Inhoud blog
  • POSTER PRESENTATIE
  • Persoonlijke introductie
  • De cursus: Ondersteuning bij professionele ontwikkeling
  • Thema 12 - Presentatie
  • Thema 11 - Sfeer creëren
  • Thema 10 - De gedemotiveerde leerling
  • Thema 9 - Teambuilding
  • Thema 8 - Relationele Emotieve Therapie
  • Thema 7 - Tips voor een goede coach
  • Thema 6 - Gespreksvoering
  • Thema 5 - Tussenevaluatie
  • Thema 4 - Persoonlijke kwaliteiten
  • Thema 3 - Macht & Affectie
  • Thema 2 - Psychologie van het leren
  • Thema 1 - Groepsdynamica
  • Leerroute
  • Start Assessment
    Zoeken in blog

    Archief
  • Alle berichten
    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.

    Ondersteuning bij Professionele Ontwikkeling
    Keuzecursus - Hogeschool Utrecht
    19-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 11 - Sfeer creëren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Thema 11   Sfeer creëren


    Voor deze les had iedereen als voorbereiding wat lekkers te eten en te drinken meegenomen.

    Deze laatste twee lessen hoefden we eigenlijk niet meer in ons portfolio te beschrijven.

     




    In de les

    -          We hebben in groepjes van 4 een puzzel gemaakt. Iedereen kreeg een enveloppe met puzzelstukjes, deze stukjes moest je ruilen met je groepsgenootjes om je eigen puzzel te kunnen maken. Maar bij het ruilen mocht je niet praten en wijzen.

    -          Jacco deed een testje met Valentine om te kijken of ze onafhankelijk dacht. Hierbij moest ze terug tellen vanaf 50. Jacco zei op 3 momenten stop en stelde dan een vraag:

     Vraag 1: noem een kleur

     Vraag 2: noem een instrument

     Vraag 3: noem een gereedschap

     Als je hierop geantwoord had: rood, viool en hamer denk je niet onafhankelijk.

    -         We hebben een levenskwadrant ingevuld met sterren, melkkoeien, dromen en  boktorren.

    -          Als laatste opdracht hebben we een brief naar ons zelf geschreven, die Jacco over 5 maanden naar ons toe zal sturen. In de brief moesten we schrijven wat onze doelen zijn voor de komende 5 maanden. Ik heb erin gezet dat ik op vakantie moest zijn geweest voor de 5 maanden om waren hopelijk lukt dat.

    -         Verder hebben we de portfolio’s besproken.       

    19-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 10 - De gedemotiveerde leerling

    Thema 10  De gedemotiveerde leerling


    Als voorbereiding op de les had ik informatie opgezocht over verschillende methoden om te motiveren. De informatie die ik gevonden heb is afkomstig van een cursus motivatiemanagement. Motivatiemanagement is een kernachtig, indringend en praktijkgericht traject gebaseerd op een heldere, mensgerichte visie. Het traject bestaat uit een intake, twee workshops (een workshop van acht dagdelen en workshop van twee dagdelen) en een individuele follow-up. Het traject start met een uitgebreid intakegesprek, waarbij we inschatten of ons aanbod past of dat het passend te maken is bij de vragen en verwachtingen van de deelnemer. Deze fase wordt afgerond met een ‘contract’, waarin wederzijdse verwachtingen duidelijk worden en waarin is beschreven wat ieders inzet is. Als basis voor het traject wordt het principe van het ervaringsgericht leren toegepast, waarbij via ervaring en reflectie de theorie doorleefd en herkend wordt. Dit vormt een prima basis voor experimentele praktijkoplossingen die vervolgens de ervaring opleveren om de wijze van motiveren bij te kunnen sturen. In het traject wordt een gevarieerd scala aan intensieve werkvormen ingezet. Het traject heeft hierdoor meer impact en het geeft meer inspiratie. In voorbereiding op de eerste workshop vragen wij elke deelnemer zijn ervaringen (positieve en negatieve) op het gebied van het motiveren te beschrijven. Wat is tot op heden gedaan om de motivatie te vergroten? Waarom is het zo aangepakt en wat waren de resultaten?

     

    In de eerste workshop komen de volgende onderwerpen aan bod:

    -   Uitwisselen van ervaringen op gebied van motivatie.

    -   Intensieve analyse van besproken motivatiebeleid.

    -   Motivatietheorieën (waaronder beloningssystemen) en casestudies uit de praktijk.

    -   Wisselwerking organisatiestructuren en motivatie

    -   Motivatieoefeningen (waaronder oefeningen met zelfmotivatie).

    -   Zicht krijgen op gewenste, aanwezige en nog te ontwikkelen motivatiecompetenties.

    -   Aanleren van managementvaardigheden in samenhang met motivatie.

    -   Benoemen van en werken volgens eigen waarden en normen.

    -   Leren werken met kwaliteiten, valkuilen en uitdagingen.

    -   Hoe om te gaan met (irreële of ingebeelde) eisen en verwachtingen?

    -   Praktische communicatie- en managementtheorieën.

     

    Aan het einde van de workshop worden doelstellingen geherformuleerd en worden concrete plannen gemaakt om het geleerde in de praktijk te brengen. De deelnemer maakt een reflectieverslag van de voortgang. Dit wordt in de volgende workshop doorgenomen. Na een maand volgt de tweede workshop. Resultaten worden aan de hand van de reflectieverslagen getoetst en doelen worden aangescherpt of bijgesteld. Samen met de deelnemers wordt een keuze gemaakt uit verschillende motivatiethema’s.

     

    In de les

    Omdat de vorige les met activiteiten goed gegaan was, hadden we besloten voor deze les als voorbereiding ook een activiteit te bedenken. Sandra had uit het boek Leerlingbegeleiding in de gezondheidszorg van Addy Manneke, twee testjes gehaald, waarbij de klas, Jacco kon testen op de 10 gedragsaspecten die van invloed zijn op motivatie en faalangst van de leerling. En waarbij Jacco zichzelf kon testen op de 10 gedragsaspecten die van invloed zijn op de motivatie van de leerling. En dat we dan deze testen met elkaar konden vergelijken zodat we konden zien of Jacco hetzelfde dacht over zijn invloed op de motivatie van de leerlingen, als hoe de klas over Jacco’s invloed dacht.

     

    De 10 gedragsaspecten zijn:

    1)       duidelijkheid

    2)       informatie over het werk

    3)       vriendelijk

    4)       eisen van de docent

    5)       gelegenheid tot prestatielevering

    6)       taakzelfstandigheid

    7)       toekomstperspectief

    8)       bevestiging

    9)       verwachtingen

    10)   voorbeeld

     

    In de les


    Tijdens de bijeenkomst hebben we een aantal activiteiten gedaan m.b.t. motivatie.

    -          Jacco had als activiteit, biografisch perspectief bedacht. Hierbij moesten we vertellen wie ons heeft gemotiveerd tot deze opleiding? Of wat/ hoe we graag wilde zijn?

    -          Sarah, Emma en Nicolien hadden een lachspel bedacht. Ze hadden een stencil uitgdraaid met grappige plaatjes en tekstjes. We gingen met z’n allen in een kring staan en dan de plaatjes bekijken en de bedoeling was dat we dan met z’n allen een lachbui zouden krijgen. De gedachten hierachter is dat je met het produceren van forse decibels niet alleen je frustraties weg werkt maar ook je innerlijke kracht genereert.

    -          Daarna hebben we de motivatie test van Sandra gedaan. De score liep van 1 t/m 5 waarbij 1 staat voor niet duidelijk en 5 voor duidelijk. Het resultaat was:


    Gedragsaspecten                                    score Jacco                           score klas

    Duidelijkheid                                                    3                                             3

    Informatie over het werk                                    2                                             2                     

    Vriendelijk                                                       4                                             4

    Eisen van de docent                                         2                                             3

    Gelegenheid tot prestatielevering                       4                                             4                     

    Taakzelfstandigheid                                          5                                             4

    Gedragsaspecten                                    score Jacco                           score klas

     

    Toekomstperspectief                                        3                                             3

    Bevestiging                                                      4                                             3

    Verwachtingen                                                 3                                             3

    Voorbeeld                                                        2                                             3

     

    -          Als laatste hadden Suzanne en ik nog een rollenspel bedacht. We voerde een gesprek waarin de een de ander ging motiveren. Het gesprek erover dat ik minder gemotiveerd was om mijn opleiding te blijven volgen nu ik eenmaal stage liep en liever gewoon ging werken dan weer 1 ½ jaar naar school te gaan. Suzanne deed wat motivatie taktieken en het voornaamste wat we hiervan leerden was dat Suzanne dingen aankaarte waardoor ik zélf na ging denken over mijn keuze en de voors en tegen tegen elkaar af ging wegen.

     

    We hebben ook nog intervisie gedaan aan het einde van de bijeenkomst. Hierin bespraken we wat het meest motiverende voor je is geweest in je opleiding. Ik vertelde dat een verpleegkundige tijdens mijn 2e stage mij heeft gemotiveerd door haar manier van werken, hoe ze omging met patiënten. Deze verpleegkundige kon goed handelen, overzag alles, was inspirerend en enthousiast, raakte niet gestrest, is zelf verzekerd en had veel kennis. Ik zou deze eigenschappen ook graag willen hebben.

    Van deze les heb van ik geleerd hoe je mensen kunt motiveren en welke aspecten daarbij van belang zijn.

     

    18-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 9 - Teambuilding

    Thema 9  Teambuilding


    Team Ontwikkelingsspiraal

    Informatie over de teamontwikkelingsspiraal: Om een teamtraining goed aan te laten sluiten bij uw behoefte bekijken we samen met u in welke fase uw team zich bevindt. Aan de hand daarvan stellen we dan een programma samen dat het onderlinge vertrouwen vergroot, ieders bijdrage aan het team verheldert, commitment en doelen van het team vaststelt en/of verantwoordelijkheden duidelijk maakt. Doel: beter en efficiënter leren samenwerken.

