Dichterlijke schrijfselkes voor contactonderhoud met de tijd en mezelf
25-12-2007
Kerstfeest
de scheepsbel luidde hoogste kersttijd haast u dichters narren van de wallen vul de glazen laat de kurken knallen neem en neem mee de eerste de beste pak haar geef haar een lintje als geste onderweg of op tafel als het maar vrijt
velen kwamen uit de hoogste kringen gereukwaterd om door ringetjes te halen gelokt met beloftes niks te hoeven betalen wie ook zij zochten verwezen naar luwte
verzopen tussen honds gladde kasseien zij die vielen konden vaak nog herrijzen in hels kabaal van zwiepende lampen spoken met flauw grijnzende gezichten
schimmen mompelend in schuwte terwijl oceaners aan kades stampten dichters publiek muzikanten echtgenoten maitresses wat maar aanhing onverdroten - wie hield niet zijn hart vast - krompen ineen wrongen zich op de tast door het veel te nauwe mangat
meestal naar binnen op handen duinkerks in heikele hangstanden hoofden riepen roodpaars aan de crew sloeg ze over op benen met geknakte ruggen op tenen bleef roepen in godsnaam wees welkom op de schuit jullie loopt de spuigaten uit ladies en voeten gaan vóór
op zekere leeftijd aangekomen rest primair de opdracht te kijken gezien de voortgang der wetenschappen of ge nog bij de resultaten past
niks heikels gaat de zelfschouwer uit valse schaamte uit de weg zoals de a-selectiviteit in het vallen op personen drijvend op hormonen
zo blijk ik nu als puber unscientific metend aan voortschrijdend inzicht slechts de twee dochters van de bakker brachten pummeltje in opperste vervoering
daarna volgde een hele tijd niets ik sloot mijn ogen en vouwde mijn handen in een bidstand om het einde te wachten bij opstaan zag ik dat ze me uitlachtten
daar kan ik dus ook van op aan het is niet onopgemerkt voorbij gegaan
zeg maat hoe staat het met je vrijheidsbeeld dynamo van je dromen is het niet versteend tot ideële replica de norm als plaatje
voel je de stofjes pluisjes waar het ooit vonkte van de drang en de muziek zitten je toetsen vastgeroest hangen je vingers angstlam ver weg van alle tamtam
ook je hoofd gebroken herstelde je niet mooi onderhuids met kartelrandjes links benig jeukt en kraakt nooit hecht je hersenlijm oor vol ruis van eeuwigheid
uiteraard zeg je monter als ze je vragen te doen weer reiken je handen over niemand ziet die rand van je stroomversnelling je vloekt het water kabbelt terwijl je verslagen terug krabbelt
zijn wij dan niet mijn tere vrind gevoegd naar dode menigten die ons leeg gelopen voorgingen gestraft voor hun opstandigheid veel belovend uit herinneringen dwars geboomd door werkelijkheid
oh excuus ik stond stil op enkel spoor vandaar dat ik u onbedoeld even stoor mijn triangel doet het weer dank u voor uw aandacht dag tot een volgende keer
de wereld in den haag stond weer verbluft vandaag ik heb ongeneerd op het spui gedemonstreerd hoe je zowel gestreepte poesjes als pingpong balletjes in een handomdraai met een gevoelige aai kunt laten spinnen
zag hoi lekker sloom tam konijn heg noch steg fijn en klein geheid de weg kwijt gewild toch los ik vlucht en duik druip al sapjes staat-ie stil knijpt vol schrik er haastig tussen uit
bruin gevlekt hollandertje schiet zo maar in duinholletje na vijf honderd jaar hokken zijn ze me ongezien nog gewaar als gevaar
hoogst scorend zorghuis De Stichtse Hof ligt hart van t Gooi op de hei in Laren lijkt logisch en makkelijk te verklaren blijkt qua onderbouwing nog niet echt tof
een zorger te Leusden liefst clusterhoofd had meer dan negenhonderd fouten zelf gemeld stelt alle incidentjes te hebben meegeteld ziet zich fijn schrijvend een kool gestoofd
bekijk voorzorg tegen vallen middels fixatie zie met onrustband mensen dan vastgebonden soms fout geteld soms pas bij echte wonden zeker wel straf bij superieure administratie
wat mij voorts bij meer vastbinden trof in de getallen was dat mensen er niet duidelijk minder door vallen
hoe zo met heimwee in de toekomst toeven ja kom lekker stuk ik draai je vers suf plaatje op oude groeven
het gaat van krak en slik ik pak je vast en ontkrik nu meteen niet aanstonds ik ben niet van gisteren smeden moet nu het heet is lief jij familiaar met moutarde wordt diep geroerd met de garde voorwaar geen kattenpis kom hier voor den aanstoot voor den smakkerd den veeg hou me vast ik loop leeg
ja touchez open en bloot op dit leidscheplein glijden we als de trein bij de wilde zwijnen af op je heuvel voel ik nog pluizen om in te keten als schaamluizen
ze doen het nog elke dag allemaal eikels paf paf paf gans de schutterij aldaar staat te drukken op droog onderwijl nemen wij waar nostalgisch uit dromen kruit boter uit fagotjes fris gefloten in roompotjes wippen gaat onder bomen
