Een paar avonden geleden ging het gesprek over wapens in huis. We hebben een schoonbroer die voorstander is.
Wapens hebben wij niet in huis. LM en ik zijn daar te schrikkig voor. Nu we houterig geworden zijn des te meer, we zouden ons het wapen laten afpakken en dan wordt het tegen ons gebruikt. Waar staan we dan? Nergens. Niet dus. Geen wapens. Nooit gehad ookni. Maar ‘k heb mijn huiswerk gemaakt en ik heb eens rondgekeken wat hier als wapen kan dienst doen.
Onder de spoelbakken in de keuken hebben we een kast vol vergif staan. Allerlei producten die men moet 'Buiten het bereik van kinderen houden'. En 'buiten het bereik van (inwonende) dementerenden', dat zou er ook mogen bij vermeld worden. Niet dat wij iemand van deze bevolkingsgroep in huis hebben, maar als ik een gruwelverhaal zou willen schrijven over iemand die de zorg niet meer aankan, dan laat dit personage zo’n giftig product op het aanrecht staan en de inwonende ziet die fles … De rest van het scenario laat ik aan uw verbeelding over.
In de keuken hebben we dus een kast vol vergif, en dat is dan zonder de huisapotheek gerekend, die staat elders ondergebracht.
Slagwapens hebben we ook volop in huis: het voorraadje wijn van LM. Elke fles is goed voor een hersenschudding en de zware wijnen misschien zelfs voor een schedelbreuk. Met een fles wijn stelt men iemand buiten gevecht, ja.
In de woonkamer heb ik een beeldje dat ik de Kleine Confucius noem. Dat beeldje is de sereniteit zelve, men wordt rustig alleen al door er naar te kijken. Bij het afstoffen hield ik het eens ondersteboven en toen lag het hoofddeksel van Confucius plots prima in de hand en het hele ding werd een uitgebalanceerd slagwapen. Foei Confucius!
Terug naar de keuken : de messen. ‘k Heb ooit geïnvesteerd in een aantal keukenmessen. Die liggen grijpensklaar in de schuif, daar waar keukengerei moet liggen, bij de hand. Een chef, een demi-chef en twee offices. Alle vier dodelijk.
Maar wie moet na wapengeweld de boel opkuisen? Juist ja. Dus laat maar, in ons kot geen wapens. Behalve het gewone vergif, een flink aantal slagwapens en een paar steekwapens natuurlijk
Een vos, een haas en een beer waren opgeroepen voor legerdienst. Met z'n drieën zaten ze te denken wat ze zouden kunnen doen om afgekeurd te worden.
De Haas was eerst aan de beurt : "Wat zouden we bij mij kunnen doen zodat ik niet in dienst moet?" De vos antwoordde : "Doe uw oren uit, dan willen ze van u niet weten -een haas zonder oren, haha- die wordt zeker afgekeurd!" De haas ging zonder oren naar binnen. Na een tijdje kwam de haas buiten en met een grote glimlach: "Ik ben afgekeurd!" En hij deed zijn oren weer op.
Toen was de Vos aan de beurt. De beer wist een oplossing: "Haal uw staart eraf. Wat is een vos zonder staart ... niks !" Waarop de ijdele vos : "Tja, 't zal wel moeten. Er is geen andere keus." De vos ging zonder staart binnen. Na een tijdje kwam de vos buiten en riep blij : "Ik ben afgekeurd! " En hij deed zijn staart weer aan.
Als laatste was de Beer aan de beurt. Een beer stelt niet veel voor qua oren of staart ... wat nu? De haas had een voorstel : "We slaan uw tanden eruit -een beer zonder tanden?- haha, nooit gezien. Dan wordt ge zeker afgekeurd!" De vos haalde een honkbalknuppel en sloeg de beer tegen de tanden. De tanden kraakten in stukken, de muil bloedde en de beer strompelde naar de keuring.
Na een tijdje kwam de beer buiten. De vos (nu met zijn staart aan) en de haas (nu met zijn oren op) keken elkaar aan.
De haas riep triomfantelijk over zijn groot gelijk -het was immers zijn idee geweest- : Ook afgekeurd! Hé vriend?" De beer knikte moeizaam. De vos bleef niet achter, hij had het idee immers uitgevoerd: "Ze wilden u niet zonder tanden hé? Hé?"
De beer schudde langzaam de kop en met zijn muil vol splinters & bloed murmelde hij zachtjes : "kwazztedik".
te gast bij Wim Helsen, Maarten Inghels met een fragment uit 'Over de dorpen' van Peter Handke Speel het spel. Breng je werk in gevaar. Wees niet de hoofdpersoon. Zoek de confrontatie. Maar doe het onopzettelijk. Vermijd bijbedoelingen. Verzwijg niet. Wees week en sterk. Wees slim, steek je nek uit en veracht de overwinning. Kijk niet toe, bewijs niets, maar blijf in alle tegenwoordigheid van geest open voor tekens. Laat je ogen zien, laat anderen erin kijken, zorg voor ruimte en beschouw ieder in zijn eigen perspectief. Beslis alleen met hartstocht. Misluk rustig. Neem vooral de tijd en bewandel zijpaden. Laat je afleiden. Neem om het zo te zeggen vakantie. Houd je niet doof voor geen boom, voor geen water. Trek je terug in jezelf als je daar zin in hebt en gun je de zon. Vergeet de mensen in je naaste omgeving, verstevig je banden met onbekenden, buig je over bijzaken, wijk uit naar de verlatenheid, vermoord het noodlotdrama, veracht het ongeluk, analyseer het conflict / contrast. Neem je eigen kleur aan, tot je in het gelijk staat en het ruisen van de bladeren zoet wordt. Uit : Over de dorpen, 1981, Peter Handke
het gijzelvirus - ransomware LM en ik wonen op een busritje van ’t Stad, met achter ons, binnen loopafstand, ’t Dorp. Het beste van twee werelden, vinden wij. Dit speelt zich af in ’t Dorp:
De man voor mij had een virus binnengekregen en hij deed het hele verhaal aan de computerbaas, chronologisch en minutieus. En conciëntieus.