     

    Fasen van een team

    We werken vanuit het model "Teamontwikkelingsspiraal". Kort samengevat komt dat op het volgende neer: het team ontwikkelt zich in een natuurlijke opwaartse spiraal waarin beweging of versnelling aangebracht kan worden als het team verder wil. Het model kent vier fasen die zich steeds herhalen. Echter, elke ronde is een verdieping en verfijning van de vorige.

     

    Fase 1: Acceptatie en vertrouwen

    Impliciete vragen: pas ik in dit team, wat zijn mijn talenten en mijn tekortkomingen, wat is de visie van dit team, wat is de missie van dit team en hoe verhoudt zich dit tot mijn persoonlijke missie en visie?

     

    Fase 2: Open samenwerking en bijdrage verhelderen

    Impliciete vragen: wat kan ik hier nu zeggen of niet, wat zijn de wederzijdse verwachtingen, welke bijdrage wordt van ieder verwacht en kan iedereen daar aan voldoen?

     

    Fase 3: Commitment gekoppeld aan eenduidige doelen

    Impliciete vragen: wat is de essentie van wat we aan het doen zijn, wat willen we nu eigenlijk bereiken en waarom?

     

    Fase 4: Verantwoordelijkheid

    Impliciete vragen: wie neemt het voortouw en de verantwoordelijkheid voor een bepaald (deel)resultaat of een specifieke taak, waarderen de anderen dat en vertrouwen ze dat het goed zal gaan? Na Fase 4 komt het team weer in Fase 1 terecht. Logisch want nadat de verantwoordelijkheden verdeeld zijn zal men zich afvragen of iemand daarin te vertrouwen is of vertrouwd wordt. Het team zit dan echter wel in een volgende, hogere spiraal dan in de eerste keer dat het in Fase 1 zat.

    Bron:    http://www.inspiration-company.nl/teambuilding-trainingen-team-ontwikkelingsspiraal.html

     

    In de les

    In het begin van de les werd door de docent gevraagd wie wilde beginnen met een activiteit. Een groepje begon. Tijdens de activiteit werden 3 time-outs genomen. Bij time-out I  moesten we  nadenken wat er op dat moment gebeurde in les. Bij time-out II moesten we weer zeggen waarvan we dachten dat het niet goed ging en bij time-out III moesten we aangeven wat we anders gedaan zouden hebben.

     

    Time out I:        Er ontstaat onduidelijkheid in de klas, waardoor iedereen door elkaar gaat praten en niemand de leiding heeft.

    Time-out II:        Regels op het bord zetten.

    Time-out III:       Wat heb je hiervan opgestoken?

     

    Verder hebben we nog een aantal teambuilding activiteiten gedaan:

    1)       Sandra had als teambuilding activiteit, theatersport bedacht. Hierbij hadden we 3 personen die op de gang gingen wachten en 1 persoon die samen met de rest van de klas een dader, voorwerp en een plaats van de moord bedacht. Vervolgens kwamen de 3 personen van de gang binnen en ging de 1e persoon zijn dader, voorwerp en plaats van de moord uitbeelden. Als de 1e persoon van de gang dacht te weten wat zij uitbeeldde, ging ze het zelf uitbeeldde en moest de 2e persoon van de gang kijken of ze wist wat er uitgebeeld werd, etc. En dan de 3e persoon van de gang die moest zeggen wat ze dacht dat er uitgebeeld werd en dan kijken of het nog steeds hetzelfde is als wat de 1e persoon had bedacht met de klas. Ik was de 3e persoon en moest dus, nadat een verhaal al door twee ‘schakels’ gegaan was, naar de uitbeelding kijken en aangeven wat ik dacht dat het verhaal was. Dit was echt grappig om te doen!

    2)       De 2e activiteit was dat iedereen een beroemd persoon op een briefje schreef. De eerste ronde mocht de persoon omschreven worden. De tweede ronde mocht je alleen 1 woord zeggen wat met de persoon te maken had en de laatste ronde mocht je alleen nog maar uitbeelden.  De klas werd in groepjes verdeeld. Van ieder groepje ging 1 persoon naar voren en moest een briefje pakken en dat dan omschrijven/ 1 woord noemen/ uitbeelden. Alleen de personen uit je eigen groepje mochten raden en dit moest binnen een minuut. Op die manier kon je, je punten verdienen.

    3)       Als 3e gingen we in twee groepen verdeeld in een kring staan en moesten we elkaars handen vastpakken en draaien zodat we in een grote knoop kwamen. Vervolgens deden we welke groep het eerst weer in een normale kring was zonder de handen los hebben gemaakt. Ook moesten we in een circel achterelkaar gaan staan en dan allemaal tegelijk op elkaars schoot gaan zitten (op die van de persoon achter je) en dan proberen dat allemeel precies tegelijk te doen zodat we niet om zouden vallen. Was ook wel grappig, alleen ik probeerde niet met mijn hele gewicht op de persoon achter mij te zitten zodat de kans dat we zouden vallen wat minder was, maar de persoon voor me ging wel gewoon plof zitten, dus ja toen werd het wat zwaar en ging ik ook maar zitten.

    4)       Als laatste activiteit deden we: “De kat en de rat, de wat?“ We gingen in een halve cirkel staan en Jacco aan de kop. Jacco gaf aan twee kanten een zin door die je ook weer terug moest koppelen. Die zin ging dan steeds verder de kring in totdat er een punt was waar de zin van twee kanten tegelijk kwam. Hier liep het spel vast! Hoe meer in het midden van de kring je stond hoe lastiger het was om de tekst door te geven omdat je ondertussen ook mensen naast je hoort praten die precies het andersom zeggen. Een persoon vond het nogal een moeilijk spel en leek wat minder gemotiveerd, wat overigens wel grappig was om te merken.

     

    17-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 8 - Relationele Emotieve Therapie

    Thema 8  RET (Relationele Emotieve Therapie)

     

    RET staat voor Relationele Emotieve Therapie, dit is een vorm van cognitieve gedragstherapie. Deze therapie gaat ervanuit dat het ‘denken’ controle heeft over het ‘gevoel’. Het denken is de hoofdfactor die al het andere beinvloed.            
    Baldon, A., “Een andere kijk op problemen”, 1998.

     

    In de RET therapie wordt het ABCDE-model gehanteerd:


    Activating                     Objectieve beschrijving

    Beliefs                          Irrationele  gedachten

    Consequence                Emotionele gevolgen (gevoelens) v/d gedachte

    Discussion                   Gedachten (B) toetsen aan de werkelijkheid

    Evaluation                     Meer rationele gedachten die het gevolg zijn van de toetsing

     

    Het model kan als volgt worden toegepast:         * situatie à gedrag à gedachten

                                                                                                   gevoelens

    - functioneel schema                 -disfunctioneel schema

     

    In het model is te zien dat de gevoelens, de gedachten en het gedrag met elkaar in verbinding staan. Het is voor veel mensen vaak moeilijk om deze drie delen los van elkaar te zien. Toch kun je wanneer je het gedrag, de gedachten en de gevoelens uit elkaar haalt beter naar een situatie kijken en duidelijker zien waar er een probleem optreed. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een situatie een irreele gedachte oproept, waar iemand vervolgens zijn gevoelens bij krijgt, en daar zijn gedrag op aanpast. Wanneer er naar het schema wordt gekeken kan men inzien dat de irreele gedachte tot het gedrag heeft geleid. Het functionele schema geeft aan welke reeele gedachten en wensen iemand heeft. Dit kan gaan over hemzelf maar ook over anderen. Het disfunctionele schema geeft aan welke gedachten of wensen irreeel zijn. Dit kan ook gaan over andere mensen, maar voornamelijk over de persoon zelf.

     

    De RET methode doet een beroep op het gezonde verstand. Niet de situaties creeren de problemen, de manier waarop de situaties opgevat worden geeft problemen. RET leert de mens problemen effectiever te hanteren en zich daar beter bij te voelen. Door dringen tot de kern van het probleem, vervolgens ideeen, denken, voelen en gedrag hierbij veranderen. RET stimuleert iemand om meer in het functionele schema te gaan werken en zich te realiseren wanneer iemand in het disfunctionele schema is. Hierdoor krijgt men meer inzicht in het eigen denken en handelen.

     

    In de les

    We hebben eerst het voorbeeld van Reem besproken en daar de RET op toegepast. Daarna ging ik samen Suzanne een begeleidingsgesprek gehouden. Suzanne bracht een onderwerp in over haar stage en ik paste hierop de RET toe. Ik probeerde Suzanne op ander gedachten te brengen door de vragen systematisch te stellen en ook andere gedachten aan te dragen.Hierna hebben Fasila en Jacco ook een begeleidingsgesprek gehouden. Hierbij bracht Fasila een onderwerp in, ook over haar stage, en paste Jacco de RET toe.Ook moesten we deze bijeenkomst een cijfer geven tussen de 0 – 20. Ik geef deze bijeenkomst een 14, ik heb geleerd wat de RET inhoud en dit heb kunnen toepassen. Ik kon eerst oefenen door de samen met Suzanne de RET toe te passen, en daarna bij Jacco en Fasila te kijken hoe zij dit deden.

    Tijdens mijn stage heb ik ook veel begeleidingsgesprekken gevoerd met patiënten met een psychiatrisch ziektebeeld. Ik merkte dat het bij de gesprekken van belang is dat je de patiënten zelf met ideeën laat komen en niet alles voorkauwd. Wanneer je namelijk oplossingen aandraagt zal de patiënt deze soms niet eens willen opvolgen (of wel zeggen het te doen maar het uiteindelijk niet doen). Wanneer je iemand zelf iets laat bedenken is hij veel gemotiveerder om met die oplossing aan de slag te gaan, het is immers zíjn idee.

    16-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 7 - Tips voor een goede coach

    Thema 7   Tips voor een goede coach

     

    Zeven gouden regels voor effectieve coaching:

    1. Duidelijke leerdoelen

    De coach en gecoachte gebruiken de eerste bijeenkomst om samen het doel te bepalen. Ze maken een stappenplan met leerdoelen, leerresultaten en planning.

