De kern van alle dingen is stil en eindeloos. Alleen de dingen zingen. Ons lied is kort en broos.
En donker zingt mijn bloed, van heimwee zwaar doorwogen. Ik zeil langs regenbogen Gods stilte tegemoet.
Adagio Felix Timmermans
Voor zover ik mij kan herinneren heb ik de taak van de schrijver altijd in de eerste plaats gezien in het herinneren, het niet vergeten, het bewaren van het vergankelijke in het woord, het oproepen van het voorbije door liefdevolle uitbeelding.
HERMAN HESSE
Het bladerloze licht
HANNY MICHAELIS
Het bladerloze licht van een herfstdag zonder wind maakt oude mensen ontroerend mooi.
Doordat zij de worsteling met het verval al lang hebben gestaakt en spiegels niet meer vrezen, zijn zij broos geworden en doorschijnend als gesponnen glas met de zachte mysterieuze glans van zilver
ZOMER
dit is de barre tijd dat alles dorst heeft/ het is heet
... (een zon van vuur over de aarde staat en alles verzengt)
... Dit is de tijd dat vrouwen hevig zijn en mannen zwak: De Hond verlamt hun hoofd verzengt hun dij.
ALKAIOS (ca 600 V. C.) vert.Johan Boonen
Antieke Liefdespoëzie Kijken naar jou uit duizend ogen
verzameld door Patrick Lateur
De waterlelie
FREDERIK VAN EDEN 1860-1932
Ik heb de witte water-lelie lief, daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon uitplooit in het licht.
Rijzend uit het donker-koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenscht niet meer...
uit: van de Passielooze lelie 1901
Ernstig uur
RAINER MARIA RILKE 1875-1926
Wie nu ergens weent in de wereld, grondeloosweent in de wereld, weent om mij.
Wie nu ergens lacht in de nacht, grondeloos lacht in de nacht, lacht mij uit.
Wie nu ergens dwaalt in de wereld grondeloos dwaal in de wereld, dwaalt naar mij
Wie nu ergens sterft in de wereld, grondeloos sterft in de wereld, ziet mij aan.
Ik heb veel boeken en 's avonds... Ach je kent de beschrijvingen van het geluk evengoed als ik. We geloven erin; dat is al geluk.
Remco Campert
JOHAN DAISNE 1912-1978
Danken
In deze tijden van opstandigheid, die bruut met het verleden willen breken, die alles beter weten, maar geen teken of taal begrijpen van de eeuwigheid-- in deze tijd, eenzaam, maar niet alleen, voel ik mij geroepen om te danken, met een bedeesd geluid van blijde klanken, voor dit bestaan en zijn duizend -en- een schone geschenken,: een vader en een moeder, het oude huis, het lief, de vrouw, het kind, de buurman en de tuin, het stuifmeelpoeder waarmee de lente altijd opnieuw begint- de boeken, de muziek, de wetenschap, de schutsengel in dagen moe en slap, de moed, de arbeid en de beterschap, en van dat alles de betekenis: dat dit bestaan een zinrijk wonder is.
Mulisch' vader Kurt Victor Karl Mulisch werd in 1892 geboren in Gablonz an der Neiße in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije, nu Jablonec nad Nisou in Tsjechië. In de Eerste Wereldoorlog was hij commandant van een batterij zware bereden veldartillerie aan het Russische, Italiaanse en Franse front. Na de oorlog emigreerde hij naar Nederland. Mulisch' moeder Alice Schwarz zag op 16 maart 1908 in Antwerpen het levenslicht als dochter van een joodse bankier uit Frankfurt am Main. Vanwege hun vriendschappelijke contacten met Duitse officieren vluchtte het gezin Schwarz na deEerste Wereldoorlog van Vlaanderen naar Nederland. Aldaar ontmoetten Karl Mulisch en Alice elkaar via haar vader, die de oorlogsveteraan aan een baan hielp. Naar aanleiding van deze samenloop van omstandigheden zou Mulisch later concluderen dat hij zijn bestaan te danken had aan de Eerste Wereldoorlog.
In april 1926 trouwden Karl Mulisch en Alice Schwarz in Amsterdam en uit het huwelijk werd op 29 juli 1927 hun enige zoon Harry geboren op het adres Westerhoutpark 16 te Haarlem, waar de familie zich had gevestigd. Harry werd grotendeels opgevoed door de huishoudster, Frieda Falk, die in 1891 geboren werd in Posen in het toenmalige Duitse Keizerrijk, thans Poznań in Polen. Met haar reisde de vierjarige Harry, die gedeeltelijk in het Nederlands en in het Duits werd opgevoed, in het najaar van 1931 naar Berlijn (ten tijde van de Weimarrepubliek) en verdwaalde er in het labyrint van de Tiergarten. Naar eigen zeggen zouden dit de plaats en het moment geweest zijn waarop de voorwaarden voor zijn schrijverschap tot stand kwamen.
Mulisch leerde schrijven op een particulier instituut in Haarlem, dat hij bezocht tussen 1933 en 1939. In deze jaren schreef Harry al zijn eerste verhaal, De pottebakker, een verhaal over een komisch voorval op school. In 1936, toen Mulisch negen was, scheidden zijn ouders. Zijn moeder verhuisde naar Amsterdam (en zou in 1951 naar Californië emigreren), terwijl Harry bij zijn vader, K.V.K. zoals hij hem later in zijn geschriften vaak noemde, in Haarlem bleef. Zijn vader werd na de vrolijke jaren twintig zwaarmoedig. Bovendien daalde zijn inkomen waardoor de afgeslankte familie een aantal keren verhuisde naar kleinere woningen.
