Inhoud blog
  • 016- Schlegel (Royal) pinguin
  • 015- Macaroni of Goudkuifpinguïn
  • 014- Ezelspinguïn
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    De wereld van de dieren
    dieren
    11-01-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Aanpassingen van roofvogels.

    Het is een natuurwet dat de anatomie aangepast wordt aan de leefwijze van de soort. Roofvogels lijken in principe op andere vogels, maar een leven gebaseerd op een voortdurende jacht op prooidieren vereis natuurlijk een aangepaste anatomie. Deze is van familie tot familie verschillend, want er zijn natuurlijk andere eigenschappen nodig voor de jacht op snelle zware eigenschappen nodig voor de jacht op snelle zwaluwen dan voor het vinden kadavers.

    De verschillen die vergeleken met andere vogels onmiddellijk in het oog springen zijn de vorm van de snavel, de naakte huidpartijen, de ogen, de vleugels en de staart

    Snavel

    Alle roofvogels hebben een kromme en puntige snavel waarbij de bovensnavel langer is dan de ondersnavel. De precieze vorm van de snavel is afhankelijk van de prooi die gevangen wordt. Een soort als de buizerd heeft niet bijzonder zich gespecialiseerd wat betreft zijn voedsel. De snavel dient dan ook van het type ‘algemeen roofvogelgereedschap’ te zijn. Anders is het met de soorten die leven van grote prooidieren. Gieren, die de kadavers van de grote zoogdieren eten, en soorten als steenarend en zeearend, die ook aas eten. Er zijn behoorlijke krachten nodig om gaten in een dood schaap of rendier te scheuren. De Engelse ornitholoog Lesley Brown heeft in detail de zes soorten gieren van het Serengeti National Park in Tanzania bestudeerd en een exacte correlatie gedongen tussen de vorm van de snavel en het voedsel.

    Wanneer men kijkt naar vogelvangende soorten als valken en sperwers kan men afleiden dat het een voordeel moet zijn om voor dat soort prooien over relatief korte snavel te beschikken. Valken hebben daarnaast echter een finesse ontwikkeld, een uitstulping in de bovensnavel, de valkentand genoemd. Die is zeer geschikt om een prooi mee te doden.

    Vanuit deze algemene resultaten heeft men bij een aantal sperwersoorten getracht op basis van de snavelvorm vast te stellen welke prooi ze nemen, waarbij men ook rekening hield met de vorm van de voeten. Ook al is deze methode grof en kan deze tot fouten leiden, is het een interessante biologische gedachtegang die ongetwijfeld verder ontwikkeld zal kunnen worden.

    Naakte huidpartijen.

    De gieren tonen met hun naakte kop en hals een hoge mate van specialisatie. Enkele van de grotere soorten steken kop en hals diep in de kadavers waarvan ze leven. Een bekleding met veren zou doordrenkt raken met bloed, maagsap e.d. De vogels hebben zich zo ontwikkeld dat de betroffen delen naakt zijn of bekleed met korte, stijve borstels.

    Op deze manier kunnen we bij de afzonderlijk soorten voorspellen in welke mate ze zich in het aas ‘wentelen’. De aasgier heeft bijvoorbeeld alleen rond zijn kop en naakte partij, terwijl de vale gier een met een dons beklede kop en hals heeft. Andere, niet Europese, soorten hebben een vrijwel naakte kop en hals, zodat ze zonder hygiënische problemen diep in de buikholte van zoogdieren kunnen rond woelen.

    Nieuw onderzoek heeft aangetoond dat de naakte partijen een belangrijke rol spelen bij de regulering van de lichaamstemperatuur. Bij warm weer fungeren ze als koelelementen, terwijl de vogels bij koud weer genoodzaakt zijn de kop tussen de veren te steken om niet te veel warmte te verliezen.

    Gezichtsvermogen

    Vogels hebben in het algemeen een uitstekend gezichtsvermogen. Maar voor roofvogels is het van vitaal belang dat ze op dit gebied uitblinken. De prooi moet liefst op grote afstanden of onder moeilijke omstandigheden ontdekt kunnen worden en waarschijnlijk is bij enkele roofvogelsoorten het maximum bereikt van wat er optisch mogelijk is. Het aantal lichtgevoelige cellen is bij de buizerd circa achtmaal groter per vierkante mm dan hij de mens en dat duidt op een overeenkomstig beter gezichtsvermogen. Gieren kunnen vanaf een hoogte van enkele kilometers zelfs klein aas ontdekken en de slechtvalk begint zijn jacht op vogels die wij slechts met een verrekijker kunnen ontdekken.

