Er zat een vrouwtje op het Scheveningse strand;
Ze was heel eenvoudig: ze kwam van het platteland.
Nooit eerder had ze nog de zee gezien, ze wist niet wat ze zag.
Het was wat nevelig en het regende die allereerste dag
Zij moest naar Engeland; daar woonden haar zonen;
Die hadden haar gevraagd eens op vakantie te komen.
Ze had wat spulletjes gepakt en was wandelend op pad gegaan.
Ze had de tijd, ze had geen haast, het kwam er niet op aan.
Ze zat geduldig te wachten op de zon ik heb het niet gelogen
En sprak mij aan en zei: straks komt het zonnetje weer,
Dan zal die plas wel drogen.
|