Ik ben John Juist, en gebruik soms ook wel de schuilnaam John en Klod 1125.
Ik ben een man en woon in Noorderkoggenland (Nederland) en mijn beroep is Beeldend Kunstenaar.
Ik ben geboren op 28/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Aquarelleren, hardlopen en naar Frankrijk gaan..
Ik heb 3 kinderen ( 2 kleindochters)en een hond .Mijn vrouw Dini is helaas aan kanker overleden op 21 mei 2012
Je zou het haast vergeten, maar vandaag begint de zomer en om dat te vieren is hier een van de mooiste schilderijen uit het Haags Gemeentemuseum: Kalveren aan een trog van Willem Maris, de koeienschilder die gezegd schijnt te hebben dat hij geen koeien schilderde, maar lichtvangers. De koeien zijn hier nog ontroerende onwennige steltlopers, en het licht dat ze vangen lijkt me zomerochtendlicht. De lucht is nog heiig, maar de aanstaande warme dag is er al doorheen aan het breken. Dikke lagen groenig witte verf in de sloot op de voorgrond lees je probleemloos als oplichtend dik kroos: dat is ook een soort handelsmerk van Willem Maris. Er zou eigenlijk eens ergens een monografische tentoonstelling gemaakt moeten worden van des lichtvangers beste schilderijen. Of dit schilderij momenteel op zaal hangt? Ik mag hopen van wel. In het Haags Gemeentemuseum moet het beste van de Haagse School permanent te zien zijn. Een bezoek aa n het Gemeentemuseum is nu trouwens extra leuk omdat er ook zeventig schilderijen uit het Mauritshuis hangen, dat de komende twee jaar verbouwd wordt. Vermeers gezicht op Delft, Potters stier en Rembrandts anatomische les zijn dus onder één dak te zien met de Haagse School en Mondriaan. Combineer deze zomer het aangename met het aangename: een strandbezoek met een bezoek aan het Gemeentemuseum. Als het weer omslaat, is er in de Scheveningse duinen altijd nog Museum Beelden aan Zee. Momenteel zijn daar de filosofenbeelden van Eveline van Duyl te zien: zie mijn kunst-van-de-dag-stukje van 8 juni jongstleden.
Morgen begin ik met de chemotherapie. Mijn ziekenhuistas met pyjama, sloffen en toiletspullen staat al klaar. Twee nachten slapen, achtenveertig uur aan het infuus, over twee weken weer, twaalf keer in totaal. Een half jaar lang kuren.
Chemo is een soort boksring, zeggen ze. Je stapt er in en je wordt knock-out geslagen. Je krabbelt op en je wordt weer knock-out geslagen. Je komt overeind, iets moeizamer dit keer en hup, weer een dreun. Enzovoort. Tot je niet meer op je benen kunt staan.
De gedachte is onverdraaglijk. Het voelt of ik aan de rand sta van het donkere-bomen-bos, met sparren, dennen en andere naargeestige groeisels. Ik moet er dwars doorheen om bij de groene weiden achter het bos te komen. Zit er achter elke stam een monster klaar om me te bespringen? Zullen er open plekken zijn waar de zon schijnt? Hoe ga ik op de kuur reageren? Welke bijwerkingen krijg ik? Gaat mijn haar uitvallen? Word ik misselijk? Kan ik straks niks meer uit de koelkast pakken omdat dat zeer doet aan mijn vingers? Doet het pijn?
Wat helpt is denken: ik doe de eerste kuur en dan zie ik wel hoe het gaat. Misschien doe ik er twee, of zes, of twaalf, maar ik stop als het te erg wordt.
Ellen gaf me de tip de chemotherapie te zien als een vriend die je helpt in de strijd tegen kanker. Dat beeld gaat mijn voorstellingsvermogen ver te boven. Een vriend, nee. Het voelt meer zo: je wordt gepest door een etterbak die twee koppen groter is dan jij en je huurt een andere etterbak in om m in elkaar te meppen. Een ongeleid projectiel dat aan jouw kant staat zolang je de afgesproken betaling aan geld of snoepjes op tijd voldoet. Zo niet, dan slaat hij jou in elkaar.
Ik ben nog nooit zo bang geweest. Mariane de Bruin 1956
Hans en ik lopen verdwaasd naar de auto. Ik wil niet naar huis. We rijden naar een bos vlak buiten de stad en lopen doelloos in de regen tussen de bomen. Achteraf kan ik me niets meer herinneren van een gesprek. Het lijkt of we uren sprakeloos door het bos hebben gedwaald. Woorden heb ik pas weer als we in een uitspanning koffie bestellen. Ik wil appeltaart, zeg ik, behalve als-ie koud is.
Wat ben ik ineens assertief. Iets te vaak ijskoude appeltaart geserveerd gekregen. Maar ook: tenminste nog ergens iets over te zeggen hebben, nu de bodem uit mijn bestaan is gevallen.
Wat zeggen we tegen onze dochters van elf en dertien, die op dit moment gewoon op school zitten en nog niets vermoeden? Wachten we de officiële uitslag van het onderzoek af, over vier dagen? Moeten we het al aan andere mensen vertellen? En zo ja, wat zeggen we dan? Een operatie, goeie god, ik heb nog nooit in het ziekenhuis gelegen, op een dag amandelen knippen na toen ik vier was. Hoe lang moet ik naar het ziekenhuis? Hoe moet het met mijn werk? Wat staat ons allemaal te wachten?
