Deze les was de eerste helft van het tweede deel van de cursus. Voor deze les hoefden we geen voorbereiding te doen omdat het weer de eerste les na de vakantie was.
In de les
We hebben vandaag teruggeblikt op het afgelopen half jaar en de portfolios kort nabesproken. We hebben een planning gemaakt voor het komende half jaar, welke themas we willen gaan behandelen. Dit waren een aantal voorstellen:
-Rationele Emotieve Therapie, RET.
-Simulatie (toneelspeler).
-Provoceren, klagende mensen hoe ga je ermee om?
-Tips voor de perfecte coach.
-Omgang met agressieve patiënten.
We hebben deze les geoefend met gespreksvoering. We gingen met 5 personen een overleg voeren om tot een opzet te komen voor een introductieweek van 1e jaars. Er moesten 5 onderwerpen vertegenwoordigt worden:àGeld Organisatie Tijd Informatie - Kwaliteit
De rest van de klas moest ons dan coachen. Ik had voor mijzelf als doel gesteld om mij niet te snel om te laten praten. Ik heb vaak de neiging om wanneer iemand één argument geeft waarom mijn punt niet door kan gaan, ik dat dan wel een redelijk argument vind en daarmee acoord ga. Nu heb ik in de vergadering veel langer vast gehouden aan mijn punt. Ik vond dit wel een beetje onwennig, maar uiteindelijk merkte ik dat ook andere mensen het met mij eens werden. Daarna hebben we de rollen omgedraait. Ik heb Fazila gecoacht, zij had assertief zijn. Aan het einde van de les hebben we nog intervisie gehouden en een onderwerp bedacht voor de volgende bijeenkomst.
Als voorbereiding op vandaag moesten we de levenslijst invullen:
·Basisschool 1988
Middelbare school1996
Eerste baantje 1999
Mavo diploma 2000
Havo diploma 2003
Studeren 2003
Veranderd van werk2004
Vriend 2005
Rijbewijs 2005
Vandaag hielden we de bijeenkomst buiten en gingen we een wandeltocht maken. Tijdens deze tocht ging je telkens in afwisselende groepjes van 2 opdrachten uitvoeren. De bedoeling van de opdrachten was dat je een link legde tussen de opdrachten en je begeleiderschap. De eerste opdracht was vertel elkaar over je kernkwaliteiten. Ik deed deze opdracht met Valentine, dit is haar kernkwadrant.
KernkwaliteitValkuil
Enthousiast Overal aan mee doen
Allergie Uitdaging
VastgeroestEnthousiast voor bepaalde dingen, niet voor alles
En dit is er één van mij die we besproken hadden:
KernkwaliteitValkuil
Rustig Verlegen
Allergie Uitdaging
Overderven doen Wel rustig, maar niet te stil
De tweede opdrachten was het bespreken van de levenslijst. Deze opdracht deed ik samen met Romy.We hebben het over de emigratie van Romy gehad. Ze vertelde hoe het was om in een ander land te komen waar ze geen familie had wonen en dat ze het doet om haar studie te kunnen volgen. En dat ze het nu erg naar haar zin heeft hier, maar wel graag weer naar haar familie zou willen als dat wat vaker kon. Ik vind het heel knap van haar om zover bij je familie vandaan te zijn in een ander land.
Bij de derde opdracht moest je elkaar begeleiden tijdens het wandelen. Het was de bedoeling dat de één zn ogen dicht hield en dat de ander dan zonder woorden en elkaar aan te raken de ander ging begeleiden. Dit was erg lastig om het zonder woorden en zonder elkaar aan te raken te doen. Dus deden wij het alleen zonder woorden. Ik ging Suzanne begeleiden en zij daarna mij. Dit was echt grappig om te doen, ik liet haar eerst gewoon rustig vlakbij mij lopen, maar als ik dan zei iets naar rechts ging ze gelijk een kwartslag naar rechts haha dus toen heb ik haar maar af en toe vast gehouden wanneer we iets van richting moesten veranderen. Ik vond het ook leuk om zo met mijn ogen dicht te lopen, het is wel een erg apart gevoel, je bent de hele tijd een soort van gespannen omdat je niet kan zien wat er gaat gebeuren en je spieren zich daarom aanspannen om snel te kunnen reageren als je ineens zou moeten rennen of dreigt te vallen. Hierdoor ging ik heel langzaam lopen, veel langzamer dan wanneer je met je ogen open zou lopen. Ik had wel het idee dat ik op Suzanne kon vertrouwen.
Als laatste kregen we de opdracht om alleen te lopen en na te denken over hoe je nu bent als begeleider en hoe je jezelf in de toekomst ziet als begeleider.
Ik denk dat ik wel iemand kan begeleiden wanneer ik me van tevoren verdiep in het onderwerp waarin de persoon begeleid wil gaan worden. Ik denk dat ik wel goed contact met mensen kan maken en ook een leider kan zijn. Ik denk wel dat ik in 1 op 1 contact iemand kan begeleiden, maar het begeleiden van een groep zie ik mezelf nog niet zo doen, omdat ik dan gemakkelijk mee zou gaan in de mening van groepsleden en daardoor niet aan de draad van wat ik wil leiden vast kan houden. In 1 op 1 of 1 op 2 á 3 contact kan ik dat al wel.
Goede eigenschappen voor een begeleider vind ik:
rustig/ de tijd kunnen nemen voor de ander
begrip tonen voor de ander
duidelijk zijn
eerlijk zijn
goed overzicht hebben
interesse tonen
de rode draad in de gaten houden
doelen kunnen stellen
goede balans hebben tussen serieus kunnen zijn en humor hebben
goed kunnen luisteren
goed kunnen reflecteren
respect hebben voor elkaar
elkaar kunnen vertrouwen
open staan voor feedback en andere inzichten
Relatie tussen de opdrachten en mijn begeleiderschap
Uit de eerste opdracht heb ik meegekregen dat ik denk dat mijn kwaliteit uit mijn kernkwadrant, rustig zijn, wel een goede eigenschap is om een leider te kunnen zijn. Wanneer je continu zelf aan het woord bent, kan je mensen wel sturen, maar niet leiden in de zin van hen zélf leren dingen te doen.