     

    2. De juiste 'klik'

    Het moet klikken tussen de gesprekspartners. Coach en gecoachte moeten elkaar respecteren en elkaars meerwaarde zien. Springt er geen enkel vonkje over? Dan is het beter te zoeken naar een betere match.

     

    3. Regelmaat

    Het rendement van coaching staat of valt met regelmaat: geregelde bijeenkomsten en tussentijds de gelegenheid om het geleerde in de praktijk te brengen. Tijdens de sessies vindt terugkoppeling plaats en worden vervolgacties uitgezet.

     

    4. Veilig leerklimaat

    Bij coaching komen vaak persoonlijke thema's aan de orde. Belangrijk is dat deze onderwerpen in een sfeer van veiligheid en vertrouwen kunnen worden besproken. Een veilig leerklimaat betekent ook dat de opdrachtgever (bijvoorbeeld de baas van de gecoachte) slechts over de hoofdlijnen van het coachingstraject wordt geïnformeerd.

     

    5. Gestructureerde sessies

    Een goed coachingsgesprek scheelt uren werk. Voorwaarde is wel dat in de coachingssessie via een duidelijke structuur wordt gewerkt. Het stappenplan voor coaching omvat vier fasen:

    Doelà Actuele situatie à Opties à Conclusie à

     

    6. Vragen stellen

    Een goede coach vráágt en vraagt dóór. Hij of zij geeft geen instructies, dwingende adviezen of richtinggevende suggesties maar stelt vragen om een maximaal effect te bereiken. De antwoorden leiden tot meer begrip, een hogere motivatie en een beter leerrendement.

     

    7. Resultaten evalueren

    Hebben de inzichten die worden opgedaan in de coachingsessies effect in de dagelijkse (werk)praktijk? Die vraag moet steeds centraal staan. Coaching is een middel, geen doel op zich. Coach en gecoachte moeten zich voortdurend rekenschap geven van bereikte en nog te behalen resultaten.

     

    In de les

    In de les hebben we de informatie die iedereen gevonden had besproken, hieruit kwamen de vier coachingsstijlen:

    - de opdrachtstijl:          1 richting op, coach -> student

    - de overtuigstijl:            2 richtingen op, veel luisteren en motiveren

    - de participatiestijl:       begeleidende rol

    - de delegatiestijl:          geeft doel aan, studenten zelfstandig behalen

     

    Aan de hand hiervan hebben we een test gedaan van 22 vragen, deze vragen moest je onderverdelen in of het goed, deels of niet bij je paste. Bij mij kwam er uit dat de participerende rol het beste bij mij past. Ik denk dat dit ook wel klopt. Ook als ik naar mijn coachingstrajecten kijk, ik vind het niet prettig om echt duidelijk boven iemand te staan en opdrachten te geven. Ik vind het wél leuk om iemand te begeleiden/ coachen op gelijk niveau en niet alleen om die persoon iets te leren, maar ook om zelf iets te leren van die persoon. Hierna hebben Jacco en Karin een coachinggesprek gehouden, waarin Jacco de coach was en Karin de gecoachte. Dit gesprek werd ook gefilmd zodat we daarna terug konden kijken en steeds de video op stop konden zetten om dan feedback te geven op het coachen.

    Tijdens mijn stage heb ik vaak begeleidingsgesprekken gevoerd met patiënten. In deze gesprekken coachte ik hen bij de behandeling die zij volgden. In deze gesprekken merkte ik hoe goed het iemand vaak deed om gewoon maar zijn verhaal kwijt te kunnen, zelfs zonder dat ik mijn mening geef of met oplossingen kom, maar door gewoon te hummen en te knikken voelde de patiënt zich gehoord. Ik heb deze ervaring altijd in mijn gedachte gehouden, het maakt dat ik weet dat iemand heel goed zelf tot nieuwe inzichten kan komen, wanneer hij maar het verhaal verteld en daardoor alles voor zichzelf op een rijtje zet. Hierdoor heeft hij weer overzicht en ziet ook gelijk de punten waar hij direct iets aan moet veranderen en de dingen die al goed gaan. In mijn coachingsgesprekken probeer ik daarom in eerste instantie iemand zelf aan het woord te laten, het is niet belangrijk om te zeggen wat ik er van vind. Het is belangrijk dat de persoon in kwestie zelf een goed inzicht heeft in de situatie en van daaruit verder gaat kijken naar welke aandachtspunten er nog zijn. Wel vind ik het belangrijk om mensen mee te geven dat er vanuit verschillende oogpunten gekeken kan worden. Zodra mensen eens door de bril van een ander kijken, hebben ze vaak de reactie 'ooh, zo had ik het nog niet bekeken', nee dat klopt, maar die ander wel. Andere invalshoeken geven vaak nieuwe ideeen, en door op deze manier naar conflicten, problemen, knelpunten e.d. te kijken komt iemand vaak tot nieuwe inzichten.

    15-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 6 - Gespreksvoering

    Thema 6    Gespreksvoering

     

    Deze les was de eerste helft van het tweede deel van de cursus. Voor deze les hoefden we geen voorbereiding te doen omdat het weer de eerste les na de vakantie was.

     

    In de les

    We hebben vandaag teruggeblikt op het afgelopen half jaar en de portfolio’s kort nabesproken. We hebben een planning gemaakt voor het komende half jaar, welke thema’s we willen gaan behandelen. Dit waren een aantal voorstellen:

    -          Rationele Emotieve Therapie, RET.

    -          Simulatie (toneelspeler).

    -          Provoceren, klagende mensen hoe ga je ermee om?

    -          Tips voor de perfecte coach.

    -          Omgang met agressieve patiënten.

     

    We hebben deze les geoefend met gespreksvoering. We gingen met 5 personen een overleg voeren om tot een opzet te komen voor een introductieweek van 1e jaars. Er moesten 5 onderwerpen vertegenwoordigt worden:   à    Geld – Organisatie – Tijd – Informatie - Kwaliteit

    De rest van de klas moest ons dan coachen. Ik had voor mijzelf als doel gesteld om mij niet te snel om te laten praten. Ik heb vaak de neiging om wanneer iemand één argument geeft waarom mijn punt niet door kan gaan, ik dat dan wel een redelijk argument vind en daarmee acoord ga. Nu heb ik in de ‘vergadering’ veel langer vast gehouden aan mijn punt. Ik vond dit wel een beetje onwennig, maar uiteindelijk merkte ik dat ook andere mensen het met mij eens werden. Daarna hebben we de rollen omgedraait. Ik heb Fazila gecoacht, zij had assertief zijn. Aan het einde van de les hebben we nog intervisie gehouden en een onderwerp bedacht voor de volgende bijeenkomst.

    14-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 5 - Tussenevaluatie

    Thema 5   Tussenevaluatie

     

    Als voorbereiding op vandaag moesten we de levenslijst invullen:

     

    ·     Basisschool                 1988

    • Middelbare school         1996
    • Eerste baantje              1999
    • Mavo diploma                2000
    • Havo diploma                2003
    • Studeren                      2003
    • Veranderd van werk       2004
    • Vriend                          2005
    • Rijbewijs                       2005

     

    Vandaag hielden we de bijeenkomst buiten en gingen we een wandeltocht maken. Tijdens deze tocht ging je telkens in afwisselende groepjes van 2 opdrachten uitvoeren. De bedoeling van de opdrachten was dat je een link legde tussen de opdrachten en je begeleiderschap. De eerste opdracht was vertel elkaar over je kernkwaliteiten. Ik deed deze opdracht met Valentine, dit is haar kernkwadrant.

     

    Kernkwaliteit                                                  Valkuil

    Enthousiast                                                     Overal aan mee doen

     

    Allergie                                                          Uitdaging

    Vastgeroest                                                     Enthousiast voor bepaalde dingen, niet voor alles

     

    En dit is er één van mij die we besproken hadden:

    Kernkwaliteit                                                  Valkuil

    Rustig                                                             Verlegen

     

    Allergie                                                          Uitdaging

    Overderven doen                                               Wel rustig, maar niet te stil

     

     

    De tweede opdrachten was het bespreken van de levenslijst. Deze opdracht deed ik samen met
    Romy.We hebben het over de emigratie van Romy gehad. Ze vertelde hoe het was om in een ander land te komen waar ze geen familie had wonen en dat ze het doet om haar studie te kunnen volgen. En dat ze het nu erg naar haar zin heeft hier, maar wel graag weer naar haar familie zou willen als dat wat vaker kon. Ik vind het heel knap van haar om zover bij je familie vandaan te zijn in een ander land.

     

    Bij de derde opdracht moest je elkaar begeleiden tijdens het wandelen. Het was de bedoeling dat de één z’n ogen dicht hield en dat de ander dan zonder woorden en elkaar aan te raken de ander ging begeleiden. Dit was erg lastig om het zonder woorden en zonder elkaar aan te raken te doen. Dus deden wij het alleen zonder woorden. Ik ging Suzanne begeleiden en zij daarna mij. Dit was echt grappig om te doen, ik liet haar eerst gewoon rustig vlakbij mij lopen, maar als ik dan zei iets naar rechts ging ze gelijk een kwartslag naar rechts haha dus toen heb ik haar maar af en toe vast gehouden wanneer we iets van richting moesten veranderen. Ik vond het ook leuk om zo met mijn ogen dicht te lopen, het is wel een erg apart gevoel, je bent de hele tijd een soort van gespannen omdat je niet kan zien wat er gaat gebeuren en je spieren zich daarom aanspannen om snel te kunnen reageren als je ineens zou moeten rennen of dreigt te vallen. Hierdoor ging ik heel langzaam lopen, veel langzamer dan wanneer je met je ogen open zou lopen. Ik had wel het idee dat ik op Suzanne kon vertrouwen.

     

    Als laatste kregen we de opdracht om alleen te lopen en na te denken over hoe je nu bent als begeleider en hoe je jezelf in de toekomst ziet als begeleider.

