Hieronder het relaas van een blind date, anno ‘60s. Op sommige plaatsen bestond het allemaal nog.
een blauwtje met wederzijdse toestemming
Toen ik 15 was, hadden de moeder (weduwe) van een jongen en mijn vader besloten dat hun kinderen samen zouden trouwen. Rond die leeftijd hechtte ik daar niet veel belang aan, vermits ik toch geen voet mocht buiten zetten, en dus onmogelijk aan een vriendje kon geraken. Wat zeg ik : ik hoefde niet aan een vriendje te geraken, ik was al uitgehuwelijkt. Vanaf mijn 17de begon die 'keus' te knagen : het kon toch niet dat ik zou moeten trouwen met iemand die mij opgedrongen werd ? Rond mijn 18de -die jongen zat toen op unief- moest ik eens meegaan om kennis te maken. (1961)
Daar zaten we dan : mijn ouders, die moeder, die jongen ('k ben zijn naam zelfs vergeten) en ik. Na de koffie deden we allemaal samen een lange wandeling. Hij woonde in Knokke.
Tijdens die wandeling kregen we de kans met elkaar te praten. Ik waande mij in de 19de eeuw. En toen vertelde die jongen mij heel braafjes en zich excuserend, dat hij de wil van onze ouders niet zou nakomen, omdat hij iemand had leren kennen. Wat een opluchting : toen ik hem vertelde dat ik het zelf ook niet zag zitten, leek hij opgelucht.
We babbelden over vanalles, tot grote vreugde van mijn ouders en die moeder, die toen helemaal niet wisten wat we gezegd hadden.
Grote ontgoocheling, toen we naar huis gingen : ondankbaar wicht, een huwelijk met zo’n goeie kandidaat weigeren ! Een hele periode wrevel thuis.
Nu komt het : ik ben maar beginnen uit gaan vanaf mijn 22ste, want eigenlijk was dat verboden van thuis. En van iedere jongen die mij ooit thuis zou komen afhalen, eiste mijn vader de naam en het adres.
Dan telefoneerde hij naar de pastoor van die parochie, om inlichtingen in te winnen.
Van mijn ouders kreeg ik de keuze tussen huwen met iemand die zij zouden uitkiezen, of naar het klooster gaan, of eeuwig thuis blijvenzodat ik hen zou kunnen verzorgen in hun oude dag. Omdat ik opgroeide zonder ander sociaal contact dan de school, bleef ik lang héél gehoorzaam.
Het klooster ? Oké, dan zou ik naar de missies gaan, zorgen voor al die arme kindjes. Oei, dat was niet wat ze verwacht hadden.
En toen ik de school verliet, ging ik mijn Engels vervolmaken over de plas. Daar logeerde ik bij verre familie en keerde na een jaartje naar huis. ‘k Vond heel vlug een baantje als bediende in een bedrijf waar talenkennis een must was.
Het gezaag over dat heerlijke kloosterleven herbegon, tot ik eens uitvloog: "Als jullie vinden dat het kloosterleven zo ideaal is, waarom gaan jullie niet elk afzonderlijk naar een klooster ? Ik blijf wel hier wonen !" En het was eindelijk gedaan met dat victoriaans gedoe over mijn toekomst, ondertussen was ik wel al 22 jaar! Al redelijk oud voor de huwelijksmarkt in 1965.
Ah, wat waren mijn ouders blijven steken in het verleden, nog van voor hún tijd ! Gelukkig heb ik er niets aan overgehouden.
MPC - ontvangen 10/2014, HiH-11/2015, tekst geplaatst met toestemming van MPC, de auteur
|