar naar mij. Ik eis dat hij me wat Heroïne bezorgt en
wel heel snel. De chauffeurs ogen dwalen in de achteruitkijkspiegel af
zoekend mijn vaders oogcontact.
"Don't listen to him!" zegt deze.
De chauffeur geeft mij zijn excuses en zegt niet te weten waar het te moeten kopen.
"Je bent godverdomme toch een taxichauffeur, die weten alles althans in
Nederland wel dus hier ook, don't you bullshit with me now!."
Mijn arme vader zat tussen twee vuren in. Ik had meelij met hem maar had geen keus, ik werd verscheurd.
Ik kon maar geen locatie in Londen verzinnen waar wat te kon kopen was, te ver heen en te ziek om aan de achterstandswijken in East End
te denken. Hoe dom.
Ik zag lichten en drukte voor mijn ogen voorbij glijden van toeristische promotiefilmpjes.
"Picadilly Circys!" roep ik dan ook half verlost van het brainbreken.
Daar was drukte, daar was neonlicht, het vergelijkend met de
Rotterdamse kruiskade. Dáár zou iets te krijgen zijn wist
ik zeker.
"Drive to Picadilly Circus, en nu vraag ik het nog aardig."
Weer draaien de ogen in een nu bleker gezicht naar mijn vaders bleke
gezicht die haast onzichtbaar vanuit mijn ooghoeken "nee," knikt.
Ik had genoeg van de pijnen en besloot letterlijk het bijltje er bij
neer te gooien want elk kwart grammetje zou mij nu onmiddellijk doden
door middel van een overdosis omdat zo schoon was als een baby. Maar
wel één met een open ruggetje zeker?
Mijn keus was zeker en definitief, liever dood dan deze pijnen.
Ik zag dat de chauffeur niet van zijn weg afweek en pakte mijn potlood
en zet het op zijn strot. Mijn vader probeert het mij afhandig te maken
wat niet lukt, wel lukt hem het van zijn strot weg te houden. De auto
zwabbert over de weg door de angstige ontwijkingen van de man.
Als ik het nog eens probeer in mijn wanhopige situatie slaat de injectie toe en weet verder niets meer.
Ik word wakker in Sussex waar twee zusters voor de deur staan te wachten met een rolstoel.
Het gekkenhuis, afkickklinieken en sekten H6 d7 Engeland London
Het Gekkenhuis, afkickklinieken en sekten. H6 d7 London, De Horrorkliniek. Narcose en ontwakening.
Op de ochtend van vertrek voordat mijn vader mij op komt halen, stop ik
mij zodanig vol met drugs om twee redenen. De belangrijkste was de
oversteek naar Londen te halen zonder ziek te worden. De iets mindere
maar niet minder essentieel was omdat het mijn laatste keer was dat ik
zou gebruiken. Niet minder belangrijk zeg ik omdat dat dit mij
behoorlijk genekt heeft in het herstel na de operatie.
Ik weet dan ook echt niets maar dan ook niets meer van de heenreis.
Wel weet ik, waarschijnlijk waren de drugs bijna uitgewerkt, dat ik als
eerste herinnering heb dat ik en mijn vader in een straat in London op
zoek zijn naar iets te eten want we stierven van de honger van dat
lauwe weeïge voer in het vliegtuig. Het liefst iets waar we
hartige saté konden eten of een halve kip, we hadden trek in
vlees, veel warm en pittig vlees.
Op deze locatie was daar echter niets van te vinden en teleurgesteld
lopen wij in de regen in typisch Londense straten te vragen waar de
Waelbeckstreet was. Snel waren wij op het juiste adres. Een portiek met
een tiental treden was de ingang van de privékliniek die later
zou worden omgedoopt door mijn pa als Horrorhotel. Nee echt Well Back
zou ik niet komen uit de Waelbeckstreet.
Als we binnen komen worden we hartelijk verwelkomt wat logisch is, de
behandeling alleen was al elfduizend gulden, mag je dan een bak koffie
verwachten? Dacht het wel!
Het blijkt dat er nog iemand is aangekomen. een meisje uit Frankrijk
samen met haar moeder. Als zij schoon, 'clean' zou zeker een lekker
ding zijn wist ik zeker. Ik zou tegelijk met haar behandeld worden en
zij laten ons de operatiekamer zien waar het allemaal gebeuren moest.
Dat zag er heel erg griezelig uit. Veel te veel apparaten en slangen.
Ik had dit liever niet gezien.
Al snel worden mijn vader en de Franse vrouw, die niet meer dan een
ouwe tas was voor het geval u mij verkeerd interpreteert, een Hotel
toegewezen precies om de hoek en spreken wij nog voor de volgende
morgen af voordat ik onder zeil ga, de afkick onder narcosebehandeling
in. Ik zelf krijg een kamer toegewezen en twee shotjes Morfine om de
nacht door te komen. Dat was niet verkeerd eerlijk gezegd, heb er goed
op geslapen in ieder geval. Dit kwam niet op de laatste plaats door het
kwart gram Heroïne welke ik had meegesmokkeld in een afgevijlde
Vicks- neuspray, daar er nogal scherpe randjes aan het draaidopje
zitten, in mijn kont welke ik op rookte toen ze dachten dat ik sliep.
Door een klein klapraampje vlak tegen het plafond moest ik mij ver
uitrekken staand op een stoel op een tafel om de bittere rook naar
buiten te kunnen blazen.
Als ik wakker gemaakt word raak ik direct in paniek en zit te
hyperventileren want ik was alweer ziek daar het spul maar zes uur
werkt. Ik was al om tien uur gaan slapen en het was nu half acht. Ik
smeek dan ook de dokter om nog wat Morfine maar kreeg nee op rekwest,
mijn vader die inmiddels ook was aangekomen probeerde ook nog iets te
doen voor me maar kreeg het niet ook niet voor elkaar. Ik zou binnen
een half uur onder narcose gaan. Ik vervloekte mijzelf dat ik niets
bewaard had en dit half uur.
Het is zover. In pyjamabroek en een witte ruggeloze ziekenhuishoes moet
ik gaan liggen en tot tien tellen. verder als vier kom ik niet en weg
was ik. Het is misschien leuk om te vertellen dat ik toen een bijna
dood ervaring heb gehad. Ik was uitgetreden zag ons twee een paar
minuten liggen waarna ik weer terug kwam in mijn lichaam om nu in een
niet al te originele witte tunnel met wit licht omgeven. Het had wel
iets weg van de Maastunnel maar dan in het zwart met witte wolken op de
vloer en spierwit licht. Ik zal de zware stem nooit vergeten. God? "Jij
mag kiezen Frans, schei jij er mee uit of het meisje?" Met leven wel te
verstaan, bedoelde hij. Ik weet niet waarom ik dat weet maar dat was
zo.
Weer zag ik ons beiden even liggen. Heftig stuiterend op platte bedden
vastgebonden met riemen, met in alle gaatjes van het menselijk lichaam
die je maar kunt verzinnen een slang. Hierbij stonden nog hartmeters
bloeddrukmeters infusen welke ook allemaal waren aangesloten op ons.
Het leek op die scène uit die film Coma, maar dan erger.