    Ik denk dat ik wel iemand kan begeleiden wanneer ik me van tevoren verdiep in het onderwerp waarin de persoon begeleid wil gaan worden. Ik denk dat ik wel goed contact met mensen kan maken en ook een leider kan zijn. Ik denk wel dat ik in 1 op 1 contact iemand kan begeleiden, maar het begeleiden van een groep zie ik mezelf nog niet zo doen, omdat ik dan gemakkelijk mee zou gaan in de mening van groepsleden en daardoor niet aan de draad van wat ik wil leiden vast kan houden. In 1 op 1 of 1 op 2 á 3 contact kan ik dat al wel.

     

    Goede eigenschappen voor een begeleider vind ik:

    • rustig/ de tijd kunnen nemen voor de ander
    • begrip tonen voor de ander
    • duidelijk zijn
    • eerlijk zijn
    • goed overzicht hebben
    • interesse tonen
    • de rode draad in de gaten houden
    • doelen kunnen stellen
    • goede balans hebben tussen serieus kunnen zijn en humor hebben
    • goed kunnen luisteren
    • goed kunnen reflecteren
    • respect hebben voor elkaar
    • elkaar kunnen vertrouwen
    • open staan voor feedback en andere inzichten

    Relatie tussen de opdrachten en mijn begeleiderschap

    Uit de eerste opdracht heb ik meegekregen dat ik denk dat mijn kwaliteit uit mijn kernkwadrant, rustig zijn, wel een goede eigenschap is om een leider te kunnen zijn. Wanneer je continu zelf aan het woord bent, kan je mensen wel sturen, maar niet leiden in de zin van hen zélf leren dingen te doen.  

    Uit de tweede opdracht kan ik halen dat je goed naar elkaar moet kunnen luisteren, respect moet hebben en begrip voor elkaar moet kunnen tonen. De derde opdracht bewijst voor mij dat je op elkaar moet kunnen vertrouwen. En van de vierde opdracht heb ik geleerd dat ik op de goede weg ben om begeleider te worden en dat ik aan het begeleiden van groepen wat meer aandacht kan besteden omdat ik hier denk moeite mee te hebben. Wat ervaring hiermee opdoen kan misschien mijn beeld hierover veranderen.

     

    13-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 4 - Persoonlijke kwaliteiten

    Thema 4   Persoonlijke kwaliteiten                                                                   

     

    Voor deze les moesten we ons voorbereiden door een kernkwadrant in te vullen die bij jezelf past.

     

                                                       Kernkwadrant

     

    Kernkwaliteit                          te veel van het goede     Þ                                Valkuil

    Bedachtzaam                                                                                                  Gesloten

                                                                                                                     (over gevoelens)

    negatief                                                                                               positief 

    ß tegen overgestelde                                                                            tegenovergestelde ß

    Allergie                                   Ü te veel van het goede                        Uitdaging

    Uitbundig/flapuit                                                                                     open                   (over gevoelens)                                                                                   (over gevoelens)

    Sterkte & zwakte analyse


    Toen ik op stage ging heb ik de volgende tekst in mijn stageleerplan gezet, zodat mijn collega’s wat meer te weten konden komen over mijn persoonlijke kwaliteiten:


    "Om in een korte periode van stage toch snel een goed beeld van mij te kunnen vormen is het wel handig om mijn sterke en zwakke punten te kennen. Een zwak punt is dat ik snel geneigd ben om mijn werkzaamheden voor school op mijn stage uit te stellen, ik richt me dan helemaal op de afdeling en vergeet tijd in te plannen voor mijn leerdoelen. Ik heb het idee dat ik wanneer ik op mijn werk/ stage ben, ik daar kom om te werken en zie het maken van opdrachten niet zo snel als ‘werk’. Omdat ik stageloop horen deze opdrachten er gewoon bij, en ik zal eraan moeten werken dat ik ook op de afdeling daar tijd voor vrij inplan. En ander zwak punt is dat ik niet zo snel om feedback vraag. Ik wil wel heel graag feedback krijgen, en vraag me ook af hoe men vond dat ik gewerkt heb, maar kom er niet altijd doe om dit ook daadwerkelijk te vragen. Goede eigenschappen zijn dat ik gemakkelijk ben in de omgang en me snel kan aanpassen aan anderen mensen. Met de meeste mensen kan ik ook goed samenwerken, dit geld ook voor de patiënten. Ik heb een groot inlevingsvermogen, en kan vrij snel aan mensen merken hoe ze zich voelen. Een andere goede eigenschap is dat ik erg leergierig ben, ik vind het niet zo prettig om alleen maar toe te kijken, op een gegeven moment wil ik het namelijk ook zelf doen. Dit kan ook er wel toe leiden dat ik soms te veel in een keer wil doen."

     

    Leerstijlen en de leercyclus van Kolb

    Bij het lezen van de onderstaande leerstijlen vind ik mijn eigen leerstijl het beste passen bij een combinatie van ‘denker’ en ‘beslisser’. De punten die bij deze leerstijlen worden toegelicht vertonen veel overeenkomsten met mijn eigen manier van leren.

     

    Leerstijlen                                Leert het beste van…

    Doener (Accomoderen)  directe ervaring, dingen doen.

                                                   nieuwe ervaring, het oplossen van problemen.

                                                   in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak.

     

    Bezinner (Divergeren)                 Activiteiten waarbij de tijd krijgen/gestimuleerd worden om (achteraf) na te denken over acties.

                                                   Als de mogelijk wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen.

                                                   Beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur.

     

    Denker (Assimileren)                 Gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen.

    Als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben.

    Situaties waarin ze intellectueel uitgedaagd worden.

    De kans krijgen vragen te stellen en de basismethodologie, logica etc. te achterhalen.

    Theoretische concepten, modellen en systemen.

     

    Beslisser (Convergeren) Activiteiten waarbij:

                                                   Een duidelijk verband is tussen leren en werken.

    Ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden.

                                                   Ze zich kunnen richten op praktische zaken.

    Ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert.

     

    Leercyclus

                                                   Fase 1 ‘concreet ervaren’

                                                               -feeling-

     

    Fase 4                                                                                                Fase 2

    ‘Actief experimenteren                                                              ‘Waarnemen’

    overdenken’                                                                                         -watching-

    -doing-                                                                                   

     

                                                   Fase 3 ‘abstracte begripsvorming’

                                                               -thinking-

     

    Het is niet nodig altijd bij fase 1 te beginnen.

     

    Copingstijl

    Kijkend naar mijn kernkwadranten van de vorige opdracht ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn copingstijl een mengsel is van de copingstijlen verzoenen en super rationeel gedrag. Ik denk dat ik over het algemeen zeer rationeel ben, zeker onder stress (dit weet ik uit ervaring). Maar niet ten koste van alles, gevoelens spelen zeker ook een grote rol binnen mijn rationele denken maar deze komen niet altijd op de eerste plaats. Bv. bij een crisis situatie op mijn werk zou ik eerst het probleem oplossen en daarna pas rekening houden met de wensen van het personeel.

    In de thuissituatie is de verzoenende kant juist heel handig omdat deze je de kans geeft een stapje opzij te doen voor een ander. Voor mijn studie is deze stijl heel handig omdat ik mijn studie goed kan plannen met mijn rationele vaardigheden. In een samenwerkingssituatie komen beide copingstijlen van pas, de rationele bij het verdelen en organiseren van het werk en de verzoenende stijl bij het rekening houden met de wensen van de verschillende personen.

     

    Ik vind dat de mix van copingstijlen die het best bij mij aansluiten een goede mix is. Beide stijlen vullen elkaar aan op verschillende gebieden en los van elkaar pakken deze stijlen vaak negatief uit maar dit lijkt mekaar juist op te heffen als ze gecombineerd worden.

    Ik denk dat deze copingstijlen in combinatie met elkaar erg wenselijk zijn in het verpleegkundig beroep omdat het een veelal druk beroep is en er dus veel gepland moet worden om alles voor elkaar te krijgen. Men moet dus rationeel kunnen denken. Maar omdat je met veel mensen te maken krijgt is de gevoelskant ook heel belangrijk, je moet naar de wensen en verlangens van de patiënt kunnen luisteren en hem serieus kunnen nemen, de verzoener. (Opdracht 9, 2004)

     

    Teamplaatje en groepsrol.

    De rol die het meest bij mij past is de rol van voorzitter. Ik kies meestal niet bewust voor deze rol maar als alles erg chaotisch dreigt te gaan verlopen heb ik wel de neiging om in te grijpen en alles zo goed mogelijk te regelen. Het gaat dan als het ware vanzelf. Ik kan me in deze situaties ook erg ergeren aan mensen die maar door blijven gaan over een onrelevant onderwerp. De rol van voorzitter gaat mij bij de PGO lessen ook goed af, en ik vind het leuk om te doen. Ik zou ook wel eens de rol van specialist willen proberen omdat je dan veel van een onderwerp af weet en niet alles zo globaal doet. Maar ik denk dat ik het moeilijk vind om me niet met de gang van zaken te bemoeien. (opdracht 12, 2004)


    Kernkwadranten, Daniel Ofman
    Kernkwadrantentest http://www.managersonline.nl/indexg.php?section=content&id=6 

    In de les

    Tijdens een spel over persoonlijke kwaliteiten in de les werden de volgende begrippen door mijn groepsgenoten aan mij toegeschreven. Ik vind het intressant om te zien hoe mensen zich in een korte tijd toch een aardig kloppend beeld van iemand kunnen schetsen. Het grootste deel van de woorden klopt wel met mijn eigenschappen. Over een aantal woorden wil ik nog iets toelichten.

