Haar man is binnenkort jarig en mevrouw denkt zich suf over een gepast cadeau. "Een papegaai zou ik wel tof vinden" zei de man. Zijn vrouw zoekt op het Net en ze vindt een aanbieding.
Nette Nederlandssprekende papegaai, prijs NOTK. Ze gaat naar het adres, gaat binnen, de zaak blijkt een parenclub te zijn. Ze wil rechtsomkeer maken maar de gastheer vraagt "Komt u voor de papegaai, Mevrouw? Daar staat hij. Nu weet ik wel wat men veronderstelt van een papegaai in dit soort zaak, maar deze papegaai is anders. Hij praat netjes, vloekt niet en zegt geen lelijke woorden. En mocht hij één onvertogen woord zeggen, dan brengt u hem terug en krijgt u uw geld weer."
Dat is een garantie, denkt de vrouw, ik mag hem terug brengen. Ze komen een prijs overeen, 850€, kooi inbegrepen. Wanneer ze de kooi wil tillen zegt de man "Een ogenblikje Mevrouw, er moet een doek over tijdens het rijden. Anders wil de vogel straks niet praten."
Thuis haalt ze het doek van de kooi. De vogel kijkt rond en zegt luid en duidelijk "Nieuw behang … Andere vloerbekleding" In de namiddag komen de vriendinnen van de crea-club. De papegaai roept blij : "ZOoo, Nieuwe Dames!"
De vrouw vertelt hen gniffelend over de koop in de seksclub en opgetogen zegt ze hoe schrander de vogel wel is. Hij merkte het verschil in behang en vloerbekleding met zijn vorige woonst en nu merkt hij zelfs dat het rond hem andere mensen zijn.
Om half zes komt de echtgenoot thuis. Waarop de vogel "Ha! Eindelijk! Een bekend gezicht!"
te gast bij Wim Helsen, Gwendolyn Rutten met een fragment van Guus Kuijer
'Wie ben ik, waar ben ik en waarom ben ik?' Het was een wonder! Dit dier kon praten! En hoe! Het stelde meteen geweldig belangrijke vragen. God was een tijdje sprakeloos. Toen zei hij 'Jij bent Adam, want dat betekent mens. Je bent op aarde omdat iemand op de boel moet passen? En als je even niks te doen hebt moet je mij bejubelen.' 'O,' zei ik, want die Adam dat was ik natuurlijk 'En waarom kan ik u niet zien?' 'Omdat ik een woord ben.'
Toen wist ik het weer: toen ik wakker werd, was dat het woord dat ik eerst bedacht: god. Ik keek rond. Ik wist in het begin niet wat ik zag want behalve voor god had ik nergens een woord voor.
'Toe maar,' zei god. 'Niet bang zijn. Ga de wereld maar ontdekken. Hij is heel mooi en ik heb hem zelf gemaakt.' 'Echt waar?' vroeg ik. Maar ik hoorde meteen aan de suizende stilte dat die vraag god niet beviel.
'Luister vriend,' zei hij 'Ik heb je niet gemaakt om mij met vragen lastig te vallen. Ik heb je gemaakt om iemand te laten zien hoe geweldig ik ben.' God had blijkbaar niet in de gaten dat ik hem zelf had bedacht. 'En nu?' vroeg ik. 'Ik breng je naar het paradijs,' zei god en hij wandelde onzichtbaar voor me uit.
Bijbel voor ongelovigen – Deel I - Genesis, Guus Kuijer
Over Gwendolyn Rutten : https://nl.wikipedia.org/wiki/Gwendolyn_Rutten Over Guus Kuijer : https://nl.wikipedia.org/wiki/Guus_Kuijer Over De bijbel voor Ongelovigen : In een reeks van zes boeken vertelt Kuijer de verhalen uit de Bijbel op geheel eigen wijze na, omdat ze tot de oerverhalen van de mensheid behoren. Hij hoopt hiermee zijn fascinatie voor deze verhalen over te brengen op mensen die de bijbel als literatuur willen lezen. Het serie bevat de verhalen over Adam, Eva en de slang, over de zondvloed en de toren van Babel, de familiegeschiedenis van een groep koppige mensen onder leiding van Abraham, die vanuit Irak in Egypte terechtkomt … Al die verhalen vertelt Kuijer opnieuw, vanuit het perspectief van een zoon of een vrouw, een verschoppeling of een bastaard, en daardoor worden de bekende verhalen nieuw en verrassend.
De ooievaar heeft mij gebracht. En ook mijn zussen. En ongeveer alle vriendjes en vriendinnetjes en ook de kinderen in de buurt en in andere wijken. Die ooievaar hield me bij tijd en wijle enorm bezig. En ik hield mijn moeder dan bezig want zij moest ter plekke replieken bedenken.
- Hoe kent hij de weg? - Gelijk de duiven, wist mijn Moeder. - Jamaar duiven wónen daar, de ooievaar woont toch niet waar hij het boeleke brengt ... Hier-woont-toch-geen-oo-ië-vaar! Waaruit volgt : moeders kennen niks van ooievaars.
En ze moest mijn bedenkingen aanhoren. Best met een uitgestreken gezicht: - Waaraan zit ge te denken? - Aan niks. - Naar wat kijkt ge dan? - Of er een ooievaar is, dan roep ik hem, 't is hier! 't Is hiér!
- Bestaan er veel ooievaars? - Ja, heel veel. - Omdat er veel kleine kindjes zijn, knikte ik. In die nieuwe verkaveling waar wij woonden werd het ene boeleke na het andere gebracht en toch zag ik nooit een levering. Conclusie : ooievaars komen wanneer wij op school zijn, want soms maken wij teveel lawaai.
- Wij hebben altijd dezelfde hé? Dezelfde ooievaar, de onze. - Waarom denkt ge dat? - Ik, Tina, Laura - hij kent nu de weg en misschien komt hij dan nog eens, met een broertje ... Mijn Moeder dacht van niet. Maar wat weten moeders van ooievaars. Niks.
- Kiest de ooievaar zélf de kindjes? - Nee, dat doet de Goede God. - En als de Goede God u niet graag ziet, dan komen er geen kindjes? Achter de hoek woonde een gezin met zeven kinderen en wij waren maar met drie. Die ouders waren duidelijk favorietjes van de Goede God. Plots vreesde ik voor ons plaatsje in het Hiernamaals. Of hoe ze een kind existentiële angsten kunnen aandoen.
Later werd me iets verteld over een eicel en heel veel zaadcellen waarvan eentje dan maar zijn weg moest zien te vinden … gestuntel. Liefhebbersgedoe. Nee, geef mij maar een ooievaar. Het professionele werk.
Abdolah maakte zich de Nederlandse taal eigen met behulp van onder meer de kinderboeken van Annie M.G. Schmidt en van Nederlandstalige poëzie. Worstelend met de taal begon hij zijn verhalen in het Nederlands te schrijven.
digitale technieken als tijdmachine "Chino Otsuka is geboren in Tokio (1972). Op tienjarige leeftijd kwam zij naar Engeland. Het onderzoek naar haar culturele identiteit loopt als een rode draad door haar oeuvre. Aan de hand van zelfportretten verbeeldt zij haar Japanse origine en de blijvende invloed van deze cultuur vanuit haar westerse wortels. Haar werk draait letterlijk om de kunst van het herinneren. Osuka gebruikt digitale technieken als tijdmachine, om dubbele zelfportretten de creëren. Die tonen haar huidige zelf naast haar verleden zelf, in de verschillende fasen van haar jeugd."
1982 + 2005, France 1976 + 2005, Japan
1975 + 2005, Spain 1985 + 2006, UK 1979 + 2006, Japan 1981 + 2006, Japan
1985 + 2005, China 1977 + 2009, France
'k Vind het verbluffend hoe ze haar huidige zelf naadloos heeft ingepast in de oude foto’s. Zelfs de schaduwen liggen goed.
Ongeveer 1970, ik was toen 17 of 18. Aan de tramhalte stond elke morgen een jongen, ik schat hem een jaar of twaalf, die helemaal gepakt was van een meisje. Het jongetje stond haar aan te staren, te adoreren, met heel zijn hartje en heel zijn ziel.
De grote jongens, de stoerdoeners van veertien en ouder, die al testosteron in hun aderen hadden -ook in de adertjes van hun brein- waren duidelijk vergeten hoe moeilijk het soms is om twaalf jaar te zijn: "Hij staat daar gelijk ne pier die verliefd is op de maan". Om te zeggen dat het meisje te hoog gegrepen was voor de jongen in kwestie. Dat het een onmogelijke verliefdheid was. Dat zinnetje heb ik gebruikt voor
een Oud Verhaal van eigen maaksel Er was eens een regenworm die verliefd was op de maan. Elke nacht keek hij omhoog naar haar en zuchtte. Bij afnemende maan voelde hij zich droef worden. Bij nieuwe maan voelde hij zich ellendig om zoveel duisternis. Bij wassende maan zwol zijn gemoed om zoveel schoonheid. Bij volle maan kon hij zijn geluk niet op.
Hij zou nooit bij zijn beminde raken, dat wist hij ook wel, maar dat hij haar van ver mocht bewonderen, dat vond hij in zijn pierenbestaan een voorrecht.
De Maan had hem wel gezien. Al een tijdje. Ze heeft elke nacht de tijd om alles te bekijken hé. Maar dat wist Pier niet, dat de Maan wist van zijn bestaan. Dat was niet bij hem opgekomen.
De Maan was gecharmeerd door die adoratie en ontroerd door zijn standvastigheid. Op een nacht vroeg ze zachtjes : Wat zoudt ge willen, Pier?
Pier schrok en verslikte zich en bloosde. Ja-wél! Pieren kunnen blozen. Alleen zien wij dat op onze leeftijd niet meer omdat we ’s avond in slaap vallen voor de TV.
"Een kus", fluisterde hij zo stil dat hij het zelf bijna niet hoorde. Maar de maan had hem gehoord. Ze liet een van haar vingers stralend dalen tot vlak bij Pier. Pier glom van geluk en glorie. De Maan had hem gezien en ze kwam tot bij hem. Tot bij hem. Tot bij een saaie regenworm, een banale aardworm…
Heel voorzichtig drukte Pier een kus op de manestraal. Hij zweefde bijna van gelukzaligheid en tegelijk kronkelde hij van zijn eigen vermetelheid. "Het is in orde, Pier" stelde de Maan hem gerust.
En toen gleden van de manestraal duizenden en duizenden glimwormpjes.
Sinds die nacht hebben we lampyridae op onze planeet. In liefde is zoveel meer mogelijk dan we denken.
wat een gedoe die dag Het vuilnis wordt hier ’s vrijdags opgehaald. Donderdagavond zetten we de zakken buiten. De blauwe voor de PMD, de witte voor het restafval en het GFT gaat in de groene bakken. We hebben vier bakken, in gemeenschappelijk gebruik met de buren, voor een totaal van zestien appartementen.
Die bakken zijn niet elke week alle vier vol natuurlijk. Enkel in het snoeiseizoen, dan staan ze soms alle vier vooraan. Maar nu niet. Er zijn nog wat buren elders gaan het overwinteren ook, zodoende stond er vorige week maar één groene bak vooraan.
Die vrijdagmorgen merkte ik dat we ons keukenvuilbakje vergeten te legen waren. Het was al 07h30, de vuilniswagen kon elk ogenblik langskomen. "Geeft niet, dacht ik, we legen ons keukenafval straks wel. Later. Wanneer de groene terug achterin staat".
Want de groene vuilbakken op donderdagavond naar de stoep rijden en ze vrijdagmorgen terug naar het achterpleintje rijden is het privilegie van één bepaalde man, onze naaste buur. Een neuro-buur. Wanneer iemand anders het in zijn hoofd krijgt met de vuilbakken te rijden komt er gegarandeerd een agressief-defensieve reactie, in de stijl van : waddist, doe 'k 'et ni naar u goesting ofwa? Of : Ha, dus ík doe da weer ni tegoei zeker?
Komt u dit bekend voor? Tja, iedereen kent wel zo'n specimen.
Enkele minuten later zegt LM dat hij het keukenvuilbakje gaat legen omdat we het donderdagavond vergeten zijn.
- Zoudt ge dat wel doen, vroeg ik, de vuilkar kan elk moment hier zijn. - Nee hoor, ik heb buiten gekeken, ze zijn nog ver. - Misschien zit die vuilbak wel helemaal vol, zei ik. - Dan geef ik er een lap op, deed LM kordaat. - Ge zijt in pyjama, probeerde ik nog snel. - In training! verbeterde hij. - Ô, pardon.
En gelijk ik LM in de lift hoorde stappenkwam de vuilniswagen voorgereden. De man nam de groene vuilbak, haakte hem in en deed hem leegkiepen. Met twee naschokjes. Leeg dus. En er was nog geen LM in zicht.
‘k Ben niet blijven kijken hoe het verder ging. Ik heb me laffelijk terug getrokken in de badkamer. Met de douchekop op 'luid geklater', dwz dat ik het eerste kwartier niet aanspreekbaar ben voor de eventueel gefrustreerde echtgenoot op dit adres.
Toen ik gewassen en gestreken in de woonkamer kwam was LM alweer zijn zonnige zelve. - Ge had geen chance met het emmertje hé, zei ik gepast meewarig. - Nee, zei hij. Ik kwam te laat. - Ge hebt ons emmertje toch niet geleegd in de lege groene bak? - Jawel.
Ik hapte naar adem. Want voor de sergeant van hiernaast is zoiets regelrechte sabotage. - En van eerlijke schaamte heb ik de vuilbak ook naar achter gereden, zei LM.
En dát, dames & heren, noem ik dapper. Dom, maar dapper. Hopelijk krijgt dit relaas geen vervolg.
Denk er aan dat het (perfect) mogelijk is het oneens te zijn zonder daar moeilijk over te doen. van P²
Deze drie lijnen heb ik toen in grote letters op een klein papiertje geschreven en op de rand van mijn scherm geplakt. Op het prikbord vlak voor mijn neus hangt ook een gedachte van haar maar de drie lijnen van die dag wou ik dichterbij hebben.
Daarom plakt het papiertje op de rand van het scherm als een wimpeltje van troost in dagen van deining, wanneer er moeilijkgedaan zal worden. Dan lees en weet ik dat al zeker één persoon er van overtuigd is dat het ook anders kan.
m EZW-01/2014, met dank aan P² voor die toen profetische lijnen
lumbale ellende Een aantal jaren geleden had LM een nieuwe laptop nodig. De oude had het plots begeven. Op het meest onmogelijk moment natuurlijk, we stonden op vertrekken voor een contract van vier maanden. Daarom wilden we een model dat in voorraad was, dat we direct konden meenemen want een exemplaar met leveringstijd was geen optie.
In het dorp achter ons was toen nog geen computerboer dus reden we efkes naar de Bredabaan, 974 de keten van het huishoudelektro, die met hun Akte van Vertrouwen. Het filiaal dat dicht bij de splitsing met de Kapelse steenweg ligt. Want er is er nog een filiaal op Bredabaan nr 891 ook.
De verkoopbalie voor de meeneemartikelen staat vlak bij de inkom. Daar zegden we dat we kwamen voor een laptop.
O, dan moet u bij Lina (of Gina?) zijn, deed degene die ons te woord stond en hij wees vaag naar links waar we een dame in een donkerrood vestje naar achter zagen verdwijnen. Hij riep haar en gebaarde naar ons. Lina gebaarde naar achter. "Ze komt zo terug" zei de jongen.
LM en ik slenterden haar achterna, denkende dat ze naar een klant geroepen was om uitleg te geven over een artikel, maar ze liep door naar het Witgoed (die hebben een eigen balie met eigen personeel) en verdween in een deur tussen twee koelkasten.
Sanitaire pauze dachten wij. Moet ook gebeuren hé. Twintig minuten hebben wij daar rondgedrenteld.
Ondertussen stond mijn rug in brand van het rondslenteren en het staan wachten want er was nergens plaats om te gaan zitten. Oja, aan de tafels bij het Witgoed stonden wel stoelen, maar daar wilden ze me niet hebben omdat we voor een laptop kwamen.
Na 20 minuten rechtstaan en slenteren, toen Lina-Gina eindelijk tevoorschijn kwam van tussen de koelkasten, bleek dat ze een koffiepauze met rookstop gehouden had.
Mijn lumbalen stonden in brand van het slenteren en stilstaan zonder te kunnen gaan zitten en ja, ik had platte schoenen aan. Altijd wanneer er moet gewinkeld worden.
