Door Michel Lejeune
Foto: Zandpoort
Door de eeuwen heen en tot de dag van vandaag, heeft in onze gewesten het geluid der klokken in nauw verband gestaan met de voornaamste ogenblikken en markantste periodes van ons bestaan. In de Middeleeuwen schreef men aan de klokken een zekere persoonlijkheid toe ze werden vereerd als de kerkelijke wachters over de gemeenten. In onze oude steden klepte de werkklok als signum voor het begin en het einde van de dagtaak. Als het begon te donkeren klepte de nachtklok en bij dreigend onheil luidde de stormklok. Wanneer echter de oerkrachten uit de natuur die van de mens ver te boven gingen, dan leek de kracht van het geluid dikwijls het enig zinvolle antwoord. Klokken, bellen en trommels speelden en spelen daarbij nog altijd in sommige streken een grote rol. Daarom ook is in het volksgeloof, volkswetenschap, volkstaal en volkskunst de klok uitgegroeid tot een folkloristisch symbool.
Het is wel vermeldenswaardig dat ook vandaag nog in ons land geluid wordt om het slechte weer te verdrijven. In Dorne een deelgemeente van Maaseik wordt sinds 2001 terug na een stilte van dertig jaar door klokkenluider Gerda Baeten de onweersklok van de plaatselijke Sint-Donatuskapel geluid.
Wat een wonder, als men aan de klok haar het vermogen toeschrijft menselijke taal te spreken. Het is nog een groter wonder wanneer daarna het geluid der klokken vertaald wordt met menselijke woorden. Dit gebeurde dikwijls, in alle landen zodat de voorbeelden voor het grijpen liggen. Te Mechelen weet toch iedereen dat de doodsklok waarschuwt :
Heden ik / morgen gij!
of nog:
Heden rood / morgen dood.
De volksraadsels laten op hun beurt de klok niet met rust zoals in:
Wie spreekt er zonder tong
en schreeuwt er zonder long?
Ons algemeen Nederlands gebruikt een boel uitdrukkingen waarin de klok van pas komt, onze dialecten blijven in dit opzicht niet ten achter.
De meest gebruikte zijn :
1.Iets aan de klok hangen. of Iets aan het klokzeel hangen.
Voor iets alom bekend, ruchtbaar maken; aan elk en ieder overluid vertellen.Soms zelfs veranderd in: Iets aan de grote klok hangen. Hierbij hoeft men te bedenken, dat meestal twee klokken in de toren hingen: een zware en een lichte.
2.Hij heeft de klok horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangt.
Zegt men van iemand die van een zaak wel iets vernomen heeft, doch het fijne niet weet.
3.Dat gaat er in als klokspijs.
Dat gaat er zo gemakkelijk in als het metaal waarvan de klokken worden gegoten in de vorm. Deze betekenis van klokspijs ontwikkelde zich in de 18de eeuw in die van iets lekkers, iets dat men gaarne eet.
4.Waar een klok is, is er een klepel.
Waar het ene is, bevindt zich het ander dat er mede samenhangt.
Waar rook is, is vuur.
5.Die maar één klok hoort, hoort maar éénen klank of toon.
Om goed te kunnen oordelen moet men beide partijen horen spreken.
6.Al wat de klok slaat.
Voor al wat men ziet of hoort.
7.Als t gebeurt zullen alle klokken te gelijk luiden.
Heeft betrekking op iets buitengewoons.
8.Zij/Hij heeft een goede klepel.
Zij/Hij heeft een radde tong.
9.Zij/Hij heeft een stem als een klok.
Zij/Hij heeft een zware, heldere stem
10.Een vent van klokspijs.
Een gezonde, sterke man.
11.Ge kunt niet luiden en in de processie gaan.
Het is onmogelijk twee dingen te gelijk goed te doen.
Foto links: O.-L.-Vrouw van de Scheve Lee
In Mechelen, de wereldhoofdstad der klokkenkunst, is er als bijdrage tot de schat der klokkensagen echter bitter weinig te vinden. Meestal gaan die sagen en vertellingen over verzonken en verzwonden klokken. Dit staat in schrille tegenstelling tot steden of kleine landelijke gemeenten waar men vaak poëtisch schoon klinkende sagen met een dikwijls merkwaardige diepe inhouden kan terugvinden. Hoe bloeiend te Mechelen van de 14de tot de 18de eeuw het klokkengietersambacht mag zijn geweest, hoe bedrijvig mannen gelijk Steylaert, de Waghevens, de Vandengheyns jaar op jaar, eeuwen lang in de Dijlestad hun kunstvol ambacht hebben uitgeoefend: aanleiding tot het ontstaan van meerdere klokkensagen blijken ze niet te hebben gegeven.
Wel is er het volgende verhaal van 6 augustus 1546 bekend dat Remmerus Valerius (Remigius Wouters) [1] in zijn Chronycke van Mechelen op bladzijde 176 stelt.