     

    Vastberaden                                         Dienstbaarheid

    Behulpzaamheid                                   Klaarstaan voor een ander

    Optimistisch                                         Doelgericht

    Rustig                                                  Behulpzaam

    Betrouwbaar                                         Verlegen

    Gedisciplineerd                                     Mild

    Bedachtzaam                                       Serieus

    Rustig                                                  Tactvol

    Inspirerend                                           Rustig

    Leergierig

     

    Het woordje rustig heb ik het meest gekregen, dit is een eigenschap die ik van mijzelf ken en ook wel vaker hoor van mensen die iets over mij zeggen. Het klopt ook, ik bén gewoon rustig van mijzelf. Net als ieder mens heb ik ookwel moment waarop ik drukker ben, maar toch heerst er altijd een soort rust over mij. Soms wordt de kalmheid/rust gezien voor verlegenheid. Toch ben ik in het contact maken met mensen naar mijn idee niet verlegen, ik vind het leuk om met mensen te praten, ook als ik hen nog niet goed ken. Ik denk dat mijn verlegenheid eerder zit in onderwerpen waarover ik praat. Als ik vind dat iemand te persoonlijk wordt of over een onderwerp praat waarvan ik vind dat het hem geen jota aangaat, dan zal ik nooit zeggen ‘dat gaat je niets aan’. Ik zou er een of andere subtiele middenweg in zien te versieren waardoor mijn antwoord eerder een ‘daar wil ik het liever niet over hebben’ wordt. Ja, zo’n antwoord kan je opvatten als verlegen inderdaad. In sommige situaties vind ik het ook leuk om mensen te observeren, ik kan me wel indenken dat het soms als stil wordt gezien als ik niet direct een gesprek aan knoop. Het optimisme klopt ook zeker, dat herken ik heel goed, ik kan dingen altijd van meerdere kanten bekijken. Als er een minder leuke situatie is dan draai ik die in gedachte gewoon net zo lang rond tot ik er een positieve kant aan ontdek. Het tegenover gestelde kan ik ook, ik kan aan vrijwel ieder punt een voor- en nadeel toekennen. Of een punt voor zowel de pro als de contra partij. Het is niet zo dat ik door het zien van een nadeel pessimistisch ben, eerder realistisch, denk ik. Misschien is het mijn inlevingsvermogen dat ervoor zorgt dat ik situaties van verschillende kanten kan bekijken.

     

    De gedisciplineerdheid vind ik zelf niet heel erg herkenbaar in mijn eigenschappen. Máár het is wel iets waar ik aan probeer te werken. Dus wat dat betreft vind ik het wel leuk dat hij genoemd is. Ik bezit wel discipline, maar ik moet mezelf er heel erg toe aanzetten wil ik het naar voren laten komen (ik denk hierbij vooral aan (huis)werk situaties). Vooral met het maken van opdrachten stel ik dit erg uit en laat het soms zover komen dat het te laat is voordat ik het af maak. In mijn werk bezit ik wel discipline, dan ben ik goed in staat om mijzelf af en toe even op te peppen en als het ware een peper in de spreekwoordelijke reet te steken, zodat ik in hoog tempo verder ga met werken. Soms stuur ik mezelf er ook toe aan om lastige situaties als eerste te behandelen, zodat dat vast gebeurd is. En pas daarna het makkelijkere werk te doen. Nogmaals er is op een of andere manier een groot verschil tussen werken in werk op school (veelal schriftelijke opdrachten) en werk in de praktijk (met patienten). In het werken in de praktijk ben ik (gelukkig) veel zorgvuldiger.

    12-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 3 - Macht & Affectie

    Thema 3    Macht & affectie

     

    De "Roos van Leary"

     

    Ontstaan

    Leary heeft in 1957 een model ontworpen waarmee relaties tussen mensen ik kaart gebracht kunnen worden: de zogenaamde "Roos van Leary". Dit model kan behulpzaam zijn voor het verkrijgen van meer zicht op het betrekkingsniveau.

     

    Inhoud

     

    Uit veel onderzoeken in de sociale wetenschappen naar menselijke relaties komen telkens twee hoofddimensies naar voren:

    1. een dimensie rond controle, invloed en dominantie;

    2. een dimensie rond intimiteit en affectie.

     

    Dat wil zeggen, wanneer mensen met elkaar omgaan, speelt er enerzijds steeds iets van macht en invloed of het ontbreken daarvan en anderzijds iets van persoonlijke afstand of nabijheid.

     

    De eerste dimensie betreft de mate waarin mensen invloed op elkaar uitoefenen. Aan het ene uiterste van deze dimensie vinden we "veel invloed" (macht, overheersing, dominantie en dergelijke), aan het andere uiterste "weinig invloed" (volgzaamheid, onderwerping en dergelijke). De invloedsverdeling tussen gesprekspartners kan dan ook verschillende vormen aannnemen. Wanneer de invloedsverdeling gelijk is, spreken we van een symmetrische relatie. Wanneer ze ongelijk is van een complementaire relatie.

     

    De tweede dimensie betreft de vraag naar hoe persoonlijk of afstandelijk de betrokkenen met elkaar omgaan. Op deze dimensie gaat het meer om vragen van samenwerking of tegenwerking, sympathie of antipathie, affectie of afwijzing en alle varianten hiertussen. Aan het ene uiterste van de samenwerkingskant plaatsen we coöperatieve gedragingen als ondersteunen, helpen en assisteren; aan het andere uiterste allerlei gedragingen die juist afstand scheppen en tegenwerking impliceren.

     

    Gaat de eerstgenoemde dimensie over de thematiek "boven of onder", de tweede dimensie gaat over "dichtbij of veraf" ofwel "samen of tegen". Leary heeft zijn model gebaseerd op deze twee dimensies: de "boven-onder" dimensie tekent hij verticaal, de "tegen-samen" dimensie horizontaal. (Zie figuur a). Met dit model kunnen we symmetrische en complementaire interacties beter aangeven. In principe zijn heel wat symmetrische en complementaire interacties denkbaar. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, zeg leidend gedrag of agressief gedrag, beantwoord wordt met gelijksoortig gedrag, dus met eveneens leidend of agressief gedrag, is dit een symmetrische interactie. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, bijvoorbeeld weer leidend of agressief gedrag, beantwoord wordt met gedrag uit de tegenoverliggende sector in de andere cirkelhelft, dus met afhankelijk of met opstandig gedrag, is dit een complementaire interactie. Op grond hiervan zijn de complementaire interacties uit figuur b mogelijk.

     

    - leidend-afhankelijk, en omgekeerd: afhankelijk-leidend;

    - helpend-meewerkend, en omgekeerd: meewerkend-helpend;

    - competitief-agressief, en omgekeerd: agressief-competitief.

     

    Wat bertreft symmetrie komen de volgende patronen in groepen het meest voor:

    - meewerkend-meewerkend ("samen"-"samen");

    - afhankelijk-afhankelijk ("samen"-"samen");

    - agressief-agressief ("tegen"-"tegen");

    - competitief-competitief ("tegen"-"tegen").

     

    Met andere woorden: "Boven"-gedrag roept "Onder"-gedrag op, het tegenovergestelde dus. Daarentegen roept "Samen"-gedrag "Samen"-gedrag op en "Tegen" roept "Tegen"-gedrag op.

    Boven/onder : wie is de baas?

    Samen/tegen: met of tegen elkaar?

     

    Samenvatting

    Hieronder staat een samenvattend overzicht van de acht sectoren in de Leary-roos door per sector het betrekkingsniveau samen te vatten

     

    Taakgericht (A)                                    Relatiegericht (B)

    Dominant (boven) gedrag

    tegenwerking   samenwerking

    Onderdanig (onder) gedrag

    Boven - Tegen (BT) = "Kijk naar mij en voel je minderwaardig"

    Boven - Samen (BS) = "Je moet maar naar mij luisteren"

    Samen - Boven (SB) = "Wij mogen elkaar graag"

    Tegen - Boven (TB) = "Wees bang voor mij"

    Tegen - Onder (TO) = "Verwerp me, haat me maar"

    Onder - Tegen (OT) = "Bemoei je maar niet met mij"

    Onder - Samen (OS) = "Je moet mij helpen en leiding geven"

    Samen - Onder (SO) = "Zeg maar wat je wilt; ik ben tot alles bereid"

     

    Doorbreek het patroon door:

    •           meldt wat je gevoel is wat de ander je geeft

    •           A -> B maken en B -> A maken

    •           A = Taakgericht, B = Relatiegericht

     

    Werking

    Hoe stel jij je op in sociale relaties

     

    Lees de onderstaande lijst met uitspraken door en omcirkel die uitspraken die volgens jou van toepassing zijn op jouw gedrag. Omcirkel vervolgens dezelfde gekozen nummers in het scoreformulier.Het hoogste aantal omcirkelingen per kolom bepaalt je voorkeursgedrag. Ga bij jezelf na of dat klopt

     

    In de les

    In de les hebben we de roos van Leary ingevuld. Eigenlijk was dit voor de les al de bedoeling, maar het internetprogramma deed bij mij een beetje vreemd. In de les hebben we eerst aan elkaar uitleg gegeven over de roos van leary en de werking hiervan en over andere onderdelen van macht en affectie, zoals verschillende intonaties in stem, en verschillende houdingen die je aan kunt nemen in gesprekken en hoe anderen hierop reageren.