Uit de tweede opdracht kan ik halen dat je goed naar elkaar moet kunnen luisteren, respect moet hebben en begrip voor elkaar moet kunnen tonen. De derde opdracht bewijst voor mij dat je op elkaar moet kunnen vertrouwen. En van de vierde opdracht heb ik geleerd dat ik op de goede weg ben om begeleider te worden en dat ik aan het begeleiden van groepen wat meer aandacht kan besteden omdat ik hier denk moeite mee te hebben. Wat ervaring hiermee opdoen kan misschien mijn beeld hierover veranderen.
Toen ik op stage ging heb ik de volgende tekst in mijn stageleerplan gezet, zodat mijn collegas wat meer te weten konden komen over mijn persoonlijke kwaliteiten:
"Om in een korte periode van stage toch snel een goed beeld van mij te kunnen vormen is het wel handig om mijn sterke en zwakke punten te kennen. Een zwak punt is dat ik snel geneigd ben om mijn werkzaamheden voor school op mijn stage uit te stellen, ik richt me dan helemaal op de afdeling en vergeet tijd in te plannen voor mijn leerdoelen. Ik heb het idee dat ik wanneer ik op mijn werk/ stage ben, ik daar kom om te werken en zie het maken van opdrachten niet zo snel als werk. Omdat ik stageloop horen deze opdrachten er gewoon bij, en ik zal eraan moeten werken dat ik ook op de afdeling daar tijd voor vrij inplan. En ander zwak punt is dat ik niet zo snel om feedback vraag. Ik wil wel heel graag feedback krijgen, en vraag me ook af hoe men vond dat ik gewerkt heb, maar kom er niet altijd doe om dit ook daadwerkelijk te vragen. Goede eigenschappen zijn dat ik gemakkelijk ben in de omgang en me snel kan aanpassen aan anderen mensen. Met de meeste mensen kan ik ook goed samenwerken, dit geld ook voor de patiënten. Ik heb een groot inlevingsvermogen, en kan vrij snel aan mensen merken hoe ze zich voelen. Een andere goede eigenschap is dat ik erg leergierig ben, ik vind het niet zo prettig om alleen maar toe te kijken, op een gegeven moment wil ik het namelijk ook zelf doen. Dit kan ook er wel toe leiden dat ik soms te veel in een keer wil doen."
Leerstijlen en de leercyclus van Kolb
Bij het lezen van de onderstaande leerstijlen vind ik mijn eigen leerstijl het beste passen bij een combinatie van denker en beslisser. De punten die bij deze leerstijlen worden toegelicht vertonen veel overeenkomsten met mijn eigen manier van leren.
in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak.
Bezinner (Divergeren)Activiteiten waarbij de tijd krijgen/gestimuleerd worden om (achteraf) na te denken over acties.
Als de mogelijk wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen.
Beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur.
Denker (Assimileren)Gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen.
Als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben.
Situaties waarin ze intellectueel uitgedaagd worden.
De kans krijgen vragen te stellen en de basismethodologie, logica etc. te achterhalen.
Theoretische concepten, modellen en systemen.
Beslisser (Convergeren)Activiteiten waarbij:
Een duidelijk verband is tussen leren en werken.
Ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden.
Ze zich kunnen richten op praktische zaken.
Ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert.
Leercyclus
Fase 1 concreet ervaren
-feeling-
Fase 4Fase 2
Actief experimenterenWaarnemen
overdenken-watching-
-doing-
Fase 3 abstracte begripsvorming
-thinking-
Het is niet nodig altijd bij fase 1 te beginnen.
Copingstijl
Kijkend naar mijn kernkwadranten van de vorige opdracht ben ik tot de conclusie gekomen dat mijn copingstijl een mengsel is van de copingstijlen verzoenen en super rationeel gedrag. Ik denk dat ik over het algemeen zeer rationeel ben, zeker onder stress (dit weet ik uit ervaring). Maar niet ten koste van alles, gevoelens spelen zeker ook een grote rol binnen mijn rationele denken maar deze komen niet altijd op de eerste plaats. Bv. bij een crisis situatie op mijn werk zou ik eerst het probleem oplossen en daarna pas rekening houden met de wensen van het personeel.
In de thuissituatie is de verzoenende kant juist heel handig omdat deze je de kans geeft een stapje opzij te doen voor een ander. Voor mijn studie is deze stijl heel handig omdat ik mijn studie goed kan plannen met mijn rationele vaardigheden. In een samenwerkingssituatie komen beide copingstijlen van pas, de rationele bij het verdelen en organiseren van het werk en de verzoenende stijl bij het rekening houden met de wensen van de verschillende personen.
Ik vind dat de mix van copingstijlen die het best bij mij aansluiten een goede mix is. Beide stijlen vullen elkaar aan op verschillende gebieden en los van elkaar pakken deze stijlen vaak negatief uit maar dit lijkt mekaar juist op te heffen als ze gecombineerd worden.
Ik denk dat deze copingstijlen in combinatie met elkaar erg wenselijk zijn in het verpleegkundig beroep omdat het een veelal druk beroep is en er dus veel gepland moet worden om alles voor elkaar te krijgen. Men moet dus rationeel kunnen denken. Maar omdat je met veel mensen te maken krijgt is de gevoelskant ook heel belangrijk, je moet naar de wensen en verlangens van de patiënt kunnen luisteren en hem serieus kunnen nemen, de verzoener. (Opdracht 9, 2004)
Teamplaatje en groepsrol.
De rol die het meest bij mij past is de rol van voorzitter. Ik kies meestal niet bewust voor deze rol maar als alles erg chaotisch dreigt te gaan verlopen heb ik wel de neiging om in te grijpen en alles zo goed mogelijk te regelen. Het gaat dan als het ware vanzelf. Ik kan me in deze situaties ook erg ergeren aan mensen die maar door blijven gaan over een onrelevant onderwerp. De rol van voorzitter gaat mij bij de PGO lessen ook goed af, en ik vind het leuk om te doen. Ik zou ook wel eens de rol van specialist willen proberen omdat je dan veel van een onderwerp af weet en niet alles zo globaal doet. Maar ik denk dat ik het moeilijk vind om me niet met de gang van zaken te bemoeien. (opdracht 12, 2004)
Tijdens een spel over persoonlijke kwaliteiten in de les werden de volgende begrippen door mijn groepsgenoten aan mij toegeschreven. Ik vind het intressant om te zien hoe mensen zich in een korte tijd toch een aardig kloppend beeld van iemand kunnen schetsen. Het grootste deel van de woorden klopt wel met mijn eigenschappen. Over een aantal woorden wil ik nog iets toelichten.
