Thema 3 Macht & affectiexml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
De "Roos van Leary"
Ontstaan
Leary heeft in 1957 een model ontworpen waarmee relaties tussen mensen ik kaart gebracht kunnen worden: de zogenaamde "Roos van Leary". Dit model kan behulpzaam zijn voor het verkrijgen van meer zicht op het betrekkingsniveau.
Inhoud
Uit veel onderzoeken in de sociale wetenschappen naar menselijke relaties komen telkens twee hoofddimensies naar voren:
1. een dimensie rond controle, invloed en dominantie;
2. een dimensie rond intimiteit en affectie.
Dat wil zeggen, wanneer mensen met elkaar omgaan, speelt er enerzijds steeds iets van macht en invloed of het ontbreken daarvan en anderzijds iets van persoonlijke afstand of nabijheid.
De eerste dimensie betreft de mate waarin mensen invloed op elkaar uitoefenen. Aan het ene uiterste van deze dimensie vinden we "veel invloed" (macht, overheersing, dominantie en dergelijke), aan het andere uiterste "weinig invloed" (volgzaamheid, onderwerping en dergelijke). De invloedsverdeling tussen gesprekspartners kan dan ook verschillende vormen aannnemen. Wanneer de invloedsverdeling gelijk is, spreken we van een symmetrische relatie. Wanneer ze ongelijk is van een complementaire relatie.
De tweede dimensie betreft de vraag naar hoe persoonlijk of afstandelijk de betrokkenen met elkaar omgaan. Op deze dimensie gaat het meer om vragen van samenwerking of tegenwerking, sympathie of antipathie, affectie of afwijzing en alle varianten hiertussen. Aan het ene uiterste van de samenwerkingskant plaatsen we coöperatieve gedragingen als ondersteunen, helpen en assisteren; aan het andere uiterste allerlei gedragingen die juist afstand scheppen en tegenwerking impliceren.
Gaat de eerstgenoemde dimensie over de thematiek "boven of onder", de tweede dimensie gaat over "dichtbij of veraf" ofwel "samen of tegen". Leary heeft zijn model gebaseerd op deze twee dimensies: de "boven-onder" dimensie tekent hij verticaal, de "tegen-samen" dimensie horizontaal. (Zie figuur a). Met dit model kunnen we symmetrische en complementaire interacties beter aangeven. In principe zijn heel wat symmetrische en complementaire interacties denkbaar. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, zeg leidend gedrag of agressief gedrag, beantwoord wordt met gelijksoortig gedrag, dus met eveneens leidend of agressief gedrag, is dit een symmetrische interactie. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, bijvoorbeeld weer leidend of agressief gedrag, beantwoord wordt met gedrag uit de tegenoverliggende sector in de andere cirkelhelft, dus met afhankelijk of met opstandig gedrag, is dit een complementaire interactie. Op grond hiervan zijn de complementaire interacties uit figuur b mogelijk.
- leidend-afhankelijk, en omgekeerd: afhankelijk-leidend;
- helpend-meewerkend, en omgekeerd: meewerkend-helpend;
- competitief-agressief, en omgekeerd: agressief-competitief.
Wat bertreft symmetrie komen de volgende patronen in groepen het meest voor:
- meewerkend-meewerkend ("samen"-"samen");
- afhankelijk-afhankelijk ("samen"-"samen");
- agressief-agressief ("tegen"-"tegen");
- competitief-competitief ("tegen"-"tegen").
Met andere woorden: "Boven"-gedrag roept "Onder"-gedrag op, het tegenovergestelde dus. Daarentegen roept "Samen"-gedrag "Samen"-gedrag op en "Tegen" roept "Tegen"-gedrag op.
Boven/onder : wie is de baas?
Samen/tegen: met of tegen elkaar?