Van de ene seconde op de andere voel ik me buitengesloten. De andere mensen in het restaurant praten en eten gewoon door en Hans en ik staan met ons tafeltje ineens in een parallel heelal waar het koud en donker is. Ik mag niet meer meedoen met de gewone wereld. Alles wordt anders.
Het is die gedachte waardoor ineens de tranen in mijn ogen springen. Hans houdt mijn hand vast. Ik hoef geen appeltaart meer.
Corneille werd geboren in het Belgische Luik, als kind van Nederlandse ouders. Hoewel grotendeels autodidact, volgde hij toch kunstcursussen aan de Amsterdamse Academie, tussen 1940 en 1942. In 1946 hield hij in Groningen zijn eerste expositie.
In 1950 verhuisde hij van Amsterdam naar Parijs. Daarna reisde hij meermalen naar andere delen van de wereld: Noord-Afrika, Noord-Amerika, de Antillen en Zuid-Amerika. Deze reizen bepalen in hoge mate de aard van zijn werk. Lyrische transposities in een warm en genuanceerd coloriet drukken zijn spontane emoties uit. Vanaf 1960 viel hij terug op figuratieve kunst, waarbij vrouwen, vogels, bloemen en vaak personages tot zijn artistiek vocabularium behoren.
Corneille bleek medio 2005 nog even werklustig als vroeger, ook al werd er bericht dat hij "depressief" zou zijn [1].
Zelf beweert hij dat schilderen geen hobby of werk is, maar eerder een roeping. De laatste jaren had Corneille zijn atelier in Parijs. Bezoekers werden vrijwel niet gedoogd door de kunstenaar.
In 2006 is een recordbedrag betaald van 215.000 voor een schilderij van Corneille.
Hij maakte de laatste jaren een moeilijke tijd door; hij verbleef kennelijk in een inrichting en werd (volgens een door zijn echtgenote echter tegengesproken bericht) onder curatele gesteld door zijn vrouw en zoon, omdat hij het geld verkwanseld zou hebben, veroorzaakt door een bipolaire stoornis. Corneille's vrienden en galeriehouders beweren echter dat zijn gezin hem heeft laten opsluiten omdat ze geld wilden. In juni 2007 leek hij er weer bovenop te zijn; hij was persoonlijk aanwezig bij de opening van een tentoonstelling in het CoBrA-museum in Amstelveen.
In 2008 werd een kwestie omtrent de auteursrechten op zijn werk onderwerp van een civiel geschil voor de rechtbank te Amsterdam. Daarin ging het met name om de vraag of Corneille leed aan een geestesziekte op het moment dat hij rechten op zijn werk overdroeg en of deze overdracht daardoor vernietigbaar is, en in hoeverre eventueel door zijn wederpartij een beroep op het vertrouwensbeginsel mogelijk is, doordat een achteraf gesteld wilsgebrek dan niet was opgemerkt. In dit geschil is op 10 september 2008 een eerste vonnis gewezen.
Corneille leefde teruggetrokken in het Maison du Cedres in het Franse departement Val-d'Oise. Hij overleed op 5 september 2010. Corneille werd begraven op de begraafplaats in Auvers-sur-Oise, waar in 1890 ook Vincent van Gogh werd begraven [2].
Tijdens de tweede keer chemo van Dini kwam ik er achter dat mijn verf nog thuis lag. Jn het AMC geen aquarel verf te krijgen dus van ellende maar viltstiften gekocht. Het is dus een gemengde techniek geworden. Viltstift met inkt op aquarel papier.
Na een mislukte aanval over de grond proberen de kankercellen het uit de lucht.
Visser volgde van 1948 tot 1949 een studie architectuur aan de Technische Hogeschool in Delft en aansluitend tot 1951 beeldhouwkunst aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Na een studiereis in Engeland en Frankrijk vestigde hij zich in 1952 in Amsterdam. Hij creëerde aanvankelijk gestileerde, ijzeren vogelsculpturen en had zijn eerste solo-expositie in 1954 bij Galerie Martinet in Amsterdam. In 1957, toen zijn beeldhouwstijl abstracter was geworden, brak een periode met enkele reizen aan: een studiereis naar Italië (Sardinië) met een beurs van de Italiaanse overheid in 1957, een verblijf als visiting professor aan de Washington University, Saint Louis (Missouri) (V.S.) in 1962 en een studiereis naar Mexico met een Nederlandse staatsbeurs in 1965. Visser was docent aan de Koninklijke Academie in Den Haag van 1958 tot 1962.
Carel Visser wordt gezien als een van de belangrijkste constructivistische beeldhouwers van Nederland. Zijn latere werk kenmerkt zich door assemblage van een veelheid aan materialen, zoals autobanden, olievaten, autoruiten, leer, schapenvacht, eieren enz. Hij maakt geordende verbindingen met deze zogenaamde grote en soms kleine objets trouvés. Een aantal van zijn werken wordt ook wel vergeleken met een muziek compositie waarbinnen herhaling en variatie een belangrijke rol spelen. Zijn werken uit de periode 1975-1985 zou men environments kunnen noemen, in tegenstelling tot het meer sculpturale werk zoals het stervend paard (circa 1949).
Rond 1960 houdt hij zich bezig met de massieve gesloten kubus van ijzer en de "slappe " kubus van draad. Visser laat zich onder andere inspireren door de natuur (plant en dier) wat ook zijn natuurlijke materialen zoals hout, wol, zand, veren, botjes, touw en leer verklaart.
Zijn werk bevindt zich in de collectie van musea en beeldenparken, onder andere: