Ik ben Marleen, en gebruik soms ook wel de schuilnaam snikylou.
Ik ben een vrouw en woon in Zele (Belgie) en mijn beroep is Gepensioneerd bediende.
Ik ben geboren op 18/06/1954 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: alles wat met woorden te maken heeft..
Ik ben gehandicapt van bij de geboorte. Ik liep school in Brussel en later ben ik er gaan werken tot 1989.
Ik ben gehuwd met Eric in 1976 - wij hebben 3 kinderen, 2 jongens, Christophe en Dominique en een meisje Ann.
10 vuistregels voor hondenbaasjes
1 Laat kinderen en honden nooit alleen samen. 2 Je hond slaan, is fout. 3 Honden zijn gewoontedieren, ze kunnen hun leven lang brokken eten. 4 Dagelijks tanden poetsen met een vinger borstel is een must. 5 Ontworm een volwassen hond 3 tot 4 keer per jaar. 6 Een anti-blafband is dierenmishandeling. 7 Verdoof een teek niet als je hem wil verwijderen 8 Een hond mag kattenvoeding eten 9 Is je hond bang tijdens vuurwerk, negeer hem dan. 10 Laat je hond nooit sneeuw eten.
Het Leven
De mooiste plant die er bestaat is het leven van een mens dat komt en gaat Eerst moet hij groeien dan moet hij bloeien Zo wordt men geplukt net als een vrucht Er wordt in gebeten smakelijk om te eten De moeite waard om de beleven zo is nu eenmaal een 's mensen leven
15-06-2006
Van de papegaai
Een boer had een papegaai die goed spreken kon. Op zekere dag liep de papegaai op straat en kwam een grote hond tegen. - Goedendag, allegebas zei de pratende vogel. De hond nam dat kwalijk, sprong op de papegaai en liep er mee verder. 't Was juist kermis in 't naburig dorp en de papagaai meende dat de hond hem daarnaartoe droeg. - Dat gaat goed, buuurman Merckaert, riep de sprekende vogel, Ik rijd naar de kermis. Maar als de hond uit de huizen was, beet de hond de papegaai dood: Daar, zei hij, nu zult gij niemand nog verwijten.
Zekere schutter die door het woud trok, ving een nachtegaal. Eensklaps door een wonder Gods, begon de vogel te spreken gelijk een mens: Ach! schutter, sprak hij, wat baat het u dat gij mij gevangen hebt? gij kunt met mij uw honger niet stillen, ik ben veel te klein. Laat mij liever vliegen en ik zal u drie dingen leren die u zeer nutig zullen zijn. -'t is goed, zei de schutter zeer verwonderd omdat de nachtegaal sprak; Ik beloof u de vrijheid als gij mij drie dingen leert. - Te eerste, begon de vogel, zult gij nooit trachten te grijpen wat onbereikbaar is; - Ten tweede, in wat gij niet wedervindt, zult gij u niet bedroeven; - Ten derde, wat ongelooflijk is, zult gij nooit geloven. - Doe deze drie dingen, en zij zullen u zeer nuttig zijn. Daarop liet de schutter de nachtegaal vliegen en deze trok hoog de lucht in . Dan sprak hij tot de schutter: - O gij dwaze, waarom hebt gij mij, laten vliegen ? ... Ik heb in mijn maag een kostbare steen die groter is dan een struisvogelei; hadt gij die , ge zoudt zeer rijk zijn. Nu werd de jager bedroefd, hij meende dat de nachtegaal de waarheid sprak, en deed alle mogelijke moeite om de vogel weer te vangen. - Ik zal u grote eer aandoen, riep hij hem toe, als gij terug in mijn hand wilt komen. - O ! antwoordde de nachtegaal, nu bemerk ik dat gij een dwaze zijt, want ik had u geleerd niet te willen grijpen wat onbereikbaar is, en toch zoekt gij mij te vangen. - Ik had u geleerd om u niet te bedroeven in wat gij niet wedervinden kunt, en nu treurt ge omdat gij mij niet wederkrijgt. - En ik had u geleerd niet te geloven wat ongelooflijk is, en nu gelooft gij dat ik in mijn maag een steen heb die groter is dan een struisvogelei, en heel mijn lijf is zo groot nog niet! Als hij dat gezegd had, vloog hij weg en liet de schutter staan kijken .