VastberadenDienstbaarheid
Behulpzaamheid Klaarstaan voor een ander
OptimistischDoelgericht
RustigBehulpzaam
BetrouwbaarVerlegen
GedisciplineerdMild
BedachtzaamSerieus
Rustig Tactvol
InspirerendRustig
Leergierig
Het woordje rustig heb ik het meest gekregen, dit is een eigenschap die ik van mijzelf ken en ook wel vaker hoor van mensen die iets over mij zeggen. Het klopt ook, ik bén gewoon rustig van mijzelf. Net als ieder mens heb ik ookwel moment waarop ik drukker ben, maar toch heerst er altijd een soort rust over mij. Soms wordt de kalmheid/rust gezien voor verlegenheid. Toch ben ik in het contact maken met mensen naar mijn idee niet verlegen, ik vind het leuk om met mensen te praten, ook als ik hen nog niet goed ken. Ik denk dat mijn verlegenheid eerder zit in onderwerpen waarover ik praat. Als ik vind dat iemand te persoonlijk wordt of over een onderwerp praat waarvan ik vind dat het hem geen jota aangaat, dan zal ik nooit zeggen dat gaat je niets aan. Ik zou er een of andere subtiele middenweg in zien te versieren waardoor mijn antwoord eerder een daar wil ik het liever niet over hebben wordt. Ja, zon antwoord kan je opvatten als verlegen inderdaad. In sommige situaties vind ik het ook leuk om mensen te observeren, ik kan me wel indenken dat het soms als stil wordt gezien als ik niet direct een gesprek aan knoop. Het optimisme klopt ook zeker, dat herken ik heel goed, ik kan dingen altijd van meerdere kanten bekijken. Als er een minder leuke situatie is dan draai ik die in gedachte gewoon net zo lang rond tot ik er een positieve kant aan ontdek. Het tegenover gestelde kan ik ook, ik kan aan vrijwel ieder punt een voor- en nadeel toekennen. Of een punt voor zowel de pro als de contra partij. Het is niet zo dat ik door het zien van een nadeel pessimistisch ben, eerder realistisch, denk ik. Misschien is het mijn inlevingsvermogen dat ervoor zorgt dat ik situaties van verschillende kanten kan bekijken.
De gedisciplineerdheid vind ik zelf niet heel erg herkenbaar in mijn eigenschappen. Máár het is wel iets waar ik aan probeer te werken. Dus wat dat betreft vind ik het wel leuk dat hij genoemd is. Ik bezit wel discipline, maar ik moet mezelf er heel erg toe aanzetten wil ik het naar voren laten komen (ik denk hierbij vooral aan (huis)werk situaties). Vooral met het maken van opdrachten stel ik dit erg uit en laat het soms zover komen dat het te laat is voordat ik het af maak. In mijn werk bezit ik wel discipline, dan ben ik goed in staat om mijzelf af en toe even op te peppen en als het ware een peper in de spreekwoordelijke reet te steken, zodat ik in hoog tempo verder ga met werken. Soms stuur ik mezelf er ook toe aan om lastige situaties als eerste te behandelen, zodat dat vast gebeurd is. En pas daarna het makkelijkere werk te doen. Nogmaals er is op een of andere manier een groot verschil tussen werken in werk op school (veelal schriftelijke opdrachten) en werk in de praktijk (met patienten). In het werken in de praktijk ben ik (gelukkig) veel zorgvuldiger.
Leary heeft in 1957 een model ontworpen waarmee relaties tussen mensen ik kaart gebracht kunnen worden: de zogenaamde "Roos van Leary". Dit model kan behulpzaam zijn voor het verkrijgen van meer zicht op het betrekkingsniveau.
Inhoud
Uit veel onderzoeken in de sociale wetenschappen naar menselijke relaties komen telkens twee hoofddimensies naar voren:
1. een dimensie rond controle, invloed en dominantie;
2. een dimensie rond intimiteit en affectie.
Dat wil zeggen, wanneer mensen met elkaar omgaan, speelt er enerzijds steeds iets van macht en invloed of het ontbreken daarvan en anderzijds iets van persoonlijke afstand of nabijheid.
De eerste dimensie betreft de mate waarin mensen invloed op elkaar uitoefenen. Aan het ene uiterste van deze dimensie vinden we "veel invloed" (macht, overheersing, dominantie en dergelijke), aan het andere uiterste "weinig invloed" (volgzaamheid, onderwerping en dergelijke). De invloedsverdeling tussen gesprekspartners kan dan ook verschillende vormen aannnemen. Wanneer de invloedsverdeling gelijk is, spreken we van een symmetrische relatie. Wanneer ze ongelijk is van een complementaire relatie.
De tweede dimensie betreft de vraag naar hoe persoonlijk of afstandelijk de betrokkenen met elkaar omgaan. Op deze dimensie gaat het meer om vragen van samenwerking of tegenwerking, sympathie of antipathie, affectie of afwijzing en alle varianten hiertussen. Aan het ene uiterste van de samenwerkingskant plaatsen we coöperatieve gedragingen als ondersteunen, helpen en assisteren; aan het andere uiterste allerlei gedragingen die juist afstand scheppen en tegenwerking impliceren.
Gaat de eerstgenoemde dimensie over de thematiek "boven of onder", de tweede dimensie gaat over "dichtbij of veraf" ofwel "samen of tegen". Leary heeft zijn model gebaseerd op deze twee dimensies: de "boven-onder" dimensie tekent hij verticaal, de "tegen-samen" dimensie horizontaal. (Zie figuur a). Met dit model kunnen we symmetrische en complementaire interacties beter aangeven. In principe zijn heel wat symmetrische en complementaire interacties denkbaar. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, zeg leidend gedrag of agressief gedrag, beantwoord wordt met gelijksoortig gedrag, dus met eveneens leidend of agressief gedrag, is dit een symmetrische interactie. Telkens wanneer gedrag uit een bepaalde sector, bijvoorbeeld weer leidend of agressief gedrag, beantwoord wordt met gedrag uit de tegenoverliggende sector in de andere cirkelhelft, dus met afhankelijk of met opstandig gedrag, is dit een complementaire interactie. Op grond hiervan zijn de complementaire interacties uit figuur b mogelijk.