"Nou eh, als ik mag kiezen?" "Neem mij maar mee," hoor ik mijzelf tot verbazing denken wat als antwoord werd beschouwd.
God was verbaasd, hij moest even overleggen. Met wie? dat weet ik niet,
maar respecteerde het besluit en zei weer met de zware stem dat ik door
deze opoffering het verder leven werd geschonken, evenals het Franse
meisje. Waarom was ik niet opgelucht?
Ik had hierna geen uittredingen meer en word wakker als uit een heel
diepe slaap met mijn vader spierwit naast mij zittend wachten op een
krukje.
"He gozer, hoe gaat het," klinkt hij opgelucht. Achteraf bleek dat hij
erg bang was geweest dat ik het niet zou halen vanwege gebeurde
complicaties tijdens de operatie.
Eerst zeg ik dat het wel gaat maar als ik goed wakker word na een
kwartiertje krijg ik een pijn in mijn borstbeen en darmen. Dat
borstbeen deed zo verschrikkelijk zeer dat het precies aanvoelde of er
een bijl in mijn middenrif zat geslagen. Het was niet uit te houden
daar ik toch weet ik van mij zelf een zeer hoge pijngrens heb. Ze laten
het bad vollopen met heet water om de pijn te verminderen.
"Pa ik trek het niet hoor het is niet te doen!" kijk ik hem verloren aan.
Waarop hij: "Tsja je moet er toch doorheen, wat ken ik nou doen?" beantwoord.
Ik overschrijd de pijngrens en af en toe val ik even een paar seconde
bewusteloos om weer in dezelfde hel wakker te worden, God vervloekend
dat hij me niet mee genomen had maar 'gematst'.
Met mijn vader naast het ligbad gezeten probeer ik mijzelf te
verdrinken in het bruine ondergescheten water. Mijn vader trekt mij aan
mijn haren omhoog en zeg dat ik niet zo raar moest doen.
De tweede keer laat hij mij echter begaan en kom ik zelf boven het
rioolwater uit en zeg lachend als een boer met kiespijn dat dit ook
niet te doen was vanwege het pijnlijke gevoel van het bijtende water in
mijn neus en voorhoofdsholte wat brandde als de pest door de paar uur
geleden verwijderde operatieslangen natuurlijk.
"Ja natuurlijk doet dat zeer," beantwoord hij sjacherijnig en wanhopig.
Ik probeer het voor de zekerheid nog een keer. Mijn vader roept er
iemand bij en legt de situatie uit. "Dit kon zo niet doorgaan."
Met paracetamol en antibiotica houden ze me nog net in leven maar voor
hoelang. Omdat het een privé kliniek was hadden ze zeer
onhygiënisch vloerbedekking overal liggen. Mijn kamer hebben ze
tot twee keer toe opnieuw moeten stofferen daar ik vanaf mijn bed zo
twee meter verder tegen de muur aan scheet. Alles zat onder de stront.
Een pijnlijk aanhoudend gevoel of ik een familie egels in mijn buik had
logeren. Ik hield niets binnen en het infuus word weer aangesloten, met
zakjes water met daarin een zoutoplossing. Maar mijn borstbeen was het
pijnlijkst. Elke ademhaling een klap met die bijl en daartussen door
een zacht cirkelzaagje. Ik heb diverse nachtzusters en broeders
letterlijk onder gescheten. De tweede nacht probeer ik een nachtbroeder
om te kopen, een Pakistaner wat bijna lukte met de tweehonderd gulden
die ik bij me had. Dit om de buitendeur te openen en mij te laten
ontsnappen. Als dit niet lukt sluip ik om een uur of zeven uit mijn bed
en gooi een in de gang staand bakje door de glazen ruiten van de
voordeur welke samen met de glasscherven neer viel op het trapje en
daarna stoep. Bebolhoede en parapludragende heren springen verschrikt
opzij. Gelijk stort ik in elkaar van zwakte en word opgevangen door de
zwarte broeder die was geschrokken van de knal.
De glaszetter was al geweest voordat mijn vader de derde morgen om tien
uur langs kwam en ik moest de dokter die mij hielp, Dr Gary Marshall
beloven om niets te vertellen omdat hij het al zo zwaar had gehad.
Na de vierde dag word besloten dat ik niet langer kan blijven in de
kliniek vanwege de extra kosten die ik maakte, maar ook is duidelijk
dat ik nog niet terug kan naar Nederland op deze manier. Besloten word
dat ik word verhuisd naar een aanverwant ziekenhuis in Sussex.
Eén slag de bal gemist, gevangenis volgt
Eén wijd niet geslagen, rustig aan gedaan
Raak vliegt hij over de muur, paranoïde als altijd
Rennend van base naar base, het geld najagend
Een homerun, mensen bang ontwijkend
sliding makend door de eigen psyche
Zichzelf zwerend
nooit nooit meer.
De volle maan zo groot als een luchtballon op tien meter afstand houd
ons op de been. Sterker nog hij of trekt ons aan waardoor we blijven
lopen richting de geelwitte bal met wazige blauwgrijze vlekken die
afwisselend donkerder en lichter zijn. Met open monden luchthappend die
snijdt in onze verdroogde kelen, lopen wij als zombies met de ogen naar
boven gedraaid op duistere krachten richting deze bal. Het zou nu
ongeveer elf uur 's avonds zijn schatten wij in, nog steeds hadden wij
geen teken van leven gezien op een lang gehuil van een coyote of wolf
na waar ik van baalde dat ik mijn steen waar ik de hele dag had mee
lopen zeulen een paar kilometer terug had weggegooid.
"Weet je nog Stef, bij dat Rabbihotel aan het meer van Gallilea?"
Vraag ik naar de bekende weg, de stemming er een beetje inhoudende, er
van overtuigd te zijn dat ons laatste uur of uren geslagen hadden.
"Zo dat was wat, helemaal overspannen joh die gasten," grinnikt hij terug.
"Dat was ook weer rennen geblazen, hoe komt dat toch dat echt alles
verkeerd gaat?" vraag ik hem, waarvan ik het antwoord al wist omdat
zeker was dat hij dat ook niet wist, hoe had hij daar een antwoord op
kunnen geven?
We waren daar terecht gekomen na onze vlucht uit Nir David toen ene
Amichay ons de kogel van de politie, M.P. en het leger beloofd had na
wat akkefietjes tussen ons.
Er was een hotel aan de oever van het meer gezet ten waarde van
vijfentwintig miljoen dollar en het was net klaar. Precies op de plaats
waar Jezus over het water was gelopen en tweehonderd mensen van vijf
broden en vijf vissen had laten eten en nog veertien manden over had
ook. Wij hebben dat ook nog geprobeerd over dat water lopen maar zonken
als een baksteen. We waren het er dan ook over eens dat het vast een
geschiedenisfoutje was in de Bijbel en dat ze hem gewoon hadden zien
drijven in de Rode Zee waar zoals u weet niets zinkt vanwege het hoge
zoutgehalte. Weer een raadsel opgelost volgens ons.