Stont daer ontrent Mechelen op, een schromelyck Omweder soo dat ider Coster liep naer de Kerck om te luyden onder andere den Coster van Put willende in de Kercke gaen om de Clocke te trecken en coste niet: want hy wiert tegen gehouden tot twee keeren toe, doen zeyde hy daer moet meer als eenen mede spelen. Den Duyvel, zoo men gelooft, zat op eenen Boom en antwoorde ick ben alleen en dander zyn naer Mechelen, gelyck het gebleken is door het springen van de Sant-Poorte[2] ende allen die ongelucken die daar geschiet zyn.
Dit fabeltje van de koster die in de gemeente Putte bij Mechelen naar de kerk liep om de klok ter bescherming tegen onweer te luiden, herinnert aan het gebruik de klokken tegen bliksem en donder en hagelbuien te luiden, tot bestrijding van Lucifers woede.
Het zal natuurlijk allerminst verbazen dat het luiden tegen onweer en andere boze zaken ook in de klokopschriften zijn weerslag vond. Vivos voco, mortuos plango, fulgara frango (De levenden roep ik, de doden beween ik, de bliksem breek ik) was een alom verbreid opschrift waarvan de wortels tot het einde van de 13de eeuw teruggaan.[3]
Nog rondom een klok gaat de legende van O.-L.-Vrouw van Scheve Lee. Tegen de tweede zuil, zuidkant van de prachtige Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle-kerk staat het oudste beeld uit deze Mechelse dekenale kerk, het is gekend onder de naam van O.-L.-Vrouw van Scheve Lee. Dit kunstwerk dateert waarschijnlijk uit de 14e eeuw, waarin toen die heupstand veel voorkwam in de beeldende kunst. Het werd einde jaren 60- begin jaren zeventig door de heer J. Crag, conservator van het Stedelijk Museum te Leuven in zijn oude polychromie hersteld.[4] De Mechelaars hebben dit beeld met deze drastische naam gedoopt uit oorzaak van haar sterke naar rechts hellende houding en de overdreven plooi boven de lenden. Verder heeft men zijn ongebreidelde verbeelding laten spelen en werd er verteld dat :
De koster van de kerk zich had overslapen en niet tijdig het Angelus kwam kleppen. Daarop heeft het beeld, dat eertijds bij de ingang onder de toren zijn plaats had, zelf het zeel getrokken en
is het in die houding blijven staan.
Eerlijk toegegeven wat op Mechelse bodem kan worden samengebracht als bijdrage tot de schat van klokkensagen die elders een diepere zin inhouden is bitter weinig.
[1] Remmerus Valerius (Remigius Wouters) Geboren te Berghem bij Oss, land van 's Hertogenbosch ca 1607 . Hij werd op 25 juni 1636 als pastoor van de Sint-Lambertus-kerk Muizen aangesteld waar hij 51 jaar lang dorpsherder was op 22 september 1685 deed hij afstand van pastoraat in Muizen Valerius overleed er op 30 augustus 1687 . Hij beschreef een aantal merkwaardige gebeurtenissen in zijn Chronycke van Mechelen een kroniek die loopt van 355 tot einde 1680. Tevens schreef hij den Eeuwigen Almanach tot vermaeck ende gerief van den curieusen Leser.
[2]Met haar vier zijtorentjes prijkte de Zandpoort als een juweeltje vlak voor het Berthoudersplein en de stadsgracht kronkelde rond haar omheiningmuren. Ze werd in de 13de eeuw gebouwd en gaf uit op het Zand. Ze stond ongeveer op het einde van de huidige Bleekstraat. Een barst in het gebouw was de oorzaak van een verschrikkelijke ramp. Op 7 augustus 1547 zou rond elf uur s nachts een blikseminslag langs de gescheurde voorgevel 200 vaten buskruit doen ontploffen. Het buskruit was daar op bevel van Keizer Karel, die een uitzonderlijk vertrouwen in de Mechelaars had daar opgeslagen.Niet alleen het hele gebouw doch de halve stad vloog in de lucht er zouden niet minder dan 150 doden en evenveel gekwetsten vallen en meer dan 800 huizen werden vernield of beschadigd. Deze ramp was de aanleiding dat het bestuur der Zuidelijke Nederlanden verhuisde naar Brussel. Het betekende ook het einde als Hofstad voor Mechelen.
Bibliografie : Historische en anekdotische toer rond de Mechelse vesten door Pol van der Poel blz94.
[3]Fulgara Frango een middeleeuws klokkenopschrift.(blz29)
Door André Lehr ano 1983 Nationaal Neiaardmuseum Asten(NL)
[4] Dekenale kerk Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle Mechelen.(blz53)
Deel: Rondleiding in de kerk door Lic. A. Jans.
Bibliografie : Spreekbeurt De klok in de folklore in 1923 te Mechelen gehouden door professor-emeritus Dr. Robert Foncke*.
Die Explosion des Mechlner Sandtores door De Robert Foncke De Sikkel Antwerpen 1932 blz 16-17.
*Dr. Robert Foncke
Doctor in de Wijsbegeerte en Letteren.
Hoogleraar aan de rijksuniversiteit te Gent (1922-1959)
Ere-voorzitter van de koninklijke Belgische kommissie voor Volkskunde. Geboren te Mechelen 1 juli 1889 overleden te Gent op 19 juni 1975
|