- leidend-afhankelijk, en omgekeerd: afhankelijk-leidend;
- helpend-meewerkend, en omgekeerd: meewerkend-helpend;
- competitief-agressief, en omgekeerd: agressief-competitief.
Wat bertreft symmetrie komen de volgende patronen in groepen het meest voor:
- meewerkend-meewerkend ("samen"-"samen");
- afhankelijk-afhankelijk ("samen"-"samen");
- agressief-agressief ("tegen"-"tegen");
- competitief-competitief ("tegen"-"tegen").
Met andere woorden: "Boven"-gedrag roept "Onder"-gedrag op, het tegenovergestelde dus. Daarentegen roept "Samen"-gedrag "Samen"-gedrag op en "Tegen" roept "Tegen"-gedrag op.
Boven/onder : wie is de baas?
Samen/tegen: met of tegen elkaar?
Samenvatting
Hieronder staat een samenvattend overzicht van de acht sectoren in de Leary-roos door per sector het betrekkingsniveau samen te vatten
Taakgericht (A) Relatiegericht (B)
Dominant (boven) gedrag
tegenwerking samenwerking
Onderdanig (onder) gedrag
Boven - Tegen (BT) = "Kijk naar mij en voel je minderwaardig"
Boven - Samen (BS) = "Je moet maar naar mij luisteren"
Samen - Boven (SB) = "Wij mogen elkaar graag"
Tegen - Boven (TB) = "Wees bang voor mij"
Tegen - Onder (TO) = "Verwerp me, haat me maar"
Onder - Tegen (OT) = "Bemoei je maar niet met mij"
Onder - Samen (OS) = "Je moet mij helpen en leiding geven"
Samen - Onder (SO) = "Zeg maar wat je wilt; ik ben tot alles bereid"
Doorbreek het patroon door:
meldt wat je gevoel is wat de ander je geeft
A -> B maken en B -> A maken
A = Taakgericht, B = Relatiegericht
Werking
Hoe stel jij je op in sociale relaties
Lees de onderstaande lijst met uitspraken door en omcirkel die uitspraken die volgens jou van toepassing zijn op jouw gedrag. Omcirkel vervolgens dezelfde gekozen nummers in het scoreformulier.Het hoogste aantal omcirkelingen per kolom bepaalt je voorkeursgedrag. Ga bij jezelf na of dat klopt
In de les
In de les hebben we de roos van Leary ingevuld. Eigenlijk was dit voor de les al de bedoeling, maar het internetprogramma deed bij mij een beetje vreemd. In de les hebben we eerst aan elkaar uitleg gegeven over de roos van leary en de werking hiervan en over andere onderdelen van macht en affectie, zoals verschillende intonaties in stem, en verschillende houdingen die je aan kunt nemen in gesprekken en hoe anderen hierop reageren.
Vragenlijst
1 kan opdrachten geven31. Dankbaar
2. kan voor zichzelf zorgen32. Behulpzaam
3. hartelijk en met begrip33. Kan fouten van anderen niet verdragen
4. bewondert/imïteert anderen34. onafhankelijk
5. is het met iedereen eens35. houdt van verantwoordelijkheid
6. schaamt zich voor zichzelf36. heeft gebrek aan zelfvertrouwen
7. wil graag bevestiging37. laat anderen besluiten nemen
8. geeft altijd advies38. vindt iedereen aardig
9. verbitterd39. wil graag dat er voor hem gezorgd wordt
10. met groot hart/onbaatzuchtig 40. baast over anderen
11. opschepperig 41. zachtmoedig
12. zakelijk 42. bescheiden
13. kan streng, zijn wanneer dat nodig is 43. snel gehoorzamend
14. koud en zonder gevoel 44. overbeschermend
15. klaagt wanneer nodig 45. vaak onvriendelijk
16. samenwerkingsgezind 46. door anderen gerespecteerd
17. klagerig 47. opstandig tegen vanalles
18. kritisch op anderen 48. gepikeerd als anderen de baas spelen
19. kan gehoorzamen 49. assertief en vertrouwend op zichzelf
20. wreed en onhartelijk 50. sarcastisch
21. afhankelijk 51. verlegen
22. dictatoriaal 52. egoistisch
23. dominerend 53. sceptisch, twijfelzuchtig
24. goede omgang met anderen is belangrijk 54. open en direct
25. moedigt anderen aan 55. koppig
26. zorgt graag voor anderen 56. gemakkelijk beinvloedbaar
27. vastberaden maar rechtvaardig 57. denkt alleen aan zichzelf
28. altijd weer vriendelijk 58. toegeeflijk naar anderen
29. ziet fout door de vingers 59. lichtgeraakt
30. goede leider 60. wil graag troosten
61. geeft snel toe
62. vol respect voor gezag
*zie score-formulier onderaan pagina 63. aardig gevonden worden
64. goedgelovig
1. De sector Boven-Samen (BS) (leidend)
Zo denk je over jezelf: ik ben sterker, beter dan jij; Ik overzie "het"
Zo denk je over de ander: jij bent zwak en hulpbehoevend
Je houding tegenover de ander: jij moet naar mij luisteren
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander raad geven, beïnvloeden, iets adviseren, dingen regelen en organiseren voor de ander, leiding nemen, beslissingen nemen, tijd bewaken. In "wij-termen" praten als het feitelijk om de eigen mening gaat.
Non-verbaal gedrag (manier van doen): luide stem opzetten, met veel poeha praten, aan het hoofd van de tafel gaan zitten, veelvuldig rondkijken, niet goed luisteren naar anderen en tekenen van ongeduld vertonen als anderen te lang aan het woord zijn, gespannen houding, serieus gezicht, knipogen naar andere leiders.
