Ik ben weer terug van te lang weggeweest. Ziekte en zo. Longkanker. Zal wel overgaan. Doet geen pijn en ik heb nog lol. Ondanks chemotherapie en 30 bestralingen Ik ben tegenwoordig soms nog te vinden op ZapLog. Daar schrijf ik tegendraadse stukjes. Voor mijn blog hier heb ik een tegendraads Kerstverhaal.
Al is de hypocriete en vervalste kerstboodschap aan mij zelf niet besteed, ik wens iedereen op deze door de godsdienst gestolen dagen en en een verleden waarin er ooit werd geloofd en gedacht (Mithras en zo) wat nu in het Christendom gangbaar is: Hele mooie dagen, vol geluk liefde vriendschap en innerlijke verlichting.
Ik heb dat verhaal ingekort. Er is dus het een en ander in geschrapt. Ik weet nu hoe ik hier plaatjes bij zou kunnen zetten. Maar ik heb er geen tijd voor en ik ben nu te moe. Daar gaat ie:
Het Kindxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Er was eens een meisje van bijna dertien jaar, met wie de nepkoning in haar land een beetje familie was. De ouders van de ouders, van de ouders van haar ouders, en verder in het verleden, waren vroeger echte koningen. Dat was volgens mensen die er ook woonden, niet zo met de koning die nu, namens de keizer uit een ander land, in het land waar zij nu woonde, eigenlijk maar een beetje, de baas was.
Als andere, oudere meisjes, die soms bij de koning bleven slapen, danste het meisje dat eigenlijk een prinses was, soms voor de koning. En ondertussen dronk de koning dan veel wijn. Dikwijls te veel. De koning gaf haar ook wijn en drankjes, waardoor zij rare dromen kreeg en alles anders ging voelen en zien en geloven, dan het was. Door een zekere Panderra kon de koning haar ook nog laten hypnotiseren en van alles wijs laten maken.
Dank een speling van de natuur, naar zij eerst zelf meende, groeide er daarna, ineens en zomaar, een kindje in haar buik, terwijl zij helemaal niet was getrouwd! Toen zeiden mensen, die haar kenden dat de illusionist Panderra dat kind misschien met zijn toverstok had gemaakt. Maar die had daar geen schuld aan. Dat kwam door de koning! Want die had zaadjes in haar buik gestopt.
Mijnheer Panderra die vroeger soldaat was, eigenlijk alleen maar om andere soldaten te amuseren, verdiende nu zijn kost met goochelen en mensen bedriegen. De koning, die zich dikwijls verveelde, vond het leuk als Panderra maar het paleis kwam om ook voor hem goochelen en voor de gek te houden. Want Panderra kon aan iedereen dingen laten zien die er helemaal niet waren, die niet eens bestonden.
De koning, die dus wel wist hoe de prinses, zwanger was geworden werd bang, dat zijn lievelingszoon hem niet zou kunnen opvolgen, wanneer het kind van de prinses een jongetje zou zijn. En daarom vroeg hij aan Panderra, om haar mee te nemen en haar dood te maken. De koning had al eerder vrouwen in zijn familie en meisjes tegen wie hij eerst lief had gedaan, en zelfs zonen laten vermoorden.
Panderra nam het geld aan dat de koning betaalde om de prinses dood te maken. Maar Panderra wou de prinses die hij heel aardig vond helemaal niet dood maken. Maar hij deed bij de koning, alsof hij dat wel wilde doen. Hij legde de prinses uit, wat er aan de hand was. En hij zei tegen de prinses, die hij best voor zich zelf zou willen houden: De koning wil dat ik u doodmaak. Maar ik zal u op een veilige plek verbergen.
En terwijl hij met de prinses op weg was, bracht hij haar juwelen terug naar de gevaarlijke koning. En ook haar mooie `kleren. Daar had hij bloed van een lammetje op gedaan. En hij gaf haar andere kleren. Maar hij verstopte haar eerst een poosje in een grot. De koning betaalde hem een afgesproken bedrag. Maar dat bloedgeld, dertig munten van de koning, die gaf hij daarna aan de prinses.
