De meisjes waren op weekend. Diane en Peter hielden een luie ochtend. Laat ontbijt, uitgebreid krant lezen, rondsleffen op pantoffels … Peter keek om zich heen. Hij stond op, liep traag door de kamer en bedacht dat Het Leven goed was voor hem. Heel goed. En dit alles kon zó voorbij zijn. In een vingerknip. Die gedachte was ongevraagd gekomen en nestelde zich. Hij voelde een kneepje aan zijn hart en een prik in zijn keel.
- Diane, zei hij schor, als mij iets overkomt moet ge onmiddellijk al mijn spullen wegdoen. Weggeven of verkopen. Alles weg.
Ze keek op van het zondags kruiswoordraadsel, een beetje verstoord.
- Waarom? - Ge zult willen hertrouwen en ik wil niet dat een of andere uil aan mijn spullen zit.
Haar hart smolt toen ze hem zo zag staan, met piekhaar en in pyjama. - Wie zegt dat ik een ándere uil wil? glimlachte ze. En ze legde haar potlood neer want het was tijd voor troost.
m EZW-10/2014
|