De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed, van heimwee zwaar doorwogen. Ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet.
Adagio Felix Timmermans
Voor zover ik mij kan herinneren heb ik de taak van de schrijver altijd in de eerste plaats gezien in het herinneren, het niet vergeten, het bewaren van het vergankelijke in het woord, het oproepen van het voorbije door liefdevolle uitbeelding.
HERMAN HESSE
Het bladerloze licht
HANNY MICHAELIS
Het bladerloze licht van een herfstdag zonder wind maakt oude mensen ontroerend mooi.
Doordat zij de worsteling met het verval al lang hebben gestaakt en spiegels niet meer vrezen, zijn zij broos geworden en doorschijnend als gesponnen glas met de zachte mysterieuze glans van zilver
ZOMER
dit is de barre tijd dat alles dorst heeft/ het is heet
... (een zon van vuur over de aarde staat en alles verzengt)
... Dit is de tijd dat vrouwen hevig zijn en mannen zwak: De Hond verlamt hun hoofd verzengt hun dij.
ALKAIOS (ca 600 V. C.) vert.Johan Boonen
Antieke Liefdespoëzie Kijken naar jou uit duizend ogen
verzameld door Patrick Lateur
De waterlelie
FREDERIK VAN EDEN 1860-1932
Ik heb de witte water-lelie lief, daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon uitplooit in het licht.
Rijzend uit het donker-koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenscht niet meer...
uit: van de Passielooze lelie 1901
Ernstig uur
RAINER MARIA RILKE 1875-1926
Wie nu ergens weent in de wereld, grondeloosweent in de wereld, weent om mij.
Wie nu ergens lacht in de nacht, grondeloos lacht in de nacht, lacht mij uit.
Wie nu ergens dwaalt in de wereld grondeloos dwaal in de wereld, dwaalt naar mij
Wie nu ergens sterft in de wereld, grondeloos sterft in de wereld, ziet mij aan.
Ik heb veel boeken en 's avonds... Ach je kent de beschrijvingen van het geluk evengoed als ik. We geloven erin; dat is al geluk.
Remco Campert
JOHAN DAISNE 1912-1978
Danken
In deze tijden van opstandigheid, die bruut met het verleden willen breken, die alles beter weten, maar geen teken of taal begrijpen van de eeuwigheid-- in deze tijd, eenzaam, maar niet alleen, voel ik mij geroepen om te danken, met een bedeesd geluid van blijde klanken, voor dit bestaan en zijn duizend -en- een schone geschenken,: een vader en een moeder, het oude huis, het lief, de vrouw, het kind, de buurman en de tuin, het stuifmeelpoeder waarmee de lente altijd opnieuw begint- de boeken, de muziek, de wetenschap, de schutsengel in dagen moe en slap, de moed, de arbeid en de beterschap, en van dat alles de betekenis: dat dit bestaan een zinrijk wonder is.
De Kraai is leraar Nederlands op een school voor beroepsonderwijs. Binnen een paar jaar zal hij van zijn welverdiende rust kunnen genieten. Als hij echter het slachtoffer wordt van een uit de hand gelopen grap, slaan bij hem alle stoppen door of is het zijn ware aard die naar voren komt?
Met de leraar schreef Bart Koubaa een verontrustende en spannende roman die de westerse moraal onderuit haalt, een bint van de eenentwintigste eeuw. Wat begint als een zelfportret van een uitgebluste en verzuurde docent eindigt in een bikkelharde confrontatie die de lezer verdwaasd achterlaat.
De pers over ander werk van Bart Koubaa:
Koubaa heeft werkelijk iets te vertellen, is geboeid door kunst, geschiedenis, politiek, en hij durft te onderzoeken. Hij is schepper en bewonderaar ineen, wat een gelukkige combinatie is dat voor het schrijverschap. De Volkskrant
Koubaa geeft het denken voorrang aan het voelen. De bespiegeling op de vertelling. De Standaard
Bart Koubaa (1968) is fotograaf en schrijver. In 2000 debuteerde hij met de roman VUUR, die genomineerd werd voor de eci-prijs en bekroond met de Vlaamse debuutprijs. In 2005 volgde het veelgeprezen LUCHT en in 2007 de roman HET GEBIED VAN NEVSKI, die genomineerd werd voor de BNG LITERATUURPRIJS.
