Tijdens de nacht was graffiti gespoten op de speelplaats van de lagere school. Twee grote jonge agenten kwamen constateren. Een van hen stond te noteren. Hij vertelt :
Een kleintje van ongeveer zes, zo een beeldig rozig kind met strikken in heur haar en kanten biesjes aan haar sokken, bekeek traag en geïnteresseerd mijn uniform van onder tot boven. En terug. Ze zei bedachtzaam:
- Gij zijt een polies hé. - Ja Juffrouwke, wij zijn allebei politieagenten, zei ik en ik noteerde verder de schade. - Mijn Mama zegt dat azzik moet hulp hebben, azzik het aan een polies moet vragen. - Zo is dat, Juffrouwke, uw Mama zegt dat heel goed. De polies is uw vriend. De polies is er om u te helpen.
Ze schoof een voetje vooruit en vroeg met een ernstig snuiteke :
- Wilt ge mijn schoen dicht doen?
m - HiH-02/2015, herzien
|