    De ogen van roofvogels zijn zo geplaatst dat ze een binoculair zich naar voren hebben in een hoek van 35-50 graden. Monoculair dekt ieder oog een hoek van circa 150graden. Over blijft een gebied van circa 20 graden recht achteruit waar de vogel niet kunnen zien zonder hun kop te bewegen. Het oog heeft als bijzonder twee gebieden op het netvlies waar het beeld gevormd wordt –één dat hoofdzakelijk gebruikt wordt als de vogels binoculair zien en één voor monoculair zicht. Het oog is verhoudingsgewijs groot en wordt gedeeltelijk beschermd door het ooglid en bij een aantal soorten door de iets verhangende wenkbrauw

    Reuk

    Bij roofvogels zijn de neusgaten in de vaak gele washuid (waarvan de functie overigens niet duidelijk is) in de basis van de bovensnavel geplaatst. Het reukvermogen heeft men tot nu toe bij de vogels in het algemeen en dus ook bij de roofvogels als weinig ontwikkeld beschouwd. Maar nieuwe onderzoeken hebben aangetoond dat de reuk een belangrijk grotere rol kan spelen dan men tot nu toe dacht. Dat is onder meer geconstateerd bij de gieren van de Nieuwe Wereld, die via hun reuk aas kunnen vinden.

    11-01-2006 om 10:54 geschreven door minouke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (74 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Roofvogel
    Inleiding

    Hoewel de roofvogels vaag in één orde (Falconiformes) worden ingedeeld. De list of recent ‘Holarctic bird species’(1977) in 3 ordes: Cathartiformes (gieren van de Nieuwe Wereld), Falconiformes (valken en caracara’s) en Accipitriformes (overige soorten). De 3 ordes omvatten ca. 290soorten, verspreid over alle werelddelen met uitzondering van Antarctica. Dat het aantal niet precies kan worden opgegeven, komt omdat men het in een aantal gevallen niet eens is of een populatie de status moet hebben van soort of slechts die van ondersoort.

    De verdeling van de soorten over de wereld is niet evenredig. De leefomstandigheden in de verschillende klimaatzones zijn daarvoor te uiteenlopend. De tropen herbergen de meeste, met een min of meer gelijk verdeling tussen de savannen en de regenwouden. Hier worden, zowel broedend als overwinterend, respectievelijk circa 130 en 125 soorten, en in totaal circa 210 regelmatig broedende soorten aangetroffen. Dit getal komt overeen met circa 72% van het totaal aantal soorten. Hiertegenover staat de arctische toendra met slechts vier werkelijk aangepaste soorten en daarnaast vier andere regelmatig broedende soorten die niet bijzonder aangepast zijn aan het leven in deze koude gebieden. Dit is slechts 1.5% of nauwelijks 3% van het totaal aantal soorten als we de laatstgenoemde vier soorten meerekenen. Dit is een duidelijke weerspiegeling van het verschil in de aantallen prooidieren die deze twee gebieden te bieden hebben.

    Kijken we naar de verdeling van soorten over verschillende continenten, dan blijkt er verbazingwekkende uniformiteit voor de drie grootste; Amerika, Eurazië en Afrika. In de twee eerstgenoemde broeden circa 100soorten, in Afrika bijna 90. het is lagere aantal is waarschijnlijk slechts bestaat uit tropische en subtropische klimaatzones. Het iets kleinere Australische gebied herberg minder soorten –in totaal bijna 50.

    Een aantal soorten broedt in meer dan een van de genoemde geografische gebieden. De meeste roofvogels zijn uitstekende vliegers, die zonder problemen grote afstanden kunnen overbruggen. Bovendien bestaan er tussen enkele continenten landbruggen, waardoor het voor de vogels mogelijk is van het ene naar het andere te trekken.

    Gezien deze omstandigheden is het wellicht nog het meest opvallend dat slechts circa 40 van de 290 soorten op meer dan één continent voorkomen en dat slechts zeer weinige –in totaal 4- erin geslaagd zijn er 3 in te nemen. Slecht 2 soorten, visarend en slechtvalk, zijn kosmopolitisch en broeden in alle vier de geografische gebieden.

    De overlap in aantal soorten is het grootst tussen Afrika en Eurazië met circa 20 soorten en tussen Eurazië en Australië met ruim 10 soorten. Opmerkelijk is dat 8 soorten in zowel de Oude als de Nieuwe Wereld broeden. Naast de twee al genoemde kosmopolieten gaat het om voor ons zeer bekende soorten als havik, ruigpootbuizerd, steenarend, zeearend (groenland), blauw kiekendief, smelleken en giervalk waarvan de meeste hoog in het noorden broeden, waar de afstand tussen de twee continenten het kleinst is.

    In de West –Palearctis broeden in totaal 46 roofvogelsoorten (twee echter onregelmatig), waarvan 34 uit de orde Accipitriformes en 12 uit de Falconiformes. Van de 46 soorten komen er slechts 3 uitsluitend in de West Palearctis voor: rode wouw, Balkansperwer en Eleonora’s valk. De andere hebben een grotere verspreiding.

    11-01-2006 om 10:50 geschreven door minouke

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (12 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 09/01-15/01 2006
  • 02/01-08/01 2006
  • 26/12-01/01 2006
  • 19/12-25/12 2005
  • 12/12-18/12 2005
  • 05/12-11/12 2005
  • 28/11-04/12 2005
  • 21/11-27/11 2005

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    welkom iedereen in mijn gastenboek, dikke knuffel katje


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!