Zo denk je over jezelf: ik ben beter dan wie ook, ik vertrouw alleen op mezelf
Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en zwak
Je houding tegenover de ander: kijk naar mij en voel je minderwaardig
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): indruk maken op de ander, hoog over jezelf opgeven, in competitie gaan met andere leiders, kritiek negeren, geen interesse tonen voor anderen of voor samenwerking, steeds het initiatief in handen houden, veel zinnen met "ik" beginnen
Non-verbaal gedrag (manier van doen): veel en hard praten, anderen onderbreken, rechtop zitten of staan, opvallende gebaren maken om aandacht te trekken, te onpas opstaan, als een ander iets zegt of doet gaan gapen, wegkijken, tekenen van verveling of ongeduld vertonen
3. De sector Tegen-Boven (TB) (agressief)
Zo denk je over jezelf: ik ben kwaad, bedreigend
Zo denk je over de ander: jij bent vijandig en waardeloos
Je houding tegenover de ander: wees bang voor mij
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander bekritiseren, normen en discipline eisen, laten zien dat de ander tekort schiet, de ander uitlachen, kleineren, kwaad zijn op de hele groep, schelden, sancties voorstellen en toepassen
Non-verbaal gedrag (manier van doen): luid praten, schreeuwen als men niet luistert, anderen
onderbreken, dreigend aankijken, vuisten ballen van woede, kwetsbare mensen als mikpunt kiezen, je afzetten tegen de groep, mimiek van kwaadheid
4. De sector Tegen-Onder (TO) (opstandig)
Zo denk je over jezelf: ik ben anders dan anderen, ik heb niemand nodig
Zo denk je over de ander: jij bent onbetrouwbaar, jij mag mij niet
Je houding tegenover de ander: verwerp me, haat me maar
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): kritische vragen stellen, niet geloven wat de ander zegt, alle positieve gevoelens ontkennen of niet horen, conflicten uitlokken door de ander uit te dagen, boos te maken of af te wijzen, steeds wijzen op het verschil tussen jezelf en de ander, overal tegen zijn, hulpaanboden belachelijk maken
Non-verbaal gedrag (manier van doen): niet veel zeggen, maar als je wat zegt vinnig en scherp, de ander in de gaten houden, boos kijken, "nee"-schudden als de ander iets zegt, buiten de groep gaan zitten, afzijdig, anderen nooit aanraken of aangeraakt willen worden, bokkig, onsociaal erbij zitten
5. De sector Onder-Tegen (OT) (teruggetrokken)
Zo denk je over jezelf: ik doe alles verkeerd, het is mijn eigen schuld
Zo denk je over de ander: jij bent bedreigend
Je houding tegenover de ander: bemoei je maar niet met mij
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): zelfverwijten maken, jezelf afbreken, "slecht" noemen, alle kritiek en boosheid van anderen op jezelf betrekken, falen van de groep aan jezelf wijten, bijna niets zeggen op eigen initiatief
Non-verbaal gedrag (manier van doen): de ander niet aankijken, in elkaar gedoken zitten, zuchten, snikken, antwoorden met gebaren in plaats van met woorden (schouders ophalen, ja-knikken), star en onbeweeglijk erbij zitten, bijna niets zeggen, zacht praten en stuntelig naar woorden zoeken
Zo denk je over jezelf: ik ben zwak en gewillig, ik heb hulp nodig
Zo denk je over de ander: jij bent steviger dan ik
Je houding tegenover de ander: jij moet mij helpen en leiding geven
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander om raad vragen, vragen om leiding, uitleg, je moeilijkheden aan een ander voorleggen, goedkeuring vragen, met iedereen instemmen, bewondering voor iedereen uitspreken, op vragen antwoorden dat je het niet weet of niet kunt,
Non-verbaal gedrag (manier van doen): teruggetrokken plekje in de groep, schuchter, afwachtende houding, verlegen glimlachen, blozen, antwoorden met gebaren in plaats van woorden (ja-knikken, nee schudden, hulpeloos schouders ophalen), tegen anderen opkijken - vooral tegen 'leiders' - weinig en zacht spreken.
Zo denk je over jezelf: ik ben vriendelijk, aardig en meegaand
Zo denk je over de ander: jij bent ook vriendelijk en aardig
Je houding tegenover de ander: zeg maar wat je wilt; ik wil wel meewerken
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): met de ander instemmen, hem naar de mond praten, gelijk geven, de ander vleien en bewonderen, respect uitdrukken voor 'leiders', het gedrag van de ander goed praten, in algemene termen praten (je, men, iedereen), jezelf wegcijferen door toevoegingen als 'misschien', 'als ik iets mag zeggen', 'ik weet niet of dit juist is, maar ....'
Non-verbaal gedrag (manier van doen): beleefd erbij zitten, naar ander opkijken, veel ja-knikken, glimlachen, gedienstig zijn, lachen om ieder grapje, verlegen worden als mensen kritiek op je hebben, je plaats weten in de groep, goed gehumeurd zijn, niet zoveel zeggen en niet met een luide stem
Zo denk je over jezelf: ik ben evenwichtig, betrouwbaar en sympathiek
Zo denk je over de ander: jij bent ook evenwichtig en sympathiek
Je houding tegenover de ander: wij mogen elkaar graag
Zo gedraag je je:
Verbaal gedrag (praten): de ander op zijn gemak stellen, moed inspreken, troosten, opbeuren, positieve dingen opmerken, uitnodigen tot samenwerking, vriendelijk en attent zijn, begrip tonen, meeleven, conflict in de groep niet ernstig nemen, leuke opmerkingen maken
Non-verbaal gedrag (manier van doen): vriendelijk kijken, veel oogcontact zoeken, de ander vriendelijk aanraken (schouderklop, vriendelijke por), veel lachen, het zonnetje in de groep zijn, met iedereen bezig zijn, veel praten en anderen bij de groep betrekken door ze iets te vragen of aan te bieden
Leren à persoonlijke vaardigheden à leren leren à reflecteren
Terugdenken en overzien, nadenken over jezelf, je gedrag of een activiteit. Doel van het reflecteren is het vergroten van begrip en inzicht en het verbeteren van je gedrag. Reflecteren op het leerproces kan je helpen om effectiever te leren en om de leerstof beter te onthouden.