Gina-Lina verkoos een pauze boven een mogelijke verkoop. Als die laptop niet zo dringend geweest was …
Ik heb jaren geholpen in de winkel van mijn pa. De klant ging voor. Wij lieten vallen-wat-valt wanneer we de winkelbel hoorden, koffiepauze, middagpauze, rookpauze, plaspauze … de winkelbel was ongeveer heilig.
Tot de volgende namiddag was ik geen mens meer van de rugpijn en lag ik op de sofa, op van de zenuwen ook want een tanker wacht niet. Eigenlijk moest ik bagage maken ipv rugpijn te hebben.
Twee dagen later stond ik toch mee in de luchthaven, mét de bagage min of meer komilfoo -maar ik weet niet meer hoe- klaar voor een lange vlucht. Die ik overleefd heb. Ik weet niet meer hoe. ‘k Had één geluk: het schip waar we naar toe moesten lag niet aan de boei of op anker. Het lag tegen de kaai. Ik ben aan boord geraakt. Maar ik weet niet meer hoe.
Na een week platte rust was ik er door. Tien dagen lumbale ellende door één ongeïnteresseerde verkoopster. Ze heette Gina, men zegge het voort. Of Lina.
Twee meisjes in een kano. Een kano op een plek in de Shannon. De Shannon is dé rivier van Ierland.
Op 00min23 beginnen de bewegende beelden. Op 00min26 begint het spektakel, spreeuwen die zwermen. Op 00min50 wordt het werkelijk spectaculair. Dat mogen/kunnen meemaken van uit een kleine kano, ‘k durf er niet aan denken. Het lijkt me overweldigend.
Klank voldoende luid zetten, dan hoort ge de meisjes naar adem happen en ook het gedruis van de zwerm. Dat zou moeten klinken als een stortbui.
Verschríkkelijk jammer dat er muziek bij geplakt werd. Het geluid van de zwerm, alle oorspronkelijke geluiden verdwijnen naar de achtergrond. De muziek maakt volgens mij het indrukwekkende van het moment kapot. Jammer.
Een jaar of vijf/zes geleden was mijn zus Tina op een talencursus in St. Petersburg en elke avond skypten we ongeveer een kwartiertje. Ik had toen nog geen camera op de laptop, enkel de hoofdtelefoon. Tina vond dat ik dringend een webcamera moest kopen en dat was ik toen van plan ook.
Ginder ter plaatse deelde ze het appartement met drie andere cursisten. Enkel in het gemeenschappelijk gedeelte was internetaansluiting voorzien.
Op een keer zeggen we slaapwel en ik zie Tina wegwandelen van haar laptop. Ik dacht dat ik verkeerd begrepen had en dat ze iets was gaan halen om me te tonen. Daarom wachtte ik nog efkes om te kijken waarmee ze zou terugkeren.
Dan zag ik een medebewoonster langskomen 'en petite tenue'. Het meisje zag duidelijk niet dat de webcam van Tina nog aan stond. Er gingen een minuut of twee voorbij eer ik besefte dat Tina wel degelijk gaan slapen was en dat ik in de woonkamer van de mensen aan het binnenkijken was. Toen dacht ik : oei, dat kan mij ook overkomen, vergeten iets af te sluiten. En op mijn laptop kwam geen webcamera te staan.
De volgende laptop (deze) heeft het camera-oogje ingebouwd. Dat oogje heb ik ongeveer onmiddellijk afgeplakt. En het gaatje van de microfoon erbij. Niet omdat ik al wist van hackers, -mijn cent is pas later gevallen- maar omdat ik zo verstrooid ben dat ik zou kunnen vergeten het systeem af te sluiten. Vandaar afgeplakt. Wat Tina doet lachten, ze vindt het een oplossing à la bobonne. Over toen in St. Petersburg heeft ze het niet meer.
Oubollig of niet, er is beeldmateriaal op ’t Internet dat mensen hetzelfde doen, het camera-oog blinden. Er bestaan zelfs webcamblockers in de handel. Die zijn een beetje netter en wat minder oubollig dan mijn stukje plakband met een papiertje eronder of dan onderstaand huismiddeltje:
foto van ’t Net - webcam blocker Dit gezegd zijnde, als men binnenraakt in de software van een computer raakt men ook binnen in de software van de camera, dus in onze privé-omgeving. "Met 2 muisklikken kan je meekijken in iemand zijn woonkamer", daarover ging de uitleg in een uitzending van ooit Reyers Laat. Hier volgt het fragment. Bij de link: onder het schermpje dat in beeld komt staan drie kleinere met foto. De middelste foto aanklikken, die waarop IT-man Nico Cool staat.
te gast bij Wim Helsen, Peter Verhelst met ‘Evenmin’ van Samuel Beckett heen en weer in schaduw van binnen naar buitenschaduw van ondoordringbaar zelf naar ondoor- dringbaar on-zelf via geen van beide als tussen twee verlichte nissen waarvan deuren ooit? zacht gesloten, ooit weg- draaiden van, en zacht terugkeerden heen en weer wenkten en zich afwendden ongeacht de richting, gespitst op de een of andere glimp ongehoorde voetstap enkel geluid tot ze tenslotte voorgoed stilblijven, voor goed afgewend van zelf en ander waarna geen geluid dan zachtjes onverwelkend licht op dat ongeachte en al evenmin onuitsprekelijke thuis voor de componist Morton Feldman, 1962, vertaling Stefan Hertmans
Karin is de zus van Peter. Haar zoontje heet Darren en was toen 5+j. Peter & Diana hebben twee dochters. Darren is de jongste van het grut. Na school is hij dagelijks bij hen, tot Karin hem komt oppikken. Wij mailen omdat Peter de taal van zijn moeder wil onderhouden, dat is niet zijn moedertaal. De verhalen zijn de zijne, de woorden zijn de mijne.
plannen voor een huwelijksverjaardag Binnenkort zijn Diana en ik tien jaar getrouwd (14/02) en ik heb al gereserveerd in een lekker restaurant. Het aperitief zouden we thuis nemen en als hapje zou ik iets met kaviaar maken. Wat precies wist ik nog niet, dat moest ik nog opzoeken op ’t Net. Zo was de planning.
De flessen champagne en het potje kaviaar had ik in de frigo in de garage gezet. Die dient om de drankvoorraad in op te slaan. Diana of de meisjes doen die frigo zelden of nooit open, omdat ik elke avond de frigo van de keuken bevoorraad. Daar vinden ze de volgende dag dan wat ze nodig hebben.
Natuurlijk had ik buiten Darren gerekend.
Hij was in de garage met autootjes aan het spelen en had zin in een bananendrinkje, in zo’n handig kartonneke, formaat 20cl. Ipv binnen eentje te gaan vragen aan Diane vond hij dat hij groot genoeg was om zelf eentje uit de frigo van de garage te nemen.
Daarbij deed hij het blikje kaviaar op de grond vallen. En wat had hij deze week geleerd op school? Dat iets wat op de grond gelegen had, niet meer mag opgegeten worden.
- En als ’t maar efkes was? - Ook niet! Ook niet als ’t maar efkes was, had Karin de juf gelijk gegeven. Alle eten dat op de grond valt moet daarna in de vuilbak.
Mama en de juf zijn de vrouwen in zijn leventje, als zij iets zeggen dan is dat universeel van kracht. Zodoende had Darren mijn doosje kaviaar in de vuilbak van de garage gegooid. En ik had ’s morgens de vuilniszakken buiten gezet, met daarin een potje kaviaar van omgerekend (‘k durf het haast niet zeggen) bijna 100€. Ik kon er niet echt mee lachen. Nog altijd niet. Later misschien. Wanneer Darren 25 is of zo …
Nu heb ik echt medelijden met Peter zie. Ik hoop echt dat hij de sleutel van die frigo terug vindt. Maar hij kan moeilijk vragen aan zijn vrouw waar dat sleuteltje ligt hé. Dan vraagt ze zich af waarom die garage-frigo zo ineens op slot moet. Want volgens haar is er niks aan de hand. Het is nog drie weken te gaan tot 14/02.
te gast bij Wim Helsen, Malin-Sarah Gozin met Mr. Gwyn van Alessandro Baricco
Jasper Gwyn zei dat we allemaal een bepaalde pagina uit een boek zijn, maar van een boek dat niemand ooit geschreven heeft en waar we vergeefs naar zoeken op de schappen van onze geest. Hij zei dat wat hij probeerde te doen, was dat boek schrijven voor de mensen die bij hem kwamen. (…) Hij keek naar de mensen. Heel lang. Tot hij hen in het verhaal zag dat ze waren. (…) En uiteindelijk herkenden de mensen zich erin. Ze herkenden zich in de dingen die gebeurden, in de voorwerpen, in de kleuren, in de toon, in een zekere traagheid, in het licht en ook in de personages natuurlijk, maar dan in allemaal, niet in eentje ervan, in allemaal tegelijk – weet u, wij zijn een heleboel dingen, en we zijn al die dingen tegelijk. Mr. Gwyn van Alessandro Baricco
juffrouw Rita In '78 was ik op een zaterdag aan het helpen in de winkel van mijn vader (Brussel - binnenstad) toen een kleine tengere dame me vroeg: "Herkent ge me niet, m?" Mijn gezicht direct in commerciële glimlach en mijn brein in rood alarm want een cliënt niet herkennen, dat is verschrikkelijk onbeleefd. "Toch wel Mevrouw, maar uw naam ontsnapt me. Als u me even uw naam wil geven dan zal ik kijken of uw bestelling..." "Ik ben juffrouw Rita, m!" lachte ze. Ze had mijn kleine komedie door.
Ineens waren we in '58: Juffrouw Rita van het tweede studiejaar! Nu herkende ik haar stem. Zelfs twintig jaar later. Maar waar was haar Brigitte Bardot kapsel? En was ze nu getrouwd met die rode sportwagen die haar 's zaterdagsmiddags kwam afhalen? Maar waarom was zij kleiner dan ik? Ik kwam toch maar tot aan het middel van Juffrouw Rita?
Die laatste vraag heb ik zelf kunnen beantwoorden: tussen '58 en '78 moet ik gegroeid zijn. Over de sportwagen dierf ik niets vragen. Misschien wist de heer die haar vergezelde van geen rode sportwagen.
En het kapsel? Tja, mode evolueert, levensstijl ook, men past het kapsel aan. Maar in mijn herinnering was juffrouw Rita de filmster die lekker rook, Juffrouw Rita was niet zozeer een gewone sterveling lijk wij allemaal. Juffrouw Rita was mijn 'vlam'. Vanwege het kapsel, het geklik van de hakjes en de lekkere geur. Zo zou ik later ook worden. Eventueel met sportwagen.
In het vierde studiejaar hadden we een slogan in plaats van een juffrouw: "moeilijk-gaat-óók!" In het vijfde studiejaar hadden we een engel, als tegendosis voor het jaar tevoren: "waarom-het-moeilijk-maken?"
Nu ik eraan denk, het woord studiejaar werd uitgesproken als 'studjaar', wisten wij veel wat een stud was. De 70's moesten nog beginnen hé.
te gast bij Wim Helsen, Hilde Crevits met Het is wat het is van Erich Fried Het is onzin zegt het verstand Het is wat het is zegt de liefde
Het is ongeluk zegt de berekening Het is alleen maar verdriet zegt de angst Het is uitzichtloos zegt het inzicht Het is wat het is zegt de liefde
Het is belachelijk zegt de trots Het is lichtzinnigheid zegt de voorzichtigheid Het is onmogelijk zegt de ervaring Het is wat het is zegt de liefde Erich Fried, vertaling Remco Campert
Over Het is wat het is : Lofdichten op de liefde – de wereldliteratuur bulkt er van. Maar heel verrassend is de wijze waarop de Oostenrijkse dichter Erich Fried (1921-1988) het letterlijk eigenzinnige van de liefde beschrijft. Hij maakt haar tot mikpunt van vijandige opmerkingen vanwege menselijke vaardigheden of houdingen. Achtereenvolgens worden aan het woord gelaten: het verstand, de berekening, de angst en het inzicht, de trots, de voorzichtigheid en de ervaring. Liefde wordt zodoende op zeven verschillende manieren gekleineerd, en wel: als onzin, als ongeluk, als verdriet, als uitzichtloos, als belachelijk, als lichtzinnig, als onmogelijk. Dat wordt allemaal door ‘buitenstaanders’ van haar gezegd. Maar door de liefde worden al die aanvallen op overtuigende wijze gepareerd. Tot driemaal toe, als een refrein bij elke strofe, herhaalt ze zelfbewust en zelfzeker : ‘Het is wat het is’. In de context van het gedicht klinkt dat als : “Ik weet en blijf wie ik ben.” Harry Gielen
'k Ben al een paar dagen helemaal terug in de schoolsfeer van toen en ik weet niet hoe dat komt. Gisteren vergat ik door te schuiven aan de kassa en in het naar huis gaan voelde de boodschappentas aan als een boekentas, nog altijd even zwaar. Ik liep onze eigen voordeur voorbij want in de jaren '60 woonde ik hier nog niet. Grote opluchting bij onze benedenbuurman -hij was in zijn voortuin aan het frullen- toen hij me op de hoek rechtsomkeer zag maken. "Verstrooid" zei ik, nog glimlachend om herinneringen. Teksten, herinneringen ... leg dat eens uit. ‘k Begin er niet aan.
"Ja kind, verstrooid, dat begint hé!" constateerde hij. Oei maat, geef me nog een jaar of tien aub! 'k Laat hem maar denken. Het is zo plezierig eens ongestoord en lang te kunnen rondzwerven in de memorie ... het kasteel met de duizend kamers.
Van de lagere school herinner ik me enkel nog de namen van de juffrouwen, niet de gezichten. Wij keken naar het bord, keken naar de kaarten of de prenten die opgehangen werden, keken in ons schrift, in ons boek, om na te denken keken we naar het plafond, bidden gebeurde met gebogen hoofd en tijdens het dagdromen keken we naar buiten. De reprimandes over dat laatste ontvingen we met het hoofd gebogen. Dat was zo wat de standaard houding, lichaamstaal voor berouw-&-spijt: handen ineen gestrengeld op de rug, naar de grond kijken en met één voetje een beetje staan schuiven over te tegels.
Niet dat we de juffrouw niet wilden zien, maar we werden er met een tikje op het bord of op de prent aan herinnerd: "Hiér moet ge kijken!"
De geur van potloodslijpsel, de geur van inkt, de papieren rolstores, het geribbeld houten greepje dat onder aan het touwtje hing ... Hoe maakte men die ribbeltjes? Gewoon op een draaibank weet ik nu en daarmee is de magie er af, van die ribbeltjes.
te gast bij Wim Helsen, Fred Bervoets met 'In rep en roer' van Marcel van Maele
De veroveraars zijn nog niet halfweg en reeds worden lauwerkransen over dag en dauw gespreid. En weet: geen prooi zal hen ontsnappen In de achterhoede hijgend paren en braken krijgers op perzische tapijten en wachten op de morgen die zich straks rood zal openspreiden. Het kruipt ons in het bloed. Bekvechtend in ademloze stilte, een schreeuw nauwelijks te horen, smelten de bloemen met bekwame moed. Zo tussen het onbezonnen geweld en de fluwelen lafheid ligt een eeuwigheid onbegrip. Een lauwe lach in het bijtend licht. 8 gedichten van Marcel van Maele bij 4 etsen van Fred Bervoets
… en consoorten Mijn ruimdenkendheid is aan het versmallen. Vroeger had ik geen last van hangjongeren, junkies, drugdealers, ritselaars, drieste bedelaars, handtasdieven en consoorten. Zij waren deel van het menselijk gamma. Meer niet. En ik liep toch sneller dan zij. Ik kon óók uit de startblokken schieten. Nu niet meer.
Mijn gewrichten zijn stram geworden, de snelheid en de lenigheid zijn weg en daarmee ook mijn mentale souplesse, heb ik de indruk. Ja, ik word strammer. Niet alleen in doen. Ook in denken.
Als ik nu nog in 360° denk, is het omdat ik rugdekking zoek. Tegen hangjongeren, junkies, drugdealers, ritselaars, drieste bedelaars, handtasdieven en consoorten.
keukenblunder ~ een gevaarlijke deze keer Om kledij witter dan wit te krijgen werd aan boord al eens soda gebruikt. Vooral de kledij van de mensen van de keuken. Die moest tegen aankomst in Antwerpen stralend wit zijn, want dan kwam Prado aan boord, de departement chef van alle keukenpersoneel. Prado liet zich aanspreken met 'patron'. Dat genre.