Wij mochten werken in de keuken als servies en besteksorteerders die
gewassen en gedroogd uit een zeer grote afwasmachine kwam op een
lopende band. We kregen als vergoeding kost en inwoning en vijftien
shekkel per week wat niet veel was maar de kamer die we kregen, was
normaal gesproken vijfhonderd Amerikaanse Dollars per dag en zij
verzekerde dat dit alleen weg was gelegd voor zeer rijke vooral weer
Amerikaanse Joden die hier naar dit bedevaartsoort kwamen. Dus we
mochten niet klagen, het was zes uur op en af dag en nacht. De
allereerste ploeg toeristen zou de volgende dag aankomen en iedereen
was dan ook zeer bedreven. Het was zaterdag (Sabbat) en het vlees werd
ingezegend en daarna buiten gegrild door een paar Rabbi's, wat heel
vreemd was om te zien. De kamer was volautomatisch in de grootste zin
van het woord en dat in het jaar negentienzesentachtig. Er zat een
grote afstand bediening aan het bed war je echt alles op kon regelen,
alles, zelfs de koelkast in je kamer kwam als een robot naar je toe
gereden als je op de juiste knop drukte. Deed je dit niet begon je bed
te vibreren of gingen de gordijnen open en dicht en probeer dat maar
weer eens recht te zetten met je stoonte hoofd. Aldus wij hadden nog
nooit van kosher gehoord, ja wel gehoord maar niet echt wetende wat het
inhield. De pleuris brak dan ook uit toen wij niet door hadden,
waarschijnlijk niet goed geluisterd naar de uitleg van keukenchef toen
wij per ongeluk een van de borden die gekleurde cirkels bevatten zoals
rood geel, blauw, groen en bruin wat inhield bijvoorbeeld dat de rode
borden alleen voor het vlees gebruikt mochten worden, de gele voor de
zuivel enzovoort. Dit in verband met de schepping der aarde, vernamen
wij achteraf. En zou het een zonde tegenover God zijn dit te mixen en
zou je daar ziek van worden. Nou als ik ergens in de wereld een paar
bleeksmoelen heb gezien waren het wel Rabbi's. In en intens wit die
mensen, griezelig gewoon. En dan nog in het zwart gekleed.
Wij aan het werk, wat om de tien minuten gecontroleerd werd door de
keukenchef. We werden gek van hem met zijn grote mond want het moest
sneller en sneller want: "De toeristen kamen eraan."
Hij fokte ons op en er kwamen op een gegeven moment één
of twee borden, waarschijnlijk een paar blauwe tussen de groene omdat
dit nogal op elkaar lijkt. De chef begon te gillen en schreeuwen en
probeerde ons narennend te slaan met een Spaanse mop verklarende dat ze
het nu hele Hotel moesten ontsmetten omdat wij de kosherwet gebroken
hadden en dit nooit meer konden doen vanwege tijdgebrek en zouden de
toeristen moeten onderbrengen ineen ander Hotel wat hun tonnen zou
kosten.
Na enige rondjes om het Hotel, hij haalde ons never nooit niet
natuurlijk daar wij wel wat rennen gewend waren vanwege ons
junkieverleden waarin wij als een team opereerden. Toen we zeker wisten
dat ook de chef buiten adem was en hulp was gaan halen om ons te
lynchen of verrot te slaan sneakten wij onze kamer in pakten onze
spullen en verdwenen, de Rabbi's vervloekend. Toch een anderhalve dag
volgehouden maar geen loon aan over gehouden wel een goed gevulde maag
en een nieuw avontuur.
"Wat dacht je van die keer bij die kibboets die ten Noord-Oosten van Haïfa ligt?" Vraagt hij mij.
"Zo dan!" "Dat was ik alweer vergeten," antwoorde ik.
"Wilden ze daar nou echt dat we omgerekend voor éénguldenvijftig
per dag sinaasappels plukten?" "Met een Uzi mitrailleur op ons rug?"
Zal het nu nooit meer vergeten dat wij vanuit Tel-Aviv een briefje
meekregen van het Kibboetsarbeidsbureau met een adres erop en twee
buskaartjes.
Na een rit van zo'n drie uur kwamen wij aan in de inmiddels donker
geworden Kibboets waar wij vernamen dat we 's morgens om zeven uur
moesten beginnen met sinaasappels plukken met behulp van een
mechanische kraan met een bakje eraan waarin wij konden staan. "Oh leuk
antwoorden wij."
Of we wel een uurtje eerder klaar konden staan vanwege wat schietlessen. "Schietlessen?" Keken wij elkaar aan.
"Ja er zaten nogal wat 'snipers' vanuit Libanon, hier in de heuvels die het op ons voorzien hadden."
"En dan moet je wel terug schieten," zij hij doodgewoon.
Waarop wij 'doodgewoon' zeiden dat hij naar de hel kon lopen met
zijn ene shekkel per dag en zijn teringsinaasappels en vroegen of hij
wel goed spoorde, waarop wij ons omdraaiden en verdwenen in de nacht.
De slagbomen van de kibboets achter ons latend. Nog net de laatste bus
naar Tel-Aviv terug konden nemen om naar het arbeidsbureau te gaan en
deze even goed de waarheid vertellen en dat zij ons niet maar zo konden
fukken.
Terwijl we dit soort verhalen omhaag haalden liepen wij om beurten
achteruit dit om de weg waarop wij liet met nog steeds recht de
woestijn en links de zee en andersom natuurlijk als je achteruit liep.
Tot Stef mij in mijn zij prikt met zijn elleboog.
"Frans zie jij dat ook?"
"Wat?"
"Nou daar in de verte," wees hij achter mij daar het zijn beurt was achteruit te lopen.
"Ik zie niks, je zal het je wel verbeelden met je blinde muil," zei ik.
"Nee kijk, dan is het er wel en dan weer niet," antwoord hij.
Ik gooi mijn rugzak neer ging erbovenop zitten om eens goed te kijken.
Hij had gelijk. Er waren twee kleine stipjes, lichtjes die er af en toe
waren en dan weer verdwenen.
"Een UFO?" dacht ik hardop geen andere verklaring te hebben.
Heel lang wachten wij in spanning, eerder bang dan hoopvol.
De lichtjes werden groter maar bleven verdwijnen om daarna weer terug te komen.
"Ik weet het," riep Stef. "Het is een auto of zo, kijk de weg golft!"
"Krijg nou wat, je hebt gelijk, zou die stoppen?" "Godverdomme had ik
nou die steen nog maar!" "Voor het geval hij niet stoppen zou."
"Dan had ik hem gewoon door zijn voorruit gegooid!" Ja, wat moet je dan? Doodgaan?
Het was maar goed dat ik de steen niet had.
De lichtjes werden lichten, die dus dan weer wel dan weer niet te zien
waren, tot er daadwerkelijk ook iets van een auto bij verscheen. Dat
wil zeggen een prachtige witte sportwagen!
Wij zwaaien en schreeuwen langs de kant van de weg daar hij met een
gangetje van zeker hondertachtig km. per uur aan kwam scheuren.
Hij reed kei en keihard door, een flard harde muziek verdween en zag ik
in mijn gedacht de steen die ik niet meer had de achterruit en
achterhoofd verbrijzelen van de bestuurder, waarop wij het lijk zouden
begraven in de woestijn en ik daarna plaats kon nemen achter het stuur.