     

    Vragenlijst

    1 kan opdrachten geven                                                  31. Dankbaar

    2. kan voor zichzelf zorgen                                               32. Behulpzaam

    3. hartelijk en met begrip                                                 33. Kan fouten van anderen niet verdragen

    4. bewondert/imïteert anderen                                       34. onafhankelijk

    5. is het met iedereen eens                                            35. houdt van verantwoordelijkheid

    6. schaamt zich voor zichzelf                                           36. heeft gebrek aan zelfvertrouwen

    7. wil graag bevestiging                                                   37. laat anderen besluiten nemen

    8. geeft altijd advies                                                          38. vindt iedereen aardig

    9. verbitterd                                                                         39. wil graag dat er voor hem gezorgd wordt

    10. met groot hart/onbaatzuchtig                                    40. baast over anderen

    11. opschepperig                                                              41. zachtmoedig

    12. zakelijk                                                                          42. bescheiden

    13. kan streng, zijn wanneer dat nodig is                     43. snel gehoorzamend

    14. koud en zonder gevoel                                              44. overbeschermend

    15. klaagt wanneer nodig                                                45. vaak onvriendelijk

    16. samenwerkingsgezind                                              46. door anderen gerespecteerd

    17. klagerig                                                                         47. opstandig tegen vanalles

    18. kritisch op anderen                                                    48. gepikeerd als anderen de baas spelen

    19. kan gehoorzamen                                                      49. assertief en vertrouwend op zichzelf

    20. wreed en onhartelijk                                                  50. sarcastisch

    21. afhankelijk                                                                    51. verlegen

    22. dictatoriaal                                                                   52. egoistisch

    23. dominerend                                                                 53. sceptisch, twijfelzuchtig

    24. goede omgang met anderen is belangrijk            54. open en direct

    25. moedigt anderen aan                                                55. koppig

    26. zorgt graag voor anderen                                          56. gemakkelijk beinvloedbaar

    27. vastberaden maar rechtvaardig                               57. denkt alleen aan zichzelf

    28. altijd weer vriendelijk                                                 58. toegeeflijk naar anderen

    29. ziet fout door de vingers                                            59. lichtgeraakt

    30. goede leider                                                                60. wil graag troosten

                                                                                                  61. geeft snel toe

                                                                                                  62. vol respect voor gezag

    *zie score-formulier onderaan pagina                          63. aardig gevonden worden

                                                                   64. goedgelovig

     

    1. De sector Boven-Samen (BS) (leidend)

    Zo denk je over jezelf: ik ben sterker, beter dan jij; Ik overzie "het"

    Zo denk je over de ander: jij bent zwak en hulpbehoevend

    Je houding tegenover de ander: jij moet naar mij luisteren

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): de ander raad geven, beïnvloeden, iets adviseren, dingen regelen en organiseren voor de ander, leiding nemen, beslissingen nemen, tijd bewaken. In "wij-termen" praten als het feitelijk om de eigen mening gaat. 

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): luide stem opzetten, met veel poeha praten, aan het hoofd van de tafel gaan zitten, veelvuldig rondkijken, niet goed luisteren naar anderen en tekenen van ongeduld vertonen als anderen te lang aan het woord zijn, gespannen houding, serieus gezicht, knipogen naar andere leiders.

    Opgeroepen reacties: gehoorzaamheid, afhankelijkheid, (concurrentie)

     

    2. De sector Boven-Tegen (BT) (concurrerend)

    Zo denk je over jezelf: ik ben beter dan wie ook, ik vertrouw alleen op mezelf

    Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en zwak

    Je houding tegenover de ander: kijk naar mij en voel je minderwaardig

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): indruk maken op de ander, hoog over jezelf opgeven, in competitie gaan met andere leiders, kritiek negeren, geen interesse tonen voor anderen of voor samenwerking, steeds het initiatief in handen houden, veel zinnen met "ik" beginnen

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): veel en hard praten, anderen onderbreken, rechtop zitten of staan, opvallende gebaren maken om aandacht te trekken, te onpas opstaan, als een ander iets zegt of doet gaan gapen, wegkijken, tekenen van verveling of ongeduld vertonen

     

    3. De sector Tegen-Boven (TB) (agressief)

    Zo denk je over jezelf: ik ben kwaad, bedreigend

    Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en waardeloos

    Je houding tegenover de ander: wees bang voor mij

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): de ander bekritiseren, normen en discipline eisen, laten zien dat de ander tekort schiet, de ander uitlachen, kleineren, kwaad zijn op de hele groep, schelden, sancties voorstellen en toepassen

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): luid praten, schreeuwen als men niet luistert, anderen

    onderbreken, dreigend aankijken, vuisten ballen van woede, kwetsbare mensen als mikpunt kiezen, je afzetten tegen de groep, mimiek van kwaadheid

     

    4. De sector Tegen-Onder (TO) (opstandig)

    Zo denk je over jezelf: ik ben anders dan anderen, ik heb niemand nodig

    Zo denk je over de ander: jij bent onbetrouwbaar, jij mag mij niet

    Je houding tegenover de ander: verwerp me, haat me maar

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): kritische vragen stellen, niet geloven wat de ander zegt, alle positieve gevoelens ontkennen of niet horen, conflicten uitlokken door de ander uit te dagen, boos te maken of af te wijzen, steeds wijzen op het verschil tussen jezelf en de ander, overal tegen zijn, hulpaanboden belachelijk maken

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): niet veel zeggen, maar als je wat zegt vinnig en scherp, de ander in de gaten houden, boos kijken, "nee"-schudden als de ander iets zegt, buiten de groep gaan zitten, afzijdig, anderen nooit aanraken of aangeraakt willen worden, bokkig, onsociaal erbij zitten

     

    5. De sector Onder-Tegen (OT) (teruggetrokken)

    Zo denk je over jezelf: ik doe alles verkeerd, het is mijn eigen schuld

    Zo denk je over de ander: jij bent bedreigend

    Je houding tegenover de ander: bemoei je maar niet met mij

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): zelfverwijten maken, jezelf afbreken, "slecht" noemen, alle kritiek en boosheid van anderen op jezelf betrekken, falen van de groep aan jezelf wijten, bijna niets zeggen op eigen initiatief

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): de ander niet aankijken, in elkaar gedoken zitten, zuchten, snikken, antwoorden met gebaren in plaats van met woorden (schouders ophalen, ja-knikken), star en onbeweeglijk erbij zitten, bijna niets zeggen, zacht praten en stuntelig naar woorden zoeken

    Opgeroepen reacties: afstand, agressie, afkeuring, (hulp)

     

    6. De sector Onder-Samen (OS) (afhankelijk)

    Zo denk je over jezelf: ik ben zwak en gewillig, ik heb hulp nodig

    Zo denk je over de ander: jij bent steviger dan ik

    Je houding tegenover de ander: jij moet mij helpen en leiding geven

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): de ander om raad vragen, vragen om leiding, uitleg, je moeilijkheden aan een ander voorleggen, goedkeuring vragen, met iedereen instemmen, bewondering voor iedereen uitspreken, op vragen antwoorden dat je het niet weet of niet kunt,

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): teruggetrokken plekje in de groep, schuchter, afwachtende houding, verlegen glimlachen, blozen, antwoorden met gebaren in plaats van woorden (ja-knikken, nee schudden, hulpeloos schouders ophalen), tegen anderen opkijken - vooral tegen 'leiders' - weinig en zacht spreken.

    Opgeroepen reacties: agressie, irritatie, (autoritair gedrag), (hulp)

     

    7. De sector Samen-Onder (SO) (meewerkend)

    Zo denk je over jezelf: ik ben vriendelijk, aardig en meegaand

    Zo denk je over de ander: jij bent ook vriendelijk en aardig

    Je houding tegenover de ander: zeg maar wat je wilt; ik wil wel meewerken

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): met de ander instemmen, hem naar de mond praten, gelijk geven, de ander vleien en bewonderen, respect uitdrukken voor 'leiders', het gedrag van de ander goed praten, in algemene termen praten (je, men, iedereen), jezelf wegcijferen door toevoegingen als 'misschien', 'als ik iets mag zeggen', 'ik weet niet of dit juist is, maar ....'

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): beleefd erbij zitten, naar ander opkijken, veel ja-knikken, glimlachen, gedienstig zijn, lachen om ieder grapje, verlegen worden als mensen kritiek op je hebben, je plaats weten in de groep, goed gehumeurd zijn, niet zoveel zeggen en niet met een luide stem

    Opgeroepen reacties: agressie (angst, onderwerping) (autoritair gedrag)

     

    8. De sector Samen-Boven (SB) (ondersteunend)

    Zo denk je over jezelf: ik ben evenwichtig, betrouwbaar en sympathiek

    Zo denk je over de ander: jij bent ook evenwichtig en sympathiek

    Je houding tegenover de ander: wij mogen elkaar graag

     

    Zo gedraag je je:

    Verbaal gedrag (praten): de ander op zijn gemak stellen, moed inspreken, troosten, opbeuren, positieve dingen opmerken, uitnodigen tot samenwerking, vriendelijk en attent zijn, begrip tonen, meeleven, conflict in de groep niet ernstig nemen, leuke opmerkingen maken

     

    Non-verbaal gedrag (manier van doen): vriendelijk kijken, veel oogcontact zoeken, de ander vriendelijk aanraken (schouderklop, vriendelijke por), veel lachen, het zonnetje in de groep zijn, met iedereen bezig zijn, veel praten en anderen bij de groep betrekken door ze iets te vragen of aan te bieden

    Opgeroepen reacties: concurrentie, bewondering, agressie, (onderwerping)

     

    Mijn score kwam uit tussen Samen-Boven en Boven- Samen, ik denk dat dit wel klopt want ik vind de beschrijvingen grotendeels wel bij mij passen.

     

    Score-formulier

    1          2          13        15        19        31        16        32

    30        12        18        48        36        4          3          10

    35        34        27        53        42        7          24        25

    46        49        54        59        61        62        63        26

    8          11        33        9          41        21        28        29

    23        52        45        17        43        37        38        44

    40        57        50        55        51        39        56        58

    22        14        20        47        6          64        5          60

    BS       BT        TB        TO      OT        OS       SO       SB

    11-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (28 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 2 - Psychologie van het leren

    Thema 2:  Psychologie v/h leren             

     

    Leren à persoonlijke vaardigheden à leren leren à reflecteren

    Terugdenken en overzien, nadenken over jezelf, je gedrag of een activiteit. Doel van het reflecteren is het vergroten van begrip en inzicht en het verbeteren van je gedrag. Reflecteren op het leerproces kan je helpen om effectiever te leren en om de leerstof beter te onthouden.

