Stelt samen met de gecoachte de beginsituatie vast.
Laat de gecoachte persoonlijke doelstellingen bepalen.
Bedenkt met de gecoachte een individueel leer- of ontwikkeltraject.
Geeft ontwikkelingsgerichte feedback, geeft aandacht aan kwaliteiten en successen.
Evalueert het leerproces.
Herkent (in) effectief (leer)gedrag, confronteert de ander daarmee en beid alternatieven.
Stimuleert de gecoachte tot reflectie en ondersteunt het verwerven van reflectievaardigheden.
Bedenkt leersituaties en kiest activerende werkvormen.
- (slecht ontwikkeld)
Gaat uit van het zelfsturende vermogen van de ander door daarop consequent een beroep te doen, kent daarin de beperkingen en geeft ondersteuning waar nodig.
Sensitiviteit
+
Reageert op anderen met begrip voor hun positie of motieven, ook als hij/zij het er niet mee eens is.
Luistert actief: geeft aandacht, stelt open vragen, stimuleert, checkt, vraagt door, registreert non-verbale boodschappen, gebruikt gevoelsreflecties, parafraseert, vat de kern samen.
Vormt zich een betrouwbaar beeld van wat anderen bedoelen (te zeggen), bezit inlevingsvermogen.
Herkent normen en waarden van de gecoachte, de organisatie en van zichzelf.
Blijft ook bij een conflict of verschil van mening luisteren.
Houdt rekening met het effect van eigen gedrag op anderen en de organisatie, vraagt om feedback
+/-
Scheidt personen en gedrag, vraagt naar motieven achter gedrag, velt geen oordelen.
Integriteit
+
Is open over zijn/haar mogelijkheden en beperkingen.
Geeft zelf het goede voorbeeld practice what you preach.
Is bereid openlijk opvattingen te herzien.
Gaat zorgvuldig om met persoonlijke en vertrouwelijke informatie.
+/- (matig ontwikkeld)
Praat met respect over studenten (wel) of de organisatie (twijfel).
Komt afspraken na, beloofd niet meer dan hij/zij kan.
Probleemanalyse en oordeelsvorming
+
Vergaart relevante informatie, luistert actief, vraagt door op problemen.
Splitst complexe problemen op in hanteerbare deelproblemen.
Scheidt feiten van meningen.
Houdt de hoofdlijnen in de gaten, kan de kern van een probleem benoemen.
Beziet problemen/situaties vanuit verschillende invalshoeken, legt relaties tussen problemen.
Gaat op zoek naar oorzaken van problemen, komt niet te snel met een oplossing.
+/-
Geeft de gecoachte inzicht in belangen van derden.
Probleemoplossend vermogen
+
Blijft niet te lang in het probleem hangen, stimuleert het verkennen van verschillende oplossingsmogelijkheden.
Kan adequaat en op tijd verwijzen.
Maakt concrete resultaatafspraken en komt daarop terug.
-
Kan een probleemoplossend gesprek voeren en spreekt het probleemoplossende vermogen van de ander voldoende aan.
Stuurt aan op het vertalen van conclusies en doelen in mogelijke acties en resultaten.
Beoordeelt met de gecoachte acties op effectieviteit en haalbaarheid.
Overtuigingskracht
+
Sluit met voorstellen aan bij de behoefte van een ander.
Onderhandelt.
Is flexibel in de aanpak van een probleem.
Is flexibel in de communicatie: schakelt makkelijk over op metacommunicatie.
Formuleert helder, past zonodig taalgebruik aan dat van de ander aan.
Gebruikt concrete feiten en voorbeelden.
Gebruikt humor, kan relativeren.
-
Durft duidelijke grenzen te stellen en daaraan vast te houden.
Planmatig werken en resultaatgerichtheid
+
Kan meetbare en haalbare doelen formuleren, kan prioriteiten stellen.
Maakt duidelijke afspraken over resultaten, werkwijze en deadlines.
+/-
Werkt planmatig, heeft een goed overzicht van wie, wat, wanneer moet doen.
-
Komt afspraken na, komt op tijd.
Controleert regelmatig de voortgang.
Reflecteren
+
Kan het eigen handelen als vertrekpunt voor leren nemen.
Kan naar aanleiding van reflectie eigen handelen verantwoorden en indien gewenst aanpassen.
Is zich bewust van eigen referentiekaders, kwaliteiten en beperkingen.
+/-
Kijkt methodisch, dat wil zeggen: bewust, systematisch, procesmatig en doelgericht op eigen handelen terug.