Pinguïns zijn niet vliegende zeevogels, uitstekend aangepast aan het leven in extreem koude omstandigheden. Het grootste deel van hun leven brengen ze door in het water, jagend op vissen en pijlinkvissen, daar bij bewegen ze zich voor met behulp van hun peddel-vormige vleugels. Ze hebben een dikke mantel van korten stijven, elkaar sterk overlappende veren, die het lichaam zijn stroomlijn geven, tevens waterafstotend zijn en goed warmte vasthouden. De meeste soorten komen alleen in de korte zomer aan land, om in kolonies te broeden. Op het land staan ze eigenaardig rechtop en hebben ze een waggelende gang. De meeste soorten vinden we in antarctische wateren, maar enkele komen ook meer noordwaarts voor, waar koude zeestromen diep in tropische gebied doordringen. Alleen de Keizer, en de Adeliepinguïn brengen ook de winter op Antarctica door Lichaamsbouw Pinguïns hebben een plomp lichaam met een korte staart. De korte, vlerige poten hebben zwemvliezen tussen de tenen en zijn zo ver van achteren geplaatst dat de dieren wel rechtop moeten staan. Bij het oversteken van sneeuw of ijsvelden willen ze wel sleetje rijden op hun buik en werken ze zich met vleugels en poten vooruit. Als ze zwemmen lijkt het wel of ze onder water vliegen met hun platte, flipperachtige vleugels, ze sturen dan met hun poten. Pinguïns bezitten maar liefst drie waterafstotende, aan de top geoliede veren, een licht die door het lichaam wordt opgewarmd. De meeste pinguïns zijn zwart of grijs vanboven en wit van onderen. Op de kop en hals zijn soms nog andere kleuren en versieringen te zien Zwemmen
Pinguïns kennen 3 verschillende zwemtechnieken. Als ze niets te doen hebben zwemmen ze rustig aan het oppervlak met de vleugels peddelend en met de kop en vaak ook de staar boven het water. Bij het voedselzoeken duiken ze onder en vliegen ze met grote snelheid door het water. Een duik duurt meestal niet langer dan een minuut, maar de grotere soorten kunnen soms wel 20 minuten onder water blijven. Dan is er nog derde techniek, waarbij de vogels met grote snelheid dicht onder het oppervlak zwemmen en regelmatig uit het water springen om adem te halen Kolonie De meeste pinguïns broeden in kolonies, die uit vele duizenden paren kunnen bestaan. Het nest wordt gemaakt van gras, veren of kiezezlstenen, het vrouwtje legt er 1-2 eieren in. Bij sommige soorten gaat het vrouwtje dadelijk na het leggen naar zee om te eten, terwijl het mannetje het ei staande bebroedt door het tussen een speciale buikplooi en zijn voeten warm te houden, hij kan zo , met zijn ei, zelf wel een beetje lopen. Deze eerste broedperiode kan weken of zelfs maanden duren, al die tijd eet het mannetje niets, maar teert, hij op zijn vetreserves. Daarna keert het vrouwtje terug en neemt het broeden op zich, zodat het mannetje naar zee kan om te eten