In de jaren dertig kreeg Mulisch grenzeloze interesse in de chemie, die was gewekt door het jongensboek De ongelooflijke avonturen van Bram Vingerling (1927) van Leonard Roggeveen. Later besefte Mulisch dat Bram Vingerling in feite de alchemie beoefende, een van de belangrijkste thema's uit zijn oeuvre.
Tweede Wereldoorlog en revelatie van een jonge schrijver
Met de kreet "Krieg, Krieg! Herr Mulisch! Es ist Krieg! Die Deutschen sind da!", uitgeschreeuwd door opvoedster Frieda, begon voor de twaalfjarige Harry de Tweede Wereldoorlog. In de oorlogsjaren was Mulisch vader in opdracht van de nazi's directeur personeelszaken van Lippman-Rosenthal & Co. Dit bankiershuis had de taak geconfisqueerde joodse bezittingen, zoals tegoeden, effecten en andere kostbaarheden te 'beheren'. Dankzij de samenwerking met de nazi's was K.V.K. in staat zijn joodse ex-vrouw en zijn joodse zoon uit Duitse handen te houden. Harry's groot- en overgrootmoeder van moeders kant zijn in 1943 naar concentratiekampen weggevoerd. Doordat Mulisch enerzijds de zoon was van een collaborateur en anderzijds een kind van een joodse vrouw (en kleinzoon van slachtoffers) leefde hij in een merkwaardige positie. Deze omstandigheden leverden stof op voor een groot deel van zijn werk. Het heeft hem duidelijk gemaakt hoe ingewikkeld dingen als goed, kwaad en schuld liggen. Dit is waar zijn werk vooral over gaat. Een gevleugelde uitspraak van Mulisch was: "Ik heb de oorlog niet zo zeer 'meegemaakt', ik 'ben' de Tweede Wereldoorlog." Na de bevrijding zou vader Mulisch worden opgepakt wegens collaboratie.
In 1941 verhuisde Mulisch met zijn vader en Frieda naar de Anna van Burenlaan in Haarlem. Mulisch verklaarde het belang van dit huis in zijn leven: "In dat huis is het allemaal gebeurd. Daar beleefde ik de oorlog. Daar schreef ik mijn eerste verhalen en romans. Daar ging ik voor het eerst met een meisje naar bed." Na vier jaar Eerste Christelijk Lyceum van Haarlem bleef hij weg van school. Directe aanleiding was het zakken voor een herexamen, de dag na 5 september 1944 (Dolle Dinsdag), waarna Mulisch een autodidact pur sang werd.
Aanvankelijk produceerde Mulisch in zijn kamertje chemische boeken die voor iedereen toegankelijk moesten zijn. Maar ondanks zijn zelfverklaarde afkeer van literatuur werd Mulisch wel degelijk beïnvloed door bepaalde schrijvers. Edgar Allan Poe was de eerste invloed op de jonge Mulisch, wat blijkt uit zijn eerste probeersels. Van Thomas Mann leerde hij de discipline om elk woord, iedere zin af te wegen, terwijl hij tegelijkertijd diep onder de indruk raakte van de overvloedige stijl van Dostojevski. Jorge Luis Borges was in de jaren zestig de laatste auteur die hem genoeg kon boeien om diens oeuvre te verslinden. Verder heeft hij naar eigen zeggen nooit veel literatuur gelezen, enkel het hoogst noodzakelijke om op de hoogte te blijven van collega-schrijvers. Hij zei dan ook van zichzelf: Ik ben een schrijver, geen lezer.
Mulisch' volgende teken van zijn schrijverstalent was het verhaal De kamer. Het werd op 8 februari 1947 gepubliceerd in Elseviers Weekblad. Het verhaal gaat over iemand die in zijn jonge jaren verwonderd was over een kamer. Hij kan de bekoring niet verklaren, totdat hij veertig jaar later terugkeert en de kamer bewoont. Dan komt hij erachter waarom deze kamer hem fascineerde: het blijkt zijn sterfkamer te zijn.
De jonge Mulisch hield zich eind jaren veertig bezig met occultisme, spiritisme en het toneel. Hij sloot zich aan bij het Amsterdamse Reis-Opera-Gezelschap en trok met een operette voor arbeiders door de polder. Inmiddels was hij in 1949 begonnen aan zijn eerste volwassen roman. Pas na twee jaar intensief schrijven zou hij zijn debuut archibald strohalm afronden.
Vrouwen en kinderen
In 1971 trouwde Mulisch met de kunstenares Sjoerdje Woudenberg. Met haar kreeg hij twee dochters, Anna (1971) en Frieda (1974). Sinds 1989 woonde hij samen met zijn vriendin Kitty Saal, met wie hij een zoon Menzo (1992) kreeg.
Overlijden
Op 29 oktober 2010 berichtten media dat Mulisch ernstig ziek was en niet lang te leven meer zou hebben. Op 30 oktober 2010 rond acht uur 's avonds overleed hij op 83-jarige leeftijd aan de gevolgen van kanker. De overledene wordt op zaterdag 6 november 2010 begraven op de begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam. Men houdt eerst in de Amsterdamse Stadsschouwburg een voor iedereen toegankelijke afscheidsplechtigheid.
Adrian Mayfield heeft een suf baantje bij een herenkledingwinkel. Wanneer hij er ontslagen wordt, zoekt hij zijn vader op om mee te spelen in het theater. Maar ook dat lukt niet en hij wordt noodgedwongen zwerver in de grootstad Londen. Hij gaat in op het aanbod van een kunstenaar om een dak boven zijn hoofd te hebben. Deze kunstschilder heeft echter andere plannen met Adrian dan die voor zichzelf wil toegeven. Zo belandt hij in een bizarre wereld van intellectuelen, schrijvers en kunstenaars en die hebben zo hun eigen gewoontes. Adrians oude leven lijkt verder af dan ooit.