Survival of the fittest!
Als de wagen zo'n honderd meter ons voorbij is gesneld moest hij aan de
handrem getrokken hebben want hij maakte een spin in het zand langs de
weg van wel drie rondjes en kwam als een ronkend Christine uit Stephen
Kings film héél langzaam naar ons toe gereden. Griezelig
gewoon. De muziek werd uitgezet. Alleen de brullende motor restte, die
af en toe met de koppeling ingedrukt hard brulde alsof hij ons op ging
vreten of doodrijden.
Vluchten had geen zin. We waren overgeleverd aan dit roofdier.
De kleppen van de mistlampen gaan open en dicht en schijnen in ons ogen waardoor we verblind worden.
Nu bleven zij aan en een deur gaat open. Er stapt een gozer uit van onze leeftijd die vraagt:
"What the fuck are you doïng here? Do you speak English?"
"Nou en of, we do! Snel pakken we ons rugzakken en rennen naar de auto die op zo'n twintig meter van ons af stond.
De kofferbak klikte automatisch open na een handeling van binnenuit, wij droppen onze rugzakken erin en lopen naar de deuren.
"Stef ga jij maar voorin zitten met die lange klauwen van je."
De stoel klapt naar voren en ik neem achterin plaats, nogal krap maar was dolblij.
"Thirsty?" Vraagt de jongen. Wij leggen hem alles uit en hij begreep
dat hij ons leven gered had en vroeg lachend of we een koud biertje
wilden. "Zit hij ons nou te dollen vraag ik Stef?"
Ik bedoel je mag overal aan komen behalve aan mijn biertje en aan mijn
vrouw. Een slok water zou ik ook een moord voor gedaan hebben. Hij
drukt op een knopje en uit de stoel voor me komt een kleine koelkast
uitschuiven met verlichting erin waar ik blikken Amerikaans Budweisser
bier zie staan.
"Bier!" "Bier!" Stef hij heeft bier!" "het is nog gekoeld ook!"
Roep ik in extase.
Ik behoef niet uit te leggen dat dat ons lekkerste biertje uit ons
leven was en na een tweede zei de jongen dat we rustig aan moesten doen
want we moesten nog vierhonderd kilometer.
"Vierhonderd?" Vragen wij verbaast, "Hoe kan dat nou?"
Als de zee van onze zijde verdwijnt begrijpen wij onze fout. Dit was de
Rode zee niet maar de Dode Zee. We hadden dus nog een heel eind te gaan
door de Negev. Er lag driehonderd kilometer woestijn achter ons en
vierhonderd voor ons en daar hadden ze ons uit de bus laten stappen.
"Sigaartje?" Vraagt de jongen terwijl hij tweehonderd rijd en de muziek
keihard aanzet met een nummer van Queen: "I want to break free," welke
we keihard mee zitten te zingen staand met een bier in mijn handen en
sigaar in mijn muil met mijn bovenste helft uit het open dak met mijn
verdroogde en verbrande gezicht in de keiharde wind, waardoor ik
sigarenas in mijn ogen kreeg.
"It's strange but it's true," klinkt er uit de luidspeakers.
Na enige informatie wisten wij dat we met een bus via Beer-Sheba naar
Eilat konden reizen, een vakantiestad aan de Rode Zee. Dit om eventuele
calamiteiten in de Westbank te vermijden.
Na alle consternatie vonden wij dat we wel recht op een vakantie
hadden. Dat God het niet zo zag is een ander verhaal. Bij deze.
We hadden de whisky zo goed als allemaal verkocht aan een persoon wat
de broer had kunnen zijn van degene waar we het van gestolen hadden.
Nou gestolen? Meer als boeteverzoening hadden aangenomen zullen we maar
zeggen. Na heel voorzichtig bij de oude muur wat hasjiesj gerookt te
hebben en de bus eindelijk vertrok vielen wij al snel in slaap in de
verroeste bus met alweer geblindeerde ramen. Wel viel ons nog even op
dat het weer heel ander volk was als in Tel Aviv en Jeruzalem. Er zaten
nu ook nomaden tussen. Pikzwart groot sterk en heel vriendelijk in
zwarte tulbanden en jurken. Je zou toch zeggen dat zwart de warmte
aantrekt? Na enig navragen kwamen we er achter dat dat inderdaad zo was
maar hun lichaamstemperatuur lager was dan de woestijn met zo'n
vijfenveertig in de schaduw, om over het zonnetje nog maar niet te
spreken. En die dragen dat al zo'n achtduizend jaar die Egyptenaren dus
weten ze echt wel waar ze over praten.
Als we wakker worden rijdt de bus door een zandige stofwolk op een
soort van nederzetting aan wat er uit ziet als een groot wit vierkant
Amerikaans tankstation omgeven door een grote waaierige zandvlakte met
allemaal kleine winkeltjes er in op een westernachtige manier. Het
bleek de busterminal van Beer-Sheba. Als dit het station was waar was
dan de stad. Er was verder geen fok te zien.
Wij stappen uit en regelen een broodje fallaffel en kopen een kaartje
Eilat voor omgerekend zo'n veertig euro. Niet duur als je nagaat dat we
nog zevenhonderd kilometer moesten rijden door de Negev woestijn.
We moesten drie uur wachten en maakten vast kennis met de droogte die
Israël dus ook bezat. Om beurten liepen we naar zo'n tokootje toe
om waterijs te kopen tot de buikpijn toesloeg en het maar voor lief
namen. Ik had er geloof ik dertig op. Werd gek daar.
Eindelijk vertrekt de bus dan. Met ons alweer sufgerookte hoofd
vergeten wij de bus in de gaten te houden en vallen in slaap tegen de
halte, ruggelings tegen elkaar gezeten. Hadden we geen zitplaats.
Zevenhonderd kilometer voor de boeg. Lekker bijdehand.
Het word erger als we het gebergte van de Negev doorkruisen met een en
al haarspeldbochten. Hangend in de lussen aan het plafond, de rugzakken
tussen ons onderbenen geklemd schommelen wij als gevilde varkens in een
slachthuis aan een vleeshaak heen en weer.
Urenlang kwam er geen eind aan en vielen wij weer oververmoeid van het
afkicken en balanceren hangend met ons hoofd steunend tegen onze armen
met de polsen vastgedraaid in de buslussen in slaap.
Als het slingeren na een paar uur op houd worden wij vanzelf initiatief
wakker. De haarspeldbochten waren verdwenen en reden nu op een rechte
weg met links een azuurblauwe zee en rechts een honderd meter vlakke en
daarachter een heuvelachtige woestijn.
De Rode zee dachten wij. Als wij urenlang rijden tussen branding en
woestijn door stopt de bus bij een halte. Wij blij want we stonden al
een halve dag en vragen aan iemand of dit de halte Eilat was. Ja zei de
persoon en we trekken aan een touw wat een zoemer af doet gaan en een
licht op rood zet en de bus stopt weer en wij stappen uit. Als de
bus met een dieselwalm in ons gezicht blazend achterlaat beseffen wij
onze domme fout. We zaten letterlijk met onze pik in het zand want we
stonden bij een paal met aan de ene kant dus de zee volgens ons de Rode
Zee en aan de andere kant de woestijn en een lange weg die geen auto's
verwachte de eerste uren of zelfs dagen. We begonnen hem te knijpen.
