KONIJNENPIJP
Veertien jaar lang begint mijn dag met het uitlaten van mijn labrador, die ik in deze koude ochtend ver van mijn bed zou willen plaatsen. Onwillig en treutelig verruil ik mijn pyjama voor wandelkledij op een koude februari-ochtend. Ik vraag me af wat de buren van mijn outfit zullen denken. Twee dikke lange broeken, drie warme truien, een vest met een idiote puntcapuchon, een totaal uit de mode kniehoge nepbontjas. Dit alles maakt van mij een vreemdsoortige figuur die over de met rijp bedekte grond, op oude afgetrapte sportschoenen van mijn kleinzoon, achter de hond aansukkelt. Een plastieken zakje voor het kakje in aanslag. De wind bijt ongenadig in mijn neus die prompt laat voelen dat ie gesnoten wil worden. Het stuk grond waarop ik loop is het dak van 'de konijnentunnel', zoals de ondergrondse pijp wordt genoemd die Antwerpen-centrum met het buitengebeuren verbindt. Onder mijn voeten raast het verkeer in een smalle tweebaanspijp. 's Morgens verdringen de auto's zich om zich in het stadsgewoel te storten, 's avonds spuwt 'de konijnenpijp' al dat 'gespuis' weer naar buiten.
Het ruikt lekker fris, naar de geur van de Schelde, van de aarde en de bevroren regen. Ik weet : in de tunnel stinkt het van jewelste. Konijnen zouden allang hun pijp breder gemaakt hebben of verhuisd zijn naar rustiger oorden. Maar waar kan een bevolking van meer dan half miljoen mensen naar toe? Bovendien Antwerpenaren zijn trots op hun stad, het historisch erfgoed, Rubens, haven, Grote Markt met Brabo, de legendarische fontein waar iedere toerist op de foto wil. Je krijgt ze met geen stok buiten. Ik heb het geprobeerd maar was na zes maanden heimwee terug. Op Antwerpen-Linkeroever waar rust en stilte heerst tussen de moderne hoge flatgebouwen boven op de tunnel. De kak is gedraaid. Op naar koffie nu.
|