Floortje Zwigtman heeft met deze lijvige roman een uiterst minutieuze beschrijving neergezet van het leven op het einde van de 19de eeuw in de grootstad Londen. De lezer bekijkt die wereld door de ogen van de eenvoudige Adrian, die eerst moeite heeft om het hoofd boven water te houden en een zin aan zijn leven te geven, want de meeste dagen zijn grauw en geven hem een Oh hell!-gevoel. Door zich op sleeptouw te laten nemen door een homofiele kunstenaar komt hij ook achter zijn eigen geaardheid; iets waar hij aardig mee in de knoop ligt, maar zich ook mee verzoent. Deze man leidt Adrian ook binnen in het excentrieke wereldje van een Londens clubje kunstenaars. Zij hebben zo hun eigen sociale status en leven eerder naast de andere sociale klassen. De eenvoudige Adrian voelt er zich niet altijd even goed, maar blijft er toch vertoeven omdat het hem weghoudt van de armoede en banaliteit van het leven. De auteur is zeer nauwgezet aan het werk gegaan. Alle personages, elke plaats, elke handeling wordt minutieus beschreven en uitgewerkt. Daardoor wordt er een heel gedetailleerd beeld geschetst, maar verloopt het verhaal heel erg traag. Er wordt heel veel gepraat en van gedachten gewisseld, waardoor de lezer een prachtig beeld krijgt van de toenmalige tijdsgeest. De adolescent (en ook de volwassene) die zich aan dit boek waagt, zal echter heel wat leeservaring moeten bezitten en doorzettingsvermogen om deze roman ten volle te smaken. En met het vooruitzicht dat er nog een tweede deel volgt.Bekroond met de Gouden Uil Jeugdliteratuur 2006, Gouden Zoen 2006.
Floortje Zwigtman pseudoniem van Andrea Oostdijck (Terneuzen, 13 november 1974) is een Nederlands kinderboekenschrijfster. Ze heeft de PABO in Middelburg gevolgd en verschillende jaren voor de klas gestaan. Ze debuteerde in 2001 met het boek Spelregels: Het verhaal van een muddeleeuws huwelijk, dat speelt in de middeleeuwen. Voor Wolfsroedel( 2002 won ze twee prijzen voor kinderboeken, de Gouden Uil en een Zilveren Zoen. Haar boek Schijnbewegingen (2005) beschrijft het avontuurlijke maar menselijke leven van de jonge homoseksueel Adriaan Mayfeld in de tijd van Oscar Wilde (1894). Dit boek won in 2006 de Gouden Uil en de Gouden zoen. Het boek vormt het eerste deel van de tiologie 'Een groene bloem'. Het tweede deel :'Tegenspel' verscheen in februari 2007, waarna bijna tegelijk de korte spin-off 'Kersenbloed volgde. Het laatste deel van de triologie 'Spiegeljongezn verscheen in februari 2010.
Mario Vargas Llossa (1936) heeft zich in een omvangrijk oeuvre van meet af aan bezig gehouden met het in kaart brengen van machtsstructuren en met de pogingen van individuen om hun vrijheidsstreven tegen de stroom een vorm te geven, themas waar de Nobelacademie hem nu om prijst. Persoonlijke en maatschappelijke ervaringen waren daarbij steeds weer een bron van inspiratie.
Mario Vargas Llosa in vogelvlucht.
1936 Mario Vargas Llosa wordt geboren op 28 maart in Arequipa. Zijn vader heeft zijn moeder dan al verlaten.
1946 Ontmoet voor het eerst zijn vader in Lima. Zijn ouders komen weer bijeen.
1949 Zijn vader stuurt hem naar de militaire academie.
1943 Vargas Llosa gaat rechten en literatuur studeren aan de universiteit in Lima.
1955 Trouwt met Julia Urquidi, de schoonzus van zijn oom. Ze is 13 jaar ouder dan hij.
1957 Werkt, naast zijn studies, als journalist en publiceert zijn eerste kortverhalen.
1958 Krijgt een beurs om in Madrid te promoveren.
1959 Debuteert met De jonge honden van Miraflores.
1960 Verhuist naar Frankrijk.
1963 Zijn roman De stad en de honden is geïnspireerd op zijn ervaringen op de cadettenschool
1964 Zijn huwelijk met Julia Urquidi loopt op de klippen.
1965 Trouwt met zijn nichtje Patricia Llosa met wie hij drie kinderen krijgt.
1966 Publiceert zijn roman Het groene huis
1969 Trekt de internationale aandacht met Het gesprek in de kathedraal
1975 Publiceert het essay De eeuwigdurende orgie over zijn liefde voor Gustave Flaubert.
1977 Vereeuwigt zijn eerste vrouw in Tante Julia en meneer de schrijver.
1981 Krijgt veel lof voor de historische roman De oorlog en het einde van de wereld.
1988 Publiceert de erotische roman Lof van de schoonmoeder.
1990 Llosa stelt zich kandidaat bij de presidentsverkiezingen in Peru met een neoliberaal programma. Uiteindelijk werd Alberto Fujimori president.
1993 Llosa schrijft een autobiografisch boek over zijn presidentscampagne: De vis in het water.
1995 Bekroning met de Cervantesprijs, de belangrijkste literaire prijs in de Spaanstalige wereld
2000 Wordt wereldwijd geprezen om Het feest van de Bok, een politieke roman over de dictatuur van Rafael Trujillo in de Dominicaanse Republiek.