In de keuken waren ze in die jaren nog met drie: een chef steward/kok, een tweede kok/bakker en een koksmaat.
De koksmaat en de deckboy waren de twee jongsten aan boord. Zij werden gemonsterd als shipsboy en konden ofwel aan deck ofwel in de keuken ingezet worden. Vaak was degene die voltijds in de keuken belandde danig teleurgesteld. Die gastjes deden liever het echte mannenwerk, ze liepen liever struis te doen aan deck, zware bottinnen aan en werkhandschoenen met in de hand een stuk alaam waarvan ze zelf nog niet konden zeggen waarvoor het moest dienen.
Er waren natuurlijk wel keukenjongens bij die na verloop van tijd goed werden in keukenwerk en het dan graag deden ook, maar dat laatste gebeurde zelden, dat ze de smaak te pakken kregen. Keukenwerk was niet 'struis'.
Omwille van de lieve vrede had een kaptein de jongens laten wisselen : één maand de keuken, onder de chef steward, één maand aan deck, onder de bootsman. Dat was dan weer niet echt naar de zin van de chef steward en van de bootsman, dat gewissel. Dat was slecht voor de vlotte gang van zaken in hun departement.
Een dag of twee voor aankomst in Antwerpen zette de chef na de middagservice de grote marmitte (de grosse caisse) op het vuur met daarin de tenues die moesten gereed gemaakt worden voor Antwerpen, om te dragen tijdens de inspecties van Prado : drie pieds-de–poule pantalons, twee koksvesten, een witte T-shirt en een aantal voorbinders.
In het buiten gaan zegt de chef tegen de koksmaat -die juist een maand deckwerk achter de rug had- "Voor ge doorgaat, doet ge daar nog een klein potteke soda bij." Het keukenproductje, de witte poeder die in een van de kastjes staat, bedoelde hij.
Die kleine valt uit de lucht, maar goed, orders zijn orders newaar. Soda dus. En hij haalt bij de bootsman een dosis flinke caustic soda. Ontstopper. De bootsman, denkende dat de jongen gestuurd werd door de chef steward en dat er iets moet ontstopt worden in de keuken, geeft uit zijn productlocker de caustic soda mee.
Het manneke heeft zonder roeren al die soda bij het ziedend zeepsop met de keukentenues gekiept. In één keer. Dat hij daarbij niet gewond raakte is een mirakel. De chef vertelde dat de keuken er nadien uitzag of er een bom ontploft was.
Alle vlees voor 25 personen dat lag te ontdooien voor de avondservice hebben ze moeten weggooien. Alle groenten die gereed lagen ook. De broden ook. En nog dingen die in voorbereiding waren voor de dag erna … Zo een groot verlies aan voedingswaren komt in het logboek natuurlijk. De kledij was perte totale: grote brandgaten met daartussen een paar naden. Dat werd ook genoteerd. Al dit op twee dagen voor aankomst in Antwerpen. De inventarissen waren al gemaakt en doorgezonden naar de rederij! Op twee dagen voor aankomst is het niet meer mogelijk om zo’n verlies aan voedingswaren en materiaal in de boeken nog weg te werken als 'verbruik' en 'sleet'.
Het schoonste van ‘t spel : de chef steward en de boots werden boven geroepen, ze konden bij de kaptein komen uitleggen hoe zoiets had kunnen gebeuren. Door zijn wissel-systeem natuurlijk! Verwarring in het kopke van de jonkies.
Daarop werd opnieuw heel de keuken uitgewassen, meubilair, schabben, plafond en schotten inbegrepen. Voor de tweede keer, want dat was al gedaan geweest, een paar dagen tevoren. En gedeeltes herschilderen. Ook voor de tweede keer, want dat was een paar dagen tevoren ook al gedaan geweest. Met man en macht, matrozen en boots erbij, gedurende een nacht zijn ze daar mee bezig geweest.
Hoe de twee dagen tegen de kaai in Antwerpen verlopen zijn weet ik niet. Waarschijnlijk heb ik dat toen niet gevraagd aan die chef. Omdat ik het me wel kon voorstellen. Of die shipsboy nog een reis naar Brasil heeft mogen meedoen? Weet ik ook niet.
Caustic soda bewaart men nu achter slot en grendel, als ik goed begrepen heb en volgens LM zou het product zelfs in de brandkast van het schip mogen staan.
mijn antracietgrijze rolkraagtuniek uit de solden Het was in de winter dat de rijstpaptruien uitkwamen (2002?) Het breigaren had ingewerkte bolletjes en daardoor kreeg een trui vanzelf een rijstpapstructuur. De truien waren op tunieklengte, tot halverwege het dijbeen. 'k Was direct weg van die dingen, maar ze waren nogal duur hé, het eerste jaar.
Eind januari, laat in de solden, achterin het soort dure winkel waar ik normaal niet zou binnenstappen, onder een hoopje modieuze 'vodden' van het afgelopen seizoen, vind ik een danig afgeprijsde antracietgrijze rolkraagtuniek in die mooie broebelkeswol. Betaalbaar en in mijn maat. Een dubbele meevaller. En een pronkstuk ook nog.
Ergens in februari moest ik op een ontiegelijk uur LM gaan afhalen op de luchthaven en terwijl ik me sta aan te kleden denk ik ineens aan iets dat ik onmiddellijk moet opschrijven om het niet te vergeten.
In mijn tuniektrui ga ik naar de woonkamer tot aan het buffetje, daar liggen papiertjes en schrijfgerei. 'k Was tamelijk tevreden over mezelf dat ik eraan gedacht had zoiets onmiddellijk op te schrijven en ik ging me verder aankleden, laarzen aantrekken. Klaar. Jas-&-tas en op naar Zaventem. Met mijn jas over de arm sta ik aan de lift en ik vind dat het toch nogal fris is in de gang. Vooral aan de knieën. Jas aantrekken dan maar. Daarvoor heb ik mijn twee handen nodig dus zet ik mijn tas op de vloer en zo kijk ik recht op mijn knieën. Mijn blote knieën.
Tussen de trui en de laarzen was ik iets op dat papierke gaan schrijven. Tussen de trui en de laarzen ontbrak een jeans! 'k Was vergeten mijn jeans aan te doen. Vandaar die kouwe kniekes. ’t Was eigenlijk geen zicht maar heel even, héél efkes heb ik gedacht het zo te laten, want ik was al wat laat: och flut zeg, met een lange jas maakt dat niks uit, die jas is immers meer dan lang genoeg. Maar nee, zo dapper ben ik niet. Ik ben terug binnen gestapt en ik ben een jeans gaan aantrekken want die lange jas wou ik in de aankomsthal van Zaventem uitdoen. Met de jas aan viel er immers niks te pronken met mijn pronktrui. En 't was LM die ik ging afhalen hé.
Karin is de zus van Peteren zij woont in dezelfde straat. Karin is alleenstaande moeder.Haar zoontje heet Darren. Darren is zeer vaak bij Peter & Diane.Zij hebben twee dochters. Darren is de jongste van het de drie kinderen. Peter en ik mailen omdat hij de taal van zijn Moeder wil onderhouden. Dat is niet zijn moedertaal. Het verhaal is van hem, de woorden zijn van mij.
puur op empathie Ik weet niet hoe Karin hare kleine iets inprent, maar zij doet dat heel goed.
Darren en ik zaten in Spoed te wachten op de papieren en dan konden we naar huis. Hij was na een hechtingetje in zijn kin weeral fit-&-wel en zijn eigen bezige zelve.
In het eerste compartiment naast het onthaal was een klein meisje aan het huilen en krijsen. Er was iets met haar arm en er moesten hechtingen komen. De mama trachtte haar tot rust te brengen en te troosten. Geen resultaat. Darren had iets tevoren het woord hechtingen geleerd, ondervonden en onthouden. Zonder enig besef van privacy baande hij zich een wegje in dat gordijngedoe, en stapte hij het compartiment binnen.
Bij het zien van een leeftijdgenoot stopte het meisje ongeveer onmiddellijk met huilen. Terwijl ze na-hikte & -snufte nam Darren haar hand. Ik stond daar wat te kijken naar de moeder van het meisje, wat moet ik doen? Niks, gebaarde ze.
Hij klom omhoog aan het zijspon van het hospitaalbed zei luid fluisterend tegen het meisje : "Gij kunt ook een dappere zijn hoor". En hij hield zijn kin voor haar neusje.
Het meisje kreeg toch zó’n brede glimlach -straks moeten de mondhoeken ook gehecht worden!- dat we besloten Darren eventjes bij haar op het bed te zetten. En toen wou ze hem mee naar de behandelkamer. Terwijl ze met twee op dat bed zaten te babbelen en te kwetteren werd de wonde onderzocht en ontsmet. Toen de eerste hechting in haar arm aangebracht werd vielen ze stil.
Gedurende de hele bewerking hielden ze mekaars handje vast. Er was geen traan, geen enkel geluidje. Alles is heel rustig verlopen.
Mijn neefje doet niet in stoere dingen. Hij is stoer in kleine dingen. Een en al invoelen & meevoelen. Dat gaat nog vanzelf op die leeftijd.
m, met dank aan Peter- EZW-12/2013, HiH-01/2015, bijgewerkt
'k Had shoarmavlees gekocht, gemarineerd in olie met iets van tomatenconcentré of harissa en ook komijn. LM is in een komijn-periode, daar moet ik gebruik van maken.
In snel-verkoop gekocht, moeten de dingen de dag zelf nog bereid worden, vandaar de improvisatie. En door een of andere kronkel dacht ik dat het vlees in snel-verkoop ook snel moest bereid worden: 'Ge zult eens zien hoe rap ik het kan klaar maken!' Owee, wat had ik gezegd, LM nam het letterlijk en kwam staan kijken.
Een combinatie van tomatenconcentré & olie met komijn heb ik ooit eens gemaakt als marinade voor ribbetjes. Als ik me goed herinner kwam die marinade van een Marokkaans recept. Met ribbetjes? Varkensribbetjes, dat is nogal Vlaams hé. Oké, het gerecht was Vlarokkaans dan.
Dit shoarmavlees was ook varkensvlees, niet rund of schaap maar puur varken, zoals die ribbetjes van toen. Niks halal, niks kosjer. Voor shoarmavlees verkocht … Kan men de woorden kosjer en halal op eenzelfde lijn zetten, in één adem vermelden? Op dit klavier kan het.
‘k Was niet van plan dat vlees met brood te serveren, volgens mij moest het kunnen met pasta. Dat hebben we in huis. Capellini, de dunne spaghetti. Volkoren natuurlijk, dat zijn de trage suikers, iets anders mag hier niet meer op tafel komen volgens een aantal deskundigen die daarin gespecialiseerd zijn.
‘k Wou er geen carbonara-bereiding van maken, het bakken in de pan maakt de vleesblokjes zo hoekig en zo korrelig en zó droog, dat ik het erg vind voor het varken. Ik heb het vlees in een ruime schotel gegaard in de microgolf, 500gr op 600W // 2x 1min30 + 5min laten nagaren.
Bij het garen slinkt het shoarmavlees, er is minder volume. Dat weet iedereen. Behalve LM. Hij voelde zich bekocht. Het nagaren is héél belangrijk, dat weet ook iedereen. Behalve LM. Van nagaren wordt hij ongeduldig. Er gebeurt niks, er is geen actie, er is niks te zien.
Als beloning voor mijn juiste oven-garing bekwam ik malse kleine vleesblokjes met daarop schattige witte proteïnepareltjes. Dat laatste was lekker maar het was geen zicht. Er moest een saus komen. Ik dacht eerst aan een pittige kaassaus edoch, LM is daarvan zo geen liefhebber. Een tomatensaus dan maar.
Als ik dat vleesje nu eens als basis voor een soort bolognaise gebruikte, ik wou toch iets met capellini … Snel een ajuin met een teentje look gegaard, twee wortels en groene selder (microgolf) en dat met een blik gepelde tomaat (gemixed) -plus alvast een ½ koffielepel komijn erbij- in een pot op het suddervlammetje en de vleesjes gingen erbij met de rest van de kruiden. Het suddervlammetje moet zorgen voor de trage ‘alliage des goûts’, de versmelting van de smaken. En nog altijd LM die op mijn handen stond te kijken.
Ik liet hem ook sudderen want feitelijk stond hij heel die tijd te wachten tot hij mocht proeven. Maar als ik LM halverwege een bereiding laat proeven begint hij al een opinie te vormen over wat is, terwijl ik proef om te weten wat nog moet komen.
‘k Heb de saus laten indikken omdat ze wat meer densiteit mocht hebben. Pas toen de saus begon te sputteren als een warm modderbadje uit vulkanische streken en alles er rond met rood begon te bespikkelen, vond ik dat ik het vuur kon dichtdraaien. Toen pas mocht LM proeven.
De saus-met-vleesjes werd goedgekeurd: - Hoe gaat ge dit noemen?
Dat is nog zoiets. Hij vindt dat gerechten een naam moeten hebben. Dan verzin ik een naam, soms heet iets 'soep 47' of 'saus 47', dat is ons huisnummer. Soms eindigt de naam van een gerecht 'op Ikse Wijze', ook soms 'à la Moi', als ik chiqué wil doen.
En toen ging het mengsel de koelkast in als Vlarokkaanse Bolognaise. - Dat eten we vanavond? vroeg LM nog zwijmelend van het komijn aroma. - Nee, zei ik met een klap op de frigodeur, dat eten we morgenavond pas, 24hrs laten rusten, alliage des goûts!
Toen ik de dag daarop aan de kokerij begon, vond ik dat de capellini + dat mengsel nog iets mocht hebben. Maar wat? Gebakken champignons! Ik serveerde bij de pasta en de saus nog wat gebakken champignons. Champignons + de tomatensaus = à la Grecque. Zo werd de Vlarokkaanse Bolognaise ook nog à la Grecque. LM was tevreden met de naam, er valt mee te leven.
De champignons waren uit blik. Foei, ja ik weet het, maar ‘t was een ingeving van de laatste minuut.
Ik ga mijn zinnen eens verzetten, dat zal eens deugd doen. Dat zal eens deugd doen! Ik ga mijn zinnen eens verzetten.
majumau
Kunt ge geloven dat ik bovenstaande lijnen drie keer heb moeten lezen eer mijn cent viel.
Toen ik het door had kwam LM kijken waarom ik zoveel geluid produceerde, maar ik kreeg het niet uitgelegd van het lachen. Ik wees naar het scherm. Hij zag het niet! Niet erg, ik eerst ook niet. Vandaag vindt hij SenNet maar een rare bezigheid.
En nu doet het boven mijn jukbeenderen pijn. Van het lachen. Jawadde, dat doet deugd, zo lachen.
‘k Ben benieuwd hoeveel tijd andere mensen zullen nodig hebben.
Een paar avonden geleden ging het gesprek over wapens in huis. We hebben een schoonbroer die voorstander is.
Wapens hebben wij niet in huis. LM en ik zijn daar te schrikkig voor. Nu we houterig geworden zijn des te meer, we zouden ons het wapen laten afpakken en dan wordt het tegen ons gebruikt. Waar staan we dan? Nergens. Niet dus. Geen wapens. Nooit gehad ookni. Maar ‘k heb mijn huiswerk gemaakt en ik heb eens rondgekeken wat hier als wapen kan dienst doen.
Onder de spoelbakken in de keuken hebben we een kast vol vergif staan. Allerlei producten die men moet 'Buiten het bereik van kinderen houden'. En 'buiten het bereik van (inwonende) dementerenden', dat zou er ook mogen bij vermeld worden. Niet dat wij iemand van deze bevolkingsgroep in huis hebben, maar als ik een gruwelverhaal zou willen schrijven over iemand die de zorg niet meer aankan, dan laat dit personage zo’n giftig product op het aanrecht staan en de inwonende ziet die fles … De rest van het scenario laat ik aan uw verbeelding over.
In de keuken hebben we dus een kast vol vergif, en dat is dan zonder de huisapotheek gerekend, die staat elders ondergebracht.
Slagwapens hebben we ook volop in huis: het voorraadje wijn van LM. Elke fles is goed voor een hersenschudding en de zware wijnen misschien zelfs voor een schedelbreuk. Met een fles wijn stelt men iemand buiten gevecht, ja.