- … en toen begon ik met foto’s van de kleinkinderen, op de fotoservice van het Kruidvat en ineens was dat daar dus hé, een bericht van de politie dat ik iets illegaals gedaan had. Daarom werd mijn PC geblokkeerd tot ik de boete betaalde. Want op het scherm stond dat ik een boete moest betalen. En ik weet niet wat ik illegaal gedaan heb meneer, want het waren foto’s van mijn kleinkinderen hé. Geen ongeoorloofde foto’s van eh …, van ge weet wel, eh, van dames …
Hij keek naar mij en zei: - Excuseer Mevrouw, maar u begrijpt dat ik het hier moet vertellen zoals het is hé.
Ik knikte en glimlachte. Aan de PC-dokter moet men álles vertellen. En zoals het is. ‘k Had er nog bij willen zeggen dat ik het bijna aandoenlijk hoffelijk vond dat hij zich tegenover mij verontschuldigde omdat hij het in mijn aanwezigheid met de PC-man over charmefoto’s moest hebben, zodat die de mogelijkheid van charmefoto’s helemaal kon uitsluiten. Absoluut uitsluiten. Over dat soort sites ging het niet.
En ik geloofde hem. Hij zag er uit als een heertje dat een foto met kant en broderie al een gewaagde prent zou noemen.
Meneer, dacht ik bij mezelf, er bestaat sinds dan al een gans ander soort foto’s en bewegende beelden ook. Gore sites zelfs. Duizenden. En die sites zijn niet eens illegaal.
Maar hoe hoffelijk en integer hij ook was, hij had ocharme toch het Gijzel-Virus aan zijn been. Met familiefoto’s op de fotoservice van een familiewinkel.
te gast bij Wim Helsen, Adil El Arbi met 'Bange Blanke Man' van Willem Vermandere
Ik zag Turken aan de Schelde Marokkanen in de stad van Gent En 'k hoord' op de markt van Brussel Algerijnen met een vreemd accent In Keulen zag ik, Chinezen Magere mannen uit Pakistan In Londen Sikhs van India Met nen dikke tulband an.
Ik zag naakt' Amazone-indianen Ik zag Crees uit Noord-Canada En uit Lubumbashi kwam Della een prinses uit zwart Afrika Ik zag Bantoes in ons cafeetje Ik zag Zoeloes op den tram Ik zag Tutsis dansen en springen En roff'len op den tamtam
Ik zag Egyptische matrozen in de haven van Rotterdam Ik zag Portugese Joden in de winkels van Amsterdam Ik zag Inca's in Oostende Chilenen op het Brugse zand Daar speeld' een zigeunerorkestje van een volk zonder vaderland
Al de kinders van moeder eerde Op charango en met gamelan Ze roepen en zingen aan ons deure Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Doet open bange blankeman Willem Vermandere, 1991
Over Willem Vermandere : https://nl.wikipedia.org/wiki/Willem_Vermandere Over Bange Blankeman : https://www.youtube.com/watch?v=d62w6HAR6ho – 02min32 In 1991 schreef Vermandere het lied "Bange Blankeman", een lied over multiculturaliteit. Veel aanhangers van de partij Vlaams Blok protesteerden tegen het nummer. Vermandere ontving dreigbrieven en tijdens de 11 juli-viering op de Brusselse Grote Markt in 1992 werd hij door Vlaams Blok-militanten met projectielen bekogeld. Over Adil El Arbi : https://nl.wikipedia.org/wiki/Adil_El_Arbi
wat een klavier lijden kan Vroeger had ik een leesbaar geschrift. Nu nog, als het kattebelletjes mogen zijn. Maar wanneer er meer dan tien lijnen moeten geschreven worden, krijg ik kramp in mijn hand en is het gedaan met leesbaar schrijven. En iets later ook met schrijven.
Sinds ’92 doe ik alles op ’t klavier. Maar daarvoor heb ik heelder vijvers inkt droog geschreven. Liefst met een kleine Parker (ladyformaat) met dikke punt In de middelvinger van mijn rechterhand is nog altijd een sleufje waarin schrijfgerei gedurende 34 jaar zijn bedding in het kootje gesleten heeft. En de top van mijn wijsvinger is jaren ingedeukt geweest aan die kant.
Toen had ik nog cadans ook. En die was helemaal afgesteld op papier in formaat A4. 600 blz’s nota’s per cursus was een gemiddelde. Dat was wel in een soort kortschrift. Later, bij de koopvaardij … Hoeveel vellen een blok luchtpostpapier heeft weet ik niet meer, maar er zijn periodes geweest dat ik een blok per week vol schreef. Later nam ik doorslagpapier mee vanuit België samen met een gelijnde onderlegger en twee papierklemmen om alles op zijn plaats te houden. Want wanneer ik papier moest gaan bijkopen, in den vreemde aan de wal, was daar zelden A4-formaat te vinden. Enkel kleiner. Dat vond ik dan een ramp, omdat de post onze enige link was met België en die A4 was de grootte van mijn mentaal scherm.
Achteraf bekeken vind ik het zot: men monstert voor zes maanden op de wilde vaart, met achterlating van- en met de glimlach. Men doorstaat stormen van een paar dagen & nachten, met een grimlach. Maar als het postpapier niet het juiste formaat had raakt men van slag …?