Verslag:
Daar de leesgroep plaats vond kort na de moord van twee jonge mensen door een leraar was de reactie van de lezers emotioneel geladen.
Waar men, bij het lezen van het boek nog kon glimlachen bij sommige passages, was men op het einde verbijsterd en dacht men nog dat is onmogelijk, weten we uit de recente berichtgeving, dat niets onmogelijk is.
Sommigen hebben het boek graag gelezen, anderen hebben er veel moeite mee, een kon het niet opbrengen om het te lezen, iemand anders is gestopt toen het luguber werd.
Als lezer word je steeds opnieuw op het verkeerde spoor gezet, er zijn verschillende hints die men niet onmiddellijk snapt er gaat een lichtje op als men verder leest.
Het eten van hersenen en rauwe lever als verwijzing naar het kannibalisme.
Ook het kaft, een foto van Albert Fish verwijst naar kannibalisme
[Albert Fish Albert Fish was ook een kannibaal, maar had het voorzien op kinderen. Een psychiater uit de gevangenis heeft eens over Albert Fish gezegd:"Er is geen perversiteit bekend die Albert Fish niet deed." De bekentenissen die Albert Fish heeft gedaan, waren soms zo schokkend dat de openbare aanklager ze niet eens durfde voor te lezen in de rechtszaal Albert Fish zag er uit als een opa, en wekte zo vertrouwen bij kinderen, die niets vermoedend met hem meegingen. Als hij ze mee naar huis had genomen, hakte hij ze vervolgens in stukken, braadde de stukken dan en at ze in stoofschotel met uitjes en worteltjes. Fish was een pure sadist. Hij stak zichzelf en zijn slachtoffers graag met naalden. Toen er een keer een röntgenfoto van hem werd gemaakt, werden er 29 naalden gevonden van verschillend formaat. Toen hij op het punt stond geëlektrocuteerd te worden zei hij:"the supreme thrill, the only one I haven't tried". Hij hielp de executeur zelf met het plaatsen van de nopjes op zijn hoofd...]
In het begin komt de leraar over als iemand die iets over heeft voor zijn leerlingen.
Hij vindt van zichzelf dat hij een goede leraar is.
Hij is zwart-wit in zijn denken, en heeft racistische trekjes.
Zijn cynisme kan een middel zijn om zichzelf te beschermen.
Onze vraag is: is de leraar ziek, of pervers, wat is de diepere reden van zijn gedrag.
De schrijver heeft een mooie schrijftaal.
Bv Kraai àlijkenpikker bijnaam van de leraar.
Winterslaapà ontvluchten van de werkelijkheid.
Wat heeft Koubaa bewogen om dit boek te schrijven?
Is het een oproep om aandacht te trekken voor de positie van de leraars?
Wat ons opvalt, is het grote verschil met zijn eerste boek Vuur.
Bart Koubaa is een getalenteerd schrijver.
Besluit:
Het verhaal is vergezocht, is uitsmeren van wat in het brein van deze man afspeelt wel nodig?
Lokt het bij zieke geesten geen perversiteit uit?
We moeten respect hebben voor de vele leraren die het in deze moeilijke tijden wel goed doen en zich blijven inzetten voor de jongeren.
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem ploem ploem dag stoel naast de tafel dag brood op de tafel dag visserke-vis met de pijp en dag visserke-vis met de pet pet en pijp van het visserke-vis goedendag
Daa-ag vis dag lieve vis dag kleine visselijn mijn
Op 13 oktober 1984 keert na een afwezigheid van bijna twintig jaar Doktor Victor Hoppe terug naar zijn geboortedorp Wolfheim, vlak bij het drielandenpunt in de buurt van Vaals en Aken. De bekrompen dorpelingen reageren argwanend op zijn komst, zeker als blijkt dat hij drie kinderen van een paar weken oud bij zich heeft: een identieke drieling met een schrikwekkende afwijking. Na enkele bijzondere genezingen wordt de dokter toch aanvaard in het dorp en gestaag groeit zijn populariteit. Zijn kinderen zijn echter zelden te zien en dat voedt de geruchten. Langzaam groeit het besef dat ze alle drie ernstig ziek zijn. Maar er blijkt meer aan de hand, niet alleen met de kinderen, ook met de dokter zelf die, gegijzeld door zijn verleden, een beslissing neemt die hem onsterfelijkheid moet bezorgen. De engelenmaker is een roman vol geruchten en rumoer, gefluister en geroddel. Een verhaal over geloof en wetenschap, werkelijkheid en verbeelding, macht en onmacht, zin en onzin. Een roman waarin iedereen naar de waarheid op zoek is en uiteindelijk alleen zijn eigen waarheid vindt en gelooft."