In de woonkamer heb ik een beeldje dat ik de Kleine Confucius noem. Dat beeldje is de sereniteit zelve, men wordt rustig alleen al door er naar te kijken. Bij het afstoffen hield ik het eens ondersteboven en toen lag het hoofddeksel van Confucius plots prima in de hand en het hele ding werd een uitgebalanceerd slagwapen. Foei Confucius!
Terug naar de keuken : de messen. ‘k Heb ooit geïnvesteerd in een aantal keukenmessen. Die liggen grijpensklaar in de schuif, daar waar keukengerei moet liggen, bij de hand. Een chef, een demi-chef en twee offices. Alle vier dodelijk.
Maar wie moet na wapengeweld de boel opkuisen? Juist ja. Dus laat maar, in ons kot geen wapens. Behalve het gewone vergif, een flink aantal slagwapens en een paar steekwapens natuurlijk
Een vos, een haas en een beer waren opgeroepen voor legerdienst. Met z'n drieën zaten ze te denken wat ze zouden kunnen doen om afgekeurd te worden.
De Haas was eerst aan de beurt : "Wat zouden we bij mij kunnen doen zodat ik niet in dienst moet?" De vos antwoordde : "Doe uw oren uit, dan willen ze van u niet weten -een haas zonder oren, haha- die wordt zeker afgekeurd!" De haas ging zonder oren naar binnen. Na een tijdje kwam de haas buiten en met een grote glimlach: "Ik ben afgekeurd!" En hij deed zijn oren weer op.
Toen was de Vos aan de beurt. De beer wist een oplossing: "Haal uw staart eraf. Wat is een vos zonder staart ... niks !" Waarop de ijdele vos : "Tja, 't zal wel moeten. Er is geen andere keus." De vos ging zonder staart binnen. Na een tijdje kwam de vos buiten en riep blij : "Ik ben afgekeurd! " En hij deed zijn staart weer aan.
Als laatste was de Beer aan de beurt. Een beer stelt niet veel voor qua oren of staart ... wat nu? De haas had een voorstel : "We slaan uw tanden eruit -een beer zonder tanden?- haha, nooit gezien. Dan wordt ge zeker afgekeurd!" De vos haalde een honkbalknuppel en sloeg de beer tegen de tanden. De tanden kraakten in stukken, de muil bloedde en de beer strompelde naar de keuring.
Na een tijdje kwam de beer buiten. De vos (nu met zijn staart aan) en de haas (nu met zijn oren op) keken elkaar aan.
De haas riep triomfantelijk over zijn groot gelijk -het was immers zijn idee geweest- : Ook afgekeurd! Hé vriend?" De beer knikte moeizaam. De vos bleef niet achter, hij had het idee immers uitgevoerd: "Ze wilden u niet zonder tanden hé? Hé?"
De beer schudde langzaam de kop en met zijn muil vol splinters & bloed murmelde hij zachtjes : "kwazztedik".
te gast bij Wim Helsen, Maarten Inghels met een fragment uit 'Over de dorpen' van Peter Handke Speel het spel. Breng je werk in gevaar. Wees niet de hoofdpersoon. Zoek de confrontatie. Maar doe het onopzettelijk. Vermijd bijbedoelingen. Verzwijg niet. Wees week en sterk. Wees slim, steek je nek uit en veracht de overwinning. Kijk niet toe, bewijs niets, maar blijf in alle tegenwoordigheid van geest open voor tekens. Laat je ogen zien, laat anderen erin kijken, zorg voor ruimte en beschouw ieder in zijn eigen perspectief. Beslis alleen met hartstocht. Misluk rustig. Neem vooral de tijd en bewandel zijpaden. Laat je afleiden. Neem om het zo te zeggen vakantie. Houd je niet doof voor geen boom, voor geen water. Trek je terug in jezelf als je daar zin in hebt en gun je de zon. Vergeet de mensen in je naaste omgeving, verstevig je banden met onbekenden, buig je over bijzaken, wijk uit naar de verlatenheid, vermoord het noodlotdrama, veracht het ongeluk, analyseer het conflict / contrast. Neem je eigen kleur aan, tot je in het gelijk staat en het ruisen van de bladeren zoet wordt. Uit : Over de dorpen, 1981, Peter Handke
het gijzelvirus - ransomware LM en ik wonen op een busritje van ’t Stad, met achter ons, binnen loopafstand, ’t Dorp. Het beste van twee werelden, vinden wij. Dit speelt zich af in ’t Dorp:
De man voor mij had een virus binnengekregen en hij deed het hele verhaal aan de computerbaas, chronologisch en minutieus. En conciëntieus.
- … en toen begon ik met foto’s van de kleinkinderen, op de fotoservice van het Kruidvat en ineens was dat daar dus hé, een bericht van de politie dat ik iets illegaals gedaan had. Daarom werd mijn PC geblokkeerd tot ik de boete betaalde. Want op het scherm stond dat ik een boete moest betalen. En ik weet niet wat ik illegaal gedaan heb meneer, want het waren foto’s van mijn kleinkinderen hé. Geen ongeoorloofde foto’s van eh …, van ge weet wel, eh, van dames …
Hij keek naar mij en zei: - Excuseer Mevrouw, maar u begrijpt dat ik het hier moet vertellen zoals het is hé.
Ik knikte en glimlachte. Aan de PC-dokter moet men álles vertellen. En zoals het is. ‘k Had er nog bij willen zeggen dat ik het bijna aandoenlijk hoffelijk vond dat hij zich tegenover mij verontschuldigde omdat hij het in mijn aanwezigheid met de PC-man over charmefoto’s moest hebben, zodat die de mogelijkheid van charmefoto’s helemaal kon uitsluiten. Absoluut uitsluiten. Over dat soort sites ging het niet.
En ik geloofde hem. Hij zag er uit als een heertje dat een foto met kant en broderie al een gewaagde prent zou noemen.
Meneer, dacht ik bij mezelf, er bestaat sinds dan al een gans ander soort foto’s en bewegende beelden ook. Gore sites zelfs. Duizenden. En die sites zijn niet eens illegaal.
Maar hoe hoffelijk en integer hij ook was, hij had ocharme toch het Gijzel-Virus aan zijn been. Met familiefoto’s op de fotoservice van een familiewinkel.
te gast bij Wim Helsen, Adil El Arbi met 'Bange Blanke Man' van Willem Vermandere
Ik zag Turken aan de Schelde Marokkanen in de stad van Gent En 'k hoord' op de markt van Brussel Algerijnen met een vreemd accent In Keulen zag ik, Chinezen Magere mannen uit Pakistan In Londen Sikhs van India Met nen dikke tulband an.
Ik zag naakt' Amazone-indianen Ik zag Crees uit Noord-Canada En uit Lubumbashi kwam Della een prinses uit zwart Afrika Ik zag Bantoes in ons cafeetje Ik zag Zoeloes op den tram Ik zag Tutsis dansen en springen En roff'len op den tamtam
Ik zag Egyptische matrozen in de haven van Rotterdam Ik zag Portugese Joden in de winkels van Amsterdam Ik zag Inca's in Oostende Chilenen op het Brugse zand Daar speeld' een zigeunerorkestje van een volk zonder vaderland
Al de kinders van moeder eerde Op charango en met gamelan Ze roepen en zingen aan ons deure Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Willem Vermandere, 1991
Over Willem Vermandere : https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Vermandere Over Bange Blankeman : https://www.youtube.com/watch?v=d62w6HAR6ho – 02min32 In 1991 schreef Vermandere het lied "Bange Blankeman", een lied over multiculturaliteit. Veel aanhangers van de partij Vlaams Blok protesteerden tegen het nummer. Vermandere ontving dreigbrieven en tijdens de 11 juli-viering op de Brusselse Grote Markt in 1992 werd hij door Vlaams Blok-militanten met projectielen bekogeld. Over Adil El Arbi : https://nl.wikipedia.org/wiki/Adil_El_Arbi
wat een klavier lijden kan Vroeger had ik een leesbaar geschrift. Nu nog, als het kattebelletjes mogen zijn. Maar wanneer er meer dan tien lijnen moeten geschreven worden, krijg ik kramp in mijn hand en is het gedaan met leesbaar schrijven. En iets later ook met schrijven.
Sinds ’92 doe ik alles op ’t klavier. Maar daarvoor heb ik heelder vijvers inkt droog geschreven. Liefst met een kleine Parker (ladyformaat) met dikke punt In de middelvinger van mijn rechterhand is nog altijd een sleufje waarin schrijfgerei gedurende 34 jaar zijn bedding in het kootje gesleten heeft. En de top van mijn wijsvinger is jaren ingedeukt geweest aan die kant.
Toen had ik nog cadans ook. En die was helemaal afgesteld op papier in formaat A4. 600 blz’s nota’s per cursus was een gemiddelde. Dat was wel in een soort kortschrift. Later, bij de koopvaardij … Hoeveel vellen een blok luchtpostpapier heeft weet ik niet meer, maar er zijn periodes geweest dat ik een blok per week vol schreef. Later nam ik doorslagpapier mee vanuit België samen met een gelijnde onderlegger en twee papierklemmen om alles op zijn plaats te houden. Want wanneer ik papier moest gaan bijkopen, in den vreemde aan de wal, was daar zelden A4-formaat te vinden. Enkel kleiner. Dat vond ik dan een ramp, omdat de post onze enige link was met België en die A4 was de grootte van mijn mentaal scherm.
Achteraf bekeken vind ik het zot: men monstert voor zes maanden op de wilde vaart, met achterlating van- en met de glimlach. Men doorstaat stormen van een paar dagen & nachten, met een grimlach. Maar als het postpapier niet het juiste formaat had raakt men van slag …?
Nu zetten mijn neven en nichten hun reisrelazen op een blog, met de faciliteiten van de backspace- en de delete-toets, de elektronische gommetjes. Zo wordt een klad geleidelijk aan de definitieve versie. Ooit schreven wij met brieven een log, zonder gom. Een gans andere manier van opstellen was dat toen. De eerste versie wás de definitieve versie.
Met het klavier onder de vingers is er ook geen schrijfkramp meer. Hoogstens nog in ’t koppeke.
‘k Zou niet meer terug willen naar de oude manier, ik beleef nu zoveel plezier aan de mogelijkheden van het klavier dat dit ding hier na vijf jaar versleten is, aan vervang toe.
te gast bij Wim Helsen, Lieve Blancquaert met een fragment uit 'Is dit een mens' van Primo Levi Wie doodt is een mens. Wie onrecht doet of lijdt, is een mens; geen mens is hij die elk gevoel van grenzen verloren heeft en zijn bed deelt met een lijk. Wie heeft afgewacht tot zijn bedgenoot klaar was met sterven om hem een stuk brood af te nemen is, ook al heeft hij daar geen schuld aan, verder verwijderd van het model van de denkende mens dan de primitiefste pygmee of de gruwelijkste sadist. Is dit een mens, Primo Levi
Het verhaal begint met aanhouding van de dan vierentwintigjarige Primo Levi in december 1943. Samen met zeshonderdvijftig andere Italianen wordt hij op transport gesteld naar Polen. Tijdens de vier dagen durende reis in de goederentrein gaan de deuren niet open. Telkens wanneer de trein stilstaat roepen de uitgeputte reizigers om water, “al was het maar een hand sneeuw” (blz. 18), maar ze krijgen maar zelden wat. Aangekomen in Polen worden de arbeidsgeschikten en arbeidsongeschikten van elkaar gescheiden: zesennegentig mannen en negenentwintig vrouwen werden arbeidsgeschikt bevonden. Zij werden in de kampen van Buna-Monowitz en Birkenau tewerkgesteld. De anderen leefden twee dagen later niet meer. “Zo verdwenen, in één verraderlijk ogenblik, onze vrouwen, onze ouders, onze kinderen.” (blz. 22) In de volgende hoofdstukken beschrijft Primo Levi het leven in het kamp. De afnemende levenswil, het systematische kapot maken van de menswaardigheid en de in het wrede overlevingskamp afstervende solidariteit onder elkaar nemen iedere hoop weg. Levi laat zien hoe mensen onder zulke extreme omstandigheden teruggaan tot de essentie van overleven. Op een gegeven moment wordt Levi ingezet als chemielaborant in Kommando 98 (het Chemisch Kommando). (blz. 139) De betere arbeidsomstandigheden en een behulpzame landgenoot beschermen hem voor de directe ondergang. In de nacht van 17 op 18 januari wordt het kamp voor de steeds dichterbij komende Russen geëvacueerd. De zieken, waaronder Primo Levi, blijven achter. Tijdens de evacuatiemars bezwijken bijna alle gevangenen. Van de ongeveer 600 Italiaanse joden, die een jaar daarvoor gedeporteerd werden, is Levi één van de weinige overlevenden. https://www.scholieren.com/boekverslag/58186
'k Was die dag op zoek naar iets en toen kwam ik onderstaande tekst tegen. Hier wordt ‘een heilig soort gevogelte’ bezongen. Sommige gedichten worden geToondicht. Dit is er een.
Ik had een eigen engel, die heette Gabriël Die engel had ik nodig want ik kneep 'm als de hel Hij sloeg meteen zijn vleugels uit bij elk gevaarlijk spel Een heilig soort gevogelte: mijn engel Gabriël
Onder een glazen stolp zag ik de Madonna staan Daar brandde dan een lampje bij en voor het slapen gaan Werden alle kinderen gewassen in de teil En dan het Onze Vader knielend op 't koude zeil
Soms zit ik te denken wat dat bidden toch zou zijn Dat deed ik vroeger nooit, daarom ging het toen zo fijn Ik steek nog wel eens een kaarsje aan, sla nog wel eens een kruis Maar het gaat toch niet zo lekker meer als vroeger bij ons thuis
Toch heb ik heimwee naar mijn engel Gabriël Ik heb hem wat verwaarloosd, dat is waar, ik weet ’t wel Maar zit ik in de piepzak, in de rats of in de rouw Dan roep ik net als vroeger, Gabriël, waar zit je nou
de herbruikbare ijsblokjes Sinds een aantal jaren moet LM elke week bloed prikken en de suikerwaarden noteren. Vijf keer per dag. Dat doet hij op zondag. Zondag = Prikdag. Het prikken deed hij alsof het niks was, manhaftig en zonder mopperen. Ik zou het niet kunnen.
Tot het op een dag begon pijn te doen. Wat er veranderd was weten we niet maar het deed pijn. Het prikken werd een corvee waar hij danig tegenop begon te zien. Dat vond ik zeer erg, want zonder prikken kunnen de suikerwaardes niet genoteerd en opgevolgd worden. Dat bleef dus duren, die pijn, het jobke was een corvee geworden en begon zelfs op een calvarie te lijken.
Tot het zeer terloops eens ter sprake kwam en een verpleegster hem aanraadde in de zijkant van de vinger te prikken. Dus niet in de vingertop, want daar zitten veel zenuwuiteinden en die registreren de prik natuurlijk. Daarom is het minder belastend wanneer men opzij van de vingertop prikt. De huid is er ook dunner. Die redenering klopte en LM & ik waren de verpleegster zeer dankbaar voor de tip. En ik bedacht dat de diabetes-boekskes dat wel eens mochten vermelden : de ZIJKANT van de vingertop! Of het mocht op zijn minst toch in de gebruiksaanwijzing van het prikmachientje staan.
Geen van ons beiden had er aan gedacht eens te informeren bij een forum. Daar worden dat soort tips uitgewisseld waarschijnlijk. LM zou er niet aan gedacht hebben maar ik had het moeten weten dat men lotgenoten en ervaringsdeskundigen op een forum kan vinden. De prikpijn had al maanden van de baan kunnen zijn …
Een paar weken geleden, nieuw probleem, nu deed het prikken in de zijkant van de vingertop OOK pijn ! Kermille, dit keer moest er sneller een oplossing komen dan vorige keer. IJS, flitste het door mijn hoofd, IJS. Koude verdooft, dus als hij vóór het prikken ijs op die plek houdt, voelt hij de prik veel minder. Of misschien helemaal niet. We hebben geen ijsblokjes in de vriezer, maar wel van die blauwe dingen voor in een koeltas. De eerste zondag hield hij dus telkens zo’n plakkaat synthetisch ijs tegen de zijkant van zijn vinger. Tegen de zondag daarop had ik de cocktailblokjes terug gevonden en gekoeld. Voor de vingerprik is een blokje een meer hanteerbaar formaat dan zo’n lap synthetisch ijs.
LM koelt de vingertop nu vóór het prikken en erna, tegen de napijn. Want er is nu napijn ook al ? Waarschijnlijk speelt hij gewoon graag met de plastic ijsblokjes.