Nu zetten mijn neven en nichten hun reisrelazen op een blog, met de faciliteiten van de backspace- en de delete-toets, de elektronische gommetjes. Zo wordt een klad geleidelijk aan de definitieve versie. Ooit schreven wij met brieven een log, zonder gom. Een gans andere manier van opstellen was dat toen. De eerste versie wás de definitieve versie.
Met het klavier onder de vingers is er ook geen schrijfkramp meer. Hoogstens nog in ’t koppeke.
‘k Zou niet meer terug willen naar de oude manier, ik beleef nu zoveel plezier aan de mogelijkheden van het klavier dat dit ding hier na vijf jaar versleten is, aan vervang toe.
te gast bij Wim Helsen, Lieve Blancquaert met een fragment uit 'Is dit een mens' van Primo Levi Wie doodt is een mens. Wie onrecht doet of lijdt, is een mens; geen mens is hij die elk gevoel van grenzen verloren heeft en zijn bed deelt met een lijk. Wie heeft afgewacht tot zijn bedgenoot klaar was met sterven om hem een stuk brood af te nemen is, ook al heeft hij daar geen schuld aan, verder verwijderd van het model van de denkende mens dan de primitiefste pygmee of de gruwelijkste sadist. Is dit een mens, Primo Levi
Het verhaal begint met aanhouding van de dan vierentwintigjarige Primo Levi in december 1943. Samen met zeshonderdvijftig andere Italianen wordt hij op transport gesteld naar Polen. Tijdens de vier dagen durende reis in de goederentrein gaan de deuren niet open. Telkens wanneer de trein stilstaat roepen de uitgeputte reizigers om water, “al was het maar een hand sneeuw” (blz. 18), maar ze krijgen maar zelden wat. Aangekomen in Polen worden de arbeidsgeschikten en arbeidsongeschikten van elkaar gescheiden: zesennegentig mannen en negenentwintig vrouwen werden arbeidsgeschikt bevonden. Zij werden in de kampen van Buna-Monowitz en Birkenau tewerkgesteld. De anderen leefden twee dagen later niet meer. “Zo verdwenen, in één verraderlijk ogenblik, onze vrouwen, onze ouders, onze kinderen.” (blz. 22) In de volgende hoofdstukken beschrijft Primo Levi het leven in het kamp. De afnemende levenswil, het systematische kapot maken van de menswaardigheid en de in het wrede overlevingskamp afstervende solidariteit onder elkaar nemen iedere hoop weg. Levi laat zien hoe mensen onder zulke extreme omstandigheden teruggaan tot de essentie van overleven. Op een gegeven moment wordt Levi ingezet als chemielaborant in Kommando 98 (het Chemisch Kommando). (blz. 139) De betere arbeidsomstandigheden en een behulpzame landgenoot beschermen hem voor de directe ondergang. In de nacht van 17 op 18 januari wordt het kamp voor de steeds dichterbij komende Russen geëvacueerd. De zieken, waaronder Primo Levi, blijven achter. Tijdens de evacuatiemars bezwijken bijna alle gevangenen. Van de ongeveer 600 Italiaanse joden, die een jaar daarvoor gedeporteerd werden, is Levi één van de weinige overlevenden. https://www.scholieren.com/boekverslag/58186
'k Was die dag op zoek naar iets en toen kwam ik onderstaande tekst tegen. Hier wordt ‘een heilig soort gevogelte’ bezongen. Sommige gedichten worden geToondicht. Dit is er een.
Ik had een eigen engel, die heette Gabriël Die engel had ik nodig want ik kneep 'm als de hel Hij sloeg meteen zijn vleugels uit bij elk gevaarlijk spel Een heilig soort gevogelte: mijn engel Gabriël
Onder een glazen stolp zag ik de Madonna staan Daar brandde dan een lampje bij en voor het slapen gaan Werden alle kinderen gewassen in de teil En dan het Onze Vader knielend op 't koude zeil
Soms zit ik te denken wat dat bidden toch zou zijn Dat deed ik vroeger nooit, daarom ging het toen zo fijn Ik steek nog wel eens een kaarsje aan, sla nog wel eens een kruis Maar het gaat toch niet zo lekker meer als vroeger bij ons thuis
Toch heb ik heimwee naar mijn engel Gabriël Ik heb hem wat verwaarloosd, dat is waar, ik weet ’t wel Maar zit ik in de piepzak, in de rats of in de rouw Dan roep ik net als vroeger, Gabriël, waar zit je nou
de herbruikbare ijsblokjes Sinds een aantal jaren moet LM elke week bloed prikken en de suikerwaarden noteren. Vijf keer per dag. Dat doet hij op zondag. Zondag = Prikdag. Het prikken deed hij alsof het niks was, manhaftig en zonder mopperen. Ik zou het niet kunnen.
Tot het op een dag begon pijn te doen. Wat er veranderd was weten we niet maar het deed pijn. Het prikken werd een corvee waar hij danig tegenop begon te zien. Dat vond ik zeer erg, want zonder prikken kunnen de suikerwaardes niet genoteerd en opgevolgd worden. Dat bleef dus duren, die pijn, het jobke was een corvee geworden en begon zelfs op een calvarie te lijken.
Tot het zeer terloops eens ter sprake kwam en een verpleegster hem aanraadde in de zijkant van de vinger te prikken. Dus niet in de vingertop, want daar zitten veel zenuwuiteinden en die registreren de prik natuurlijk. Daarom is het minder belastend wanneer men opzij van de vingertop prikt. De huid is er ook dunner. Die redenering klopte en LM & ik waren de verpleegster zeer dankbaar voor de tip. En ik bedacht dat de diabetes-boekskes dat wel eens mochten vermelden : de ZIJKANT van de vingertop! Of het mocht op zijn minst toch in de gebruiksaanwijzing van het prikmachientje staan.