Wat een pleurisvent met zijn 'ja' je bent er. En wat ontzettend dom van
ons. We hadden niets te drinken meer want de whisky was intussen ook
verzilverd en niets te eten. Daar stonden we dan met onze rugzakken in
het zand met de zon brandend op onze kop.
Woestijnverhalen uit films, boeken en strips komen naar boven en wij
wisten zeker dat we ten dode waren opgeschreven naar mate de uren
verstreken. Zaten er hier wolven, hyena's? We waren geen van
tweeën op de hoogte van de biotopen in de woestijn. Mensen waren
er in ieder geval niet.
Als we nou onze kaart van Israël niet in repen hadden gescheurd
onderweg vanwege onze diarree hadden we een beetje kunnen kijken waar
we ons bevonden, al zou dat op zich weinig opschieten in deze toestand.
Met Stefs Zwitserse zakmes waar ook een klein zaagje in zat, stonden we
van de ellende onze broekspijpen af te zagen. Wat een hitte. In
ontbloot bovenlijf en een in de zee nat gemaakt T-shirt op ons hoofd
beginnen we maar richting te lopen waar we de bus bij ons vandaan
hadden zien rijden. De minuten werden kwartieren, de kwartieren uren en
het lopen werd waggelen.
Zeewater is trouwens niet te drinken en we hadden geen plastic en
brandhout om het eventueel te destilleren. Ook hadden we gehoord dat
het stierf van de haaien in De Rode Zee dus van een verfrissende duik
was geen sprake en in onze hallucinaties zagen we bij enkeldiep al de
haaienvinnen op ons af komen bij bosjes wat op zich onmogelijk was want
we liepen niet aan de kust van de Rode Zee maar van de Dode zee kwamen
we later achter.. Wij dachten in ieder geval wel dat we langs de Rode
zee liepen en hadden van onze vrienden in Nederland gehoord die ons
Israël aanbevolen hadden dat je maar tot je knieën het water
in hoefden te lopen en flink te stampen en dan zag je hele scholen aan
komen rukken zei ene Ger een vriend van ons. Dus wij niet verder als
enkeldiep proberend wat water op elkaar te gooien zonder opgevreten te
worden. Nou we zaten alleen onder het zand en zout wat nog meer beet in
onze verbrande schouders en gezicht. Ook onze broekspijpen afknippen
bleek geen goed idee want onze benen leken op de poten van een gekookte
kreeft. Ik zei dan ook toen we op een gegeven moment dat we meer van
links naar rechts liepen dat ik het bijltje er bij neer gooide en ging
op de weg liggen met mijn hoofd op mijn rugzak. Stef ging een stukje
verder in hurkzit zitten en vroeg tot mijn verbazing of ik een foto
wilde maken met de door hem geregelde wegwerpcamera.
"We gaan dood en jij wil een foto?" Vroeg ik.
"Daarom juist," was zijn argument, waar ik niets op te zeggen had en
maar verrot opstond en een foto klikte. Ook maakte hij van mij een foto
stervend op de weg liggend.
Het liggen was niet vol te houden en ik wilde nog niet dood. We moesten in beweging blijven zei ik, anders is het game over.
De zon begon te dalen het werd koeler, de bergen en heuvels kregen de
mooiste kleuren die je maar kunt verzinnen van paarszilver tot
oranjegoud en alles wat er tussen in zit. Een sprookje zo mooi en al
waren we uitgedroogd hadden gebarsten lippen waren verbrand en hadden
een zonnesteek waardoor we over ons nek gingen en stond het bloed in
onze schoenen, vonden we dat toch mooi.
Als de zon onder is word het ineens stervenskoud en lopen we te
bibberen. Dan ineens verschijnt de maan. Zo groot dat we hem dachten te
kunnen pakken. Dit kwam natuurlijk omdat we op de evenaar liepen. Zo
groot als een muur, prachtig gewoon. Betoverend.
Nu we het zo koud hadden vroegen we af wat beter was de hitte of de kou?
We lopen af en toe een kilometertje en rusten dan. Er kwam maar geen
auto bus of vrachtwagen of Jezus zelf op een ezel voor ons part, niks.
We begonnen over roofdieren te praten en ik vond een steen die ik bij
me hield want ik hoopte daar juist op dan kon ik proberen zijn kop in
te gooien om hem daarna leeg te drinken. Ik stierf van de dorst.
Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Indonesië: H1 d4 Anging Buleh / De Witte (blanke) Hond.
Als dorpsoudste met de bijnaam Pisaulima (Vijf messen betekenend, waarom heb ik
nooit begrepen, werd mij niet uitgelegd en mocht er ook niet meer
naar vragen) de deur open deed staat de lange magere Sumatraan met een
witte Sari en een wit overhemd in de deur opening. Hij had een chocoladebruin gekleurde huid met het structuur van een oude zware schooltas en een gemeen scherpe snor onder vriendelijke en rustig maar koelbloedige ogen. Hij leek sprekend op Averell van de Daltons maar dan met een kaarsrechte rug. Dat hij het nodige
meegemaakt had stond op zijn gezicht getekend en was daarom
waarschijnlijk benoemd als raadsheer van de blokken (flats) twintig tot
drieendertig. Hij had geen officiële functie maar zijn wil was
wet, wat voor mij moeilijk te accepteren was daar ik hem met een hand
dubbel zou vouwen als het moest. Des zenuwachtiger was ik geworden door
zijn 'verplichte' uitnodiging.
In het lijzige Bahasa Indonesia vermengd met wat Jakartaanse straattaal begint hij langzaam maar zeker zijn verhaal te doen.
Hij vraagt mij hoelang ik nou in de flat woon waarop ik hem schuin
aankijk daar hij dit donders goed wist. Tot op de minuut af zelfs, hij had het zelfs genoteerd staan ergens in een klein zwart boekje waarschijnlijk. Ik begin met één mondhoek naar beneden te lachen.
Niet naar de bekende weg vragen blikte ik naar hem. Nerveus reikt hij
mij een open pakje sigaretten aan om er één uit te
pakken, wat nogal iets is in Indonesië daar het sterft van de
armoede. Ik pas ervoor wat daar ontzettend beledigend is, waarop hij ietwat verschrikt reageert, heel kort maar onmiskenbaar en ik had het gezien en hij wist het. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Of je nou wel of geen
honger of dorst hebt of rookt. Nee is taboe. Hij vervolgde: "Het zit zo,"
met zijn handen langzaam zwaaiend zijn verhaal begeleidend: "Sinds jij
hier woont, (een diepe zucht) werken jouw vrienden niet meer, (iets kleinere zucht) waaronder Domingues, Franky,
Jaya..."
"Ja, ja," brak ik hem glimlachend om die naam af.
"En?" Want anders kreeg ik nog een naam of acht op mijn brood en ik verwachtte niet veel goeds.