'k Ben weer wat gestegen in zijn achting. Dat werd nog eens tijd. Ik mag nu rekenen op een warme glimlach. Dank zij ijsblokjes.
de kleuren en de tover van een ochtendlucht Toen het die nacht begon te sneeuwen zag het er niet goed uit. Ik keek hoe de koude jagende regen veranderde in natte sneeuw. Het waren kleddervlokken die met harde plenzen neerkwamen. Dit wordt noodweer, dacht ik, en ik slaapwandelde terug naar bed want elke morzel slaap is belangrijker dan het weer buiten.
Tegen de ochtend aan was het geplens voorbij, de temperatuur was voldoende gezakt om échte sneeuwvlokken te laten neerkomen én de wind was gaan liggen. Alles werkte mee om dikke wollige sneeuwvlokken zachtjes en netjes te laten neerdalen zoals de Disneyscenario’s dat willen. Stil en mooi. Toen het daglicht kwam, was de lucht egaal zacht-lilagrijs. Alle tinten van het ochtendgloren werden getemperd door de trage gulle sneeuwval en door een paar wetten van de optica. ~ Het is al een tijdje gestopt met sneeuwen, een halfuur. Misschien een uur. Het doet bijna zeer aan de ziel, zo teer is het blauw van de fluwelen lucht op dit moment. Ze heeft haar eigen flou artistique. De pannendaken eronder liggen in een gemoedelijke vlakverdeling, in alle kleuren van geborgenheid. Hier en daar kringelt een geruststellend pluimpje rook. En het is stil.
10h : zelfs de ruwbouw hier achter heeft nu iets gemoedelijks. Op alle beton ligt een laag donssneeuw.
Met die dunne witte contouren aan één zijde zien de bomen er eens zo sterk uit. Laconiek verdragen ze de broderie-fantasie van de winterlucht.
Het sneeuwt nu weer. De lucht is heel licht grijs. Parelgrijs, alsof ons voor straks iets zeer chic en iets zeer bizonder beloofd wordt …
11h : de zon schijnt. Ze doet alle tover uit de lucht verdwijnen. Het kantwerk aan de bomen is verdwenen, de daken zijn hun dekentjes kwijt. Het is een gewone dag aan het worden. Het is tijd om aan de soep te beginnen. Prozaïsche preisoep.
als het niet met een koordje vasthangt, raakt men het kwijt Ze zijn gegeerd, dus worden ze gepikt. Zelfs waar iemand bij zit.
Een fragment uit God en Klein Pierke, Martin Heylen volgde Joëlle Milquet gedurende een dag. De uitzending is van ma-16/01/2012.
De krant houdt de foon efkes uit het zicht, en zo verdwijnt hij definitief van de tafel. Het verhaal, om ons geheugen op te frissen:
Opmerkelijke scène gisteravond in het Eén-programma 'God en Klein Pierke', waar Joëlle Milquet (cdH) op de Brusselse kerstmarkt beroofd werd van haar iPhone. De minister van Binnenlandse Zaken zat er samen met Martin Heylen voor opnames van het Woestijnvisprogramma. Milquet heeft inmiddels de beelden van de diefstal opgevraagd en gaat klacht indienen.
Milquet zat aan een tafeltje met Martin Heylen, tot haar dochter naar het toilet moet en de minister haar vergezelde. Even na het vertrek van de minister komen twee daklozen aan het tafeltje leuren met daklozenkrantjes.
"Een van die mannen heeft zo'n krantje op de iPhone van de minister gelegd. Het toestel was op het tafeltje was blijven liggen", zegt Lieselot Bleyenberg, woordvoerster van Milquet.
Heylen laat vervolgens weten geen interesse te hebben in het krantje en de daklozen druipen af, maar niet vooraleer buiten hun krantje ook snel de iPhone van Milquet mee te graaien.
Identiteit snel achterhalen
" Toen de minister opnieuw aan haar tafeltje kwam, merkte ze dat ze haar gsm kwijt was en toen is bij Martin Heylen een lichtje gaan branden, vervolgt Bleyenberg. De twee mannen hadden het op de iPhone van de minister gemunt."
Tijdens de diefstal van de iPhone bleven de Woestijnvis-camera's gewoon verder draaien, zodat hun identiteit makkelijk moet achterhaald kunnen worden. In de uitzending van gisteren werden hun gezichten wel onherkenbaar gemaakt. Kaart geblokkeerd
" De minister heeft de beelden ondertussen opgevraagd bij Woestijnvis en gaat een klacht indienen , zegt Bleyenberg. De sim-kaart van de iPhone heeft de minister wel meteen laten blokkeren, om zo te vermijden dat gegevens op haar gsm misbruikt zouden kunnen worden." 17/01/12-odbs-HLN
Let op het manoeuvre met de krant, (witte cirkel) van 00min55 tot 01min07, tijdens de babbel van 12 seconden is het gebeurd.
Daarom dus neem ik geen duur spul meer mee buitenhuis. Als het niet met een koordje vasthangt, raakt men het kwijt. Ik héb zelfs geen dure spullen meer. Dat is wel rustig
We zaten een dieren-documentaire te kijken die ging over wurgslangen en gifslangen en ander gebroed dat lieve kleine muisjes en hamstertjes doodt en verzwelgt, ogenschijnlijk moeizaam en met wijd opengesperde kaken.
Ik hield haar handje in mijn hand en LM had de afstandsbediening in de aanslag. Was dit wel een documentaire voor een jong kind?
Wij waren standby om te troosten, te sussen en te zappen. Zolang ze wou kijken was het oké. Zodra de beelden te sterk werden zouden wij onmiddellijk ingrijpen. Als echte oppas-ninjas waren wij in verhoogde staat van paraatheid.
Ze zat tussen ons in en leek al die gruwel vanzelfsprekend te vinden. In kleuterscholen gaat het er dus ook niet altijd zachtzinnig aan toe?
Ze moet wel iets van onze gespannenheid gevoeld hebben, want ze wriemelde haar handje uit mijn hand en zei geruststellend : "Een slang is maar een staart met een gezicht hoor!"
er moet een koordje aan Tabletcomputer, daar heb ik een tijd over nagedacht en toen heb ik besloten : liever niet. Ook voor de zakcomputer. Ook liever niet.
Zelfs in de veronderstelling dat ik na verloop van tijd handig zou worden met die dingen, dan is er een tweede bezwaar : ik ben niet goed met dure spullen. Als er geen draad aan hangt, raak ik het kwijt. Mijn gsm is de enige uitzondering maar die zit goed weggeborgen in mijn tas. Zo goed, dat ik er meestal tegenop zie hem op te diepen.
Ik zou me trouwens niet kunnen concentreren op plaatsen waar ik liever alert blijf. Of omgekeerd, ik zou zo geconcentreerd kunnen raken dat ik niet meer alert ben.
Dat laatste is al gebeurd hoor, een boek zitten lezen en de bus laten voorbij rijden. Maar een boek grissen ze niet uit uw handen hé. Een tablet of een zakcomputer misschien wel. Daarom blijf ik op openbare plaatsen liever alert. Computeren doe ik niet onderweg, dat doe ik thuis wel. In alle rust. Dan kan ik ook beter nadenken over de woorden, over woordkeuze.
En ik ben niet goed met dure spullen hé. Twee keer ben ik duur spul kwijt geraakt waar ik zelf bij zat.
Het eerste stuk was een aansteker die voor mijn 30ste verjaardag (1982) van mijn zus Tina gekregen had. Zo’n ultraplat damesachtig ding in blauwe lak met een fonkelsteentje in de buurt van het vlammetje. Duidelijk iets dat geld gekost had. Eerder een pronkstuk dan een gebruiksvoorwerp. Dus liet ik de aansteker veilig thuis. Tot Tina me vroeg of ik hem niet mooi vond. Jawel! Juist wel, ik vond hem prachtig maar ik wou hem niet kwijt. Daarom gebruikte ik hem enkel thuis.
Goed, om haar een plezier te doen zou ik het pronkstuk ook buitenhuis gebruiken, ik zou er mee pronken.
Diezelfde week zaten we iets te drinken aan de toog van ons stamcafé. Wij waren daar allebei al jaren kind aan huis. Na een tijdje lag mijn aansteker niet meer waar hij moest liggen, bovenop mijn sigaretten. Iemand had hem weg genomen en ik had het niet zien gebeuren. Tina evenmin, zij had ook niks gezien. De aansteker was gestolen waar we zelf bij zaten.
Ziezo, besloot ik, nooit meer pronken. Want ik vond het verschrikkelijk voor Tina dat haar duur cadeau zomaar verdwenen was. In een vertrouwde omgeving dan nog.
In 1992, tien jaar later, gebeurde iets gelijkaardigs. Van LM had ik een gouden pen gekregen. Dat pakje heeft eerst nog drie dagen in de brievenbus gelegen. ‘k Zag het liggen maar zijn schoonbroer was vergeten me de sleutel van de brievenbus te laten. Of hij vond dat ik geen zaken had in het appartement van LM, dat kan ook. In elk geval, ik zag het pakje liggen maar ik kon er niet aan.
En elke avond Belgische Tijd, belde LM van aan boord. Ten westen van België was het dan pas middag. LM offerde zijn middagpauze op aan een telefoongesprek. Telefoneren moest toen nog van op de brug gebeuren.
Aan zijn kant van de lijn hadden onze gesprekken plaats tijdens de wacht van de 2de stuurman. Ene WVR, later captain. Die jongen was dus onvrijwillig getuige van een deel van onze vrijagie. Een duur deel vrijagie, aan satelliet-tarief.
Toen ik dan eindelijk het pakje uit de brievenbus had en de pen in mijn handen hield, voelde ik dat ze zwaar woog en ik kreeg ineens knikkende knieën, dit is een gouden pen … een Gouden Pen? Volgens de bijgaande papieren was er inderdaad een aantal karaat aan besteed.
Die avond kon ik LM vertellen dat de schoonbroer in kwestie de moeite genomen had om de sleutel van de brievenbus te bezorgen en dat ik de pen in mijn hand hield.
- Hou ze dan maar goed bij. - Jaja, dat zal wel, z’ is van goud. - Ja. En ze dient om te tekenen. - Wat moet ik tekenen? - Op het gemeentehuis. - … er begon iets te dagen. - Wat denkt ge ervan?
De rest van het telefoongesprek slaan we over. Die pen was dus zijn manier om te zeggen dat …, en om te vragen of ik er ook zo over dacht.
De schoonbroer heeft er achteraf danig spijt van gehad van zijn vertragingsmanoeuvre, maar dat is een ander verhaal.
En toen gebeurde wat moest gebeuren: omdat de lading doorverkocht was veranderde het schip van bestemming en ging lossen in Zuid-Korea Geen ramp zou men denken, dat gebeurt regelmatig. Jawel, dat gebeurt regelmatig, daarom heet tramping ook wilde vaart, maar die keer was ik daar niet zo blij mee want het schip nam LM mee, hij zou pas zes weken later dan voorzien afgelost worden.
‘k Bleef daar tamelijk kalm onder, maar ik deed wel iets dom³, ik nam de pen mee, ik begon ‘onze’ pen buitenhuis te gebruiken. Dat was sentimenteel tot en met, ik schaam me er nu nog over.
En twee weken later, vier weken voor LM zou thuiskomen was de Gouden Pen, de pen waarmee we op het gemeentehuis zouden tekenen, verdwenen. Gepikt. Weeral waar ik zelf bij zat. ‘k Was naar een cybercafé gereden om op het Net te kunnen zoeken waar precies in Korea de haven lag waar het schip zou lossen, waar LM dan zou afmonsteren. En terwijl ik in over-focus voor het scherm zat, heeft iemand gegokt dat de pen die naast mij lag geen nep was maar echt. Pen weg.
Om maar te zeggen dat ik niet goed ben met dure spullen.
Vier weken later kwam LM thuis. Dat de pen weg was vond hij uiteindelijk niet zo erg. Nu een 170€. Maar dat zijn schoonbroer dagenlang de sleutel van de brievenbus achtergehouden had, dat was andere koek.
Zes weken na zijn thuiskomst zijn we getrouwd. ’t Was in een kwartiertje gefikst. We hebben op het gemeentehuis getekend met een gewone pen. En we zijn nog altijd getrouwd.
Comédienne en cabaretière Lies Lefever (37) is woensdagnacht onverwacht overleden. Ze werd dood in haar woning gevonden. De doodsoorzaak is nog onbekend, maar door de autopsie kan kwaad opzet wel uitgesloten worden.
De blinde comédienne zou volgende maand 38 worden. Ze viel afgelopen nacht in haar keuken. Haar echtgenoot trof haar lichaam aan. Het parket stelde een wetsdokter aan om de precieze doodsoorzaak te achterhalen.
Het parket van Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk lab kwamen ter plaatse om de situatie te onderzoeken. "De autopsie heeft de doodsoorzaak niet exact kunnen bepalen, maar kwaad opzet en/of tussenkomst van een derde kunnen wel uitgesloten worden."
Lies Lefever, geboren in Rwanda en opgegroeid in Beerse, woonde samen met haar man en haar twee kinderen in Asse. Vlaanderen zal zich haar vooral herinneren als de grappige, slechtziende zwarte vrouw die op haar gitaar gevaarlijk lichte liedjes speelde.
Kamagurka en Geubels
Lefever stak haar neus aan het venster van de comedyscene eind 2009. Ze trad toen op als vast voorprogramma van de zaalshow van Kamagurka "Kamagurka geneest". In 2011 verzorgde ze het voorprogramma van Philippe Geubels’ theatertournee "Hoe moet het nu verder?". Haar eerste avondvullende comedyshow, "Meisje van plezier", ging datzelfde jaar in première. Tijdens het twaalfde seizoen van het Eén-praatprogramma "De Laatste Show" bracht Lefever iedere woensdag een protestlied. Ze was ook te zien in "De Rode Loper". In 2014 stond ze voor de Vlaamse verkiezingen op de 10de plaats op de Vlaams-Brabantse lijst van Groen. Lefever had onderdak gevonden bij het artiestenbureau "PretPraters", waar ook collega’s als Philippe Geubels, Johan Terryn, Jens Dendoncker en Thomas Smith bij zitten.
Beerput
Haar levensverhaal beroerde echter ook. In 2015 verscheen Lefever in een bijzonder emotionele uitzending van 'Heylen en de Herkomst'. Ze vertelde daar dat ze nagenoeg blind werd doordat ze als baby in een beerput werd gegooid door haar moeder. Dankzij twee mannen die 'iets hadden gehoord in de beerput', overleefde ze de verschrikkelijke omstandigheden. Uiteindelijk kwam ze als zwaargewonde baby bij een koppel in Vlaanderen terecht, dat haar tijdelijk wou opvangen. Omdat ze na de uitzending van 'Heylen en de Herkomst' voortdurend werd aangesproken, nam ze daarna even een time-out.
Dikke streep onder comedy
In november vorig jaar zei Lefever in CittA Kempen dat ze een lijn trok onder comedy. "Een dikke streep, geen stippellijn. Ik moet definitief stoppen, onder meer om mijn hoofd volledig vrij te maken voor nieuwe avonturen. Ik sluit niet uit dat ik ooit opnieuw op een podium stap, maar voorlopig is het genoeg. Trouwens comebacks zijn keihard in. Comedy is nooit mijn bedoeling geweest."
Heylen en de Herkomst
Heylen en de Herkomst is een Belgisch televisieprogramma waarin Martin Heylen reist met een bekende Vlaming naar het land vanwaar hij of zijn familie oorspronkelijk vandaan komt. Heylen eindigt steevast met de vraag: Gaan we naar huis, of zijn we er al?
Erken je fouten, eer iemand anders ze gaat overdrijven. van P² Dat heb ik eens zeer snel moeten doen, mijn fouten erkennen en toegeven. Liever dat, dan in het defensief gaan. Iemand begon plots te tieren tegen mij, en ineens regende het beschuldigingen. Hij had het niet over de feiten maar hij werd persoonlijk, hij had het over karaktertrekken en gebreken die mij op slag totaal onleefbaar maakten. De interpretaties van mijn karaktertrekken werden zeer bondig en zeer luid vertolkt, met scheldwoorden wil dat zeggen, door iemand die tweemaal zo oud was als ik en die alleen al volgens de regels van het fatsoen tweemaal zo wijs had mogen zijn.