Geen van ons beiden had er aan gedacht eens te informeren bij een forum. Daar worden dat soort tips uitgewisseld waarschijnlijk. LM zou er niet aan gedacht hebben maar ik had het moeten weten dat men lotgenoten en ervaringsdeskundigen op een forum kan vinden. De prikpijn had al maanden van de baan kunnen zijn …
Een paar weken geleden, nieuw probleem, nu deed het prikken in de zijkant van de vingertop OOK pijn ! Kermille, dit keer moest er sneller een oplossing komen dan vorige keer. IJS, flitste het door mijn hoofd, IJS. Koude verdooft, dus als hij vóór het prikken ijs op die plek houdt, voelt hij de prik veel minder. Of misschien helemaal niet. We hebben geen ijsblokjes in de vriezer, maar wel van die blauwe dingen voor in een koeltas. De eerste zondag hield hij dus telkens zo’n plakkaat synthetisch ijs tegen de zijkant van zijn vinger. Tegen de zondag daarop had ik de cocktailblokjes terug gevonden en gekoeld. Voor de vingerprik is een blokje een meer hanteerbaar formaat dan zo’n lap synthetisch ijs.
LM koelt de vingertop nu vóór het prikken en erna, tegen de napijn. Want er is nu napijn ook al ? Waarschijnlijk speelt hij gewoon graag met de plastic ijsblokjes.
'k Ben weer wat gestegen in zijn achting. Dat werd nog eens tijd. Ik mag nu rekenen op een warme glimlach. Dank zij ijsblokjes.
de kleuren en de tover van een ochtendlucht Toen het die nacht begon te sneeuwen zag het er niet goed uit. Ik keek hoe de koude jagende regen veranderde in natte sneeuw. Het waren kleddervlokken die met harde plenzen neerkwamen. Dit wordt noodweer, dacht ik, en ik slaapwandelde terug naar bed want elke morzel slaap is belangrijker dan het weer buiten.
Tegen de ochtend aan was het geplens voorbij, de temperatuur was voldoende gezakt om échte sneeuwvlokken te laten neerkomen én de wind was gaan liggen. Alles werkte mee om dikke wollige sneeuwvlokken zachtjes en netjes te laten neerdalen zoals de Disneyscenario’s dat willen. Stil en mooi. Toen het daglicht kwam, was de lucht egaal zacht-lilagrijs. Alle tinten van het ochtendgloren werden getemperd door de trage gulle sneeuwval en door een paar wetten van de optica. ~ Het is al een tijdje gestopt met sneeuwen, een halfuur. Misschien een uur. Het doet bijna zeer aan de ziel, zo teer is het blauw van de fluwelen lucht op dit moment. Ze heeft haar eigen flou artistique. De pannendaken eronder liggen in een gemoedelijke vlakverdeling, in alle kleuren van geborgenheid. Hier en daar kringelt een geruststellend pluimpje rook. En het is stil.
10h : zelfs de ruwbouw hier achter heeft nu iets gemoedelijks. Op alle beton ligt een laag donssneeuw.
Met die dunne witte contouren aan één zijde zien de bomen er eens zo sterk uit. Laconiek verdragen ze de broderie-fantasie van de winterlucht.
Het sneeuwt nu weer. De lucht is heel licht grijs. Parelgrijs, alsof ons voor straks iets zeer chic en iets zeer bizonder beloofd wordt …
11h : de zon schijnt. Ze doet alle tover uit de lucht verdwijnen. Het kantwerk aan de bomen is verdwenen, de daken zijn hun dekentjes kwijt. Het is een gewone dag aan het worden. Het is tijd om aan de soep te beginnen. Prozaïsche preisoep.
als het niet met een koordje vasthangt, raakt men het kwijt Ze zijn gegeerd, dus worden ze gepikt. Zelfs waar iemand bij zit.
Een fragment uit God en Klein Pierke, Martin Heylen volgde Joëlle Milquet gedurende een dag. De uitzending is van ma-16/01/2012.
De krant houdt de foon efkes uit het zicht, en zo verdwijnt hij definitief van de tafel. Het verhaal, om ons geheugen op te frissen:
Opmerkelijke scène gisteravond in het Eén-programma 'God en Klein Pierke', waar Joëlle Milquet (cdH) op de Brusselse kerstmarkt beroofd werd van haar iPhone. De minister van Binnenlandse Zaken zat er samen met Martin Heylen voor opnames van het Woestijnvisprogramma. Milquet heeft inmiddels de beelden van de diefstal opgevraagd en gaat klacht indienen.
Milquet zat aan een tafeltje met Martin Heylen, tot haar dochter naar het toilet moet en de minister haar vergezelde. Even na het vertrek van de minister komen twee daklozen aan het tafeltje leuren met daklozenkrantjes.
"Een van die mannen heeft zo'n krantje op de iPhone van de minister gelegd. Het toestel was op het tafeltje was blijven liggen", zegt Lieselot Bleyenberg, woordvoerster van Milquet.
Heylen laat vervolgens weten geen interesse te hebben in het krantje en de daklozen druipen af, maar niet vooraleer buiten hun krantje ook snel de iPhone van Milquet mee te graaien.
Identiteit snel achterhalen
" Toen de minister opnieuw aan haar tafeltje kwam, merkte ze dat ze haar gsm kwijt was en toen is bij Martin Heylen een lichtje gaan branden, vervolgt Bleyenberg. De twee mannen hadden het op de iPhone van de minister gemunt."