"Hun vrouwen Francis, pfff, hadoe, hoe moet ik je dit nu vertellen?" Hij maakte nu even kort maar krachtig het geluid van een krolse kat anders kan ik het niet omschrijven.
Hij had het echt moeilijk en ik zag tranen in zijn ogen komen.
Ik kreeg meelij met de geharde man, er moest nogal wat aan de hand
zijn. Ik ging naast hem zitten op de grond op de rieten tikar (mat) en
slaat een arm om zijn schouders en zeg dat hij zich niet zo druk moest
maken en mij alles kon vertellen. Hij knijpt met duim en wijsvinger in
zijn ooghoeken en zegt dat hij hoofdpijn van de situatie heeft.
"Francis je moet weg." Zegt hij met zijn waterige maar strenge ogen mij aankijkend.
"Verhuizen!" "Er is geen andere weg."
"Weg?" "Waarom?" Dit vond ik echt lauwtof nieuws.
"Francis, ik ben verdrietig maar ook blij omdat ik altijd alles te horen krijg dat weet je."
"Wat is er met hun vrouwen," van boosheid op mijn bovenbenen slaand daar ik in hurkzit zat.
"Ik zweer het je Pisau ik heb er geen één gepakt, zo ben ik niet dat weet je toch, wie zegt dat?"
Hij lacht, de viespeuk die er bekent stond dat hij het constant flikte als ze alleen thuis waren.
"Nee dat niet, was dat het probleem maar, ze hebben een potje gemaakt."
"Een potje, wat voor potje?" Vraag ik minnetjes.
"Ik weet dat je voor niemand bang ben Frans maar ze hebben een moordenaar ingehuurd en het is mijn taak dat jou niets overkomt."
"Ze hebben al een half jaar gespaard en een half miljoen Rp. met zijn
tienen betaald, ik weet alleen niet aan wie en al had ik het geweten
dan had het nog niet opgeschoten want vanaf dit moment ken jij niemand
meer vertrouwen." Met de nadruk zwaar op niemand.
"Ze werken nooit alleen zie je, je eigen bediende kun je nu zelfs niet
meer vertrouwen en je moet eten, begrijp je wat ik bedoel?"
"Nou dan ontsla ik ze toch ik vreet wel buiten de deur."
Ik begreep maar al te goed wat hij bedoelde met die gifmengers daar.
"Francis," probeert hij met moeite kalm te blijven maar begon steeds witter weg te trekken.
"Je moet ook slapen en er komt een onbewaakt moment dat je de lul bent,
ik kan ook niet vierentwintig uur wakker blijven om je te beschermen,"
verontschuldigd hij zich.
"En eerlijk gezegd moet ik ook nog net doen dat ik aan hun kant staat."
"Weet je hoe ze je noemen Francis?"
"De witte hond," beantwoorde ik. "Nou en?"
"Francis ik heb ook vernomen dat je in Priok, Kramatonga, Blok M,
en Jakarta Centrum gezocht word."
"Wie ik?" De onschuld zelve spelende.
Ik had overal bonnen staan van omgerekend in honderden guldens had me
zwaar misdragen, gevochten en zelfs mensen overvallen werd me verteld.
"Jij bent toch de Witte hond?" "Mm,"antwoord ik.
"Er word niet alleen in Oost Jakarta over je gepraat, sterker je word haast in heel Jakarta gezocht."
"Waarom ga je niet naar je vader toe, die is toch verhuist naar Cikampek?"
Een stad die honderd kilometer buiten Jakarta ligt, en dus zeer droog op mijn brood viel. Jakarta was mijn thuis.
"Ga daar naar toe, daar ben je veilig!"
"Ga je spullen maar inpakken."
Met open bek pak ik nu toch maar een sigaret aan en keek uit mijn
ooghoeken naar de twee vensters door de vitrages naar buiten of er
iemand mij stond op te wachten.
"Pintyam pisau Pisau?" "Leen me een mes Mes," daar dit toch zijn bijnaam was.
"Ah begitu!" "Ja zo!" Zegt hij opgelucht en pakt uit de
kleine keukenla een ouwe verroeste maar scherp geslepen klewang. Ik
hoefde nu alleen twee verdiepingen omhoog om mijn zooitje in te pakken om
vervolgens mijn bediende te ontslaan en daarna geruisloos zien te
verdwijnen uit de Flatwijk Pulomas. Het liefst geheel ongeschonden natuurlijk.
Ik geef Pisaulima een pluk wiet een stevige handdruk en bedank hem voor
het slechte nieuws en nam afscheid.
"Leg jij het de jongens uit?" Vraag ik hem.
"Bij Domingues ga ik zelf wel even langs."
"Doe dat nou niet jongen," vraagt hij geschrokken.
"Pisau mond dicht ik heb geen keus, hij is mijn maat."
"We sterven voor elkaar en als dat nu gebeurt gebeurt het maar."
"Hadoe branie...," zegt Pisau.
"Niks branie!" "Niet meer dan normaal!" "Nou de mazzel."
Met mijn rug tegen de muren van het trappenhuis de deuren in de gaten
houdend, loop ik naar boven en regel mijn zaken terwijl ik af en toe terug naar de voordeur loop om te luisteren of er zich niets afspeelde in het trappenhuis wat mijn kop kon kosten. Eenmaal alles kant en
klaar, sluip ik door de smalle steegjes tussen de flats naar Blok
zevenentwintig waar Domingues woonde, die niet thuis was. Balen! Zijn
boer Franky, die ook al in een scheiding zat net als de andere helft van de woonwijk door mijn toedoen, depressief op bed lag nam
verbaast het nieuws in zich op. De stakker wist niet dat zijn eigen
vrouw meebetaald had om mijn nek af te snijden en dat hield ik zo. Hij
geloofde me niet dat ik weg ging en ging weer slapen.
"Je bent gek," zei hij hard lachend voor zijn gezicht weer op balen-stand veranderde en zich omdraaide in bed.
Ik schreef in het kleine huiskamertje een brief aan Domingues in het Nederlands daar zijn oma
Nederlands sprak, dit niemand iets aan ging, stopte deze bij Franky in zijn kontzak en gaf de geleende pen terug aan zijn vrouw die boog en mij schijnheilig breed toelachte en
nam afscheid. "Selamat semuanya!" Mazzel allemaal! Ik sloop weer terug naar mijn flat en liet mijn bediende
een taxi voorrijden tot pal voor mijn deur wat normaal verboden is voor
mensen die niet in de wijk wonen. Maar ik gaf vijfduizend
Roepia extra mee voor de portier bij de slagboom om te kopen en beloofde haar er
nog eens vijf als ze daadwerkelijk terugkwam, wat ik zeker wist want ik
hield haar enigste bezit, een klein plastic tasje met voor haar van waardevolle
spulletjes zoals kleding, sieraden en make-up voor de zekerheid bij me. Ik vertrouwde haar gek genoeg wel,
en vertelde haar het verhaal, waarop ik hoorde dat ze het al wist. Die
bediendes (berbantus) weten alles, die lullen alles aan elkaar door.
Kwaad vraag ik waarom ze me niet gewaarschuwd heeft.
"Ik weet het pas sinds vanmorgen," zegt ze geschrokken.
En dan bedoelen ze zes uur 's morgens. En het was nu één uur!