Een aapje liep door bos en struiken x2 Helaas het liep, liep, liep in ene strik x2 Daar kwam een man door 't bos gelopen x2 Die 't aapje mee, mee, mee naar huis toe nam x2 Het mocht er met de kinderen spelen x2 En het dacht dat, dat, dat zijn broertjes zag x2 Het mocht somtijds ook mee naar schole x2 En allen aap, aap, aapten het aapje na x2 Maar als de kindjes groter werden x2 Toen moest hij schei, schei, scheiden van zijn broers x2 ================ Wordt gezongen op de tonen van: Il etait un petit navire Qui n'avait ja, ja, jamais naviger
Duimke was een liefhebber van koeken. Eens vroeg hij aan zijn moeder om er enige te bakken. -Dat is allemaal goed, zei de vrouw, maar, braafste ventje, ik heb noch meel, noch hout. -Ik zal voor ales zorgen, zei Duimke. Duimke trok naar de mulder. -Mulder, vroeg hij, hebt gij niet wat meel ? -Pak zoveel als gij dragen kunt, zei de mulder. Duimke kroop onder een meelzak en liep er mee naar huis. Nu nog hout. Hij ging naar de houthakker. -Houthakker, vroeg hij, hebt ge niet wat hout ? -Pak zoveel als gij dragen kunt, zei de houthakker. Duimke kroop onder de houtmijt en liep er mee naar huis. Nu hadden zij meel en hout in overvloed. Moeder begon te bakken en Duimke at zijn buikje vol. Duimke had zijn buikje vol koeken gegeten. -Ga nu naar 't veld, zei moeder, en neem enige koeken mee voor vader. Duimke ging op weg. Hij nkwam aan en beek waar hij niet over kon. Gelukkig, daar zwommen eenden in: Duimke wierp hun een stukje koek toe, en zij namen hem aanstonds op hun rug en zwommen naar de overkant. Maar in 't midden van 't water gekomen, lieten zij Duike vallen. Ons manneken was rap: hij wierp hun een tweede stukje koek toe, de eenden namen hem weer op en brachtan hem naar de overkant. Duimke, gans nat, legde zich te drogen in het gras en viel in slaap. Ja maar, een van de koeien die daar in de omgeving aan 't grazen waren, kwam af en slikte, met een beet gras, ons Duimke binnen. 's avonds kwam dekoe thuis en werd in de stal geleid om gemolken te worden. De meid bego te melken, maar wat hoorde zij daar ... 't was of de koe inwendig sprak. Gedurig klonk het: Ik zit hier zo warm in 't koetje zijn darm.
De pachter en al de knechten werden geroepen en allen hoorden bescheidenlijk: Ik zit hier zo warm in 't koetje zijn darm
Het kon niet anders of de koe was betoverd: zij moest geslacht worden. Toen de beenhouwer de koe openkapte, kwam Duimke er al lachend uitgekropen en haaste zich naar huis bij zijn moeder die al lang naar hem gezocht had.
De vos was op zoek naar kiekens.Daar kwam hijaaan een hoeve waar een goede vangst zou te doen zijn. Spijtig ! het kiekenkot was net boven een waterput. -Opgepast ! zei Reinaart, hier moet ik goed springen. Hij nam zijn loop, en hop ,sprong ...maar niet hoog genoeg, en hij viel met staart en al in een der emmers die aanstonds in de diepte ging. Daar zat de vos nu bedrukt te kijken, enkel met zijn kop nog boven water. Eensklaps bemerkt hij iemand die nieuwsgierig over de boord van de put komt kijken. -Ei ! broeder wolf, zegt hij, hier is 't goed !... Ik zit hier volop in de boter. -In de boter ! juicht de wolf; kan ik bij u...? -Zeker! zeker, vriend ! spring maar in de emmer die daar boven hangt en aanstonds gaat gij naar benenden. Ja! zo ging het. Maar terwijl de wolf aan het dalen was, zag hij de vos in de andere emmer naar boven gaan. -Wel! zei de wolf, die gaat weg als ik kom. - Ja jongen , antwoordde de vos, dat is her 's werelds gang: de ene omhoog en de andere omlaag. De vos, als hij hoog genoeg was sprong uit de put en liep al lachend voort. De wolf, die in het water terecht kwam, werd de volgende dag, door de knechten van de hoeve opgehaald en met stokken onbarmhartig gedood. Wacht u voor de valsaards!
Mieke en Janneke waren zusje en broertje. 't Was prijsuitdeling geweest en zij kwamen terug van de school: Mieke had een schoon boekje; Janneke, een dikke roede tot prijs. Daarom was Janneke boos en jaloers. Zij waren aan een diepe waterput gekomen . -Geef mij uw boekje, zei Jannke, en neem gij de roede. - Dat doe ik niet, antwoodde Mieke. Vader en Moeder zouden te kwaad zijn op mij. - Heb ik het haast ? vroeg Janneke. -Neen, zeiMieke, ik mag het u niet geven. Janneke greep zijn zusje vast en hij wierp haar, al riep en weende zij, in de diepe pt. Janneke kwam thuis en toonde het boekje. - Dat is wel, zei moeder. En waar is Mieke ?.. Heeft zijook iets schoons gekregen ? -Ik weet het ie, zei Janneke; ik hb ze niet gezien. 's Avonds was Mieke nog niet thuis: vader en moeder gingen haar overal zoeken, maar konden haar niet vinden. Enige tijd daarna waren zij samen met Janneke op wandel en kwamen voorbij de waterput. Aan de kant groeiden hele mooie bloempjes. Moeder bukt en pukt er een af, maar nauwelijks heeft ze het in de hand of een fijn stemmetje zingt in de put: Janneke heeft mij hier in gesmeten, Maar hij zal er zelf wel in vergaan... Moeder wordt bleek en begint te beven. Janneke wil wegvluchten maar vader houdt hem tegen en plukt ook een bloempje af. Aanstonds klonk hetzelfde liedje: Janneke heeft mij hierin gesmeten, Maar hij zal er zelf wel in vergaan... - Gij ook, gebiedt vader aan Janneke, gij moet ook een bloempje plukken. Janneke doet wat vader zegt en van uit het water klonk: Janneke, gij hebt mij hier in gesmeten, Maar gij zult er zelf wel in vergaan. Later op die avond, moest Janneke voorbij de waterput. Door de duisternis zag hij geen steek voor zijn ogen, en liep hij recht in de waterput en verdronk.