2003 Publiceert Het paradijs om de hoek, over Flora Tritan, een socialistische activiste en grootmoeder van de schilder Paul Gaugin.
2006 Publiceert Het ongrijpbare meisje
2009 Publiceert Mijn Latijns Amerika, waarin hij zijn liefde verklaart aan dat continent.
2010 Volgende maand verschijnt een nieuwe roman waarin Het Congo van Leopold II een cruciale rol speelt: El sueno del celta (De droom van de Kelt) Het boek verschijnt volgend jaar in het Nederland bij de uitgeverij Meulenhoff
Jean Kwok werd geboren in Hinkong en groeide op in de Verenigde Staten. Ze studeerde aan Havard en Colombia University. Voor de liefde verhuisde ze naar Nederland, waar ze woont met haar man en twee kinderen.
Kijk ook op: www.jeankwok.nl
Flaptekst: Er is een Chinees gezegde dat ons vertelt dat het lot als de wind is, die van alle kanten door ons leven blaast en ons voortdrijft over het pad van de tijd. Wie een sterke wil heeft, verzet zich misschien tegen deze harde wind en kiest een eigen weg, maar de zwakkeren moeten gewoon gaan waarheen ze worden geblazen. Ik moet bekennen dat ik niet zozeer ben voortgedreven door de wind, maar eerder vooruit ben getrokken door mijn eigen beslissingen. En al die tijd verlangde ik naar iets wat ik niet kon hebben. Toen het leek alsof mijn grootste wensen eindelijk voor het grijpen lagen, nam ik een besluit dat de rest van mijn leven heel anders deed verlopen.
De elfjarige Kimberly Chang en haar moeder verhuizen van Honkong naar New York. Daar wonen ze noodgewongen in een morsig, onverwarmd appartement in Brooklyn. Op school is Kim een buitenstaander doordat ze nauwelijks Engels spreekt. Na schooltijd moet Kim haar moeder helpen bij het werk in een kledinfabriek, waar ze de knappe Matt ontmoet. Ondanks alle tegnslagen blijkt Kim een getalenteerde leerling, en ze slaagt erin een beurs te krijgen voor een vooraanstaande particuliere school. Kim overwint vele obstakels en vecht voor een betr leven, maar net als alles waarvoor ze heeft gewerkt binnen bereik is, raakt ze zwanger van haar jeugdliefde Matt.
'Ik ken Jean Kwok sinds ze als achttienjarige een jaar werkte in mijn lab, met dezelfde ontstellende behaafdheid en nauwkeurigheid die ze nu gebruikt in dit facinerende boek. Lees het vooral en onderga het prachtige, tastbaar onbegrijpelijke van de ene cultuur krokelend in de andere ' Leo Vroman winnar van de P.C. Hooft-prijs
'k Weet diep in 't bos een koelebomenzaal, Vol ruis gewuif van linde-en meidoornmeien, Waar ranke bloemen blanke schermen spreien, Kapellen nodend tot een honingmaal.
Daar laat ik licht mijn dromen spelemeien, Bij melodie van meerl en wielewaal, Als sprokevogelen zingend zieletaal, Willen ze me op een wonder voorbereiden.
O 't sprookjeswonder, levenslang verwacht, -'t is al zo vreemdnu -zal het einlijk komen? Bij avondrood? - bij stille zilvernacht?
Vleugelgeklep voorspelt het me in de bomen, Die of 't misterie wordt volbracht, Roerloos-ontroerd door 't luistren naar mijn dromen.
Toen The chosen in Amerika verscheen (1967), werd deze eerste roman van Chaim Potok (geb.1921) onmiddellijk een succes. De indringende eenvoud van vertellen en de ongekende uitbeelding van een orthodox-joods millieu, hebben hebben hier zeker toe bijgedragen. Maar hoe toegankelijk Potoks proza ook moge zijn, alle oppervlakkigheid is hem wezensvreemd. Vragen omtrent het bestaan, conflicten tussen jodendom en 'heidendom' en de emotionele confrontatie tussen traditie en nieuwe ideeën-ziedaar de uitgangspunten van Potoks werk.
De vertaling van The Chosen biedt de Nederlandse lezers de mogelijkheid, kennis te nemen van een kleine, besloten gemeenschap van Chassidische joden in Brooklyn (New York). Hoofdpersonen zijn rabbi Saunders, en zoon Danny en diens latere vriend Reuven. De beide jongens groeien ieder in een verschillend joods milieu op en worden op navrante wijze met elkaar geconfronteerd. Reuven vertegenwoordigd in dit boek het jodendom dat openstaat voor de denkbeelden van de moderne westerse beschaving. Danny Saunders , voorbestemd om zijn vader op te volgen, wordt steeds meer tot Reuvens wereld aangetrokken. De aangrijpende wijze waarop rabbi Saunders reageert en daarin zijn wijsheid tegenover Danny gestalte geeft, maakt Potoks boek tot een werkelijk onvergetelijk boek.
De verfilming van the chosen werd eerder ook in Nederland uitgebracht.
een betoverende roman over een Zuid-Amerikaanse vrouw die haar dromen waarmaakt.
KIRSTAN HAWKIN
Kirst Hawkins studeerde antropologie aan de Edinburgh Univerity en heeft voor haar werk veel gereisd in Afrika, Latijns- Amerika en Azië. Ze heeft veldwerk verricht bij de Ashaninka-indianen in het Amazone gebied in Peru, en voor haar proefschrift verbleef ze in Bolivia. Zij werkte als docente en is nu ontwikkelingswerker. Haar bijzonder debuut wordt in meerdere landen uitgegeven.
