Het weekblad 'Visie' stelde tien vragen aan onze bisschop.
1 Waarvoor is er te weinig aandacht in de samenleving?
‘Voor de waarden die met geluk te maken hebben en niet in het teken staan van werk, productiviteit of je functie en status in de samenleving. We zitten met z’n allen op een trein van dagelijkse issues en de ernst van de dag. Dat is belangrijk, maar de vraag is: waar zit ik daarin? Heb ik vrede met wie ik ben? Het leven geeft nooit helemaal wat je ervan verwacht. Met beperkingen moet je leren leven, maar dat kan als je weet waarom ze de moeite waard zijn. Aandacht voor innerlijkheid houdt in onze samenleving geen gelijke tred met de snelheid van technische en wetenschappelijke vooruitgang.’
2 Welke mooie waarden dank je aan je ouders?
‘Eenvoud en oprechtheid. Ik kom uit een eenvoudig landbouwgezin. Niet opgeven en doorwerken in alle eerlijkheid en oprechtheid was belangrijk, mijn vader kon niet leven met een leugen in de buurt. Hij voelde snel aan of iets theater was, of gemeend. Die intuïtie heb ik geërfd. Ik kan het met veel soorten mensen vinden, zolang ik voel dat ze echt zijn. In mijn beroep leer ik de samenleving kennen en moet ik kunnen aanvoelen wie voor me zit. Niet om te oordelen, maar om te weten wat er leeft.’
3 Wat zou je graag beter kunnen?
‘De werkelijkheid komt eerst binnen via de emoties. Daar moet je de dingen eerst een plaats geven. Twee weken geleden was ik bijvoorbeeld echt boos (n.a.v. de pauselijke afkeuring van homoseksuele relaties, red.), maar je moet ook over dat gevoel nadenken en er op een redelijke manier over communiceren. Tien jaar geleden zou ik zo niet gesproken hebben en diplomatischer hebben willen zijn. Maar als je geen verontwaardiging mag voelen, wat kan je dan voor jezelf en anderen doen? In dat samenspel tussen rede en emotie wil ik me nog meer oefenen.’
4 Waaraan besteed je te veel of net te weinig tijd?
‘Dat is gemakkelijk: te veel aan alles wat werk is en te weinig aan alles wat erbuiten valt. Zomaar eens een avond bij familie of vrienden blijven zitten zonder je schuldig te voelen omdat je eigenlijk moest werken, dat mis ik. Veel zaken die ik belangrijk vind, komen door alle verantwoordelijkheden in verdrukking. In het begin van je carrière lijkt dat evident, maar zodra ik zestig werd, ben ik daar anders over gaan denken.’
5 Welk boek heeft onlangs indruk op je gemaakt?
‘Momenteel lees ik Wolfstijd. Duitsland en de Duitsers 1945-1955 van de Duitse journalist Harald Jähner. Duitsland is na de oorlog een complete ruine, en wat er nodig is om uit dat absolute dieptepunt te klimmen … wat dat van mensen vraagt, welke offers gebracht zijn. We leren vaak over de destructieve krachten van de geschiedenis, maar soms heeft een land ook al zijn constructieve krachten nodig. Mét de gewetenslast van mensen die mee verantwoordelijk waren voor dat dieptepunt. Een aantal jaren gelden was ik in Syrië, dat ligt er vandaag net zo vernietigd bij, daar is dat pure actualiteit.’
6 Wat zou je uitvinden om van de wereld een betere plek te maken?
‘Als we groots mogen dromen … een volledige hertekening van alle wereldgrenzen. Toen ik klein was, werd in het landbouwgebied waar ik woonde een grootschalige ruilverkaveling doorgevoerd. Alles werd hertekend, iedereen kreeg een nieuw stuk grond om het land efficiënter te gebruiken. Grenzen zijn het resultaat van historische conflicten en vredesverdragen, historische frustraties werken erin door. Maar volkeren lopen over grenzen heen, overal zijn vaders en moeders, overal is brood en water nodig. Ik zou ervan dromen om de wereld te herverdelen voor mensen in plaats van voor naties, volgens waarden die we hooghouden in plaats van een historische erfenis.’
7 Waar op de wereld zou jij je nog thuis kunnen voelen?
‘Sinds ik bisschop ben, ben ik een thuisblijver geworden, maar als verantwoordelijke voor de oecumenische relaties van de kerk heb ik veel plekken gezien waar ik zou kunnen wonen. Ethiopië is een heel mooi land en aan Syrië in de lente houd ik prachtige herinneringen, met mooie steden als Aleppo, voor de oorlog. In Vlaanderen is mooie natuur jammer genoeg schaars.’
8 Wat zou iedereen op school moeten leren?
‘Minstens twee of drie talen. Van alles wat ik geleerd heb, is me dat het meest tot nut geweest. Een taal leren vergt mentale soepelheid en studiewerk, en het gaat over hoe je jezelf uitdrukt. Dat is voor mij echt humanisme. Elke taal opent een perspectief op andere werelden en culturen. Maar om te beginnen moet je goed Nederlands leren, dat gaat ook steeds moeilijker.’
9 Stel dat je eens zou kunnen afspreken met een bekend persoon, met wie zou je dan eens eer terrasje willen doen?
‘Mijn grootvader zou ik graag nog eens terugzien. Hij is gestorven in het laatste jaar van mijn humaniora en nog voor ik gezegd had dat ik priester wou worden. Hij werd geboren in 1890 en heeft de Eerste Wereldoorlog meegemaakt. Zijn leven als landbouwer leek meer op de landbouwers in middeleeuwse miniaturen dan op de landbouwerij vandaag. Ik zou willen weten hoe hij kijkt naar de historische kanteling die er in één eeuw tijd is geweest. Ik denk dat hij veel relativering aan de dag zou leggen. Zijn generatie was meer onderworpen aan de onvoorspelbaarheid van het leven. Ik vermoed dat ze dichter stonden bij een innerlijke vrede dan wij vandaag.’
10 Welk beroep zou je uitoefenen, als je niet kon doen wat je nu doet?
‘Voor ik naar het seminarie ging, zaten nog twee dingen in mijn hoofd. Ik zou me als leerkracht kunnen zien, voor een klas voel ik me goed. Het tweede was een rechtenstudie, niet voor de magistratuur, maar voor een sociaal engagement. Misschien zelfs om de politiek in te gaan, met rechten kun je wegen op de organisatie van de samenleving.’