Nee echt vlot waren ze daar niet allemaal, helemaal niet. Maar ze was voor haar doen,
binnen een uur, vrij vlot terug met een taxi en dat voor tien minuten
lopen naar de weg?
Ik stond achter de gordijnen te gluren toen hij aan kwam rijden, rende
met de klewang in aanslag, mijn Samsonite koffer de trappen afgooiend naar
beneden om mijn handen vrij te hebben bij een eventuele aanval. Terwijl de chauffeur hem in de achterbak van de taxi legt, liep ik naar
de deur van Pisaulima en sloeg de klewang met een harde klap in zijn
deur die vibrerend bleef steken. Net voor ik mijn deur van de taxi
dichtslaat zie ik Pisau verbaast naar het hakmes in zijn deur kijken,
draai mijn raam open en zeg: "I'll be back!" Met het accent van
Swartzenegger, en geef hem een saluut van een soldaat met een vette knipoog. Met open bek en
handen in de zijde kijkt hij mij met geknepen ogen tegen het zonlicht
in na.
"Toeter eens," beveel ik de chauffeur. Kort claxonneert hij even.
"Nee ingedrukt houden tot aan de weg!" "Tot we de wijk uit zijn!"
Hij kijkt mij niet begrijpend aan in zijn achteruitkijkspiegel en als
hij stopt met claxonneren geef ik hem een tik op zijn schouder:
"Turus!" dat hij door moet gaan.
"Ya pak," zegt hij.
"Mau kemana pak?" Vraagt hij waar ik heen wil.
"Stasion aja!" Doe het station maar!
Indonesië H1 d2 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island)
Indonesië H1 d3 Flat Pulomas (bijnaam: Pulau Mas/Golden Island).
Na niet al te gek lange tijd, ongeveer een weekje stappen met mijn
nieuwe vriend Domingues de taxichauffeur, nam hij mij mee naar zijn
gezin. Had deze boef een gezin? Jazeker, en hij had met mij een week
lang feest lopen vieren in de meest extreme zin van het woord.
Ik stelde mij voor en schaamde me, des te meer zijn Manadonese vrouw,
welke trouwens de mooiste dames zijn in Indonesië want je hebt
daar nogal wat verschillende eilanden en rassen, aardig en ontzettend
knap en bovenal heel erg lief bleek te zijn. Zij werkte achter de Balie
in het Hilton van Jakarta. Ik was weer eens verliefd.
Maar zij was sinds kort in blijde verwachting en nog iets anders wat
veel essentiëler is: ik ben geen matennaaier. Hij bleek vlak
achter de woonwijk kampong Ambon te wonen waar ik heel erg kort bij
mijn vader verbleven had, in Oost Jakarta (Jakart-Timur).
Domingues' woonwijk heette Pulomas wat op het bord was doorgestreept
met behulp van een fel lichtgevende verf uit een spuitbus, met
daaronder de tekst Pulau Mas, 'Golden Island'. Het geheel bestond uit
drieëndertig flatjes die dan ook genummerd waren als belok
één, belok twee enzovoort.
Domingues woonde in belok tweeëntwintig. Ik had al iets van mijn
vader gehoord over deze buurt en dat was in zijn ogen niet veel goeds,
en één van zijn zakenpartners voormalig Generaal van
Indonesië en tegenwoordig Politiecommissaris van heel Jakarta met
zijn vijfenvijftig miljoen inwoners, wilde het liefst de hele boel plat
bombarderen. Zo wat had die man een hekel aan Pulomas. Er bleek voor
een voor Islamitische staat (tweeënnegentig procent) geen ruimte
te bestaan voor een in hun ogen Sodom en Gomorrah gebied.
Ik had het naar mij zin daar elk flat bleek zijn specialiteiten te
bezitten. Er woonde acteurs, actrices, fotografen, fotomodellen,
hoeren, flikkers, alles wat met showbis te maken had en vooral heel
belangrijk in die dagen pillen en wietdealers. Het was net of ik thuis
was maar dan stinkend rijk en alles heel dichtbij de hand, behalve de
Heroïne en Coke was niet te krijgen en dat was perfect want daar
zat ik tenslotte niet om verlegen. Het was daar iedere avond feest bij
iemand anders thuis. Ik zei het gelijk. Ik wil hier wonen!
Het duurde dan ook niet lang, een dag en het was geregeld. Ik ging
eerst indekos wat in de kost betekende voor omgerekend negen euro per
maand tot er een flatje leeg kwam te staan voor dertig euro per maand
daar had ik drie kamers en een kleine badkamer voor. Dat wil zeggen
één flat tussen blok twintig en de drieëndertig,
want ik wilde wel een beetje bij mijn maat in de buurt blijven. Het
duurde niet lang voordat ik in blok drieëndertig woonde, op
mijzelf en ik was ingeburgerd tot een echte bewoner en een lid van de
gang, sterker nog Domingues bleek de tussendealer van wiet, waar hij
veel respect mee afdwong. En ik was zijn rechterhand wat ging de
spullen ook samen met hem inkopen, bij ene waar ik de naam niet van
noemen zal maar zijn codenaam was TBN. Zo waren er iedere avond feesten
in flats met veel drank wiet en pillen en orgieën, en was het een
beetje mat dan gingen we op stap met de oude Chevrolet Cherokee Jeep
van een half blinde bestuurde Jaya genaamd. Dat was altijd spannend,
vooral 'snachts met die blinde achter het stuur, niemand durfde dan ook
naast hem te zitten maar gingen ze allemaal keihard lachend in de
laadbak zitten. Ik was bijrijder.
Zo was het elke avond feest op onze parkeerplaats met de jongens en
soms meiden maar niet te vaak, want dat hadden de jongens liever niet,
want ze gingen wel allemaal vreemd maar allemaal twintig kilometer
verderop, dus wilden ze ook geen slapende honden wakker maken. Ik was
niet getrouwd had geen vaste vriendin, maar wel vijftien, en begreep
het probleem dan ook niet in het begin. Over honden gesproken, de
pillen van het merk bekka waar we iedere avond twee rolletjes van tien
tabletten per persoon van opvraten, vijfentwintig ct. per rol, bleek
achteraf obat anging gila te zijn, wat pillen tegen hondsdolheid zijn.
Na maanden later begreep ik mijn bijnaam De Witte Hond dan ook beter.
Ik dacht dat ze dat zeiden omdat ik overal opkroop. Uit jaloezie dus.
Maar het moge duidelijk zijn dat als je uit een stad moet vluchten die
net zo groot als Zuid-Holland is je het wel erg bont hebt gemaakt. Ik,
beter wij want Domingues was zo niet nog gekker dan mij en had
inmiddels ook zijn baan opgegeven, waardoor er zelfs een echtscheiding
aan zat te komen. En hij was niet de enige met een echtscheiding op
komst. Al mijn maten, een stuk of tien nam ik elke avond mee op stap.