Het slaperige stadje Valle de la Virgin wordt onringd door verraderlijke moerassen en de wegen ernaartoe zijn slecht. Bezoekers komen er amper, laat staan toeristen. De zwijgzame jonge man die op een pik-uptruck is meegelifd, is dan ook het gesprek van de dag. Al snel is deze rugzaktoerist omgedoopt tot de Gringito. Na een rampzalig huwelijk met de aantrekkelijke maar volkomen onbetrouwbare man, zit Dona Ricanora met haar kinderen min of meer vastgeroest in het stadje. Haar leven is anders gelopen dan gehoopt: ze heeft niet veel van de wereld gezien. Alles wat ze nog over heeft is haar diepgekoesterde droom: de allereerste hoedenwinkel te openen in Valle de la Virgin. Die zal haar voortkabbelende bestaan van schoonheid en wat spanning voorzien. Don Bosco is al jaren Valle de la Virgins kapper en bij hem kun je immer terecht voor goede raad. Hij heeft Dona Nicanora altijd op afstand aanbeden, maar met de liefde is het nooit wat geworden en hij wil het rustiger aan gaan doen. Wanneer dan met de Gringrito de buitenwereld opeens van alle kanten het stadje komt binnenvallen, kan Don Bosco niets anders doen dan in actie komen. Onder het toeziend oog van de Gringito die vanonder de eucaliptusboom alles gadeslaat, komt Valle de la Virgin op zijn kop te staan, en lijkt voor Dona Nicnora het leven einde lijk een gelukkige wending te krijgen...
'Hoe lukt het u dat och, meneer Ibarhim, om gelukkig te zijn?' 'Ik weet wat er in mijn koran staat.' Misschien moet ik uw koran maar eens inpikken. Ook al hoor je dat niet te doen als je jood bent' ' Ach Momo, wat zegt jou dat nou, joods zijn?' 'Weet ik veel. Voor mijn vader betekent het de hele dag somber zijn. Voor mij... is het alleen maar iets waardoor ik niet iets anders kan zijn.' Menheer Ibrahim stak me een pinda toe. 'Je hebt geen goede schoenen, momo. Morgen gaan we schoenen kopen.'
In het Parijs van de jaren zestig van de vorige eeuw raakt Momo, een joods jongentje van twaalf jaar, bevriend met de oude Arabische kruidenier in de reu Bleue. Er ontrolt zich een prachtig verhaal dat de grenzen van de religie overstijgt.
Ach mooi gelaat waarin de ogen straalden, ach tred en houding, sierlijk en vol kracht. Ach stem die harde harten heeft verzacht en 't beste in de mens naar boven haalde!
ach lieve glimlach die mijn lot bepaalde en mij een dodelijke wond toebracht! Verheven ziel, bestemd tot grote macht als u in beter tijden naar ons daalde!
U ben de vlam die mij heeft aangedreven, u bent de adem die mij leven doet. Nooit zal ik dit verlies ten boven komen.
De laatste dat ik u zag bij leven, hebt u mijn hoop met tederheid gevoed. De wind heeft onze woorden meegenomen.
Klaprozen, korenbloemen, barstensvolle goudgele aren streelden mijn gezicht. Groengouden vliegen zoemden een gedicht. Rood liet het ooft de appelwangen bollen.
Zomernachtdonker is gesmolten licht. Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen. Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen. Allen een dom kind houdt zijn ogen dicht.
Zullen we dit soort zomers nooit meer zien? Ging dan het paradijs voorgoed verloren omdat wij aan de wereld toebehoren? Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien een zolder in een huis zijn zonder zorgen. Daar hebben ze die zomers opgeborgen.
In vroegere tijden, hoorde ik, daalden goden verliefd op sterfelijke vrouwen, uit de hemel neer. Deze dagen zijn voorbij. Het is Baishakh, het droge seizoen, een dag van uitgestorven velden en gezonken rivieren. Een boerendochter smeekt telkens weer: 'Kom, regen, kom!' haar treurende ogen, rusteloos en vol verwachting, werpen van tijd tot tijd een blik naar de lucht. Maar de regen valt niet. De wind, doof voor haar geroep, haast zich voorbij, drijft alle wolken uit elkaar en de zon likt alle vocht uit de hemel met een tong van vuur. Helaas, in deze verloederde dagen zijn de goden seniel. En de vrouwen kunnen nog enkel een beroep doen op sterfelijke mannen.
Mink is een briljant geschreven fantasie, die zich afspeelt in de dierenwereld. Met bijtende scherpzinnigheid stelt Peter Chippindale hierin de huidige maatschappij aan de kaak.
De jonge Mega ontketent een revolutie en wordt uitgeroepen tot de nieuwe leider van de minks. Het systeem van de ouderen die nergens tegen in opstand kwamen, wordt omvergeworpen: geen mink zal zich meer doelloos en zonder verzet laten afslachten. Vervolgens weten de minks uit de fokkerij te ontsnappen en komen terecht in het Oude Bos, waar hun ware agressieve aard al spoedig naar boven komt. De door Grote Klis, een konijn, geleide Bezorgde Boswachters en hun volgelingen zijn niet opgewassen tegen de roofzuchtige minks; ze vallen ten prooi aan geweldadigheid en onderdrukking.
Wanneer echter het gehate mensenras hun wereld binnendringt, besluiten de dieren hun krachten te bundelen om zich noodgewongen te keren tegen deze nog angstaanjagender vijand, die dreigt het hele bos te vernietigen.