Het enige wat ik wist te doen was meegeven. Niet in discussie gaan, niet contrariëren, want dat zou de zaak maar doen escaleren.
- Gíj hé, gij hé, gij zijt … (en dan volgde een trits woorden) Daarop knikte ik dan. Iets anders schoot me niet te binnen : gewoon de hystericus gelijk geven. Waarschijnlijk was mijn reactie toen puur zelfbehoud.
Na een keer of vier van dat 'gíj hé' waarop ik dan knikte en 'ja' en 'just' antwoordde was hij uitgeraasd. En viel stil. Een beetje uit zijn lood dat er geen weerwerk kwam.
Niet in het defensief gaan, dat was intuïtief want anders werd het 'contramine' en dat zou de zaak maar verergerd hebben. Degene die uitzinnig deed kreeg van mij onmiddellijk gelijk. Of hij gelijk hád, dat is een andere zaak. Het is me wel bijgebleven, dat uitzinnig overdrijven.
Veel later las ik deze quotes:
Don’t argue with idiots because they will drag you down to their level and then beat you with experience. —Greg King Discuteer niet met idioten, ze halen u neer naar hun niveau en verslaan u daar louter op ervaring/routine.
Never argue with a fool; onlookers may not be able to tell the difference. —Mark Twain Discuteer nooit met een dwaas. Omstaanders zien misschien het verschil niet.
Tja, want bestaat de kans dat de verkeerde geholpen wordt hé, de aanvaller ipv de aangevallene. Maar mogelijk heeft Twain het een ietske subtieler bedoeld dan dat. :o)
te gast bij Wim Helsen, Lady Linn met 'De Meeuw' van Sandor Marai Zorgvuldig schroefde hij de ebonieten dop op de vulpen, met heel trage en behoedzame bewegingen, ongeveer zoals een chirurg zijn scherpe instrumenten ter hand neemt of een scheikundige de reageerbuis die leven en dood bevat of een gif dat hele dorpen uitroeit. Sinds enige tijd waren zijn bewegingen zo opvallend behoedzaam.
Zijn vingers, even bedreven in het pianospel en het schrijven als in het schermen en het tennisspel, lange, benige vingers, rustten nu lijdzaam, haast uitgeput op het bureaublad, alsof ze bijkwamen van een duel, een mannelijk treffen.
Zoals kunstenaarshanden rusten als ze het laatste woord hebben geschreven, de laatste penseelstreek op het doek hebben aangebracht of op de piano het slotakkoord hebben aangeslagen, in de wetenschap dat er iets is volbracht, iets eenmaligs dat zich nooit meer zal herhalen.
Maar de handen leken toch vooral bij te komen van het bedwingen van heftige tegenstand. Alsof ze met iemand hadden moeten worstelen. Hoe zouden de handen van een moordenaar eraan toe zijn, onmiddellijk na de daad?, dacht hij, terwijl hij zijn handen aandachtig bekeek.
Zo keek hij voor het eerst in zijn leven. Een mens weet ontstellend weinig over zichzelf. Sándor Márai, De meeuw
De hoofdpersoon in de roman met de Tsjechoviaanse titel ‘De meeuw’ (1943) van Sandor Márai (1900-1989), een hoge ambtenaar op een Hongaars ministerie, heeft net een document afgerond, dat de bepalend is voor de toekomst van Hongarije en de oorlogsmachinerie in werking kan zetten.
Juist op deze beslissende dag krijgt hij bezoek van een Finse vrouw, die hem ertoe aan wil zetten om haar een visum te verschaffen. Maar de man is van slag, omdat de hem onbekende vrouw sprekend lijkt op de vrouw, die hij liefhad en die zelfmoord heeft gepleegd.
Hij vraagt zich af wat de voorzienigheid met hem wil en hij nodigt haar nog diezelfde avond uit om met hem naar de opera te gaan en na afloop bij hem thuis. Als ze over de brug naar Pest lopen, zien ze hoe de meeuwen uit verre streken hiernaartoe zijn getrokken voor voedsel en onderdak. En de meeuwen staan symbool voor de vrouw die ook van verre is gekomen naar Boedapest om er haar bestaan te vinden.
In de prachtige dialogen die zich als in een Griekse tragedie lijken af te spelen in het decor van een amfitheater komen we dichterbij de antwoorden op vragen over lot, bestemming, oorlog, onvermijdelijkheid, de persona, eenzaamheid en liefde.
Uiteindelijk vertrekt de vrouw in de nacht en blijft de laatste vraag onbeantwoord: ‘Hij doet het raam dicht. Gedesoriënteerd staat hij in de donkere kamer. Hij heeft zich nog nooit zo alleen gevoeld. Maar tegelijkertijd voelt hij de hand die de vlucht van de meeuwen en de gang van de mensen stuurt, op zijn schouder rusten. Hij loopt door de kamer als een blinde, maar het is alsof iemand hem leidt.’
Het eiland Tristan da Cunha ken ik al een jaar of dertig. Dwz, de naam, niet het eiland zelf.
van ’t Net
En ik wist ook niet dat het bewoond was. Sinds gisteren weet ik dat wel. Er wonen 300 mensen op het eiland, samen in 1 dorp, Edinburgh-of-the-Seven-Seas. De plaats wordt door de bewoners zelf the Settlement (de nederzetting) genoemd.
foto=wiki ... ‘k Heb het Net afgedarteld en ik heb een pak informatie & materiaal gevonden. ’t Was een goed gevulde namiddag. We hebben herinneringen opgehaald en vergeleken, want LM kent Tristan da Cunha natuurlijk ook. Van naam.
foto=wiki
Het eiland werd aan boord al eens vermeld op de ETA of de noon-position. Dat is het klein rapportje, de grootte van een kwart A4 blad, dat elke middag werd uitgehangen op het prikbord in de buurt van de pantry, ter informatie, tot nut van ’t algemeen.
De Capt en de Chef kregen zo eentje aan hun cabine geleverd en het origineel bleef op de brug.
Op dat papiertje staat vermeld: de datum, de middagpositie, de koers die gevaren wordt, het huidige aantal knopen, het aantal mijlen van de afgelopen 24hrs, de geschatte tijd van aankomst (= ETA), en misschien zo nog het een en ander. Het almanakblaadje van het schip, zeg maar.
En als het schip in de Zuid-Atlantic was, stond er natuurlijk vermeld: Tristan da Cunha om zo-en-zo laat geschat. Niet dat we het eiland dan zagen, of we kwamen nooit dicht genoeg in de buurt, of het was nacht. De naam van het eiland werd gebruikt om een bepaald punt op zee aan te duiden waar men van koers moest veranderen om in de juiste stroming te raken of om de verkeerde stroming te ontwijken. ‘t Hangt er van af of men van zuid naar noord vaart of van noord naar zuid en ook welk seizoen het is, want stromingen wisselen. Op een binnenzee doen stromingen dat misschien niet zozeer, maar op een oceaan doen ze dat wel. Sommige stromingen doen dat zelfs extreem.
Tristan da Cunha is dus een punt op zee waar de koers aangepast wordt. En het is een eiland, voor geologen sinds het ontstaan van die vulkaan. Een bewóónd eiland, voor mij sinds gisteren.
te gast bij Wim Helsen, Pepijn Lanen met de tekst van 'Voor ik vergeet' van Spinvis Voor ik vergeet dat hier een kerk heeft gestaan
Voor ik vergeet dat ik jarig was en een tic-tac in mijn neusgat had toen we naar Zeeland zijn gegaan
Voor ik vergeet koninginnedag en wie toen mijn vrienden zijn geweest en ik niets meer weet van straten en examens en vakanties en ruzie op een feest ergens in de Biltstraat waar ik toch niemand kende
Voor ik vergeet en later alles anders heet
Voor ik vergeet en ik de feiten en de cijfers en de namen van de schrijvers niet meer weet
De hele dag en alle woorden en elk uur de hele dag en ook de nacht en de zomers en de handen van mijn vader vergeet ik op den duur
Voor ik vergeet vergeten ben van die hersenscan en van die toestand met dat huis
En dat ik zo iemand was die van alles wou en niets begreep van de film waarin hij speelde en de lafbek die hij was
Ik hou van jou Ik hou zoveel van jou Tot ik vergeet Jou vergeet Jou vergeet Jou vergeet En nog alleen maar lijk te dromen Spinvis / Eric De Jong
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK U vraagt zich natuurlijk af wie de kluit van onze hoofdpersoon weer netjes in de grond plaatste, maar voor Roodkapje was dat geen probleem: het gat waar ze een dik jaar eerder was uitgespit was nog te zien, en na wat wiebelen en schuifelen stond ze daar weer netjes in.
Helaas was Roodkapje geen vol jaar kluitkweken gegund: drie weken voor de Kerst kwamen er weer kerels met machines die een keuze maakten uit het beschikbare boombestand en ijverig begonnen te graven.
Roodkapje was één van de eerste slachtoffers. Haar rode hoofdtooi viel de ruwe klanten nauwelijks op. Rondom oma stonden zoveel aantrekkelijke jonge kerstboompjes dat deze haar kluit steeds losser kwam van de zanderige bodem, en er was nog maar een klein windvlaagje nodig om haar omver te duwen, precies in de richting van de vrachtauto waar Roodkapje en haar pas uitgegraven zusjes al in de laadbak lagen. Brullend van schrik maakten de graafkerels dat ze weg kwamen.
Toen het begon te schemeren werkte onze heldin zich rechtop. "Kijk, zo moet je het doen!" gaf ze de kleine zusjes les in opstaan en kluit-schuifelen. Ze oefenden dat het een lieve lust was, en hédaar, kijk eens, ook oma stond ineens recht als een kerktoren ! Nou ja, die van Gronsveld*, die lekker tegen de zuidwestenwind in leunt dan. Het schuifelen had oma ook vlot door en toen het licht werd waren ze al een heel eind weg geschuifeld van de graafmachine. En als ze niet uit geschuifeld zijn ... dan zullen ze nog steeds onderweg zijn.
Einde SK,E (NL) - 02/2012 *Gronsveld, scheve toren = St.Martinuskerk - Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur.
te gast bij Wim Helsen, Phara de Aguirre met 'Een verhaal van liefde en duisternis' van Amos Oz Wat was het geheim van Opa’s mannelijke bekoring? Dat ben ik misschien pas jaren later gaan begrijpen. Hij was begiftigd met een eigenschap die je bijna niet vindt bij mannen, een wonderbaarlijke eigenschap die veel vrouwen misschien wel het meest sexy vinden:
Hij luisterde.
Hij deed niet alsof, uit beleefdheid, terwijl hij intussen ongeduldig wachtte totdat ze eindelijk haar mond hield.
Hij maakte zich geen meester van de zin van zijn gesprekspartner om die gehaast af te maken.
Hij liet zijn gesprekspartner niet in het wilde weg praten terwijl hij intussen bedacht wat hij haar zou antwoorden als ze eindelijk klaar zou zijn.
Hij deed niet alsof hij geïnteresseerd of geamuseerd was, maar was werkelijk geïnteresseerd en geamuseerd. Nou ja, hij was dan ook onvermoeibaar nieuwsgierig.
Hij was niet ongeduldig. Hij probeerde niet het gesprek van haar onbeduidende zaakjes naar zijn belangrijke zaken te leiden. Integendeel: hij was dol op haar beslommeringen.
Hij had geen haast. Hij jutte haar niet op. Hij wachtte totdat ze uitgesproken was, en zelfs als ze klaar was, greep hij niet meteen zijn kans, maar bleef hij met alle plezier nog even wachten:
Misschien had ze nog wat? Misschien kwam er nog een golfje? Een verhaal van liefde en duisternis - Amos Oz
Amos Oz groeide op als enig kind van een afstandelijke, rationele vader en een romantische, depressieve moeder, in een kleine, volgepakte woning, waar boeken de hoofdbewoners zijn. Ook hij neemt zijn toevlucht tot de wereld van de boeken en observeert zijn familieleden als tragikomische personages uit het werk van Tsjechov en Tolstoj. Als hij twaalf is, pleegt zijn moeder zelfmoord. Na deze dramatische gebeurtenis die zijn leven tekent, verruilt de jongen op zijn veertiende het claustrofobische ouderlijk huis voor het buitenleven in een kibboets, waar hij op een tractor rijdt en schrijver wordt.
Een verhaal van liefde en duisternis is een fenomenaal geschreven roman, vol prachtige metaforen, humor en tederheid. Op meesterlijke wijze vervlecht Oz het verhaal van zijn persoonlijke leven met honderdtwintig jaar familiegeschiedenis, die begint in Odessa en via Polen en Praag eindigt in het door vluchtelingen, pioniers en Holocaust-overlevenden bevolkte Israël. Oz is persoonlijk betrokken bij de hoogte- en dieptepunten in de culturele en politieke geschiedenis van het door oorlog getekende Israël. Een verhaal van liefde en duisternis is een groots en fabelachtig boek over een man, een familie en een natie, verwikkeld in een pijnlijke geschiedenis.
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Carnavalsfeesten zijn langgerekt en aan het eind liggen de meeste deelnemers langgestrekt. De groene mannetjes verwerkten het geestrijk vocht op een bijzondere manier: ze werden door gasontwikkeling steeds boller, als een ballon die opgeblazen wordt, en lang voor middernacht werden ze al door een windvlaag uit de feestzaal geblazen.
Er moeten flitsen geweest zijn toen ze weer terug gingen naar de vaderplaneet, maar niemand heeft daar op gelet. Ukkie, Pukkie en Jochem wisten aan de aandacht van de groten te ontsnappen en proefden hier een restje bier en daar een likje likeur, en op een vroeg moment sliepen die al de slaap der verzadigden.
Maar heeft u ooit een dronken kerstboom gezien? Nee, onze heldin zag haar kans schoon en kluit-schuifelde vastberaden de voordeur van het stadhuis uit, op weg naar haar oma. Weliswaar restten na alle avonturen van een uiterst bewogen voorvasten nog slechts hier en daar stukjes scherp glas van de herders en de driekoningen, maar de kerstmatige drievuldigheid van moedermaagd, kerstkind en vader Jozef was behouden gebleven. Natuurlijk was ook de rode piek nog steeds aanwezig, zodat ze zich met recht Roodkapje mocht noemen. Al deed ze dat niet, want ze had een zwijgzame aard. Ze liet dat aan anderen over, zoals schrijver dezes.
Het heeft niet veel zin om haar moeizame avonturen op weg naar het bos waar ze opgegroeid was te beschrijven. Het behoeft geen betoog dat ze vooral in de vakantiemaanden toen het zo lang licht bleef veel moeite had om zich ongemerkt te verplaatsen. Maar aan iedere vakantie komt een eind, de grote mensen gingen weer aan het werk en de kinderen weer naar school, en eindelijk was het zo ver. "Dag oma, kijk eens hoe mooi ik geworden ben!" ruiste ze toen ze voor haar oma stond.
"Kind, wat ben je klein gebleven, ik kan je nauwelijks zien!" rommelde het van boven, want oma was zo oud dat ze wel 30 meter hoog was. "Wat voor een rode hoed heb je op? Ik dacht dat alleen de baron een hoed droeg?" voegde oma er aan toe, en gelijk had ze, want de boswachters droegen petten.
Roodkapje legde uit dat dat een ereteken was dat ze van de ouders van Jochem had gekregen voor haar bijdrage aan een feest dat ze verder niet helemaal begreep. En toen ging het regenen, en ze bereidde zich voor op een jaartje kluitkweken. SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
te gast bij Wim Helsen, Philippe Geubels met 'Statusangst' van Alain de Botton
We worden ertoe verleid te geloven dat bepaalde successen en bezittingen ons duurzame bevrediging zullen schenken. We worden ertoe gebracht ons voor te stellen dat we de steile kliffen van het geluk beklimmen om een weidse hoogvlakte te bereiken waarop we ons verdere leven zullen slijten; we worden er niet aan herinnerd dat we vlak na het bereiken van de top weer naar beneden worden geroepen, naar nieuwe laaglanden van angst en verdriet. Statusangst, Alain de Botton
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Op de hoek van de straat stonden toevallig zowel Ukkie en Pukkie als Jochem. Tegelijkertijd schreeuwden ze alle drie "Daar gaat onze kerstboom!" Hoewel Jochem vast en zeker de langste van de drie was, waren de twee kleuters van de dokter watervlug en wisten de marsmannetjes handig te ontwijken, zodat ze onze hoofdpersoon het eerst beet hadden.
