Er komt in mijn hoofd zoveel naar boven drijven, dat ik daardoor niet weet, wat ik deze avond wil opschrijven. Of kan opschrijven. Gedichtje, rijmpje, onzin, verhaaltje, of iets uit mijn boek dat in mijn computer eigenlijk ligt te beschimmelen. En dat, ondanks de beveiliging, mischien heel goed een virus kan hebben opgelopen. Maar dat is nou juist niet goed! Achter de tralies van oude floppies zou het andere en overlevende nu wel ineens uit wartaal kunnen bestaan, die ik niet begrijp. Zou die nog te ontraadselen zijn? Te lang heb ik er niet meer naar gekeken en het nooit gevraagd: "Hallo Baarmoedertje van Steen, hoe gaat het met jou alles kits?" Het wordt steeds ouder. Er is een versie waar ik na al die tijd van gruw en waar ik mij zelfs voor schaam. Hij is nog niet af. Daar durf ik niet altijd in te kijken of er aan te werken om het nog wat te verbeteren. Of het misschien wel te verergeren. Ik kijk eigenlijk in een spiegel als ik er soms wat in lees. Maar het spiegelbeeld dat ik zie bevalt mij niks. Dat gevoel gaat wel over als ik eenmaal bezig ben en dan denk ik na een poos: Ja, het is toch wel goed! Ik sta soms wel eens voor de spiegel in de keuken, En dan trek ik gezichten. Dat ziet er zo enorm debiel uit, dat ik gewoon niet naar mij zelf durf te blijven kijken. En bij die bezigheid wil ik mij niet laten betrappen! Als ik daarna mijn kunstgebit heb ingedaan, dan zie ik er heel wat beter uit. Over een dergelijk debiel gekijk, daar zou in een goede act of bij cabaret, op het podium misschien wel hard om worden gelachen. Maar van de andere kant, als ik mij zelf zo te kijk zou zetten, dan gaat men misschien wel geloven, dat ik zo ook in werkelijkheid uitzie. Prima voer voor tekenaars van spotprenten. Vooral als ik bekend zou zijn. Maar dat ben ik gelukkig niet. Dat zou trouwens maar veel ongemak kunnen opleveren.
Als ik in het door mij zelf miskende "stiefwerk" kijk, dan schreeuwt het beeldscherm mij allerlei nare scheldwoorden toe, die ik liever niet opschrijf. Het geschrijf aan mijn boek in de lappenmand, was al een gevecht. Toen ik meende ermee klaar te zijn, was ik zo trots als een kat met jongen op mijn prestatie, en apetrots, heb ik een hele poos gezwolgen in zelfbewondering en mij zelf uitvoerig geprezen. Maar bij dat gezwelg kwam er behalve waar niks van deugt, niets meer en mij zelf uit mijn vingers. Door HET BOEK binnenkort opnieuw op te pakken, voel ik mij als Sint Joris, die de strijd aanbond met een draak! Er werd uit mijn herinneringen een draak geboren, die nu mijn leven wil beheersen. Ik heb hem jarenlang, in de kooi laten liggen waar ik hem had ingestopt. Vastgebonden! Maar ik hoor hem roepen. "LAMEDRUIT!!!" Als ik eenmaal begin met "echt" te schrijven, dan ben ik er autistisch wekenlang zoet mee. Dan vliegen de dagen om. Dan vergeet ik de muziek waar ik zoveel van hou. En dan speel ik niet meer op mijn accordeon en mijn keyboard. Ik denk niet aan eten. Dan staat mijn leven stil. Dan leef ik op een laag pitje. En als ik onder de wol kruip, dan zie ik voor ik in slaap val letters voor mijn ogen, regels, die ik niet kan lezen. En ik denk: Wat staat daar nou? En soms droom ik dat ik mijn mauscripten kwijt zijn. De vorige keer zaten ze in een koffer en op een schoolplein werden ze gestolen door studenten. De wereld om mij heen, en zelfs de kroeg, die bestaan dan niet meer. voor mij. Alleen maar het beeldscherm en het toetsenbord. Dat was vroeger een Olivetti schrijfmachine. Schrijven is als een drug. Als een vorm van gekte. Pure waanzin misschien. Ik denk er dus niet aan dat ik ook nog moet eten. Maar ik rook mij wel te pletter. Het gaat maar achter elkaar door. Gelukkig heb ik er nog niet aan gedacht om als Vincent de schilder, mij zelf een oor af te snijden. Overigens had va Gogh zich maar een stuk van zijn oor afgesneden. En dat kan ook nog heel goed een ongeluk zijn geweest bijhet scheren. Want de gilet bestond in zijn tijd nog niet. In het gekkenhuis waar hij heeft gewoond, daar heeft men een hoop van zijn werk