vrouwe justitia die woog heel de veluwe zit achter hekken voor kerst zonder verse spekken wat gebeurt doen wij hier verenigd in geil scharnier laat ons maar wuft wakkeren en oplichten vol heimwee naar rustieke vergezichten
ware schoonheid vind je nog hoog gehakt vilein lonkend op paarse heksenlaarsjes onder leren coat gekleed maar schaarsjes van adeltakken die zwaar zijn doorgezakt
ze monstert elke kerel van top tot teen komt hij zonder schaamrood op zijn kaken klaar op borsten met getatoeëerde draken en denk niet daar draai ik snel omheen
je bent al in de ban van haar zwarte lusten vleselijk sloeg ze je verliefd aan de haak je gaat mee naar haar huis voor de inmaak
daar lees je namen van organen op fusten bij elkaar maken ze de man tot één geheel hees prikt ze haar vork geil in jouw steel
als ze mij zouden vragen naar het overzicht in deze dagen wijs ik eerst naar de mormonen die splinteren sinds het verbod op de gespreide hormonen de veelwijvers trekken en zoeken hun eigen plan in verre uithoeken
in stilte centraal werken anderen dienstbaar aan het grote plan door om de bevolking naar vroeger aan elkaar te knopen en voorvaders te herdopen
de wilde zwijnen op de veluwe leven onbekend met de procedure steevast te dicht op elkaar en de kerst komt alsnog dik voor mekaar
dit jaar geen mormoons kipje dat de harten der mensen als miss holland 2006 wilde verzachten van melissa sneekes die nu miss is valt dat niet te verwachten
doet het geloof wonderen geeft het de vogel vleugels de verlamde levend gebeente de dikkerd sonja bakker sinterklaas het eeuwige leven cruijff zijn gelijk het journaal bewegende beelden de cobra zijn lange tong de dichter zicht op zijn ziel
ja schreef mij een ingevoerde informant gekerstend blijven ze een stukje animist te herkennen als ze fluiten uit hun kist dat hun ziel in de hemel veilig is geland
je kijkt er nooit naar uit anders dan met ruitenwissers aan je denkt komaan laten we die dit jaar maar eens overslaan
maar ja vader ging toen dood we waren al bekaaid berooid de sloot werd dichtgegooid de bank had weer gemaand de brommer ging door rood
ik ging van de weersomstuit dwars door een verpleegster heen vroeg haar me te vergeven op bezoek in het hospitaal pas echt diep in de nesten ze zei geen ja geen neen voor eeuwig buiten westen
hetgeen ik in schuldgevoel vertaal medeleven waar ik diep van baal en dus eigenlijk bidden moet of naar lourdes in een stoet maar ik ben geëxcommuniceerd alle krediet is opgesoupeerd nee hoe positief ook bij de elfde november blijft te zeer hetzelfde
terwijl ik lurkte aan de hete koffie mijn kaken malend aan vette speculaas gevuld met amandelspijs nestelde mijn blik zich op tafel in de keuken parallel aan mijn overzij voor een potje neuken waar ik mijn lamswollen pet uit diep respect voor afnam waarbij mijn gedachten naar de zus gingen van hem die duidelijk nu in mijn overbuurvrouw schokkend en trefzeker tot een akkoord kwam
zij serveert in de octopus met hutspot op het menu een gehaktbal in de jus ik kijk er altijd binnen overdag ouderwets knus mooi dat gesteven linnen
de vraag uiteraard waarom nog nooit nu wel wij van zee afgeleid over het rechte dijkpad met zicht vanuit den hoge op vernielzucht nieuwbouw doorzonwoningen kris kras garages in wit grijs steen nieuwe barbarij de geest verdreven uit ruige binnenlanden
later ging ik vreemd op kijkduin het strand een verlaten landschap wild kolkende golven kreken een bord verbood een man zei granaten als je niet verzuipt dan ontplof je ze komen je niet opvissen eenmaal in stukken gereten
dat stelde me gerust de mensen verwarmd in hun huizen ik huiverend hoog op duin was weer thuis dit was mijn kust
hij doet het voor zijn baas ze vangen in vallen en dan doodslaan als ze binnen komen lopen geen gif asjeblief worden ze resistent van en de stank niet te harden
gister sprak ik die man zich noemende rattenvanger van montmarte nu in mokum op het pijpersplein ik vertelde hem van mijn ratten
hups in hun spel met sprongetjes naar de mussen die opvlogen van zwiepende wilgentakken terwijl wij in tijden lang vervlogen toekeken tegen de zon s namiddags op een bankje in het sarphatipark
hij geloofde me niet ik had mia mijn liefje toen achter de hand die was contractueel gebonden tot de waarheid bij de regering in dienstverband zo zeide ik hem officieel
Amsterdam werd een grote stad men zag een grote opbloei met vooral veel groei in mens en zwarte rat
beiden vlooiden bij het leven kregen we samen de pest van in de ratten gingen duidelijk voor eenmaal rottend in gore straten sprong vlo over naar onze bloedvaten
vuig geboefte opgesloten in de nor contact gestoord zat veilig snor vele pestjaren stierf er niet één op droog brood klagend achter steen
onderwijl trokken we in massa ter kerke wat baden we voor die dooie pestklanten rouwend ging het jeuken aan alle kanten krabbend thuis zonder aan smet te denken