afl. 015/121 ~ Dat verwoestende telefoontje
Max vloekte binnensmonds en ging weg, mokkend om haar bevel, vergat zelfs de afscheidskus. Hij ergerde zich aan zichzelf. Was korzelig, humeurig om dat telefoontje.
Onderweg dacht hij dat het hem eerlijk gezegd geen barst kon schelen wat er met die hysterische kwezel was voorgevallen. Waarom had ze Francis of zijn Trien niet laten oproepen, zelfs Serge of een van haar paternosterzusters. Natuurlijk niet! Ze wist immers met wie hij 's woensdagsnamiddags was. Mevrouw wou gewoon zijn leven verzuren. Ze was er weer in geslaagd, vooral na dat goddelijk wellustig vrijen. En dat voor hem zo belangrijk gesprek. Een volledig jaar hunkeren naar die ene bepaalde dag om eindelijk zijn leven een andere wending te geven. Lap! Magistraal! Weer stoken en stokken in de wielen. Nu met een ongeval. Proficiat, jij bitch.
Toen Max zijn villa naderde, wist hij meteen dat er iets meer dan ongewoons was gebeurd. Op de oprit een politiecombi, de Porsche van Francis, een voor hem vreemde wagen en ook een lichte vrachtwagen. Een vrij jonge man wachtte aan de deur. Aan de overkant een vijftal toeschouwers. Een eigenaardig gevoel van verbazing, kille nieuwsgierigheid en vooral vrees maakten zich van hem meester. Hij stapte weifelend uit. Zijn ogen zochten zijn zoon. Hij zag hem nergens. De jonge man kwam hem tegemoet.
'Meneer Cijnens?'
Hij herkende de stem van de man die hem had opgebeld.
'Ja! Wat is hier aan de hand? Wat is er met Gerda? Waar is ze?'
De jonge man nam hem bij de arm en leidde hem met zachte dwang in het salon. In een flits zag hij achteraan in de hal, onderaan de marmeren trap, drie personen in hurkzit. Tussen hen een grijze voet en een deel van een been. Een grijs been! Gerda droeg uitsluitend grijze nylons. Zij ligt daar! Gerda ligt daar! Max draaide zich meteen om. Wou zich overtuigen. Wou Gerda zien. De jonge man met koelbeheerste stem sloot even koelbeheerst de salondeur en stelde zich voor:
'Gert Van Haverbeke, politie Wemmel, ik sta in voor …'
Max hoorde vaag iets over hulp aan nabestaanden, slachtofferbejegenaar. Hulp aan nabestaanden?! Al die mensen. De drukte buiten. Zijn vragen kristalliseerden zich tot een concreet beeld:
'Ze is dood. Gerda is overleden, nietwaar, zeg het toch! Wat gebeurt hier? En mijn zoon? Waar is mijn zoon? Is er iets met mijn zoon?'
'Uw zoon is in de keuken, meneer Cijnens, samen met een collega. Gaat u nu rustig zitten, meneer. Er is een ernstig ongeval gebeurd hier in huis. Mevrouw Cijnens, uw echtgenote, is inderdaad … overleden en de omstandigheden zijn …'
'Al dat volk hier, de politie! Neen, geen ongeval! Dit is geen ongeval. Ze is overvallen. Ze hebben haar …'
Hij schreeuwde de woorden uit alsof ze zurig braaksel waren en herhaalde verslagen:
'Vermoord, godverdomme, vermoord nog wel!'
wordt morgen vervolgd - tekst geplaatst met toestemming van de auteur : http://blog.seniorennet.be/titipoes3/archief.php?startaantal=140
|