In luchtkastelen bouwen ben ik tamelijk goed. Dat mag ook wel, want ik ben al een paar decennia bezig. In een advertentie zou ik zonder blozen mogen schrijven: meer dan 50 jaar ervaring. Met in het logo zo'n lauwerkransje rond het getal 50.
Het is een eenpersoonsbedrijfje. Zo blijft het overzichtelijk. Bij mij komen geen Amerikaanse babbel-technologen het boeltje uithollen en opblazen. Mijn zeepbellen blijven helemaal de mijne. Als ik ze wil delen zal ik ze wel cadeau doen. Dat is plezanter voor de boekhouding, er ís namelijk geen boekhouding.
Luchtkastelen bouwen mag niet verward worden met dagdromen. Het luchtkasteel en de dagdroom zijn wel verwant. Bij dagdromen laat men zich drijven op een stroom van gedachten. Dat kan plezierig zijn, maar dat kan ook chaos veroorzaken. Bij luchtkastelen modelleert men zelf de gedachten.
Het plezierige aan luchtkastelen: men moet ze niet afbreken, men moet geen puin ruimen.
Iets anders is het wanneer een luchtkasteel verplaatst moet worden naar de tastbare wereld. Men wil een project verwezenlijken. Dan houdt men best rekening met een paar Realiteiten : stress, budget, tijd, tegenslag ... Het boosaardig neefje dat dan al eens ongevraagd komt meespelen heet Wensdenken. Wensdenken doet het project soms struikelen. Daarna moet men puin ruimen: fysiek en financieel, psychologisch en emotioneel ... Dat kan pijn doen.
Een luchtkasteel bouwen is niet gebonden aan tijd of ruimte of budget of andere wetmatigheden.
Ik begin met een onderwerp aan de voordeur, bouw verder op terwijl ik naar de bushalte stap, bouw een paar barokke bedenksels in tijdens de rit en schuif de funderingen er onder wanneer ik afstap.
Is het kasteel onbruikbaar? Dan zal de frisse buitenlucht het oplossen.
m EZW-06/2011, HiH-11/2014
|