Samenvatting
Hieronder staat een samenvattend overzicht van de acht sectoren in de Leary-roos door per sector het betrekkingsniveau samen te vatten
Taakgericht (A) Relatiegericht (B)
Dominant (boven) gedrag
tegenwerking xml:namespace prefix = v ns = "urn:schemas-microsoft-com:vml" /> samenwerking
Onderdanig (onder) gedrag
Boven - Tegen (BT) = "Kijk naar mij en voel je minderwaardig"
Boven - Samen (BS) = "Je moet maar naar mij luisteren"
Samen - Boven (SB) = "Wij mogen elkaar graag"
Tegen - Boven (TB) = "Wees bang voor mij"
Tegen - Onder (TO) = "Verwerp me, haat me maar"
Onder - Tegen (OT) = "Bemoei je maar niet met mij"
Onder - Samen (OS) = "Je moet mij helpen en leiding geven"
Samen - Onder (SO) = "Zeg maar wat je wilt; ik ben tot alles bereid"
Doorbreek het patroon door:
meldt wat je gevoel is wat de ander je geeft
A -> B maken en B -> A maken
A = Taakgericht, B = Relatiegericht
Werking
Hoe stel jij je op in sociale relaties
Lees de onderstaande lijst met uitspraken door en omcirkel die uitspraken die volgens jou van toepassing zijn op jouw gedrag. Omcirkel vervolgens dezelfde gekozen nummers in het scoreformulier.Het hoogste aantal omcirkelingen per kolom bepaalt je voorkeursgedrag. Ga bij jezelf na of dat klopt
In de les
In de les hebben we de roos van Leary ingevuld. Eigenlijk was dit voor de les al de bedoeling, maar het internetprogramma deed bij mij een beetje vreemd. In de les hebben we eerst aan elkaar uitleg gegeven over de roos van leary en de werking hiervan en over andere onderdelen van macht en affectie, zoals verschillende intonaties in stem, en verschillende houdingen die je aan kunt nemen in gesprekken en hoe anderen hierop reageren.
Vragenlijst
1 kan opdrachten geven 31. Dankbaar
2. kan voor zichzelf zorgen 32. Behulpzaam
3. hartelijk en met begrip 33. Kan fouten van anderen niet verdragen
4. bewondert/imïteert anderen 34. onafhankelijk
5. is het met iedereen eens 35. houdt van verantwoordelijkheid
6. schaamt zich voor zichzelf 36. heeft gebrek aan zelfvertrouwen
7. wil graag bevestiging 37. laat anderen besluiten nemen
8. geeft altijd advies 38. vindt iedereen aardig
9. verbitterd 39. wil graag dat er voor hem gezorgd wordt
10. met groot hart/onbaatzuchtig 40. baast over anderen
11. opschepperig 41. zachtmoedig
12. zakelijk 42. bescheiden
13. kan streng, zijn wanneer dat nodig is 43. snel gehoorzamend
14. koud en zonder gevoel 44. overbeschermend
15. klaagt wanneer nodig 45. vaak onvriendelijk
16. samenwerkingsgezind 46. door anderen gerespecteerd
17. klagerig 47. opstandig tegen vanalles
18. kritisch op anderen 48. gepikeerd als anderen de baas spelen
19. kan gehoorzamen 49. assertief en vertrouwend op zichzelf
20. wreed en onhartelijk 50. sarcastisch
21. afhankelijk 51. verlegen
22. dictatoriaal 52. egoistisch
23. dominerend 53. sceptisch, twijfelzuchtig
24. goede omgang met anderen is belangrijk 54. open en direct
25. moedigt anderen aan 55. koppig
26. zorgt graag voor anderen 56. gemakkelijk beinvloedbaar
27. vastberaden maar rechtvaardig 57. denkt alleen aan zichzelf
28. altijd weer vriendelijk 58. toegeeflijk naar anderen
29. ziet fout door de vingers 59. lichtgeraakt
30. goede leider 60. wil graag troosten
61. geeft snel toe
62. vol respect voor gezag
*zie score-formulier onderaan pagina 63. aardig gevonden worden
64. goedgelovig
1. De sector Boven-Samen (BS) (leidend)
Zo denk je over jezelf: ik ben sterker, beter dan jij; Ik overzie "het"
Zo denk je over de ander: jij bent zwak en hulpbehoevend
Je houding tegenover de ander: jij moet naar mij luisteren
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander raad geven, beïnvloeden, iets adviseren, dingen regelen en organiseren voor de ander, leiding nemen, beslissingen nemen, tijd bewaken. In "wij-termen" praten als het feitelijk om de eigen mening gaat.