     

    Sinds het proefschrift van Vermunt (1992) zijn leerstijlen in Nederland in de mode. Een leerstijl is een karakteristieke wijze van aanpak van de studie, net als een rijstijl een karakteristieke manier van autorijden is. Bij Vermunt is een leerstijl een mengsel van:

    • Cognitieve verwerkingsstrategieën, bv. diepgaande en stapsgewijze verwerking
    • Regulatiestrategieën, bv. Zelfsturing en externe sturing
    • Mentale eermodellen of opvattingen over de eigen leer- en denkprocessen
    • Leeroriëntaties of studiemotieven

    Vermunt onderscheidt uiteindelijk vier leerstijlen:

    • De betekenisgerichte leerstijl: een mengsel van vooral diepgaande verwerking, zelfsturing en bepaalde opvattingen en motieven
    • De reproductiegerichte leerstijl: een mengsel van vooral stapsgewijze verwerking en externe sturing
    • De toepassingsgerichte leerstijl: vooral een kwestie van opvattingen en motieven
    • Een ongerichte leerstijl: gekenmerkt vooral door het ontbreken van sturing, ambivalente motieven en bepaalde opvattingen over studeren.

     

    In de les

    We gingen deze les naar buiten omdat het lekker weer was en niemand zin had om binnen te blijven zitten. Ik had een boekje meegenomen waarin het ‘leren leren’ werd uitgelegd. Hierin staan kleine testjes om het geheugen te trainen en informatie over een goede manier van leren. Er staat bijvoorbeeld in dat je na 15 minuten iets over hetzelfde onderwerp gehoord of gelezen hebt, je je aandacht en intresse gaat verliezen en je minder leert. Daarom moet je tijdens het leren zoveel mogelijk afwisselen. Je hoeft niet altijd van onderwerp te wisselen, je kan bijvoorbeeld ook eerst 10 minuten franse woorden leren en daarna even naar het franse journaal kijken. Zo wissel je af en daardoor behoud je je intresse en daarmee de aandacht. Buiten hadden we ons in 2 groepen verdeeld. Sandra vertelde haar informatie over het leren aan ons groepje en we deden een spel om het geheugen te trainen. Het spel was “Ik ga op vakantie en ik neem mee…”.  Wat ik in deze les heb geleerd is dat er een veel verschillende leerstijlen zijn en dat er niet één ‘goede’ leerstijl is maar dat het vaak afhankelijk is van de persoon welke leerstijl bij hem of haar past. Verder vond ik het grappig dat er veel (kleine) testen zijn om je geheugen te trainen.

                                                                                          

    10-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thema 1 - Groepsdynamica

     

    Thema 1    Groepsdynamica                                 

     

    Groepsdynamica is gericht op een procesmatige benadering van groepen. Het was lastig om over dit onderwerp informatie te vinden die betrekking heeft op algemene groepen. Over groepswerk en werken met groepen patienten in de psychiatrie kon ik wel informatie vinden. Omdat ik dacht dat voor de cursus bedoeld werd werken in ‘normale’ groepen, heb ik alleen de volgende informatie gevonden. Het gaat over een cursus groepsdynamica.

     

    Voorfase:

    Het ontwerp van een groep:

    -          sociale omgeving van de groep;

     

    Eerste hoofdfase:

    -          hoofdaandacht voor de taak, doelstelling en werkwijzen van de groep,

    -          positiebepaling ten aanzien van de externe krachten,

    -          inhoudsniveau en procedureniveau centraal;

     

    Tweede hoofdfase:

    -          hoofdaandacht voor de onderlinge relaties in de groep,

    -          stellingname ten opzichte van elkaar,

    -          interactieniveau staat centraal;

     

    Derde hoofdfase:

    -          hoofdaandacht voor de groepsleden zelf,

    -          standpuntbepaling met betrekking tot het eigen zelf in de groep,

    -          bestaansniveau staat centraal.

    In de les

    De bijeenkomst werd begonnen met een spelletje, waarbij iedereen een papier voor zich kreeg. We kregen 5 minuten de tijd om achter elke beschrijving een naam te schrijven en elke naam mocht maar 1 keer voorkomen op het lijstje. Dit was een soort test om te kijken hoe goed we elkaar kenden.

     

    Vind iemand in het lokaal die….

    1)       lid is                                                                                       Suzanne

    2)       meer dan 5 keer is verhuisd                                                      Romy

    3)       enig kind is                                                                             Karina

    4)       iets doet aan internationale vrouwendag                                     Fasila

    5)       jaar EK voetbal in de kroeg volgde                                             Emma

    6)       in een studentenhuis woont                                                      Nicolien

    7)       een teamsport doet                                                                  Renee

    8)       verliefd is                                                                                 Sarah

     

    Ook hebben we ons bezig gehouden met intervisie met de incidentiemethode. De incident methode is een manier om een situatie of een gebeurtenis (incident) op een efficiënte en productieve manier te bespreken en ervan te leren. Stel een voorzitter aan die de tijd en de procedure bewaakt en een notulist die aantekeningen maakt tijdens het gesprek. De methode bestaat uit 7 stappen en mocht 30 minuten duren.

     

    1)       Vertellen                      (5 min.)

    2)       Vragen bedenken          (2 min.)

    3)       Vragenstellen               (5 min.)

    4)       Analyse                       (5 min.)

    5)       Reactie                        (3 min.)

    6)       Discussie                     (5 min.)

    7)       Conclusie                     (5. min)

     

    Het lijkt mij wel een goede manier om een gebeurtenis te bespreken, alleen is de tijd die ervoor staat best wel kort. Ook kregen we een stencil met informatie over groepsdynamica. Van deze les heb ik geleerd dat groepsdynamica de studie is van het gedrag van mensen in kleine groepen. Veel menselijk gedrag kan beter begrepen worden door aandacht voor de groepen waarin dat gedrag plaatsvindt. De professional in de gezondheidszorg werkt in, met en voor groepen. Deze groepen beïnvloeden het gedrag van de professional en beïnvloeden haar/ zijn (professionele) ontwikkeling. Groepen vormen de brugfunctie tussen individu en maatschappij en bepalen daarmee de wijze waarop de professional zijn beroep kan uitoefenen.

    Tijdens mijn stage heb ik een groep patiënten begeleid bij het volgen van hun therapieprogramma. Als voorbereiding op het begeleiden van deze groep patiënten heb ik eerst informatie gezocht over groepsdynamica. Ik merkte dat het belangrijk is dat de groep je vertrouwd en als leider ziet. Wanneer je veel ruimte over laat krijgen deze patiënten het idee dat je geen leiding geeft en volgen ze je instructies niet meer op omdat zij het gevoel hebben niet naar je te hoeven luisteren. In mijn 3e begeleidingstraject geef ik meer toelichting op het begeleiden van een groep.

    09-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leerroute

    Leerroute

    Uit het Self-Assessment kwamen de volgende punten naar voren als zijnde ‘nog niet duidelijk aanwezig’ in de choachingsvaardigheden van de student. Per punt zal een toelichting worden gegeven hoe deze vaardigheid in de leerroute verder ontwikkeld kan worden.

    - (slecht ontwikkeld):

    Leerproces begeleiden

    - Gaat uit van het zelfsturende vermogen van de ander door daarop consequent een beroep te doen, kent daarin de beperkingen en geeft ondersteuning waar nodig.

    • Het zelfsturend vermogen kan ik meer tot uiting laten komen bij mensen. Ik ben vaak geneigd om hen bepaalde suggesties of adviezen op te leggen, maar het is beter als ze het zelf bedenken en uitvoeren. Dit leerdoel ga ik realiseren door tijdens de diverse begleidingstrajecten de deelnemer in zijn gedrag te observeren en hierbij specifiek te letten op het zelfsturend vermogen van deze persoon.

    Probleemoplossend vermogen

    - Kan een probleemoplossend gesprek voeren en spreekt het probleemoplossende vermogen van de ander voldoende aan.

    - Stuurt aan op het vertalen van conclusies en doelen in mogelijke acties en resultaten.

    - Beoordeelt met de gecoachte acties op effectieviteit en haalbaarheid.

    • Ik ben van mening dat ik wel een probleemoplossend gesprek kan voeren, maar dat ik onvoldoende het probleemoplossende vermogen van de ander aanspreek hierbij. Vaak geef ik meer adviezen dan dat ik iemand zelf actief laat meedenken, dit kan beter ontwikkelt worden.
    • Het aansturen op het omzetten van conclusies en doelen in acties en resultaten kan ik nog concretiseren.
    • Over het beoordelen van gekozen acties op de effectiviteit en haalbaarheid denk ik vaak pas na op een later moment. Het beoordelen zelf is iets wat ik wel goed kan doen, het moment moet ik alleen verbeteren.

    Overtuigingskracht

    - Durft duidelijke grenzen te stellen en daaraan vast te houden.

    • Hier moet ik wel aan werken, voor mijzelf heb ik wel duidelijke grenzen daar ligt het probleem niet. Maar bij het stellen van grenzen in situaties waarin in geen persoonlijke betrekking heb ben ik vaak te laks. Ik stel dan niet van te voren grenzen op en ga er vanuit dat alles wel in orde zal komen. Het probleem is dat je dan vaak achteraf dingen moet oplossen. Dus het moet zegmaar eerst misgaan voordat ik er wat aan ga doen, omdat ik vooraf denk dat mensen zulke dingen toch niet zullen doen en er daarom ook niet verder bij nadenk. In een coachingstraject is het wel van belang om vooraf grenzen op te stellen en daar ook aan vast te houden. Zo weten alle partijen waar ze aan toe zijn en in welke richting er gewerkt kan worden.

    Planmatig werken en resultaatgerichtheid

    - Komt afspraken na, komt op tijd.

    - Controleert regelmatig de voortgang.