Hapje eten bioscoopje pakken en dan naar Sukabumi, naar de vrouwtjes
van plezier. Nou er ging echt helemaal niemand meer naar zijn werk, de
volgende dag. Als blikken konden doden waren het die van hun
echtgenotes wel geweest. En dat maanden lang. En ik en Doom werden
steeds gekker, van die hondenpillen natuurlijk. Ik was daar miljonair
van mijn uitkering maar toch presteerden wij het de laatste week toch
om zonder geld te komen zitten. Er staat mij iets vaags bij dat we
bijvoorbeeld met een zwartgeverfd waterpistool toeristen stonden te
beroven op de trap van discotheek Stardust, wat toen de grootste
discotheek van Jakarta was, daar er konden wel tweeduizend mensen in
konden. Of gewoon in een file mensen beroven. Beesten waren we. Puur en
puur a-sociaal. Nee aan het stappen kwam geen eind, dacht ik tenminste.
Op een gegeven moment werd ik na de verkiezingen bij de 'dorpsoudste'
van de flats geroepen die met mij wilde praten over iets belangrijks.
De verkiezingen die trouwens ook een rel op zich waren en zijn, want de
mensen worden dan ineens verdeeld en heel erg agressief. Dan zijn er
vijf partijen met ieder hun eigen kleur. De witte is de Islamitische,
de rode de democratische met als lijsttrekker de dochter van Sukarno
die Suharto wilde verstoten, de groene partij voor de boeren, en de
zwarte partij weet ik niet meer, en dan had je heel slim de gouden
partij van president Suharto die heel vaag een embleem had met vier
vakken erin waar die andere vier partijen in stonden, zo van als je
twijfelt neem mij dan. En dat met goud omlijst, het Panca Warna
systeem, (het kleuren allerlei systeem). Het zijn allemaal twijfelaars
daar dus dat was APK gekeurd voor Suharto, jaar in jaar uit. Nou was
die verdeeldheid ook in Pulomas. Er waren zoals ik al eerder zei
drieëndertig blokken en die waren verdeeld in vijf territoria,
Sumatranen, Javanen, Manadonezen, Chinezen en ik woonde bij de Ambonese
blokken. De rest van het jaar heel Pulomas dikke vrienden, maar nu als
we 'savonds met elkaar stonden te babbelen of op de motorkappen zitten
op onze parkeerplaats, waren wij allen in een rood T-shirt en een rode
doek om ons voorhoofd.
De klewangs (kapmessen), knipmessen, bijlen en mijn Samoeraizwaard
lagen in de greppel achter de auto's voor een eventuele aanval. We
waren al een keer eerder verrast door de zwarte partij, de avond ervoor
en toen hadden wij moeten rennen en waren er twee goede gewonden onder
ons gevallen. Maar nu stonden we heel schijnheilig te blowen en
allemaal naar beneden te staren, net doen alsof ze ons weer konden
pakken. Maar we hadden vier man op elke hoek van ons gebied gezet,
waarvan er één dan ook al snel kwam vertellen over zijn
teenslippers struikelend, dat ze er weer aankwamen. Een hoop ijzer
gekletter ging snel rond en iedereen had zijn wapen verstopt achter
zijn rug in de auto met open raam of simpel op de bumper of onder de
auto.
Op het moment dat het geschreeuw van de zwarte groepering ons benaderde
en ons in bonken denkt te kunnen hakken, pakken wij ons gereedschap
vliegensvlug en volgt er een denk ik zo'n vijf minuten lange veldslag
als zoiets in 'Braveheart' en ik kan u vertellen, dat is een rush hoor!
Alles wat zwart gekleurd was kapte en hakte ik om mij heen al rennende
met de blinde woede van de laffe aanval voor ogen van de avond ervoor
en die twee creperende jongens die opgesneden in het riool hadden
gelegen, en die we hadden verbonden.
Dendam! Dendam! Schreeuwen wij wat wraak betekent. Nu renden zij voor
hun leven, voor sommigen echter te laat. Ik en Doom renden voorop
hakkende en ontwijkende om daarna ook nog eens hun achterna te rennen
toen ze al lang uit ons territorium verdwenen waren om nog een paar
flinke halen over hun rug te kappen. We hebben ze heel Pulomas
uitgejaagd en de rest van de verkiezingen hebben wij dan ook van
niemand meer last gehad. Er werden zeven man weggevoerd met de
ambulance, is ons verteld. Het moge duidelijk zijn dat wij niet op een
onderzoek stonden te wachten.
Ik was de volgende dag jarig maar had daar geen flauw benul van. Er
werd op de deur geklopt ik ben direct klaar wakker, pak mijn naast mijn
bed gelegen zwaard en ging achter de deur staan, en vroeg mijn bediende
de deur een klein kiertje open te doen want het was zo vroeg en dat op
zondag, tien uur pas er klopte iets niet.
De deur gaat op een kier en ik zie mijn bediende schrikken dan spring
ik in een tot mijn knieën afgeknipte gerafelde spijkerbroek met
ontbloot bovenlijf wat onder de krassen en sneeën zit met een rode
Ramboband om mijn voorhoofd en wilde ogen in mijn kop voor de
deuropening om het daar zijnde hoofd met een schreeuw af te hakken.
Staat mijn vader voor mijn neus met zijn vrouw en een cadeautje. Ik kan
nog net op tijd de slag inhouden tot net boven zijn kruin.
"Ga je mee, we gaan weer," zei hij teleurgesteld in mij tegen zijn vrouw.
"Hij is gek!" hoorde ik hun tegen elkaar zeggen toen ze de trap afliepen.
"Hij is in een beest veranderd." "Ik wil niet meer over hem praten," antwoordde mijn vader zijn vrouw.
Spierwit vertrokken zij, mij verbijsterd achterlatend en met een flinke kater. En ik moest nog wel bij de dorpsoudste op bezoek.
Ver weg was het niet want hij woonde in mij flat op de begaande grond,
maar ik wilde een beetje reepresentabel voor de dag komen, al sloeg dat
nergens op want hij hield me intussen al een half jaar in de gaten.
Maar na dat akkefietje met mijn vader werd ik mij van mijn 'beestzijn'
een beetje bewust. Mijn enige voordeel was dat hij corrupt was en ik
voorzag hem dan ook iedere dag van een portie wiet. Hij had het gehad
over een kwestie van leven of dood gehad. Mijn leven wel te verstaan.
Wat nu weer? Als ik geluk zou hebben zat hij slechts zonder wiet, en
was het een kutsmoes.
Door aders denderen chemometro's
over rode en blauwe banen, station naar station
pijnlijk misselijkmakend chlorixvervoerend
schakelen stemmingswissels om en kanker uit
vallende haren, tintelend brandende huid
Lachen met ingehouden tranen
elke stap is een te veel
elke minuut een uur
elk uur een jaar
Tik tak tik tak, zou het aanslaan?
Mijn hoofd voelt aan als een lege doos
nee geen kut lichtmatroos
Duizelig zoemend hersenbrekend
het felle licht in mijn ogen stekend
Geen drank meer, hasj, bruin of wit
neem nu migraine en af en toe wat spit
Harde wedstrijd maar zal hem winnen
zal eens mijzelf leren bedwingen
Het gif gekotst uit lichaam en geest
zit diep in mijn hart het duivelse beest
Moeilijk te haten, ontzien of te vermijden
schaduw boksend willen winnen is lijden