De engelenmaker is een Psychologische roman over het scheppen van leven.Er zit veel symboliek in het boek ivbm het geloof, er zijn verwijzingen naar de bijbel, maar het is niet strikt noodzakelijk de bijbel te kennen om het verhaal te volgen.Men krijgt een dorp te zien waar gewone mensen wonen als u en ik, en wat doen wij als er iets in ons dorp gebeurd? Juist er word over geroddeld.Na dat een jongen uit het dorp de 3 kinderen heeft gezien bij aankomst kraamt hij rond dat de kinderen van de dokter een gespleten gezicht hebben.
Is dat waar? Iedereen probeert dit te weten te komen. Hoe komt het dat men de kinderen bijna niet te zien krijgt ? Hebben ze dan zo een ernstige ziekte of is er meer aan de hand?
Verslag van de vergadering
De meesten vonden het boek mooi, maar zeker niet in de betekenis van teder, liefdevol, menselijk. Ook niet omdat het poëtisch is. De kracht ligt juist in het emotieloze van de hoofdfiguur Victor Hoppe. Hij is kil, emotieloos, bijna een robot. Akelig werd zelfs gezegd. Bij iemand riep het boek beelden op van het anatomisch rariteitenkabinet in Guislain (misvormde babys op sterk water). Na het vorige boek (De leraar Bart Koubaa) genoeg van dit genre. Daar was iedereen het over eens.
Onafhankelijk of je het boek mooi vond of niet, het pakt je, het plakt aan de ribben. Het schud je door elkaar. Je raakt het niet meer kwijt. Geen boek om zomaar te vergeten.
Martine vertelde over haar ervaring met autistische kinderen, hoe echt het boek overkomt en hoe nauw het aansluit met haar ervaringen. Alles is zwart-wit, net zoals de wereld van de aan Asperger lijdende Victor Hoppe.
Het boek is ijzersterk opgebouwd. Heel wat passages zijn filmisch, je ziet de taferelen zich als het ware afspelen voor je ogen. De herhalingen, de hints en roddels die zich vormen tot een verhaal dat zich voordurend wijzigt dragen bij tot de spanning. Ondanks de negatieve donkere kant van het boek wilden de meesten zo snel mogelijk het raadsel ontknopen en we hebben het boek zo snel mogelijk uitgelezen. Sylvie verwoordde het als Ik was geschrokken van mijn eigen sensatiezucht. Aangedaan, onthutst was ik, maar ik wou weten.Een verschrikkelijk, afschuwelijk mooi boek.
De aaneenschakeling van verhaalfragmenten is als een puzzel die langzaam vervolledigd wordt, de flashbacks geven antwoord op vragen die rezen in een vorig of volgend verhaal. Gissingen en veronderstellingen worden ontkracht of bevestigd, de verschillende personages vullen de puzzel aan met hun persoonlijke visie op de feiten.
De eerste zin is verbluffend. Met zo een begin zijn de verwachtingen direct hoog gespannen. De sfeer van het boek is gezet, een gesloten dorp waar vooroordelen heersen en roddels de waarheid naar de troon steken:
Sommige inwoners van Wolfheim beweren nog altijd dat ze eerst het driestemmige gehuil van de babys op de achterbank hadden gehoord en pas later het motorgeluid van de taxi zelf die het dorp binnenreed. Toen de taxi voor de oude dokterswoning aan de Napoleonstrasse 3 halt hield, kwamen de mannen met hun glas nog inde hand uit café Terminus, staakten de meisjes hun hinkelspel en liet op het dorpsplein lange Meekers zich de bal ontfutselen door de doof geboren Gunther Weber, die hem voorbij de achteromkijkende Seppe van de bakker in doel schoot. (p. 1)
Nadat de eerste raadsels zijn opgelost neemt de spanning wat af,maar gaandeweg wordt die terug opgebouwd tot de climax. Er was een verhitte discussie tijdens de bespreking over de technische haalbaarheid van de kruisiging. Voor sommigen was het slot er over, voor anderen was dit net het toppunt van dramatiek, het logische einde dat paste in de evolutie van het hoofdpersonage. Het boek werd zelfs vergeleken met de kunsttentoonstelling rond Vincent Van Gogh, naarmate de tijd vordert zie je de genialiteit vervallen in waanzin.