Maar helaas, het tillen van een fikse kerstboom met vers aangegroeide kluit ging hun krachten te boven. Toen Jochem zich tussen de verbaasde groene mannetjes door had gewrongen greep hij de versierde spar vastbesloten om haar stam en wilde zich er mee uit de voeten maken. Maar dat viel niet mee: aan de lagere takken hielden Ukkie en Pukkie zich stevig vast en zo ontstond er flink wat consternatie, vooral toen tot de buitenaardse wezens doordrong dat hun trofee en aanbedene ontvoerd dreigde te worden.
De drukte trok de aandacht van de arm der wet, een fors uit de kluiten gewassen Bromsnor van de oude stempel. Deze probeerde orde te scheppen in het slot van de Carnavalsoptocht, die juist weer in beweging kwam onderweg naar het stadhuis, en hij sommeerde met barse stem iedereen tot de orde.
Zo kwam het dat de laatste groep van de optocht een zeer gemengd uiterlijk te zien gaf, daarbij de jongste twee deelnemers vele moeders deerlijk ontroerden. "Ach, zulke schatjes toch, ze kunnen nog nauwelijks lopen en dan willen ze al meedoen in de optocht!"
Intussen beraadde de gemeenteraad zich over de keuze van de winnende groep. De leden van Gemeentebelangen hadden hun keuze al bij voorbaat gemaakt en daar kwamen geen kerstbomen en marsmannetjes aan te pas. Maar sinds enkele jaren waren die niet meer oppermachtig in de raad, en om dat te laten merken spanden de andere leden samen door de groep te waarderen die het minst verwacht was.
Zo kon het gebeuren dat bij aankomst de erekrans voor de origineelste groep naar Ukkie, Pukkie, Jochem, een kerstboom en zeven Marsmannetjes gegaan is. SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
Kikkerdril en dikkopjes kwamen van plassen en poelen, uit stilstaand water. Dat ging haast vanzelf, gewoon wat scheppen met het emmertje. Thuis gingen alles in de visbak. Er was ook de grote diepe glazen slakom die al eens diende als aquarium, naargelang het seizoen. Die werd boven gehaald voor het echte werk, om de wildvang te herbergen, de stekelbaarsjes.
Stekelbaarsjes vingen we met een netje. In ’t Beekske. In de bocht, een verbreding van het beekske eigenlijk. Onder aan de wei van ’t Hooghof. Het was heel helder water en in die bocht stroomde het iets sneller en groeide er allerlei. Of er nu nog leven in die beek zit weet ik niet. Ik denk dat ze verdwenen is onder een verkaveling. Het is de Maalbeek en ze mondt uit in de Molenbeek, zegt google. En het water kwam er hoger dan mijn middel, maar dat hebben ze thuis nooit geweten.
De stekelbaarsjes hadden drie pinnekes op hun rug, ze waren erg wendbaar en ze zwommen met snelle korte snokjes, als ik me goed herinner. Ik werd nogal handig met het netje. De beestjes gingen dan in een bokaal mee naar huis. We moesten nog een heel eind naar huis. Soms waren we te voet, soms waren we met de fiets. Op een keer viel de bokaal, hij brak en toen mijn jongste zus de visjes zag spartelen brak ze in tranen uit. En toen brak mijn hart, want er was niks wat ik kon doen om dit ongedaan te maken. Dat waren veel scherven op één dag. Of we daarna nog stekelbaarsjes mee naar huis genomen hebben weet ik niet.
Vanilla is net zeventien en leeft op geregelde tijden in onvrede met de wereld, met de natuur en met het universum. Tegelijkertijd.
- Wat is het nut van menstrueren? Ik kan dat missen hé zeg! Elke keer een week van mijn leven naar de bom! Zo’n 14 keren per jaar. Nog tot mijn 52! Ik zou het kei-cool vinden als Moeder Natuur me gewoon zou teksten: 'Het is in orde hoor, deze maand zijt ge niét zwanger.'
Toen ze zag dat haar moeder haar tirade in een context aan het plaatsen was, zweeg ze abrupt.
Ik denk dat de moeder daar efkes een pil te slikken kreeg, haar dochter was dus al … eh, al sexueel actief? Hoelang al? Hoe veilig? En zonder dat zij dat wist! De moeder kennende vond ze dat laatste waarschijnlijk het ergste. Hoe het gesprek verder verlopen is, heb ik niet afgewacht.
Mijn dochter vertelt me 'alles' … 'k vroeg me af hoeveel moeders zo nog denken.
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK
Hoe snel marsmannetjes ook dribbelen, op hun korte beentjes schieten ze niet echt snel op. Het duurde tot het eind van de morgen voor ze bij het dorpsplein waren, en toen konden ze niet verder, want daar stond het bomvol. Men was daar namelijk de carnavalsstoet aan het opstellen, en zodoende.
De mannetjes zetten onze kerstboom eindelijk even op haar kluit, spreidden hun tenen en rustten uit. Ware het geen carnaval geweest, dan hadden ze wat meer opzien gewekt. Nu vroeg het publiek zich vooral af welke groep zich verkleed had als een klein dozijn kerstbomen. Of moesten ze Sneeuwwitje en de zeven dwergen voorstellen? "Nee joh, weet je niet meer hoe Sneeuwwitje er uitzag dan? Met haar donker als ebbenhout, en er was nog iets... maar dat weet ik niet meer..." "Bende gek man, 't benne Clavannetjes*. Weet je nog? Van Koot en Bie?" "Kennie, die was nie getrouwd. Ik hou het toch op Kerseboompies!"
Eindelijk zette de stoet zich in beweging. Omdat er diverse zatte hermeniekes* in de stoet meeliepen viel het niet op dat het Marslied dat onze groene mannetjes inzetten om de moed er in te houden een merkwaardig ritme had. Marsmannetjes hebben nu eenmaal een oneven aantal ledematen, en dan krijg je zulks. SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd. * Clavannetje : https://nl.wikipedia.org/wiki/Dr._Clavan, * zat hermenieke = dronken fanfare/harmonie
Boeken zijn heel vaak een manier geweest om efkes weg te zijn van het hier & nu, van het toen & daar, wil dat zeggen.
Thuis waren er weinig vaste regels. Ongeveer alles was afhankelijk van toestemmingen En de toestemmingen waren afhankelijk van hun stemmingen. Een toestemming kon elk moment ingetrokken worden. Dié sfeer. Mijn boeken werden soms weggesloten, als straf voor iets dat gewoon hun afreageren van een eigen ongenoegen was.
Wat was er wél betrouwbaar: een ander boek! Ik had mijn eigen boeken niet meer nodig, ik las de hunne. En boeken waren er genoeg in huis, van de kelderverdieping tot boven op de overloop. Alleen ging ik door de kasten als een verdwaalde kogel, ik las alles, als het formaat maar hanteerbaar was. Dat waren dus veelal dingen waar ik nog niet klaar voor was. De verhalen van Poe las ik op mijn twaalf ongeveer en dan had ik weken lang angsten over alles en nog wat.
Pockets waren het makkelijkst te verstoppen en in mijn kamer had ik ze wegsteken op de meest ondenkbare plaatsen. Zelfs de poetshulp vond ze niet. Later werd ik nonchalanter. Ik zei gewoon dat we die werken moesten lezen voor school. En ze geloofden dat.
- Tennessee Williams voor iemand van vijftien? - Ja. - Op een katholieke school? - Jaja, voor Nederlands. En Steinbeck ook voor Nederlands … Ik kan nu nog niet geloven dat ik daar ooit mee weg raakte, dat iémand daar mee wegraakt.
Peter had het zoontje (5j) van zijn zus op logé. Hij mailt :
Een zachtgekookt eitje, dat kan toch zo feestelijk smaken hé. Dat wou ik voor ons ontbijt.
Ineens kwam Darren uit de badkamer gerend en vertelde opgetogen dat hij straks zijn tanden niet kon poetsen omdat zijn tandenborstel in de WC lag. Dit had duidelijk voorrang op alles. Ik zette het vuur onder de zachte (?) eitjes af en ging mee naar de plek des onheils.
Ik viste zijn tandenborstel uit de pot en deed die in het vuilbakje. "Deze is nu vies, deze moet nu weg Darren. Ziezo. En straks halen we een nieuwe. Een die proper is."
Darren bleef een paar tellen naar het vuilbakje kijken, keek naar de WC-pot, wees naar mijn tandenborstel in het rekje en danig in gedachten zei hij : "Dan moet die ook weg ...want die is ook al eens gevallen. Daar in."
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Er kwamen regenachtige weken. Er kwamen geen kindertjes buiten. Er kwamen geen kaarsjes. Intussen groeide ons kerstboompje stevig vast, dus als er niets gebeurde zou ze moeten blijven staan tot meneer of mevrouw dokter een schop pakte. Als ze dan uitgegraven werd zou ze weer binnen worden opgesloten.
Maar let nu op! Op zekere donkere nacht - die rode ster was steeds helderder geworden – kwam er een geflits en geflikker aan de hemel. Ineens stonden er allemaal groene mannetjes in de tuin van de dokter. Groene mannetjes met vuurrode pruiken. Net zo rood als die ster.
Wie wat van sterrenkunde weet, zal opmerken dat het helemaal geen ster is, die zo helder wordt: het is de planeet Mars die steeds dichter bij komt. Iedereen weet wel dat daar groene mannetjes wonen, en soms komen die op bezoek. Het werd een heel geroezemoes om ons Roodkapje heen.
Eén van de groene mannetjes zag wel wat in haar. Hij trok de stoute schoenen aan. (Dat is maar bij wijze van spreken natuurlijk, want wie de schoen past moet hem maar aantrekken, Marsmannetjes zijn wel wijzer, die houden graag de teentjes stevig in de greep van vader Mars). Nou ja, in elk geval vatte hij moed en sprak:
"Kejje niks zegge? Kom ereis uit die blubber, dan kenne we een dansie make!" Allemaal op zijn Mars', natuurlijk, dus Roodkapje verstond er niks van. We weten ook al dat ze weinig spraakzaam is, maar dat werkte op de ambities van de andere groene mannetjes. De rode pruikjes rezen ten berge, en ze mopperden: "Playing hard to get, are you? We'll teach you a lesson!" en meer onverstaanbaars.
Hoe graag Roodkapje ook gewild had, ze kon niks terug zeggen. De slimste van de groene mannetjes stootte de commandant aan en zei zachtjes: "We moeten het wezentje uitgraven, want ze hoort hier duidelijk niet thuis!" "Wabbedoelie?" zuchtte de commandant die de jaren voelde wegen en bovendien nog hoteldebotel was van het getuimel door de dampkring. "Meenemen naar huis, natuurlijk, edelachtbare sufkop! Ze ziet er net uit als wij, groen met rood vanboven!" siste de slimste, en hij was al op weg naar het schuurtje om te kijken of daar een schop stond.
Voor ze het goed en wel wist was onze hoofdpersoon weer op vrije kluit. Maar ze kreeg geen gelegenheid om rustig verder naar het bos van haar oma te schuifelen, een half dozijn roodpruiken namen haar in een vastbesloten houdgreep en draafde in een snelle dribbelpas de tuin van de dokter uit. SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
vanmorgen belde ik met De Student Vanmorgen belde ik Steven om met voorzichtige belangstelling te informeren naar de nasleep van het Nieuwjaarsgedruis, ivm met de kater & de kop en zo.
- Dat gaat. ’t Is te zeggen het ging. Ik ben nu met biochemie bezig. - Oei, moeilijk zeker? - Nee, eigenlijk niet, tot ik bij acetylcholinesterase kwam. - Ah, deed ik met gepast medeleven. - En nu ben ik mijn concentratie kwijt. - Oei, omdat ik belde ? Sorry, ik had niet mogen …
Hij hoorde dat ik er niks van snapte.
- Dat is een enzym en ik vind dat het toch zo’n feestelijk plezier in het bestaan heeft. - Ah? - Ik zal u een afbeelding mailen.
Iets later viel onderstaande prent in de mailbox, kleurrijke serpentines, feestelijk krulwerk.
- En nu zit ik met een verhaaltje in mijn hoofd, over feestartikelen. 'k Zou veel liever dat verhaaltje schrijven ipv verder te blokken, zette hij erbij. - Studeert gij maar verder jongen, dat schrijven zal ik dan doen, over de feestartikelen in uw hoofd.
'k Vrees dat ik het wat te snel beloofd heb, want het enzym heeft een uitbundig voorkomen, maar het is een ernstig enzym:
"Bij alzheimerpatiënten wordt met medicijnen de afbraak van acetylcholine door acetylcholinesterase geremd om het dementeren tegen te gaan."
Dat feestverhaaltje zal dus over iets anders moeten gaan.
Iemand mailde eens dat ik zelfs over een sigarettenpeuk nog zou schrijven. Natuurlijk heb ik toen verkozen dat als een complimentje te beschouwen. Ten eerste, het is al gebeurd, dat ik iets over een peuk vermeld heb, tweedes, als een peuk een rol speelt in een verhaal dan zal ik daar natuurlijk en graag uitgebreid een alinea of twee aan besteden. Omdat details belangrijk zijn.
Door die opmerking van toen denk ik nu over een studie, een schets van een evolutie, De Glorie en de Val van de Peuk in het Detectiveverhaal.
In TV-series met hoogtechnologische onderzoeksmethodes zoals CSI en NCIS komen nooit nog peuken voor. Het is niet meer beleidscorrect om peuken te laten meespelen in een verhaal. Wel worden de afgrijselijkste verkrachtingen, zedenfeiten en moorden gesuggereerd in beeld. Wel komen spuiten en naalden als attributen in beeld. Maar géén peuken meer. Taboe.
Over die verschuiving zou ik meer willen weten. Hoe evolueerden we van een rokende Mike Hammer en Columbo
naar detectivewerk waarin zelfs een peuk niet meer mag voorkomen. Geband! Alsof er niet meer wordt gerookt in de wereld. Enkel nog verkracht. En gemoord.
Vingerafdrukken staan nu niet meer op peuken maar op gesofistikeerder zaken zoals daar zijn … moet ik nog over nadenken, welke daar zijn.
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Het kon natuurlijk niet goed blijven gaan. De volgende morgen werden de dokter en zijn vrouw al heel vroeg wakker geroepen door de dokterskindjes die we om redenen van privacy aan zullen duiden met Ukkie en Pukkie.
"Mam, pap, er staat een kerstboom in de tuin. Met een rode hoed op! Net Roodkapje. Hij is zeker verdwaald! Pap, haal jij hem binnen? en zetten we er dan weer kaarsjes in?"
Pap had er niet veel zin in want hij was er die nacht twee keer uit gemoeten om zieken te genezen en het liefste was hij nog een uurtje blijven doorsudderen, maar Ukkie en Pukkie konden heel volhardend zijn en dan sliep hij toch niet. Omdat er toch nog niemand op was liep hij in zijn pyjama en op sloffen de voortuin in, greep onze hoofdpersoon bij haar stam en bonjourde haar met bekwame spoed om het huis heen de achtertuin in. Daarna onttrok hij zich aan het vervolg der gebeurtenissen.
Ukkie en Pukkie waren intussen aangekleed en kwamen door de keukendeur naar buiten, om lichtelijk onzeker van stemming het aloude "O dennenboom, o dennenboom, wat zijn je kaarsjes wonderschoon" ten gehore te brengen.
Roodkapje was er ontroerd door. Veel verder kwamen ze trouwens niet, want Ukkie onderbrak de uitvoering door naar mama te rennen en te schreeuwen: "Maar er zitten helemaal geen kaarsjes in, mamma! Gaan we kaarsjes kopen?" Mevrouw dokter leidde hem af door hem op alle fraaie versierselen te wijzen, die gelukkig weinig geleden hadden van de voorzichtige manier waarop Roodkapje zich verplaatste. Wat wel flink geleden had was haar kluit. Al het geschuifel had natuurlijk slijtage met zich mee gebracht, zodat ze steeds moeilijker haar evenwicht vond. Ze vond het daarom niet zo erg dat de dokter haar die avond op een mooi plekje in de achtertuin een plaatsje gaf. Zo kon ze wat aansterken voor de rest van haar zware tocht! SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
te gast bij Wim Helsen, Walter Zinzen met Max Havelaar van Multatuli Hoofden van Lebak, er is veel te arbeiden in uwe landstreek!
Zegt mij, is niet de landman arm? Rijpt niet uw padi dikwerf ter voeding van wie niet geplant hebben? Zijn er niet vele verkeerdheden in uw land? Is niet het aantal uwer kinderen gering?