Hoewel er zich hilarische taferelen afspelen, leidt de confrontatie tussen mensen en dieren tot een afgrijselijke climax. Daardoor stuiten de dieren op verwarrende keuzes, waardoor ieder individu zich geplaatst ziet in het hedendaagse maatschappelijke leven.
Wie of wat blijft er uiteindelijk overeind? Overwint de tolerantie en redelijkheid of zal het bos, evenals de wereld, voor altijd zijn aangetast door het huiveringswekkende nieuwe dogma van de 'Mink-doctrine'?
Peter Chippendale heeft als journalist en schrijver een aanzienlijke carrière achter de rug. In de jaren '70 was hij onderzoeksjournalist voor de Guardian; hij was de eerste journalist die wees op de onschuld van The Birmingham Six. vervolgens maakte hij programma's voor de London Weekend Television en uiteindelijk heeft hij zich, met bijzonder veel succes, volledig toegelegd op het schrijverschap.
Volgens de Portugese Media is Jose Saramago vrijdag gestorven op het Spaanse eiland Lanzarote. Hij leed aan leukemie en zou vrijdagochtend onwel geworden zijn waarna hij stierf.
Saramago won in 1998 de Nobelprijs voor de Literatuur. De overtuigde communist Saramago werd in 1922 geboren als zoon van dagloners.
Saramago verliet voortijdig het onderwijs en schopte het na veel carierewendingen tot journalist.
In 1969 sloot hij aan bij de clandestiene Communistische Partij van Portugal en nam in 1974 deel aan de Anjerrevolutie die het dictatoriale regime van Salazar deed vallen.
In 1988 Huwde Saramago met de Spaanse journaliste Pilar del Rio die ook zijn boeken vertaalde.
Saramago publiceerde in 1947 zijn eerste roman. Zijn internationale doorbraak kwam met de roman "Het jaar van de dood van Ricardo Reis" het verfilmde "Stad der blinden" en "Het evangelie volgens Jezus Christus" dat een rel veroorzaakte in het Katolieke Portugal.
Saramogo ruilde Potugal voor Het Canarische eiland Lanzarote en woonde daar tot aan zijn dood. (Knack)
In 2005 lazen wij met de leesgroep Kafkan" De stad der blinden." Hier volgen enkele bedenkingen.
Het boek is zeer goed onthaald. Niet iedereen heeft het graag gelezen, maar het heeft niemand onberoerd gelaten.
Dit boek is zeker de Nobelprijs waard.
Ik heb steeds beweerd dat een werk wààr moet zijn of minstens waar moet kunnen zijn. Ik ben bekeerd (Alex)
Ik heb spijt het boek te hebben gelezen.
Het is zoals iemand het zei, je kan het moeilijk een mooi noemen!
Nog te vaak ben ik met de verhaallijn bezig en bedoel ik met een mooi boek één waar ik me kan in vinden en waarin ik kan wegdromen. Nogmaals heb ik ondervonden hoe ver-rijkend onze leesgroep kan zijn. (Sylvie)
De uitdrukkingen benauwend, luguber, beangstigend en beklemmend kwamen regelmatig terug.
Sommigen waren op bepaalde momenten bang dat we zelf blind zouden worden, bang dat we in een zelfde situatie zouden terechtkomen.
Voor sommigen duurde het te lang voor er iets gebeurt, lange zinnen veel herhalingen.
Iemand anders vindt dat juist die lange zinnen vaart geven aan het boek
De chaos die er heerst wordt op een uitzonderlijke wijze weergegeven.
Er zijn verschillende wijzen van blindheid. Er zijn zoveel manieren van blind-zijn.
Het niet meer zien met de ogen en de innerlijke blindheid.
De blindheid van het hart, maar ook de manier om de dingen te bekijken en te zien.
Zien is voelen met het hart.
Onroerende scène: het wassen van de oude blinde
De vrouwen die zich wassen in de regen.
Blindheid brengt kilte: "Zien is begrip opbrengen, is voelen met het hart.
Bij de gangsterbendeis de echte blinde de ziende
De rode draad in het boek is: in nood komt het beste en het slechtste in de mens naar boven.
Er komt veel slechtheid maar ook veel goedheid aan bod:
p 136 Ikkan me niets erger voorstellen dan wat we hier meemaken ik ben bang dat het kwaad geen grenzen kent
Iemand vindt het boek weinig poëtisch maar sommige delen bewijzen het tegendeel
Opvallend is het niet gebruiken van namen, maar van omschrijvingen:
De oogarts; de man die eerst blind wordt het meisje met de zonnebril; de vrouw van de oogarts; de oude man
Opvallend is de rol van de oude man die later naar het asiel komt
hij is eigenlijk een troost voor de inwonende:
Het is buiten eigenlijk nog slechter dan hier.
De vrouw van de oogarts is een sterke vrouw.
zij heeft erbarmen
kan begrip opbrengen
De gemeenschap van de oogarts met de jonge vrouw moet men zien in de context van het ganse gebeuren. Het is een gebaar van mededogen en van de vrouw van de oogarts en van de jonge vrouw.
De vrouw is bewonderenswaardig, zij kan enkel volhouden langs de gesprekken met haar man
Zien brengt verantwoordelijkheid mee.
Zij moet de beslissen - beslissen brengt risico mee
De reactie van de regering is er een van onmacht en paniek;
men reageert nog op epidemieën zoals in de middeleeuwen (pest cholera melaatsheid).
Men stoot deze mensen uit de gemeenschap.
Macht wordt altijd misbruikt.
Deze blindheid is een sociaal probleem. Er moet georganiseerd worden.