Non-verbaal gedrag (manier van doen): luide stem opzetten, met veel poeha praten, aan het hoofd van de tafel gaan zitten, veelvuldig rondkijken, niet goed luisteren naar anderen en tekenen van ongeduld vertonen als anderen te lang aan het woord zijn, gespannen houding, serieus gezicht, knipogen naar andere leiders.
Opgeroepen reacties: gehoorzaamheid, afhankelijkheid, (concurrentie)
2. De sector Boven-Tegen (BT) (concurrerend)
Zo denk je over jezelf: ik ben beter dan wie ook, ik vertrouw alleen op mezelf
Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en zwak
Je houding tegenover de ander: kijk naar mij en voel je minderwaardig
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): indruk maken op de ander, hoog over jezelf opgeven, in competitie gaan met andere leiders, kritiek negeren, geen interesse tonen voor anderen of voor samenwerking, steeds het initiatief in handen houden, veel zinnen met "ik" beginnen
Non-verbaal gedrag (manier van doen): veel en hard praten, anderen onderbreken, rechtop zitten of staan, opvallende gebaren maken om aandacht te trekken, te onpas opstaan, als een ander iets zegt of doet gaan gapen, wegkijken, tekenen van verveling of ongeduld vertonen
3. De sector Tegen-Boven (TB) (agressief)
Zo denk je over jezelf: ik ben kwaad, bedreigend
Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en waardeloos
Je houding tegenover de ander: wees bang voor mij
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander bekritiseren, normen en discipline eisen, laten zien dat de ander tekort schiet, de ander uitlachen, kleineren, kwaad zijn op de hele groep, schelden, sancties voorstellen en toepassen
Non-verbaal gedrag (manier van doen): luid praten, schreeuwen als men niet luistert, anderen
onderbreken, dreigend aankijken, vuisten ballen van woede, kwetsbare mensen als mikpunt kiezen, je afzetten tegen de groep, mimiek van kwaadheid
4. De sector Tegen-Onder (TO) (opstandig)
Zo denk je over jezelf: ik ben anders dan anderen, ik heb niemand nodig
Zo denk je over de ander: jij bent onbetrouwbaar, jij mag mij niet
Je houding tegenover de ander: verwerp me, haat me maar
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): kritische vragen stellen, niet geloven wat de ander zegt, alle positieve gevoelens ontkennen of niet horen, conflicten uitlokken door de ander uit te dagen, boos te maken of af te wijzen, steeds wijzen op het verschil tussen jezelf en de ander, overal tegen zijn, hulpaanboden belachelijk maken
Non-verbaal gedrag (manier van doen): niet veel zeggen, maar als je wat zegt vinnig en scherp, de ander in de gaten houden, boos kijken, "nee"-schudden als de ander iets zegt, buiten de groep gaan zitten, afzijdig, anderen nooit aanraken of aangeraakt willen worden, bokkig, onsociaal erbij zitten
5. De sector Onder-Tegen (OT) (teruggetrokken)
Zo denk je over jezelf: ik doe alles verkeerd, het is mijn eigen schuld
Zo denk je over de ander: jij bent bedreigend
Je houding tegenover de ander: bemoei je maar niet met mij
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): zelfverwijten maken, jezelf afbreken, "slecht" noemen, alle kritiek en boosheid van anderen op jezelf betrekken, falen van de groep aan jezelf wijten, bijna niets zeggen op eigen initiatief