Tijdens de diefstal van de iPhone bleven de Woestijnvis-camera's gewoon verder draaien, zodat hun identiteit makkelijk moet achterhaald kunnen worden. In de uitzending van gisteren werden hun gezichten wel onherkenbaar gemaakt. Kaart geblokkeerd
" De minister heeft de beelden ondertussen opgevraagd bij Woestijnvis en gaat een klacht indienen , zegt Bleyenberg. De sim-kaart van de iPhone heeft de minister wel meteen laten blokkeren, om zo te vermijden dat gegevens op haar gsm misbruikt zouden kunnen worden." 17/01/12-odbs-HLN
Let op het manoeuvre met de krant, (witte cirkel) van 00min55 tot 01min07, tijdens de babbel van 12 seconden is het gebeurd.
Daarom dus neem ik geen duur spul meer mee buitenhuis. Als het niet met een koordje vasthangt, raakt men het kwijt. Ik héb zelfs geen dure spullen meer. Dat is wel rustig
We zaten een dieren-documentaire te kijken die ging over wurgslangen en gifslangen en ander gebroed dat lieve kleine muisjes en hamstertjes doodt en verzwelgt, ogenschijnlijk moeizaam en met wijd opengesperde kaken.
Ik hield haar handje in mijn hand en LM had de afstandsbediening in de aanslag. Was dit wel een documentaire voor een jong kind?
Wij waren standby om te troosten, te sussen en te zappen. Zolang ze wou kijken was het oké. Zodra de beelden te sterk werden zouden wij onmiddellijk ingrijpen. Als echte oppas-ninjas waren wij in verhoogde staat van paraatheid.
Ze zat tussen ons in en leek al die gruwel vanzelfsprekend te vinden. In kleuterscholen gaat het er dus ook niet altijd zachtzinnig aan toe?
Ze moet wel iets van onze gespannenheid gevoeld hebben, want ze wriemelde haar handje uit mijn hand en zei geruststellend : "Een slang is maar een staart met een gezicht hoor!"
er moet een koordje aan Tabletcomputer, daar heb ik een tijd over nagedacht en toen heb ik besloten : liever niet. Ook voor de zakcomputer. Ook liever niet.
Zelfs in de veronderstelling dat ik na verloop van tijd handig zou worden met die dingen, dan is er een tweede bezwaar : ik ben niet goed met dure spullen. Als er geen draad aan hangt, raak ik het kwijt. Mijn gsm is de enige uitzondering maar die zit goed weggeborgen in mijn tas. Zo goed, dat ik er meestal tegenop zie hem op te diepen.
Ik zou me trouwens niet kunnen concentreren op plaatsen waar ik liever alert blijf. Of omgekeerd, ik zou zo geconcentreerd kunnen raken dat ik niet meer alert ben.
Dat laatste is al gebeurd hoor, een boek zitten lezen en de bus laten voorbij rijden. Maar een boek grissen ze niet uit uw handen hé. Een tablet of een zakcomputer misschien wel. Daarom blijf ik op openbare plaatsen liever alert. Computeren doe ik niet onderweg, dat doe ik thuis wel. In alle rust. Dan kan ik ook beter nadenken over de woorden, over woordkeuze.
En ik ben niet goed met dure spullen hé. Twee keer ben ik duur spul kwijt geraakt waar ik zelf bij zat.
Het eerste stuk was een aansteker die voor mijn 30ste verjaardag (1982) van mijn zus Tina gekregen had. Zo’n ultraplat damesachtig ding in blauwe lak met een fonkelsteentje in de buurt van het vlammetje. Duidelijk iets dat geld gekost had. Eerder een pronkstuk dan een gebruiksvoorwerp. Dus liet ik de aansteker veilig thuis. Tot Tina me vroeg of ik hem niet mooi vond. Jawel! Juist wel, ik vond hem prachtig maar ik wou hem niet kwijt. Daarom gebruikte ik hem enkel thuis.
Goed, om haar een plezier te doen zou ik het pronkstuk ook buitenhuis gebruiken, ik zou er mee pronken.
Diezelfde week zaten we iets te drinken aan de toog van ons stamcafé. Wij waren daar allebei al jaren kind aan huis. Na een tijdje lag mijn aansteker niet meer waar hij moest liggen, bovenop mijn sigaretten. Iemand had hem weg genomen en ik had het niet zien gebeuren. Tina evenmin, zij had ook niks gezien. De aansteker was gestolen waar we zelf bij zaten.
Ziezo, besloot ik, nooit meer pronken. Want ik vond het verschrikkelijk voor Tina dat haar duur cadeau zomaar verdwenen was. In een vertrouwde omgeving dan nog.
In 1992, tien jaar later, gebeurde iets gelijkaardigs. Van LM had ik een gouden pen gekregen. Dat pakje heeft eerst nog drie dagen in de brievenbus gelegen. ‘k Zag het liggen maar zijn schoonbroer was vergeten me de sleutel van de brievenbus te laten. Of hij vond dat ik geen zaken had in het appartement van LM, dat kan ook. In elk geval, ik zag het pakje liggen maar ik kon er niet aan.
En elke avond Belgische Tijd, belde LM van aan boord. Ten westen van België was het dan pas middag. LM offerde zijn middagpauze op aan een telefoongesprek. Telefoneren moest toen nog van op de brug gebeuren.
Aan zijn kant van de lijn hadden onze gesprekken plaats tijdens de wacht van de 2de stuurman. Ene WVR, later captain. Die jongen was dus onvrijwillig getuige van een deel van onze vrijagie. Een duur deel vrijagie, aan satelliet-tarief.
Toen ik dan eindelijk het pakje uit de brievenbus had en de pen in mijn handen hield, voelde ik dat ze zwaar woog en ik kreeg ineens knikkende knieën, dit is een gouden pen … een Gouden Pen? Volgens de bijgaande papieren was er inderdaad een aantal karaat aan besteed.