Het leger blijft het gebouw bewaken: bevel is bevel en moet uitgevoerd worden.vb op gezette tijden eten bezorgen.
p151 toen de autoriteiten de blinden vingen en hier heen overbrachten, weigerden ze rekening te houden met humanitaire overwegingen, de wet, zo zeiden ze, is voor iedereen gelijk en democratie is onverenigbaar met voorkeursbehandelingen
De schrijver leert ons ook iets over de relativiteit van cultuur en beschaving:
Iedere cultuur heeft dezelfde primaire behoeften maar iedere cultuur heeft zijn eigen uitingsvormen.
Iedereen wenst een menswaardig bestaan.
p154 Men kan zich dus de woede en opstandigheid voorstellen en tevens hoe pijnlijk ook, maar feiten zijn feiten, de angst van de overige zalen, die zich al bestormt zagen door de hongerlijders, terwijl ze zelf heen en weer werden geslingerd tussen de klassieke verplichting tot menselijke solidariteit en gehoorzaamheid aan het oude en niet minder klassieke gebod dat naastenliefde welbeschouwd bij jezelf begint (houding tav derde wereldlanden)
groep - reclameren -oproer
gevolg strafdrie dagen geen eten
daarna mindere dosis
oproer-oorlog-meer armoe
Tijdens oorlogstijden gelden andere normen zie de moord met de schaar
Wie kan nogjuist oordelen in zulke vernederende omstandigheden.
Het is niet het systeem die de samenleving kan ordenen, maar wel de solidariteit.
Men is verwonderd dat het boek geschreven is door een man.
De schrijver diept de verhoudingen en de verschillen tussen man en vrouw uit.
Het boek is een: Ode aan de vrouw.
Het zijn vaak de vrouwen die de moeilijke situaties moeten oplossen.
Bij oorlog en ontij zijn het de vrouwen die zorgen voor de primaire levensbehoeften (voedsel)
Vrouwen zijn solidair met elkaar.
na de verkrachting de betaling in natura laten de vrouwen elkaar niet los:
p169 Verdoofd, blind, zwijgend strompelden de vrouwen door de gangen, nog net wilskrachtig genoeg om de hand niet los te laten van degene die voor hen liep, de hand, niet de schouder zoals toen ze gekomen waren, waarschijnlijk zou geen van hen antwoord kunnen geven als men hen zou vragen waarom lopen jullie hand in hand, het was gewoon zo gegaan, er zijn gebaren waarvoor je niet meteen een verklaring kunt vinden, soms ook niet na lange tijd
Zeven naakte vrouwen de vrouw van de oogarts die een voor een haar zusters waste en daarna zichzelf.
Vrouwenmisbruik is van alle tijden.
p189De vrouwen herrijzen in elkaar, de eerbare in de hoeren de hoeren in de eerbare, zei het meisje met de zonnebril. Daarop viel een lange stilte, voor de vrouwen was alles gezegd, de mannen zouden de woorden moeten zoeken en wisten dat ze die niet konden vinden.
De brand.die veel slachtoffers eist is ook hun redding, zo ontdekken de overgeblevenen dat ze het gebouw kunnen verlaten.
Het is verwonderlijk hoe de mens altijd opnieuw probeert te overleven, hoe veerkrachtig hij kan zijn.
Er is veel sarcasme: vb stemming door de hand op te steken.
Het is een van de weinige boeken die een goed einde heeft.
Belang van de media/we weten en zien alles, het brengt angst bij kinderen.
De schrijver is een politiek en sociaal bewogen mens. Het boek De stad der blinden van José Saramago heeft bij iedereen heel wat gevoelens losgemaakt.
Door dit boek loopt een spoor. Het begint bij een schelpenwinkel in Oostende en het eindigt bij een graf in graniet. Op dat graf ligt een dennenappel van een zeepijn. Wie hem opraapt, zal merken dat het vanzelf Kerstmis wordt.
Reacties van de lezers:
Niet iedereen kon zich terugvinden in het boek.
Iemand vond het boek origineel, scherp, en filosofisch.
Er zit geen verhaal in het boek het zijn alleen maar beschouwingen
Sommigen konden het niet opbrengen het boek uit te lezen.
Iemand anders heeft het boek gelezen als bedverhalen, iedere avond een hoofdstukje.
Voor Oostendenaars komen er bekende mensen en plaatsen in voor.vb het beschrijven van de beiaard die 49 klokken heeft waarvan verschillende de naam dragen van een bekende inwoner van Oostende. De schrijfster vindt een denappel op het graf van haar ouders, ligt daar de oorsprong van haar zoektocht?
Het is opvallend hoe de schrijfster steeds verder graaft naar
het verband tussen een pijnboom en de zee.
Charlotte Mutsaers komt in haar boek over als verwaand en getormenteerd.
Zie ook de foto op de achterzijde van het kaft.
De schrijfster die naar eigen zeggen vaak in de spiegel kijkt is hier overmatig opgemaakt de foto is bijna karikaturaal.
We hebben het gevoel dat de schrijfster orde op zaken wil stellen, afrekenen met de vooroordelen uit haar jeugd. De schrijfster legt de link naar schrijvers die zelfmoord plegen. Wij vragen ons af of de schrijfster zelf niet in een neerwaartse spiraal zit waar ze door het neerschrijven van haar beschouwingen probeert zich te bevrijden. Zeepijn is opgebouwd uit kleine en grote voorvallen en inzichten die in de vorm van essays, verhalen, brieven en gedichten met foto's en tekeningen aan elkaar geschakeld zijn. Ze vormen allen tezamen de zoektocht van de schrijfster die via allerlei overbruggingen en labyrinten tussen de dingen die haar het meest intrigeren, pijnbomen en de zee, misschien wel op zoek is naar verzoening met de dood.