Sinds het proefschrift van Vermunt (1992) zijn leerstijlen in Nederland in de mode. Een leerstijl is een karakteristieke wijze van aanpak van de studie, net als een rijstijl een karakteristieke manier van autorijden is. Bij Vermunt is een leerstijl een mengsel van:
Cognitieve verwerkingsstrategieën, bv. diepgaande en stapsgewijze verwerking
Regulatiestrategieën, bv. Zelfsturing en externe sturing
Mentale eermodellen of opvattingen over de eigen leer- en denkprocessen
Leeroriëntaties of studiemotieven
Vermunt onderscheidt uiteindelijk vier leerstijlen:
De betekenisgerichte leerstijl: een mengsel van vooral diepgaande verwerking, zelfsturing en bepaalde opvattingen en motieven
De reproductiegerichte leerstijl: een mengsel van vooral stapsgewijze verwerking en externe sturing
De toepassingsgerichte leerstijl: vooral een kwestie van opvattingen en motieven
Een ongerichte leerstijl: gekenmerkt vooral door het ontbreken van sturing, ambivalente motieven en bepaalde opvattingen over studeren.
In de les
We gingen deze les naar buiten omdat het lekker weer was en niemand zin had om binnen te blijven zitten. Ik had een boekje meegenomen waarin het leren leren werd uitgelegd. Hierin staan kleine testjes om het geheugen te trainen en informatie over een goede manier van leren. Er staat bijvoorbeeld in dat je na 15 minuten iets over hetzelfde onderwerp gehoord of gelezen hebt, je je aandacht en intresse gaat verliezen en je minder leert. Daarom moet je tijdens het leren zoveel mogelijk afwisselen. Je hoeft niet altijd van onderwerp te wisselen, je kan bijvoorbeeld ook eerst 10 minuten franse woorden leren en daarna even naar het franse journaal kijken. Zo wissel je af en daardoor behoud je je intresse en daarmee de aandacht. Buiten hadden we ons in 2 groepen verdeeld. Sandra vertelde haar informatie over het leren aan ons groepje en we deden een spel om het geheugen te trainen. Het spel was Ik ga op vakantie en ik neem mee . Wat ik in deze les heb geleerd is dat er een veel verschillende leerstijlen zijn en dat er niet één goede leerstijl is maar dat het vaak afhankelijk is van de persoon welke leerstijl bij hem of haar past. Verder vond ik het grappig dat er veel (kleine) testen zijn om je geheugen te trainen.
Groepsdynamica is gericht op een procesmatige benadering van groepen. Het was lastig om over dit onderwerp informatie te vinden die betrekking heeft op algemene groepen. Over groepswerk en werken met groepen patienten in de psychiatrie kon ik wel informatie vinden. Omdat ik dacht dat voor de cursus bedoeld werd werken in normale groepen, heb ik alleen de volgende informatie gevonden. Het gaat over een cursus groepsdynamica.
Voorfase:
Het ontwerp van een groep:
-sociale omgeving van de groep;
Eerste hoofdfase:
-hoofdaandacht voor de taak, doelstelling en werkwijzen van de groep,
-positiebepaling ten aanzien van de externe krachten,
-inhoudsniveau en procedureniveau centraal;
Tweede hoofdfase:
-hoofdaandacht voor de onderlinge relaties in de groep,
-stellingname ten opzichte van elkaar,
-interactieniveau staat centraal;
Derde hoofdfase:
-hoofdaandacht voor de groepsleden zelf,
-standpuntbepaling met betrekking tot het eigen zelf in de groep,
-bestaansniveau staat centraal.
In de les
De bijeenkomst werd begonnen met een spelletje, waarbij iedereen een papier voor zich kreeg. We kregen 5 minuten de tijd om achter elke beschrijving een naam te schrijven en elke naam mocht maar 1 keer voorkomen op het lijstje. Dit was een soort test om te kijken hoe goed we elkaar kenden.
Vind iemand in het lokaal die .
1)lid isSuzanne
2)meer dan 5 keer is verhuisdRomy
3)enig kind isKarina
4)iets doet aan internationale vrouwendagFasila
5)jaar EK voetbal in de kroeg volgdeEmma
6)in een studentenhuis woontNicolien
7)een teamsport doetRenee
8)verliefd isSarah
Ook hebben we ons bezig gehouden met intervisie met de incidentiemethode. De incident methode is een manier om een situatie of een gebeurtenis (incident) op een efficiënte en productieve manier te bespreken en ervan te leren. Stel een voorzitter aan die de tijd en de procedure bewaakt en een notulist die aantekeningen maakt tijdens het gesprek. De methode bestaat uit 7 stappen en mocht 30 minuten duren.
1)Vertellen(5 min.)
2)Vragen bedenken(2 min.)
3)Vragenstellen(5 min.)
4)Analyse(5 min.)
5)Reactie(3 min.)
6)Discussie(5 min.)
7)Conclusie(5. min)
Het lijkt mij wel een goede manier om een gebeurtenis te bespreken, alleen is de tijd die ervoor staat best wel kort. Ook kregen we een stencil met informatie over groepsdynamica. Van deze les heb ik geleerd dat groepsdynamica de studie is van het gedrag van mensen in kleine groepen. Veel menselijk gedrag kan beter begrepen worden door aandacht voor de groepen waarin dat gedrag plaatsvindt. De professional in de gezondheidszorg werkt in, met en voor groepen. Deze groepen beïnvloeden het gedrag van de professional en beïnvloeden haar/ zijn (professionele) ontwikkeling. Groepen vormen de brugfunctie tussen individu en maatschappij en bepalen daarmee de wijze waarop de professional zijn beroep kan uitoefenen. Tijdens mijn stage heb ik een groep patiënten begeleid bij het volgen van hun therapieprogramma. Als voorbereiding op het begeleiden van deze groep patiënten heb ik eerst informatie gezocht over groepsdynamica. Ik merkte dat het belangrijk is dat de groep je vertrouwd en als leider ziet. Wanneer je veel ruimte over laat krijgen deze patiënten het idee dat je geen leiding geeft en volgen ze je instructies niet meer op omdat zij het gevoel hebben niet naar je te hoeven luisteren. In mijn 3e begeleidingstraject geef ik meer toelichting op het begeleiden van een groep.
Uit het Self-Assessment kwamen de volgende punten naar voren als zijnde nog niet duidelijk aanwezig in de choachingsvaardigheden van de student. Per punt zal een toelichting worden gegeven hoe deze vaardigheid in de leerroute verder ontwikkeld kan worden.
- (slecht ontwikkeld):
Leerproces begeleiden
- Gaat uit van het zelfsturende vermogen van de ander door daarop consequent een beroep te doen, kent daarin de beperkingen en geeft ondersteuning waar nodig.