Non-verbaal gedrag (manier van doen): de ander niet aankijken, in elkaar gedoken zitten, zuchten, snikken, antwoorden met gebaren in plaats van met woorden (schouders ophalen, ja-knikken), star en onbeweeglijk erbij zitten, bijna niets zeggen, zacht praten en stuntelig naar woorden zoeken
Opgeroepen reacties: afstand, agressie, afkeuring, (hulp)
6. De sector Onder-Samen (OS) (afhankelijk)
Zo denk je over jezelf: ik ben zwak en gewillig, ik heb hulp nodig
Zo denk je over de ander: jij bent steviger dan ik
Je houding tegenover de ander: jij moet mij helpen en leiding geven
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander om raad vragen, vragen om leiding, uitleg, je moeilijkheden aan een ander voorleggen, goedkeuring vragen, met iedereen instemmen, bewondering voor iedereen uitspreken, op vragen antwoorden dat je het niet weet of niet kunt,
Non-verbaal gedrag (manier van doen): teruggetrokken plekje in de groep, schuchter, afwachtende houding, verlegen glimlachen, blozen, antwoorden met gebaren in plaats van woorden (ja-knikken, nee schudden, hulpeloos schouders ophalen), tegen anderen opkijken - vooral tegen 'leiders' - weinig en zacht spreken.
Opgeroepen reacties: agressie, irritatie, (autoritair gedrag), (hulp)
7. De sector Samen-Onder (SO) (meewerkend)
Zo denk je over jezelf: ik ben vriendelijk, aardig en meegaand
Zo denk je over de ander: jij bent ook vriendelijk en aardig
Je houding tegenover de ander: zeg maar wat je wilt; ik wil wel meewerken
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): met de ander instemmen, hem naar de mond praten, gelijk geven, de ander vleien en bewonderen, respect uitdrukken voor 'leiders', het gedrag van de ander goed praten, in algemene termen praten (je, men, iedereen), jezelf wegcijferen door toevoegingen als 'misschien', 'als ik iets mag zeggen', 'ik weet niet of dit juist is, maar ....'
Non-verbaal gedrag (manier van doen): beleefd erbij zitten, naar ander opkijken, veel ja-knikken, glimlachen, gedienstig zijn, lachen om ieder grapje, verlegen worden als mensen kritiek op je hebben, je plaats weten in de groep, goed gehumeurd zijn, niet zoveel zeggen en niet met een luide stem
Opgeroepen reacties: agressie (angst, onderwerping) (autoritair gedrag)
8. De sector Samen-Boven (SB) (ondersteunend)
Zo denk je over jezelf: ik ben evenwichtig, betrouwbaar en sympathiek
Zo denk je over de ander: jij bent ook evenwichtig en sympathiek
Je houding tegenover de ander: wij mogen elkaar graag
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander op zijn gemak stellen, moed inspreken, troosten, opbeuren, positieve dingen opmerken, uitnodigen tot samenwerking, vriendelijk en attent zijn, begrip tonen, meeleven, conflict in de groep niet ernstig nemen, leuke opmerkingen maken
Non-verbaal gedrag (manier van doen): vriendelijk kijken, veel oogcontact zoeken, de ander vriendelijk aanraken (schouderklop, vriendelijke por), veel lachen, het zonnetje in de groep zijn, met iedereen bezig zijn, veel praten en anderen bij de groep betrekken door ze iets te vragen of aan te bieden
Opgeroepen reacties: concurrentie, bewondering, agressie, (onderwerping)
Mijn score kwam uit tussen Samen-Boven en Boven- Samen, ik denk dat dit wel klopt want ik vind de beschrijvingen grotendeels wel bij mij passen.
Score-formulier
1 2 13 15 19 31 16 32
30 12 18 48 36 4 3 10
35 34 27 53 42 7 24 25
46 49 54 59 61 62 63 26
8 11 33 9 41 21 28 29
23 52 45 17 43 37 38 44
40 57 50 55 51 39 56 58
22 14 20 47 6 64 5 60
BS BT TB TO OT OS SO SB
|