    • Helaas moet ik zeggen dat het op tijd komen niet mijn sterkste kant is, ik hecht er denk ik onvoldoende waarde aan. Wel moet ik zeggen dat dit eigenlijk alleen betrekking heeft op het al dan niet op tijd komen op school. Op mijn werk heb ik er nog nooit moeite mee gehad, terwijl ik toch om 07.00u moet beginnen. Meestal ben ik op mijn werk zelfs iets eerder dan de begintijd. Het nakomen van afspraken is afhankelijk van de soort afspraak. Als het een echte afspraak is met een persoon, dan kom ik hem na. Als het een afspraak is over het inleveren van een bepaald document dan gebeurt het mij regelmatig dat ik hier pas erg laat aan ga werken en het dan vaak net op tijd af heb, of iets te laat inlever. In het kader van begeleidingstrajecten is het uitermater belangrijk dat ik mij goed aan afspraken zal houden en de tijden dat dat is afgesproken zal arriveren. Zelf vind ik het immers ook niet prettig als iemand zijn afspraken niet na komt.
    • Het regelmatig controleren van de voortgang verzuim ik wel eens te doen. Misschien komt dit omdat ik niet wil zien dat ik eigenlijk achter loop met bepaalde opdrachten en dus harder zou moeten gaan werken, cq er uberhaubt mee beginnen. Deze kan ik waarschijnlijk relatief eenvoudig verbeteren, ik merk bij mijzelf dat, wanneer ik er maar op tijd aan denk, ik mij prima aan bepaalde tijden kan houden, op tijd begin en de voortgang controleren kan.

    +/- (matig ontwikkeld):

    Integriteit

    - Praat met respect over studenten (wel) of de organisatie (twijfel).

    - Komt afspraken na, beloofd niet meer dan hij/zij kan.

    • Dit punt vind ik nogal discutabel. In principe zal ik nooit slecht spreken over een persoon en zal ik juist respect uiten. Ik ben ook in staat om dit respect te blijven behouden ook wanneer andere mensen hier een duidelijke tegengestelde mening over hebben. Zelfs wanneer iemand zich zelf nogal respectloos gedraagt kan ik deze persoon wel met respect blijven behandelen. Bij een organisatie is het echter een geheel andere situatie. Met organisaties heb ik de ervaring dat ze vaak nogal wispelturig kunnen zijn en over het algemeen meer in financieel belang denken dan in menselijk belang. Uiteraard kan ik daar niet in alle gevallen respect voor opbrengen. Ik kan wel van iedere situatie de twee kanten bekijken en daar ook begrip voor hebben. Maar ik vind niet dat ik het altijd met iedereen eens hoef te zijn. Ook niet als dit de organisatie betreft waarvan ik zelf deel uit maak. Ik vind dat feedback altijd gegeven moet kunnen worden en hou er niet van als mij de mond wordt gesnoerd, en zeker niet als het belang van mensen hierbij in de verdrukking komt.
    • Afspraken nakomen met mensen gaat mij meestal wel goed af. Niet meer beloven dan dat ik kan, daar werk ik aan. Het gebeurd mij wel eens dat ik in dingen toestem die eigenlijk te veel voor mij blijken te zijn. Hier moet ik tijdig iets van zeggen want dit draagt bij aan het kunnen nakomen van beloften.

    Sensiviteit

    - Scheidt personen en gedrag, vraagt naar motieven achter gedrag, velt geen oordelen.

    • In eerste instantie doe ik dit niet, scheidt ik personen en gedrag niet echt, over de motieven denk ik niet direct na en er komt al spoedig een oordeel. Dit is echter maar een eerste denkfase en geschiedt in een nanoseconde. Ik zie het geheel ook niet als iets wat zeker klopt en zal niet denken dat het direct bij het goede eind heb, ik sta open voor andere denkwijzen. Meestal ga ik na zo’n eerste indruk ook beter naar de persoon kijken, en dan kijk ik wel naar een scheiding tussen persoon en gedrag, kijk ik naar motieven . Een oordeel laat ik in het midden, iemand kan altijd nog veranderen of je kunt iets anders hebben opgevat dan dat het bedoeld was.

    Probleemanalyse en oordeelsvorming

    - Geeft de gecoachte inzicht in belangen van derden.

    • Als de ‘derde’ een organisatie is, moet het belang van deze organisatie wel heel speciaal zijn wil ik speciaal voor de organisatie dingen veranderen die de patiënt niet direct ten goede komen. In andere gevallen kan ik wel begrijpen dat er soms ook even aan het belang van de organisatie moet worden gedacht. Dit is nog niet mijn specialiteit, dus zal ik er aan werken.

    Planmatig werken en resultaatgerichtheid

    - Werkt planmatig, heeft een goed overzicht van wie, wat, wanneer moet doen.

    • Uiteindelijk komt het altijd allemaal wel af maar met name bij het indelen van huiswerk opdrachten maak ik absoluut geen planning. Op mijn werk daarintegen maak ik altijd in mijn hoofd een overzicht van wat er moet gebeuren en wie wat gaat doen. Vaak wordt deze planning ook uitgesproken. In sommige situaties kan ik deze planmatigheid nog wel optimaliseren.

    Reflecteren

    - Kijkt methodisch, dat wil zeggen: bewust, systematisch, procesmatig en doelgericht op eigen handelen terug.

    - Hanteert verschillende methoden voor reflectie.

    • Ik kijk wel terug op mijn eigen handelen maar doe dit niet zozeer op een metodische manier. Wel kijk ik vaak naar hoe ik ben begonnen, wat ik toen deed, hoe ik het afsloot en wat er beter zou kunnen gaan. Misschien kan ik dit nog wat optimaliseren.

    02-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Start Assessment

    Start Assessment

    Leerproces begeleiden

    + (goed ontwikkeld)

    • Stelt samen met de gecoachte de beginsituatie vast.
    • Laat de gecoachte persoonlijke doelstellingen bepalen.
    • Bedenkt met de gecoachte een individueel leer- of ontwikkeltraject.
    • Geeft ontwikkelingsgerichte feedback, geeft aandacht aan kwaliteiten en successen.
    • Evalueert het leerproces.
    • Herkent (in) effectief (leer)gedrag, confronteert de ander daarmee en beid alternatieven.
    • Stimuleert de gecoachte tot reflectie en ondersteunt het verwerven van reflectievaardigheden.
    • Bedenkt leersituaties en kiest activerende werkvormen.

    - (slecht ontwikkeld)

    • Gaat uit van het zelfsturende vermogen van de ander door daarop consequent een beroep te doen, kent daarin de beperkingen en geeft ondersteuning waar nodig.

    Sensitiviteit

    +

    • Reageert op anderen met begrip voor hun positie of motieven, ook als hij/zij het er niet mee eens is.
    • Luistert actief: geeft aandacht, stelt open vragen, stimuleert, checkt, vraagt door, registreert non-verbale boodschappen, gebruikt gevoelsreflecties, parafraseert, vat de kern samen.
    • Vormt zich een betrouwbaar beeld van wat anderen bedoelen (te zeggen), bezit inlevingsvermogen.
    • Herkent normen en waarden van de gecoachte, de organisatie en van zichzelf.
    • Blijft ook bij een conflict of verschil van mening luisteren.
    • Houdt rekening met het effect van eigen gedrag op anderen en de organisatie, vraagt om feedback

    +/-

    • Scheidt personen en gedrag, vraagt naar motieven achter gedrag, velt geen oordelen.

    Integriteit

    +

    • Is open over zijn/haar mogelijkheden en beperkingen.
    • Geeft zelf het goede voorbeeld “practice what you preach”.
    • Is bereid openlijk opvattingen te herzien.
    • Gaat zorgvuldig om met persoonlijke en vertrouwelijke informatie.

    +/- (matig ontwikkeld)

    • Praat met respect over studenten (wel) of de organisatie (twijfel).
    • Komt afspraken na, beloofd niet meer dan hij/zij kan.

    Probleemanalyse en oordeelsvorming

    +

    • Vergaart relevante informatie, luistert actief, vraagt door op problemen.
    • Splitst complexe problemen op in hanteerbare deelproblemen.
    • Scheidt feiten van meningen.
    • Houdt de hoofdlijnen in de gaten, kan de kern van een probleem benoemen.
    • Beziet problemen/situaties vanuit verschillende invalshoeken, legt relaties tussen problemen.
    • Gaat op zoek naar oorzaken van problemen, komt niet te snel met een oplossing.

    +/-

    • Geeft de gecoachte inzicht in belangen van derden.

    Probleemoplossend vermogen

    +

    • Blijft niet te lang in het probleem hangen, stimuleert het verkennen van verschillende oplossingsmogelijkheden.
    • Kan adequaat en op tijd verwijzen.
    • Maakt concrete resultaatafspraken en komt daarop terug.

    -

    • Kan een probleemoplossend gesprek voeren en spreekt het probleemoplossende vermogen van de ander voldoende aan.
    • Stuurt aan op het vertalen van conclusies en doelen in mogelijke acties en resultaten.
    • Beoordeelt met de gecoachte acties op effectieviteit en haalbaarheid.

    Overtuigingskracht

    +

    • Sluit met voorstellen aan bij de behoefte van een ander.
    • Onderhandelt.
    • Is flexibel in de aanpak van een probleem.
    • Is flexibel in de communicatie: schakelt makkelijk over op metacommunicatie.
    • Formuleert helder, past zonodig taalgebruik aan dat van de ander aan.
    • Gebruikt concrete feiten en voorbeelden.
    • Gebruikt humor, kan relativeren.

    -

    • Durft duidelijke grenzen te stellen en daaraan vast te houden.

    Planmatig werken en resultaatgerichtheid

    +

    • Kan meetbare en haalbare doelen formuleren, kan prioriteiten stellen.
    • Maakt duidelijke afspraken over resultaten, werkwijze en deadlines.

    +/-

    • Werkt planmatig, heeft een goed overzicht van wie, wat, wanneer moet doen.

    -

    • Komt afspraken na, komt op tijd.
    • Controleert regelmatig de voortgang.

    Reflecteren

    +

    • Kan het eigen handelen als vertrekpunt voor leren nemen.
    • Kan naar aanleiding van reflectie eigen handelen verantwoorden en indien gewenst aanpassen.
    • Is zich bewust van eigen referentiekaders, kwaliteiten en beperkingen.

    +/-

    • Kijkt methodisch, dat wil zeggen: bewust, systematisch, procesmatig en doelgericht op eigen handelen terug.
    • Hanteert verschillende methoden voor reflectie.

    01-02-2006 om 00:00 geschreven door Ingrid

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (13 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    >

    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!