Het zelfsturend vermogen kan ik meer tot uiting laten komen bij mensen. Ik ben vaak geneigd om hen bepaalde suggesties of adviezen op te leggen, maar het is beter als ze het zelf bedenken en uitvoeren. Dit leerdoel ga ik realiseren door tijdens de diverse begleidingstrajecten de deelnemer in zijn gedrag te observeren en hierbij specifiek te letten op het zelfsturend vermogen van deze persoon.
Probleemoplossend vermogen
- Kan een probleemoplossend gesprek voeren en spreekt het probleemoplossende vermogen van de ander voldoende aan.
- Stuurt aan op het vertalen van conclusies en doelen in mogelijke acties en resultaten.
- Beoordeelt met de gecoachte acties op effectieviteit en haalbaarheid.
Ik ben van mening dat ik wel een probleemoplossend gesprek kan voeren, maar dat ik onvoldoende het probleemoplossende vermogen van de ander aanspreek hierbij. Vaak geef ik meer adviezen dan dat ik iemand zelf actief laat meedenken, dit kan beter ontwikkelt worden.
Het aansturen op het omzetten van conclusies en doelen in acties en resultaten kan ik nog concretiseren.
Over het beoordelen van gekozen acties op de effectiviteit en haalbaarheid denk ik vaak pas na op een later moment. Het beoordelen zelf is iets wat ik wel goed kan doen, het moment moet ik alleen verbeteren.
Overtuigingskracht
- Durft duidelijke grenzen te stellen en daaraan vast te houden.
Hier moet ik wel aan werken, voor mijzelf heb ik wel duidelijke grenzen daar ligt het probleem niet. Maar bij het stellen van grenzen in situaties waarin in geen persoonlijke betrekking heb ben ik vaak te laks. Ik stel dan niet van te voren grenzen op en ga er vanuit dat alles wel in orde zal komen. Het probleem is dat je dan vaak achteraf dingen moet oplossen. Dus het moet zegmaar eerst misgaan voordat ik er wat aan ga doen, omdat ik vooraf denk dat mensen zulke dingen toch niet zullen doen en er daarom ook niet verder bij nadenk. In een coachingstraject is het wel van belang om vooraf grenzen op te stellen en daar ook aan vast te houden. Zo weten alle partijen waar ze aan toe zijn en in welke richting er gewerkt kan worden.
Planmatig werken en resultaatgerichtheid
- Komt afspraken na, komt op tijd.
- Controleert regelmatig de voortgang.
Helaas moet ik zeggen dat het op tijd komen niet mijn sterkste kant is, ik hecht er denk ik onvoldoende waarde aan. Wel moet ik zeggen dat dit eigenlijk alleen betrekking heeft op het al dan niet op tijd komen op school. Op mijn werk heb ik er nog nooit moeite mee gehad, terwijl ik toch om 07.00u moet beginnen. Meestal ben ik op mijn werk zelfs iets eerder dan de begintijd. Het nakomen van afspraken is afhankelijk van de soort afspraak. Als het een echte afspraak is met een persoon, dan kom ik hem na. Als het een afspraak is over het inleveren van een bepaald document dan gebeurt het mij regelmatig dat ik hier pas erg laat aan ga werken en het dan vaak net op tijd af heb, of iets te laat inlever. In het kader van begeleidingstrajecten is het uitermater belangrijk dat ik mij goed aan afspraken zal houden en de tijden dat dat is afgesproken zal arriveren. Zelf vind ik het immers ook niet prettig als iemand zijn afspraken niet na komt.
Het regelmatig controleren van de voortgang verzuim ik wel eens te doen. Misschien komt dit omdat ik niet wil zien dat ik eigenlijk achter loop met bepaalde opdrachten en dus harder zou moeten gaan werken, cq er uberhaubt mee beginnen. Deze kan ik waarschijnlijk relatief eenvoudig verbeteren, ik merk bij mijzelf dat, wanneer ik er maar op tijd aan denk, ik mij prima aan bepaalde tijden kan houden, op tijd begin en de voortgang controleren kan.
+/- (matig ontwikkeld):
Integriteit
- Praat met respect over studenten (wel) of de organisatie (twijfel).
- Komt afspraken na, beloofd niet meer dan hij/zij kan.
Dit punt vind ik nogal discutabel. In principe zal ik nooit slecht spreken over een persoon en zal ik juist respect uiten. Ik ben ook in staat om dit respect te blijven behouden ook wanneer andere mensen hier een duidelijke tegengestelde mening over hebben. Zelfs wanneer iemand zich zelf nogal respectloos gedraagt kan ik deze persoon wel met respect blijven behandelen. Bij een organisatie is het echter een geheel andere situatie. Met organisaties heb ik de ervaring dat ze vaak nogal wispelturig kunnen zijn en over het algemeen meer in financieel belang denken dan in menselijk belang. Uiteraard kan ik daar niet in alle gevallen respect voor opbrengen. Ik kan wel van iedere situatie de twee kanten bekijken en daar ook begrip voor hebben. Maar ik vind niet dat ik het altijd met iedereen eens hoef te zijn. Ook niet als dit de organisatie betreft waarvan ik zelf deel uit maak. Ik vind dat feedback altijd gegeven moet kunnen worden en hou er niet van als mij de mond wordt gesnoerd, en zeker niet als het belang van mensen hierbij in de verdrukking komt.
Afspraken nakomen met mensen gaat mij meestal wel goed af. Niet meer beloven dan dat ik kan, daar werk ik aan. Het gebeurd mij wel eens dat ik in dingen toestem die eigenlijk te veel voor mij blijken te zijn. Hier moet ik tijdig iets van zeggen want dit draagt bij aan het kunnen nakomen van beloften.
Sensiviteit
- Scheidt personen en gedrag, vraagt naar motieven achter gedrag, velt geen oordelen.
In eerste instantie doe ik dit niet, scheidt ik personen en gedrag niet echt, over de motieven denk ik niet direct na en er komt al spoedig een oordeel. Dit is echter maar een eerste denkfase en geschiedt in een nanoseconde. Ik zie het geheel ook niet als iets wat zeker klopt en zal niet denken dat het direct bij het goede eind heb, ik sta open voor andere denkwijzen. Meestal ga ik na zon eerste indruk ook beter naar de persoon kijken, en dan kijk ik wel naar een scheiding tussen persoon en gedrag, kijk ik naar motieven . Een oordeel laat ik in het midden, iemand kan altijd nog veranderen of je kunt iets anders hebben opgevat dan dat het bedoeld was.