Is er niet schaamte in uwe zielen, als de bewoner van Bandoeng dat daar ten oosten ligt, uwe streken bezoekt, en vraagt: “Waar zijn de dorpen, en waar de landbouwers? En waarom hoor ik de gamelan niet, die blijdschap spreekt met koperen mond, noch het gestamp der padi uwer dochters?''
Is het u niet bitter, te reizen van hier tot de zuidkust, en de bergen te zien die geen water dragen op hunne zijden, of de vlakten waar nooit een buffel de ploeg trok? Max Havelaar 1860, door Eduard Douwes Dekker In juni 2002 werd Max Havelaar door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde uitgeroepen tot het belangrijkste Nederlandstalige letterkundige werk aller tijden.
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Na veertien dagen kwamen ze thuis. Doodmoe maar zeer tevreden. Met koffers vol koopjes.
Het was koud in huis, want door de open en dicht wapperende keukendeur was de verwarming uitgevallen. Ze trokken alle kleren aan die ze konden vinden om warm te blijven. Jochem van tien zette de fez die hij cadeau had gekregen zelfs niet af toen hij naar bed ging.
De volgende morgen was het weer iets aangenamer. Ineens riep moeder: "Waar heb jij die kerstboom neergezet, oelewapper, want de versiering moet er nog uit!" Vader, die wel aan oncomplimenteuze aanspreektitels gewend was, mompelde iets onduidelijks. "Jochem, ga de kerstboom eens zoeken. De piek moet er af, de kribbe met het jezussie, de herders, de os en de ezel, en vergeet ook de drie koninkies niet. Als je klaar bent moet je je vader maar roepen, dan kan die hem in de grond poten, want een kerstboom met kluit kan jaren meegaan, heb ik gehoord!"
Jochem was zo goed niet of hij ging de keukendeur uit, nog steeds met zijn rode Marokkanenhoed op, maar hoe hij ook zocht, er stond geen kerstboom.
Omdat hij nu toch eenmaal buiten was liep hij even rond om te kijken of er ook vriendjes buiten speelden, maar voor hij twee straten ver was was hij al drie keer voor Roodkapje uitgescholden en toen had hij er genoeg van. Wat jammer nou! Als hij een straat verder gelopen was had hij de kerstboom in het voortuintje van de dokter zien staan... SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
te gast bij Wim Helsen, Brihang met Sprookje van Herman de Coninck
Er was eens een man die altijd rechtvaardig was. Herman de Coninck, Onbegonnen werkgedichten 1964-1982 De knop voor de ondertiteling staat rechts onderaan, de =-knop. Brihang in gesprek met Helsen, https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/winteruur/3/winteruur-s3a34/ 09min17
Over Brigand : Brigand is de naam die de Fransen gaven aan de Vlaamse opstandelingen die in de Boerenkrijg tegen de Franse bezetter streden op het einde van de 18e eeuw. In de Franse taal betekent brigand gewoon struikrover. https://nl.wikipedia.org/wiki/Brigand_(Boerenkrijg)
Ongeveer dertien jaar geleden was Tina met haar kleindochter in de Basilix (shopping St. Agatha Berchem) en ze komt daar de moeder en de tante van een vriendin tegen. Deze twee dames zijn een identieke tweeling. I-den-tiek. Kledij, make-up en kapsel verschillen lichtjes, maar zijn wel gelijkaardig.
Ze gaan alle drie ergens zitten om iets te drinken. Tina neemt Poppy uit het wandelwagentje en zet haar in een kinderstoel.
Poppy (1,5j) zat te kijken naar het verschijnsel 'tweeling' en volgens wat Tina vertelde hoorde men eerst de hersentjes in versnelling gaan en daarna weer tot rust komen.
Al die tijd hield Poppy een vinger van Tina vast en toen ze het begrepen had, loste haar greep. Wat ze begrepen had weten we niet, maar met een brede glimlach had ze in elk geval het verschijnsel tweeling geaccepteerd in haar wereldje.
In het onderstaand filmpje is iets gelijkaardigs aan de gang. Alleen is het voor dit jongetje wel wat speciaal. Hij ontmoet voor de eerste keer de tweelingbroer van zijn papa. De broer van papa is natuurlijk dichter bij het wereldje van de kleine dan zomaar twee kennissen van oma.
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK Weg waren ze. Na de luidruchtige nieuwjaarsviering hadden ze zich verslapen. Ze hadden ze zich moeten haasten om het vliegtuig te halen...
En daar stond zij nu, met een uitdrogende kluit en vol blingbling. Die ze trouwens deels nog wel leuk vond. Sommige engeltjes, wat onduidelijk kleinvee en een stel boerenjongens met rare jassen. Drie dikke ouwe heren met gouden spikkels op de jas en pakjes aan een touwtje. Een glazen wiegje met een flink uit de kluiten gewassen zuigeling erin. Over kluiten gesproken ... haar wortels begonnen nu toch flink te jeuken. Om over haar verminkte top maar niet te spreken. Met die fonkelrode piek er op … er was een snoeischaar aan te pas gekomen.
Intussen stond ze daar maar. Een beetje wankel, zonder vocht in de kluit om hem zwaar te houden. Ze trok haar wortels een beetje bij zich om de jeuk wat minder te voelen, en ineens merkte ze dat haar kluit verschoven was. In de richting van de kamerdeur, die nog op een kier stond. Ze hoorde de kraan in de keuken druppen en heel langzaam wist ze die kant uit te komen ... zich voorover te buigen naar de gootsteen en een paar druppeltjes op te vangen op een tak om de ergste dorst te lessen. Maar voor de jeuk aan haar wortels hielp dat niet.
Bij een windvlaag klapperde die keukendeur heen en weer. Op de derde januari was ze zo ver dat ze daar tegenaan leunde. Toen de wind weer even met de boomtakken solde stond ze ineens buiten. Gelukkig miezerde het een beetje en na een hele nacht voorzichtig druppeltjes vangen ging het wat beter met de worteljeuk. Intussen had ze de smaak van het kluit-schuifelen te pakken gekregen en langzaam en geduldig trok ze de wijde wereld in.
Natuurlijk moet je als kluit-schuifelende kerstboom de spitsuren van het menselijk verkeer een beetje vermijden en je verdekt opstellen tussen ander straatgerief, maar gelukkig waren er voldoende voortuintjes waar zelfs een volledig versierde kerstboom best kon overdagen zonder al te veel op te vallen.
Er waren wel spannende momenten, natuurlijk. Soms kwamen er jongens langs die kerstbomen verzamelden voor een vuurtje. Als de jongens zagen hoe mooi ze versierd was aarzelden ze toch om haar uit te tuin te plukken waar ze de dag doorbracht. De dag dat de vuilnisauto langs kwam om aan de straat gezette bomen op te halen was het héél spannend. Ook de mannen van de stadsreiniging keken vertederd naar de nog complete versiering, compleet met herdertjes, stalvee en Driekoningen.
Na het laatste kon ze weer een tuintje verder schuifelen. Natuurlijk kwam ze daarbij wel eens een verlate feestganger tegen, die na zo'n ontmoeting voorgoed van de drank af raakte, als hij al niet in de handen van psychische hulpverleners raakte.
Na een tijdje begon ze bomen te herkennen. Niet dat ze uit haar bos kwamen, maar het was toch duidelijk familie. Ze ruiste wel eens om de weg te vragen, want natuurlijk was er maar één bos waar ze zich thuis voelde en bovendien verlangde ze er naar om haar grootmoeder haar prachtige versiering te tonen. SK,E (NL) - 02/2012 Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur. Wordt morgen vervolgd.
Dit paneel is een reclame voor een natuurlijk haarkleurmiddel. Het paneel is uitgesneden naar de contouren van een weelderige haardos. De kleuren veranderen naargelang het uur van de dag en het weer. Deze vier opnames geven de tinten van de ondergaande zon en het maanlicht.
Bij donker gaan de lampen aan en kleurt het paneel wit. 'k Heb gezocht naar de locatie van deze vondst en er werd iets gezegd over de omgeving van Beirut. Dat zou kunnen, de kust van Lebanon is westwaarts gericht. Naar de ondergaande zon. Maar echt uitsluitsel heb ik niet gevonden.
De kleurstalen laten leveren door de natuur, deze reclame vind ik heel sterk denkwerk.
- ’t Was wroeten maar ik heb het gevonden hoor. Op google, zei ik. - Wat is goegel? vroeg het Kleintje. - Een zoekmachine, zei LM. - Een zoekmachine IN de laptops, zei ik snel.
Want ik zag haar al rommelen in de berging op zoek naar een zoekmachine. Zoeken en wroeten doet ze graag, aan de overhoop te zien.
En ik vertelde verder aan LM dat het wroeten was geweest om iets te vinden, iets over een aardbeving in 33 na Chr, en over hoeveel van die artikels op het Net wel gebakken lucht lijken. En zijn. Maar dat ik toch een onderbouwd verslag gevonden had. En dat was wroeten geweest, niet zozeer het gegoochel met zoekwoorden op google maar het telkens terug klikken naar de vorige splitsing, naar een vorig artikel dat dan toch weer zinniger leek dan gebakken lucht waarin ik weer verzeild geraakt was … enz Wroeten dus.
Het Kleintje was klaar met haar boterham en begon te wiebelen. Ze mocht van tafel. Ik hielp haar met één hand van haar stoel. LM vroeg iets. Ik antwoordde afwezig dat ik het niet wist. Waarop het Kleintje: - Kijk eens in uw wroetmachien.
We hebben opnieuw een wintergast. Vanaf morgen hebben we als gastschrijver, SK uit E(NL). In 2015 was ik onder de indruk van de serie en bij het herlezen nu nog altijd en daarom heb ik SK uitgenodigd.
Hier komt een avontuur in acht afleveringen. Vervolgverhalen lees ik graag, de voorpret naar de volgende aflevering is de helft van het plezier. En van de stijl van SK word ik helemaal blij. Het is een stijl die me doet denken aan de kommerloze gekte van ooit. Lang geleden. Ik zie vaag de ongegeneerde kolder van Daan Zonderland, de plezierige warboel bij Tom Sharpe, de gedreven vaart van Terry Pratchett, die snuifjes kruiderij denk ik te zien in een eigen en oorspronkelijke mélange, een opgewekt kwieterij-verhaal van SK zelve. Los daarvan, bewonder de constructie die de acht afleveringen ondersteunt en draagt.
Er ging natuurlijk wat hofmakerij aan vooraf want een éminence grise als SK is wijs en begeeft zich niet zomaar op gelijk welk blogje. De aanwezigheid van SK hier heeft dus iets van een gunst. Weest nu allen efkes gepast onder de indruk.
‘k Wou dat ik het kon tekenen, die vaart, die drukte. Er is chaos, maar het is een blije chaos en het is gelukkig niet een chaos die de lezer zelf zou moeten kunnen oplossen want de auteur houdt de tekst stevig in de hand. Van u en mij wordt niks anders verwacht dan lezen. Acht afleveringen. Vanaf morgen.
Over de hond : hij heet Murkin. Murkin is een asielhond. Men denkt dat hij een pyrennee-labrador-retriever-aus.herder mix is en hij werd geboren in 2003 ~ in de filmpjes is hij dan 9j Deze mensen adopteerden hem toen hij ongeveer zes maanden oud was.
Murkin is zeer kalm en geduldig van aard, en hij is graag in het gezelschap van andere dieren, vooral van katten en jonkies. Dit huishouden heeft af en toe pleegkatjes van het plaatselijk asiel en Murkin is graag de nonkel die zorgt voor rust en nestwarmte bij dat gekrioel.
“Er is een groot tekort aan spermadonoren in ons land. Lesbische koppels en alleenstaande moeders doen de vraag naar mannelijk zaad sterk toenemen.” In deze context : bestaat er ander zaad dan mannelijk zaad ? Het zaad van dieren & mensen is ALTIJD mannelijk, heb ik ooit vernomen, toen, in de basislessen biologie.
Als een leerkracht Nederlands een voorbeeld zoekt van een dubbelbovenopje, een pleonasme, bovenstaand Knackje is er eentje van postuur en alluur. :o)
Het was een koude januaridag ergens in de jaren ’70 en ik was op een verwelkoming bij nieuwe buren. Of zo’n bijeenkomst toen al ‘housewarming’ heette, weet ik niet meer.
Aan de muur hing een wit canvas op spieraam, het was wel gesigneerd. Ik stond er op te kijken. Een spierwit doek. Leeg. Of vol wit, zoals men wil. En toch gesigneerd. Het hing boven de sofa. De andere muren waren met kleurrijker werk aangekleed. De hij en de zij van het huis waren allebei actief in de grafische sector en voor boven de sofa hadden ze nog niks. Vandaar dat wit doek, alvast gesigneerd. Hoe het werk heette? De Onvoltooide. Nuja, als Beethoven en Schubert een Onvoltooide mogen hebben, waarom dan die twee mensen uit onze straat niet. ’t Zijn toch allemaal kunstenaars onder mekaar newaar.
Voorts was er een rondleiding door het huis. Overal hingen eigen werken. Tot zelfs in de badkamer. Dat vond ik toen enorm chic, kunst in de badkamer. Op de WC hingen collages. Om die in detail te bekijken zou een mens in dat vertrekje langer vertoeven dan nodig, maar in een huis vol genodigden was dat niet zo’n goed idee.
Ook na de rondleiding door het hele huis bleef het wit doek boven de sofa het succesnummer van de avond.
Een paar jaren later moest ik bij deze mensen iets gaan afleveren, ook op een koude januaridag. Ik werd in de woonkamer binnengelaten. Er stond nu een kerstboom. Een traditionele. En er waren nu duidelijk kinderen in huis.
Het 'wit' boven de sofa hing er nog altijd. Maar dan anders. Het canvas was afgewerkt. De aankleding, of het werk, liep door tot op een kader. Vandaag zou men het werk geen Vijftig Tinten Wit willen noemen, vanwege die 'vijftig tinten’' maar er zaten er zeker zoveel in. Misschien meer. Hier en daar zat vaagweg iets iriserend ook, zoals bij een witte opaal, maar dan soberder. En wanneer men er langs liep verschoven of bewogen al die tinten van wit. Het was een bewegend schilderij. De signatuur was in een vaag ivoorwit-beige.
‘k Vroeg of het werk nog altijd Onvoltooide heette. Ik kreeg daar bijna een zoen dat ik dat nog wist. Nee, het heette nu Wit op Wit. ‘k Weet niet of er afbeeldingen van bestaan en de naam van die mensen ben ik kwijt maar het is wel een doek dat me enorm is bijgebleven.
West-Vlaamse jongens, ze charmeren de eerste door zijn talent, de andere door zijn mededogen De eerste kennen we natuurlijk. Gerrit Callewaert uit Bavikhove is strijdvaardig. Hij komt met een verzoek, is verontwaardigd, maakt zich kwaad en haakt af. In die volgorde.
Dat was 2000-2001. Toen werd het 2014 en dit jongetje is milder:
Mathiz Berth uit Wevelgem is met voorsprong de ster van het tv-programma 'Flapuit' op Libelle TV. (nu opgedoekt) De 7-jarige jongen is niet op zijn mond gevallen en legt met handen en voeten uit aan de interviewer, die duidelijk géén West-Vlaming is, hoe zijn familienaam uitgesproken wordt. "Jij zegt 'Birt', maar het is 'Berth', met de korte 'e'."
Het levert een hilarische conversatie op, met de mondige Mathiz in de hoofdrol. Het jongetje naast Mathiz denkt misschien te weten waarom de interviewer zijn naam 'verkeerd' uitspreekt: "Het is omdat hij in een ander dorp woont." "Ah, oké", snapt Mathiz. Toch geven de drie koters niet op. Berth, met de 'e' van "teckel", "pet" of "pen" proberen ze verder. Mathiz gooit uiteindelijk de handdoek. "Laat maar, je moet m'n achternaam niet kennen, alleen m'n voornaam..." En in welke taal moet het interview nu verder? "Nederlands", antwoordt Mathiz. "Vlaams, eigenlijk", corrigeert zijn buurjongen. "West-Vlaams, als ik me niet vergis", klinkt het nog specifieker.
De video is met 842.373 weergaven sinds 01/2014 een succesop het internet. (HLN)
Misschien heeft iedereen dit filmpje al 100 keer gezien, maar ik vind deze kinderen zo schrander en ook zo mild, dat ik ze toch maar naar hier gesleept heb.