Een groots boek over verlangen en ontgoocheling, huwelijk, overspel en bedrog. Geconstrueerd als een hechte legpuzzel, een woud van symbolen, waarin het verhevenste en het banaalste elkaar afwisselen. Brouwersschrijft stilistisch meesterlijk over de vraag of het tussen man en vrouw in deze gebroken schepping ooit goed komt
In filmische scènes ontrolt zich een merkwaardig drama, waar aan het slot alle betrokkenen zich kunnen afvragen: wat waren nu eigenlijk precies de gebeurtenissen die hiertoe hebben geleid?
Is er in werkelijkheid wel iets gebeurd?
Het was een boeiende bespreking.
Enkele lezers waren er niet toe gekomen het boek uit te lezen.
Een paar mensen vonden het een mooi boek.
Anderen waren wel te vinden voor het mooie taalgebruik maar hadden wel moeite met de inhoud.
Het verhaal is zeer summier, zit verpakt in lyrische omschrijvingen, met herkenbare situaties.
Vb: receptie
Blz. 19 Ik wilde ongemerkt richting uitgang schuifelen, maar plotseling stond de hooggeleerde Möser weer voor me, zijn toga op borsthoogte bemorst met een bleek soort eetbaar gras waar een garnaaltje tussen hing. Hij dreef mij met mijn rug tegen de vitrine en stond zo dicht tegenover me dat ik zijn kleren en adem rook Terwijl het zweet van mijn wenkbrauwen lekte, beperkte ik me tot nu en dan knikken, zonder het besef van zijn betoog, dat alleen maar uit op mij inhamerend stemgeluid leek te bestaan. Met gerimpelde vinger wees hij naar de vitrine, en naar het gefacetteerde zirkoon, de verkiezelde boomstam, Het garnaaltje plakte nu op een andere plaats tegen zijn gewaad.
Alle hoofd personages komen irritant over
Het boek is eerder deprimerend, er is geen enkele gezonde relatie tussen de verschillende personages.
De liefde wordt voorgesteld al vernietigend.
Jelmer van Hoff is een zwakke persoonlijkheid met zeer weinig zelfvertrouwen.
Vanwege zijn faalangst afgekeurd als leraar geschiedenis,
leeft op een woonboot samen met zijn ziekelijke hond en zijn vrouw Paula Doorenbos.
Sinds de geboorte van hun mongoloïde dochter Hanneke is hun huwelijk uitgeblust.
Paula is arts zeer dominant en koel.Paula heeft het kind nooit kunnen accepteren
en heeft Jelmer verboden haar nog aan te raken
De geboorte van hun dochtertje vormt het breekpunt in de relatie tussen Paula en Jelmer.
Paula bezoekt haar kind nooit en zwijgt het dood.
De woonark van Jelmer en Paula die vast op een basalten onderbouw in het water lijkt te rusten, komt los en geraakt op drift, net als hun huwelijk.
Crisissituaties en ruzies gaan gepaard met noodweer, storm en watersnood.
Jelmer gaat wel op bezoek en heeft wel contact met zijn kind.
Hanneke is zijn reden van bestaan.
De hond speelt een grote rol in hun contacten.
Op de vraag, hoe het kan dat een ouder zijn gehandicapt kind kan verstoten
werd de opmerking gemaakt dat men niet te vlug mag oordelen.
Ontkenning kan een vorm van zelfbescherming zijn.
Beide ouders reageren verschillend en dat kan tot een breuk leiden in de relatie,
zoals ook in dit boek wordt beschreven.
Een gehandicapt kind is altijd een belasting voor het gezin.
Door de vele zorgen en aandacht voor het gehandicapt kind
kunnen de andere kinderen in de verdrukking komen.
Het kan gebeuren dat een ouder het gehandicapte kind gebruikt om zelf in de belangstelling te staan.
Soms kan het een band scheppen tussen ouders en de andere kinderen.
Lezen was mijn afleiding en genoegen, mijn troost mijn zelfgekozen verslaving lezen voor de lol, voor de schitterende stilte die je omringt als je de woorden van de schrijver hoort weerklinken in je hoofd. Paul Auster
Ik ben een god in 't diepst van mijn gedachten, maar in de bibliotheek een volontair die hunk'rend op een baantje zit te wachten en boeken uitleent met en zeker air.
Ik lever geestlijk voedsel aan mevrouwen die binnenkomen en alleen maar van de allernieuwste liefdesboeken houen, 'maar niet zo'n engerd als die Wassermann'.
Ik loop met stapels boeken rond te sjouwen en plak een etiket op Gorters Mei. Och, als nu jufrouw Jansen eens ging trouwen, dan kwam er eind'lijk eens een plaatsje vrij.
Ik ben het niet alleen, die staat te wachten achter mij staat nog een hele rij. Ik ben een god in mijn gedachten, maar niet zo heel veel in de maatschappij...
O, bij haar verliest het fakkellicht zijn kracht. Zij hangt tegen de wang aan van de nacht. Als in een ebbehouten oor een edelsteen- Een schoonheid over grenzen heen. Sneeuwwitte duif. Dat licht zo lichtelaaie. Schamel zijn haar vriendinnen. Doffe kraaien. Na deze dans wil ik haar hand aanraken- Mijn hand zal, zo onaf, de hemel smaken. Heb ik ooit lief gehed? vergeet het ogen. Al wat ik zag aan schoons was maar gelogen.