Probleemanalyse en oordeelsvorming
- Geeft de gecoachte inzicht in belangen van derden.
Als de derde een organisatie is, moet het belang van deze organisatie wel heel speciaal zijn wil ik speciaal voor de organisatie dingen veranderen die de patiënt niet direct ten goede komen. In andere gevallen kan ik wel begrijpen dat er soms ook even aan het belang van de organisatie moet worden gedacht. Dit is nog niet mijn specialiteit, dus zal ik er aan werken.
Planmatig werken en resultaatgerichtheid
- Werkt planmatig, heeft een goed overzicht van wie, wat, wanneer moet doen.
Uiteindelijk komt het altijd allemaal wel af maar met name bij het indelen van huiswerk opdrachten maak ik absoluut geen planning. Op mijn werk daarintegen maak ik altijd in mijn hoofd een overzicht van wat er moet gebeuren en wie wat gaat doen. Vaak wordt deze planning ook uitgesproken. In sommige situaties kan ik deze planmatigheid nog wel optimaliseren.
Reflecteren
- Kijkt methodisch, dat wil zeggen: bewust, systematisch, procesmatig en doelgericht op eigen handelen terug.
- Hanteert verschillende methoden voor reflectie.
Ik kijk wel terug op mijn eigen handelen maar doe dit niet zozeer op een metodische manier. Wel kijk ik vaak naar hoe ik ben begonnen, wat ik toen deed, hoe ik het afsloot en wat er beter zou kunnen gaan. Misschien kan ik dit nog wat optimaliseren.
Stelt samen met de gecoachte de beginsituatie vast.
Laat de gecoachte persoonlijke doelstellingen bepalen.
Bedenkt met de gecoachte een individueel leer- of ontwikkeltraject.
Geeft ontwikkelingsgerichte feedback, geeft aandacht aan kwaliteiten en successen.
Evalueert het leerproces.
Herkent (in) effectief (leer)gedrag, confronteert de ander daarmee en beid alternatieven.
Stimuleert de gecoachte tot reflectie en ondersteunt het verwerven van reflectievaardigheden.
Bedenkt leersituaties en kiest activerende werkvormen.
- (slecht ontwikkeld)
Gaat uit van het zelfsturende vermogen van de ander door daarop consequent een beroep te doen, kent daarin de beperkingen en geeft ondersteuning waar nodig.
Sensitiviteit
+
Reageert op anderen met begrip voor hun positie of motieven, ook als hij/zij het er niet mee eens is.
Luistert actief: geeft aandacht, stelt open vragen, stimuleert, checkt, vraagt door, registreert non-verbale boodschappen, gebruikt gevoelsreflecties, parafraseert, vat de kern samen.
Vormt zich een betrouwbaar beeld van wat anderen bedoelen (te zeggen), bezit inlevingsvermogen.
Herkent normen en waarden van de gecoachte, de organisatie en van zichzelf.
Blijft ook bij een conflict of verschil van mening luisteren.
Houdt rekening met het effect van eigen gedrag op anderen en de organisatie, vraagt om feedback
+/-
Scheidt personen en gedrag, vraagt naar motieven achter gedrag, velt geen oordelen.
Integriteit
+
Is open over zijn/haar mogelijkheden en beperkingen.
Geeft zelf het goede voorbeeld practice what you preach.
Is bereid openlijk opvattingen te herzien.
Gaat zorgvuldig om met persoonlijke en vertrouwelijke informatie.
+/- (matig ontwikkeld)
Praat met respect over studenten (wel) of de organisatie (twijfel).
Komt afspraken na, beloofd niet meer dan hij/zij kan.
Probleemanalyse en oordeelsvorming
+
Vergaart relevante informatie, luistert actief, vraagt door op problemen.
Splitst complexe problemen op in hanteerbare deelproblemen.
Scheidt feiten van meningen.
Houdt de hoofdlijnen in de gaten, kan de kern van een probleem benoemen.
Beziet problemen/situaties vanuit verschillende invalshoeken, legt relaties tussen problemen.
Gaat op zoek naar oorzaken van problemen, komt niet te snel met een oplossing.
+/-
Geeft de gecoachte inzicht in belangen van derden.
Probleemoplossend vermogen
+
Blijft niet te lang in het probleem hangen, stimuleert het verkennen van verschillende oplossingsmogelijkheden.
Kan adequaat en op tijd verwijzen.
Maakt concrete resultaatafspraken en komt daarop terug.
-
Kan een probleemoplossend gesprek voeren en spreekt het probleemoplossende vermogen van de ander voldoende aan.
Stuurt aan op het vertalen van conclusies en doelen in mogelijke acties en resultaten.
Beoordeelt met de gecoachte acties op effectieviteit en haalbaarheid.
Overtuigingskracht
+
Sluit met voorstellen aan bij de behoefte van een ander.
Onderhandelt.
Is flexibel in de aanpak van een probleem.
Is flexibel in de communicatie: schakelt makkelijk over op metacommunicatie.
Formuleert helder, past zonodig taalgebruik aan dat van de ander aan.
Gebruikt concrete feiten en voorbeelden.
Gebruikt humor, kan relativeren.
-
Durft duidelijke grenzen te stellen en daaraan vast te houden.
Planmatig werken en resultaatgerichtheid
+
Kan meetbare en haalbare doelen formuleren, kan prioriteiten stellen.
Maakt duidelijke afspraken over resultaten, werkwijze en deadlines.
+/-
Werkt planmatig, heeft een goed overzicht van wie, wat, wanneer moet doen.
-
Komt afspraken na, komt op tijd.
Controleert regelmatig de voortgang.
Reflecteren
+
Kan het eigen handelen als vertrekpunt voor leren nemen.
Kan naar aanleiding van reflectie eigen handelen verantwoorden en indien gewenst aanpassen.
Is zich bewust van eigen referentiekaders, kwaliteiten en beperkingen.
+/-
Kijkt methodisch, dat wil zeggen: bewust, systematisch, procesmatig en doelgericht op eigen handelen terug.