Die avond kon ik LM vertellen dat de schoonbroer in kwestie de moeite genomen had om de sleutel van de brievenbus te bezorgen en dat ik de pen in mijn hand hield.
- Hou ze dan maar goed bij. - Jaja, dat zal wel, z’ is van goud. - Ja. En ze dient om te tekenen. - Wat moet ik tekenen? - Op het gemeentehuis. - … er begon iets te dagen. - Wat denkt ge ervan?
De rest van het telefoongesprek slaan we over. Die pen was dus zijn manier om te zeggen dat …, en om te vragen of ik er ook zo over dacht.
De schoonbroer heeft er achteraf danig spijt van gehad van zijn vertragingsmanoeuvre, maar dat is een ander verhaal.
En toen gebeurde wat moest gebeuren: omdat de lading doorverkocht was veranderde het schip van bestemming en ging lossen in Zuid-Korea Geen ramp zou men denken, dat gebeurt regelmatig. Jawel, dat gebeurt regelmatig, daarom heet tramping ook wilde vaart, maar die keer was ik daar niet zo blij mee want het schip nam LM mee, hij zou pas zes weken later dan voorzien afgelost worden.
‘k Bleef daar tamelijk kalm onder, maar ik deed wel iets dom³, ik nam de pen mee, ik begon ‘onze’ pen buitenhuis te gebruiken. Dat was sentimenteel tot en met, ik schaam me er nu nog over.
En twee weken later, vier weken voor LM zou thuiskomen was de Gouden Pen, de pen waarmee we op het gemeentehuis zouden tekenen, verdwenen. Gepikt. Weeral waar ik zelf bij zat. ‘k Was naar een cybercafé gereden om op het Net te kunnen zoeken waar precies in Korea de haven lag waar het schip zou lossen, waar LM dan zou afmonsteren. En terwijl ik in over-focus voor het scherm zat, heeft iemand gegokt dat de pen die naast mij lag geen nep was maar echt. Pen weg.
Om maar te zeggen dat ik niet goed ben met dure spullen.
Vier weken later kwam LM thuis. Dat de pen weg was vond hij uiteindelijk niet zo erg. Nu een 170€. Maar dat zijn schoonbroer dagenlang de sleutel van de brievenbus achtergehouden had, dat was andere koek.
Zes weken na zijn thuiskomst zijn we getrouwd. ’t Was in een kwartiertje gefikst. We hebben op het gemeentehuis getekend met een gewone pen. En we zijn nog altijd getrouwd.
Comédienne en cabaretière Lies Lefever (37) is woensdagnacht onverwacht overleden. Ze werd dood in haar woning gevonden. De doodsoorzaak is nog onbekend, maar door de autopsie kan kwaad opzet wel uitgesloten worden.
De blinde comédienne zou volgende maand 38 worden. Ze viel afgelopen nacht in haar keuken. Haar echtgenoot trof haar lichaam aan. Het parket stelde een wetsdokter aan om de precieze doodsoorzaak te achterhalen.
Het parket van Halle-Vilvoorde en het gerechtelijk lab kwamen ter plaatse om de situatie te onderzoeken. "De autopsie heeft de doodsoorzaak niet exact kunnen bepalen, maar kwaad opzet en/of tussenkomst van een derde kunnen wel uitgesloten worden."
Lies Lefever, geboren in Rwanda en opgegroeid in Beerse, woonde samen met haar man en haar twee kinderen in Asse. Vlaanderen zal zich haar vooral herinneren als de grappige, slechtziende zwarte vrouw die op haar gitaar gevaarlijk lichte liedjes speelde.
Kamagurka en Geubels
Lefever stak haar neus aan het venster van de comedyscene eind 2009. Ze trad toen op als vast voorprogramma van de zaalshow van Kamagurka "Kamagurka geneest". In 2011 verzorgde ze het voorprogramma van Philippe Geubels’ theatertournee "Hoe moet het nu verder?". Haar eerste avondvullende comedyshow, "Meisje van plezier", ging datzelfde jaar in première. Tijdens het twaalfde seizoen van het Eén-praatprogramma "De Laatste Show" bracht Lefever iedere woensdag een protestlied. Ze was ook te zien in "De Rode Loper". In 2014 stond ze voor de Vlaamse verkiezingen op de 10de plaats op de Vlaams-Brabantse lijst van Groen. Lefever had onderdak gevonden bij het artiestenbureau "PretPraters", waar ook collega’s als Philippe Geubels, Johan Terryn, Jens Dendoncker en Thomas Smith bij zitten.
Beerput
Haar levensverhaal beroerde echter ook. In 2015 verscheen Lefever in een bijzonder emotionele uitzending van 'Heylen en de Herkomst'. Ze vertelde daar dat ze nagenoeg blind werd doordat ze als baby in een beerput werd gegooid door haar moeder. Dankzij twee mannen die 'iets hadden gehoord in de beerput', overleefde ze de verschrikkelijke omstandigheden. Uiteindelijk kwam ze als zwaargewonde baby bij een koppel in Vlaanderen terecht, dat haar tijdelijk wou opvangen. Omdat ze na de uitzending van 'Heylen en de Herkomst' voortdurend werd aangesproken, nam ze daarna even een time-out.
Dikke streep onder comedy
In november vorig jaar zei Lefever in CittA Kempen dat ze een lijn trok onder comedy. "Een dikke streep, geen stippellijn. Ik moet definitief stoppen, onder meer om mijn hoofd volledig vrij te maken voor nieuwe avonturen. Ik sluit niet uit dat ik ooit opnieuw op een podium stap, maar voorlopig is het genoeg. Trouwens comebacks zijn keihard in. Comedy is nooit mijn bedoeling geweest."