De moedige Frau Maenhout vormt het tegengewicht die het tij wat leek te kunnen keren. De scene waarin ze de kinderen wil plezieren met een bezoek aan het drielandenpunt, is ontroerend teder, maar zoals steeds wordt de lezer terug met beide voeten op de grond gedrukt, de teleurstelling bij het mislopen, de dramatiek van de aangekondigde dood dompelen de lezer terug onder in de macabere sfeer.
Zuster Marthe is het enig lichtpunt in de jeugdjaren van Victor. Van haar komt de uitspraak die het leven van Victor Hoppe gaat beheersen. God geeft en God neemt, Victor. Maar niet altijd. Soms moeten we dat zelf doen. Onthoud dat. (p. 210)
Steeds zijn er die verwijzingen naar het geloof. Het hoofdpersonage is gebiologeerd door Jesus, voelt zich één met de Zoon, zet zich af tegen God, de vader zijn vader. Jesus het nieuwe testament doet het goede, God is de vernietiger uit het oude testament. Victor Hoppe wil goed doen, God overklassen.
Het boek stelt pertinente vragen over ethische kwesties. Wat is goed?. Kan en mag alles in de wetenschap? Is klonen aanvaardbaar, en ten koste van welke prijs? Tijdens de vergadering werd de vraag gesteld hoever de wetenschapper werkelijk durft te gaan om zijn doel te bereiken. Ver, te ver, daar waren we het over eens.
De schrijver heeft een rijke fantasie. Maar het boek werd ook gesmaakt omdat het juist is, of juist zou kunnen zijn. Het verhaal speelt zich af in 1982, meer dan tien jaar voordat Dolly als gekloonde schaap op de wereld gezet werd (1996). Maar het verhaal is in werkelijkheid pas veel later geschreven (2005) en Stefan Brijs is duidelijk geïnspireerd door de persberichten van die tijd. De gesofisticeerde mix van wetenschap en fictie heeft waarschijnlijk heel wat research gevergd van de schrijver en wekte veel bewondering voor de schrijver. Een enkeling die vond dat het wat ongeloofwaardig is om één persoon zoveel vordering te zien maken waar universiteiten niet slaagden. Maar Victor is geen gewoon mens, hij is bezeten door zijn levenswerk.
Er waren enkelen die het boek al vroeger lazen en het nu herlazen en de ervaring was totaal verschillend. Waar de eerste keer de afschuw moeilijk was weg te cijferen werd het boek de tweede keer veel fascinerender ervaren.
Algemene beoordeling van het boek: Een echte aanrader.
Op de omslag wordt het boek als literaire triller voorgesteld.
Het is eerder een detectiveverhaal, vergelijkbaar met Morse of Witse.
Het verhaal speelt zich af in IJsland, putje winter, guur en verlaten.
De stad leeft binnen, er is weinig sociaal contact, er heerst een gelatenheid en is melancholisch.
De problemen van elke Westerse maatschappij komen hier aan bod: kansarmoede, immigratie, bekrompenheid, verwaarloosde opvoeding van kinderen met als gevolg: jeugdcriminaliteit.
(Deze gelijkenissen waren de aanleiding om het boek voor te stellen voor de leesgroep.)
Het boek leest vlot, maar is niet spannend. De feiten worden duidelijk door de dialogen, die vaak oppervlakkig zijn.
Gans het boek blijft hangen in de winterkou nergens lezen we iets over het mooie IJsland.
Er worden weinig persoonlijke gevoelen geuit bij deze afschuwelijke misdaad een kind van 10 dat werd vermoord.
In de groep wordt aangebracht dat iedereen wel eens op een of andere manier vreemdeling is. Dat het soms moeilijk is om in een gemeenschap aanvaard te worden, er is vaak veel achterdocht.
Vooroordelen en valse geruchten kunnen veel kwaad aanrichten. Het onderzoeksteam gaat ervan uit dat het een racistische moord is terwijl het kind eerder op de verkeerde plaats was op het verkeerde moment.