in de vuilnisbak geflikkerd, zelf gehouden of verpatst. Ik heb thuis een bierviltje, waar zijn naam op staat. Als ik schrijf, dan heb ik soms het gevoel, dat ik dat niet echt zelf doe, maar dat ik daarin word gestuurd. Het lijkt soms dat ergens van ongeveer een meter rechts boven mijn hoofd, aan mij wordt ingefluisterd wat ik opschrijf. Als ik het daarna lees om te weten wat ik nou eigenlijk heb opgeschreven, dan verbaas ik mij soms over de woorden die ik gebruik. Woorden die ik toch niet gebruik en mij ook niet te binnen schieten, als ik met iemand praat. Die worden veranderd. Ik ben geen goeie prater. Ik val dikwijls over mijn eigen woorden. En het kan zelfs gebeuren, dat ik gewoon in slaap val, terwijl ik met iemand praat. Maar zou ik als in het verleden met een eigen tekst op het podium gaan staan, dan hoor ik waarschijnlijk soms weer, die misschien wel, kosmische stemmetjes met hun influisteringen. Ik denk dat dat Nornen zijn. Die worden ook wel schikgodinnen genoemd. In een droom waren dat drie forse vrouwen, van elk wel drie meter lang. Niet mooi, maar wel heel aardig. Die lachten mij in onze huiskeuken vriendelijk toe. Die werd helemaal, tot aan het plafond, met hun aanwezigheid geuuld. Ik zie die Nornen als een soort oermoeders, die mij, en mij niet alleen, altijd willen beschermen en waarschijnlijk ook willen inspireren. Zij hebben invloed op de levensloop van de mensen. Ik steek mijn niet er voor in het vuur, dat dit echt waar is.
Vanmiddag ben ik nog even in de kroeg geweest. Daar dronk ik een glas donker bier en een glas chocomel. Ik zit er meestal met een sportman met mijn rug naar de andere mensen, op het podium voor de muzikanten, te praten en naar buiten te kijken en in de krant te lezen. Drie vrouwen en een stuk of tien mannen zaten aan de bar. Een van die mannen vertelde, dat zijn rijbewijs was ingetrokken. Daar was hij erg kwaad om. Maar hij had gelukkig nog een Europees, rijbewijs. Dat kon niemand hem intrekken. Maar omdat hij al een Nederlands rijbewijs had, is dat Europees rijbewijs in Nederland nu ongeldig. Als hij naar Belgie wil, dan zal hij toch eerst een stuk door Nederland moeten rijden. Als de politie hem daarbij snapt. Dan valt hij in de prijzen. Toen ik vandaag kwam was mijn plaatsje bezet. maar vijf minuten later kwam de sportman naar mij toe en zei: "Collega, je kan weer bij mij komen zitten. Er is nu plaats!" Hij is op vacantie geweest in Venezuelea. Daar heeft als enige blanke man met Venezuelanen op het strand Nieuwjaar gevierd. En hij maakte er honderden foto's tamelijk nette en zeer onnett foto's van vrouwen, met wie hij 14 dagen mee optrok. "Deze zal ik maar niet aan mijn moeder laten zien. Maar die andere foto's daar zal ze niet veel over zeggen." Wij spraken over onze diensttijd in het leger, en hij vertelde mij dat hij gisteren ot vijf uur in de morgen had gedanst met een mooie vrouw uit het buitenland die hij had ontmoet. Hij was smoorverliefd op haar geworden en zij had hem een berichtje gestuurd, omdat zij hem nog eens wilde zien. En haar dochtertje, die wilde ook wel kennis met hem maken. Uit haar land, komen dikwijls zakkenrollers en zwendelaars naar onze contreien om hier hun slag te slaan. Ik hem daar voorzichtig voor gewaarschuwd. Maar hij is na een ontmoeting al totaal verblind door de liefde. Maar zijn lief woont gelukkig in Nederland , is er ingeburgerd en spreekt ook Nederlands, naar het schijnt. Ik ken dat gevoel. Ik heb ook menige keer erg vlug toegehapt. En daardoor voor wie ik de liefste was, in de steek gelaten. En mij door een andere vrouw helemaal laten inpakken. En dat ontaardde tot jalouzie, haat, nijd en achterklap. En zelfs vechtpartijen tussen vrouwen die mij kenden. Er zijn vrouwen, waar ik , al is dat een te groot woord, in stilte verliefd op ben. Maar die weten dat niet. Er zullen ook wel vrouwen zij die iets voor mij willen voelen. Maar die zeggen dat niet. En dat is niet eerlijk, zou Calimero zeggen. Zeg het toch!
Maar nu ga ik slapen.
Groeten van Haras.
|