Heylen en de Herkomst
Heylen en de Herkomst is een Belgisch televisieprogramma waarin Martin Heylen reist met een bekende Vlaming naar het land vanwaar hij of zijn familie oorspronkelijk vandaan komt. Heylen eindigt steevast met de vraag: Gaan we naar huis, of zijn we er al?
Erken je fouten, eer iemand anders ze gaat overdrijven. van P² Dat heb ik eens zeer snel moeten doen, mijn fouten erkennen en toegeven. Liever dat, dan in het defensief gaan. Iemand begon plots te tieren tegen mij, en ineens regende het beschuldigingen. Hij had het niet over de feiten maar hij werd persoonlijk, hij had het over karaktertrekken en gebreken die mij op slag totaal onleefbaar maakten. De interpretaties van mijn karaktertrekken werden zeer bondig en zeer luid vertolkt, met scheldwoorden wil dat zeggen, door iemand die tweemaal zo oud was als ik en die alleen al volgens de regels van het fatsoen tweemaal zo wijs had mogen zijn.
Het enige wat ik wist te doen was meegeven. Niet in discussie gaan, niet contrariëren, want dat zou de zaak maar doen escaleren.
- Gíj hé, gij hé, gij zijt … (en dan volgde een trits woorden) Daarop knikte ik dan. Iets anders schoot me niet te binnen : gewoon de hystericus gelijk geven. Waarschijnlijk was mijn reactie toen puur zelfbehoud.
Na een keer of vier van dat 'gíj hé' waarop ik dan knikte en 'ja' en 'just' antwoordde was hij uitgeraasd. En viel stil. Een beetje uit zijn lood dat er geen weerwerk kwam.
Niet in het defensief gaan, dat was intuïtief want anders werd het 'contramine' en dat zou de zaak maar verergerd hebben. Degene die uitzinnig deed kreeg van mij onmiddellijk gelijk. Of hij gelijk hád, dat is een andere zaak. Het is me wel bijgebleven, dat uitzinnig overdrijven.
Veel later las ik deze quotes:
Don’t argue with idiots because they will drag you down to their level and then beat you with experience. —Greg King Discuteer niet met idioten, ze halen u neer naar hun niveau en verslaan u daar louter op ervaring/routine.
Never argue with a fool; onlookers may not be able to tell the difference. —Mark Twain Discuteer nooit met een dwaas. Omstaanders zien misschien het verschil niet.
Tja, want bestaat de kans dat de verkeerde geholpen wordt hé, de aanvaller ipv de aangevallene. Maar mogelijk heeft Twain het een ietske subtieler bedoeld dan dat. :o)
te gast bij Wim Helsen, Lady Linn met 'De Meeuw' van Sandor Marai Zorgvuldig schroefde hij de ebonieten dop op de vulpen, met heel trage en behoedzame bewegingen, ongeveer zoals een chirurg zijn scherpe instrumenten ter hand neemt of een scheikundige de reageerbuis die leven en dood bevat of een gif dat hele dorpen uitroeit. Sinds enige tijd waren zijn bewegingen zo opvallend behoedzaam.
Zijn vingers, even bedreven in het pianospel en het schrijven als in het schermen en het tennisspel, lange, benige vingers, rustten nu lijdzaam, haast uitgeput op het bureaublad, alsof ze bijkwamen van een duel, een mannelijk treffen.
Zoals kunstenaarshanden rusten als ze het laatste woord hebben geschreven, de laatste penseelstreek op het doek hebben aangebracht of op de piano het slotakkoord hebben aangeslagen, in de wetenschap dat er iets is volbracht, iets eenmaligs dat zich nooit meer zal herhalen.
Maar de handen leken toch vooral bij te komen van het bedwingen van heftige tegenstand. Alsof ze met iemand hadden moeten worstelen. Hoe zouden de handen van een moordenaar eraan toe zijn, onmiddellijk na de daad?, dacht hij, terwijl hij zijn handen aandachtig bekeek.
Zo keek hij voor het eerst in zijn leven. Een mens weet ontstellend weinig over zichzelf. Sándor Márai, De meeuw
De hoofdpersoon in de roman met de Tsjechoviaanse titel ‘De meeuw’ (1943) van Sandor Márai (1900-1989), een hoge ambtenaar op een Hongaars ministerie, heeft net een document afgerond, dat de bepalend is voor de toekomst van Hongarije en de oorlogsmachinerie in werking kan zetten.
Juist op deze beslissende dag krijgt hij bezoek van een Finse vrouw, die hem ertoe aan wil zetten om haar een visum te verschaffen. Maar de man is van slag, omdat de hem onbekende vrouw sprekend lijkt op de vrouw, die hij liefhad en die zelfmoord heeft gepleegd.
Hij vraagt zich af wat de voorzienigheid met hem wil en hij nodigt haar nog diezelfde avond uit om met hem naar de opera te gaan en na afloop bij hem thuis. Als ze over de brug naar Pest lopen, zien ze hoe de meeuwen uit verre streken hiernaartoe zijn getrokken voor voedsel en onderdak. En de meeuwen staan symbool voor de vrouw die ook van verre is gekomen naar Boedapest om er haar bestaan te vinden.
In de prachtige dialogen die zich als in een Griekse tragedie lijken af te spelen in het decor van een amfitheater komen we dichterbij de antwoorden op vragen over lot, bestemming, oorlog, onvermijdelijkheid, de persona, eenzaamheid en liefde.
Uiteindelijk vertrekt de vrouw in de nacht en blijft de laatste vraag onbeantwoord: ‘Hij doet het raam dicht. Gedesoriënteerd staat hij in de donkere kamer. Hij heeft zich nog nooit zo alleen gevoeld. Maar tegelijkertijd voelt hij de hand die de vlucht van de meeuwen en de gang van de mensen stuurt, op zijn schouder rusten. Hij loopt door de kamer als een blinde, maar het is alsof iemand hem leidt.’