Voor vreemdelingen is het belangrijk dat ze de taal van het gastland leren en het ook thuis spreken.
Ook maakt iemand de opmerking dat de slechte taal van het boek te wijten kan zijn aan de vertaling.
het is lente in de laat de kanterstraat lente in de lange laan van poot monkelt glim mevrouw jolien lahaye poetst alle knoppen koper pinkelt glom van weertje weer pink (petronella) parlevliet de ree gaat in de tuin een tuiltje tulpenblommen buiten aquarellen er piept het een of ander enig merelbeestje in pim en wietske wielaards pergola mevrouw milaine millecam vermuist een knäckerbrödje mozzarella met de blauwe blazer buiten en een extra mokje karnemelk vandaag want het is lente lila lente in de lusthoflaan en alle buren fluiten
Uit: Het glimpen van de welkwiek (2001) van Ilja Leonard Pfeijffer
Biografie
Ilja Leonard Pfeijffer (1968) is dichter, romancier, essayist, criticus en polemist. Hij debuteerde in 1998 met de bundel Van de vierkante man, die werd bekroond met de C. Buddingh-prijs 1999 en genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 1999 en de vijfjaarlijkse Paul Snoekprijs 2000. In 2000 verscheen De Antieken, een korte literatuurgeschiedenis. Zijn tweede poëziebundel, Het glimpen van de welkwiek (2001), werd genomineerd voor de J.C. Bloemprijs 2003 en de Hugues C. Pernathprijs 2003. In 2002 verschenen de zijpanelen van zijn vierluik de Steppoli-tetralogie: de romanRupert, een bekentenis, en de dichtbundel Dolores, elegieën. Het romandebuut werd bekroond met de Anton Wachterprijs 2002. Hij is de enige Nederlandse auteur die zowel voor proza als voor poëzie de belangrijkste debuutprijs is toegekend. Rupert werd tevens bekroond met de Literatuurprijs Gerard Walschap 2003 en genomineerd voor de DebutantenPrijs 2003. In 2002 kreeg hij in Düsseldorf de Literaturpreis Nordrhein-Westfalen voor zijn gehele poëtische oeuvre. In 2003 verscheenHet geheim van het vermoorde geneuzel, een collectie essays over poëzie, waarin hij zijn poëtica uiteenzet. In 2004 verscheen zijn tweede roman, Het grote baggerboek, die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs 2004 en de Gouden Uil 2005. Hij werd bekroond met de Tzum-prijs 2005 als auteur van de beste zin in het verhalend proza van het voorafgaande jaar. In 2005 verscheen zijn vierde dichtbundel, In de naam van de hond (de grote gedichten). Al zijn werk wordt uitgegeven door De Arbeiderspers. Hij is poëziecriticus van NRC Handelsblad, columnist vannrc.next, redacteur van het literaire tijdschrift De Revisor en mede-oprichter en redacteur van het poëzietijdschrift Awater.
Lezen was mijn afleiding en genoegen, mijn troost mijn zelfgekozen verslaving lezen voor de lol, voor de schitterende stilte die je omringt als je de woorden van de schrijver hoort weerklinken in je hoofd. Paul Auster
Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten, maar in de bibliotheek een volontair die hunk'rend op een baantje zit te wachten en boeken uitleent met en zeker air.
Ik lever geestlijk voedsel aan mevrouwen die binnenkomen en alleen maar van de allernieuwste liefdesboeken houen, 'maar niet zo'n engerd als die Wassermann'.
Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen en plak een etiket op Gorters Mei. Och, als nu jufrouw Jansen eens ging trouwen, dan kwam er eind'lijk eens een plaatsje vrij.
Ik ben het niet alleen, die staat te wachten achter mij staat nog een hele rij. Ik ben een god in mijn gedachten, maar niet zo heel veel in de maatschappij...
O, bij haar verliest het fakkellicht zijn kracht. Zij hangt tegen de wang aan van de nacht. Als in een ebbehouten oor een edelsteen- Een schoonheid over grenzen heen. Sneeuwwitte duif. Dat licht zo lichtelaaie. Schamel zijn haar vriendinnen. Doffe kraaien. Na deze dans wil ik haar hand aanraken- Mijn hand zal, zo onaf, de hemel smaken. Heb ik ooit lief gehed? vergeet het ogen. Al wat ik zag aan schoons was maar gelogen.