Het eiland Tristan da Cunha ken ik al een jaar of dertig. Dwz, de naam, niet het eiland zelf.
van ’t Net
En ik wist ook niet dat het bewoond was. Sinds gisteren weet ik dat wel. Er wonen 300 mensen op het eiland, samen in 1 dorp, Edinburgh-of-the-Seven-Seas. De plaats wordt door de bewoners zelf the Settlement (de nederzetting) genoemd.
foto=wiki ... ‘k Heb het Net afgedarteld en ik heb een pak informatie & materiaal gevonden. ’t Was een goed gevulde namiddag. We hebben herinneringen opgehaald en vergeleken, want LM kent Tristan da Cunha natuurlijk ook. Van naam.
foto=wiki
Het eiland werd aan boord al eens vermeld op de ETA of de noon-position. Dat is het klein rapportje, de grootte van een kwart A4 blad, dat elke middag werd uitgehangen op het prikbord in de buurt van de pantry, ter informatie, tot nut van ’t algemeen.
De Capt en de Chef kregen zo eentje aan hun cabine geleverd en het origineel bleef op de brug.
Op dat papiertje staat vermeld: de datum, de middagpositie, de koers die gevaren wordt, het huidige aantal knopen, het aantal mijlen van de afgelopen 24hrs, de geschatte tijd van aankomst (= ETA), en misschien zo nog het een en ander. Het almanakblaadje van het schip, zeg maar.
En als het schip in de Zuid-Atlantic was, stond er natuurlijk vermeld: Tristan da Cunha om zo-en-zo laat geschat. Niet dat we het eiland dan zagen, of we kwamen nooit dicht genoeg in de buurt, of het was nacht. De naam van het eiland werd gebruikt om een bepaald punt op zee aan te duiden waar men van koers moest veranderen om in de juiste stroming te raken of om de verkeerde stroming te ontwijken. ‘t Hangt er van af of men van zuid naar noord vaart of van noord naar zuid en ook welk seizoen het is, want stromingen wisselen. Op een binnenzee doen stromingen dat misschien niet zozeer, maar op een oceaan doen ze dat wel. Sommige stromingen doen dat zelfs extreem.
Tristan da Cunha is dus een punt op zee waar de koers aangepast wordt. En het is een eiland, voor geologen sinds het ontstaan van die vulkaan. Een bewóónd eiland, voor mij sinds gisteren.
te gast bij Wim Helsen, Pepijn Lanen met de tekst van 'Voor ik vergeet' van Spinvis Voor ik vergeet dat hier een kerk heeft gestaan
Voor ik vergeet dat ik jarig was en een tic-tac in mijn neusgat had toen we naar Zeeland zijn gegaan
Voor ik vergeet koninginnedag en wie toen mijn vrienden zijn geweest en ik niets meer weet van straten en examens en vakanties en ruzie op een feest ergens in de Biltstraat waar ik toch niemand kende
Voor ik vergeet en later alles anders heet
Voor ik vergeet en ik de feiten en de cijfers en de namen van de schrijvers niet meer weet
De hele dag en alle woorden en elk uur de hele dag en ook de nacht en de zomers en de handen van mijn vader vergeet ik op den duur
Voor ik vergeet vergeten ben van die hersenscan en van die toestand met dat huis
En dat ik zo iemand was die van alles wou en niets begreep van de film waarin hij speelde en de lafbek die hij was
Ik hou van jou Ik hou zoveel van jou Tot ik vergeet Jou vergeet Jou vergeet Jou vergeet En nog alleen maar lijk te dromen Spinvis / Eric De Jong
Over een rode piek, een rode fez en rode haren Een avontuur in acht afleveringen, door SK U vraagt zich natuurlijk af wie de kluit van onze hoofdpersoon weer netjes in de grond plaatste, maar voor Roodkapje was dat geen probleem: het gat waar ze een dik jaar eerder was uitgespit was nog te zien, en na wat wiebelen en schuifelen stond ze daar weer netjes in.
Helaas was Roodkapje geen vol jaar kluitkweken gegund: drie weken voor de Kerst kwamen er weer kerels met machines die een keuze maakten uit het beschikbare boombestand en ijverig begonnen te graven.
Roodkapje was één van de eerste slachtoffers. Haar rode hoofdtooi viel de ruwe klanten nauwelijks op. Rondom oma stonden zoveel aantrekkelijke jonge kerstboompjes dat deze haar kluit steeds losser kwam van de zanderige bodem, en er was nog maar een klein windvlaagje nodig om haar omver te duwen, precies in de richting van de vrachtauto waar Roodkapje en haar pas uitgegraven zusjes al in de laadbak lagen. Brullend van schrik maakten de graafkerels dat ze weg kwamen.
Toen het begon te schemeren werkte onze heldin zich rechtop. "Kijk, zo moet je het doen!" gaf ze de kleine zusjes les in opstaan en kluit-schuifelen. Ze oefenden dat het een lieve lust was, en hédaar, kijk eens, ook oma stond ineens recht als een kerktoren ! Nou ja, die van Gronsveld*, die lekker tegen de zuidwestenwind in leunt dan. Het schuifelen had oma ook vlot door en toen het licht werd waren ze al een heel eind weg geschuifeld van de graafmachine. En als ze niet uit geschuifeld zijn ... dan zullen ze nog steeds onderweg zijn.
Einde SK,E (NL) - 02/2012 *Gronsveld, scheve toren = St.Martinuskerk - Bovenstaande tekst is geplaatst met toestemming van de auteur.