Dichter bij de grens met een ander land in het zuiden, zou zij, als dat nodig was, naar dat land kunnen vluchten. Dat land was ook bezet door soldaten van de keizer. Maar daar had die boze nepkoning niks te zeggen.
Panderra kende een oude timmerman, en hij vroeg hem of die met de prinses wilde trouwen. Met een echte prinses trouwen? Nou, dat was wel wat voor die timmerman! Maar toen hij merkte, dat zij zomaar een kindje moest krijgen, wilde hij dat eerst niet doen. Maar Panderra, legde hem uit, dat het kind in de buik van de prinses, later misschien wel koning zou worden. En dat het de wil van de timmerman zijn God was, dat het kind werd geboren en dat zij het zouden houden en groot brengen. En wat God doet is altijd goed.
Jullie huwelijk is maar voor de schone schijn!
Tegen de prinses zei hij.
Je moet dat kindje niet weg laten maken. Al ben ik, wat de mensen ook mogen beweren, niet de vader: Ik heb er wel grote plannen mee. Het is moeilijk uit te leggen. Maar misschien heeft jullie God dat kind via de koning bij jou in de buik gestopt. Dat gebeurde lang geleden ook eens bij de Mithras. Bij hun woont hun God nu in brood en wijn! Hun denkwijze wordt hier graag overgenomen. Maar ook bestreden. Maar op zich is die helemaal niet slecht. Hoe overdreven ook. Er lopen heel wat na-apers rond. Maar jij bent veel te jong om dat allemaal te kunnen begrijpen.
Panderra vertelde daar toch iets over. En toen hij daar klaar mee was zei hij tegen de timmerman: Het Koningschap kan misschien aan hem aan jullie kinderen en hun nakomelingen worden gegeven. Wil jij dan niet voor de vader van een koning spelen? Misschien kan hij later zelfs Caesar, als vergoddelijkte koning van de troon stoten!
Er was in het dorp door grote drukte in herbergen nergens plaats. Want er was een groot volksfeest op komst. Er waren veel soldaten in de grote stad. En die kwamen ook naar de dorpjes rondom voor hun plezier en om daar te kunnen overnachten. En de bezetters hadde ts op touw gezet. Maar Panderra wist een geschikt huis bij het dorpje. In dat dorp, waar nog niemand hen kende ging de prinses met de timmerman het huisje wonen. Panderra kwam af en toe kijken, en hij liet vanaf de heuveltop waar het huis stond, de boel in de gaten houden.
Het meisje speelde soms met andere meisjes uit het dorp. En zij vertelde hun, dat zij eigenlijk een prinses was die had moeten vluchten voor de akelige koning. En dat haar kind was voorbestemd om ooit koning te worden. Niet verder vertellen hoor!.
Maar het werd toch rond gebazuind.
Kinderen uit het dorp kwamen bij het huisje mooie liedjes zingen toen het kindje was geboren. Die klonken als engelengezang.
En op weg naar huis, vertelden aan herders, die zij tegenkwamen:
- - - Het is een koningskind!
Zij en andere bezoekers trokken er zich niks van aan dat het stalhuis van de prinses een vies huis was en dat het er stonk. Want huisdieren, die maar raak poepten, liepen er in en uit. Maar zo was het bij hun thuis meestal ook.
De kinderen brachten geschenkjes mee voor de prinses en haar kindje. En herders aan wie de kinderen over het kindje bij de arme mensen hadden verteld, brachten wol en melk van schapen mee.
De prinses had nog geen wiegje voor haar kind. Want het was eigenlijk te vroeg geboren. Daarom had de vroedvrouw het in warme doeken gewikkeld en het op hooi en stro zolang in de voerbak van de os gelegd. En samen met een van de ezels, die bij het huis rondliepen, hield de os het kind in zijn primitieve couveuse, warm met zijn grasadem.
Omdat kinderen met wie de prinses had gespeeld, toch aan herders en aan mensen in het dorp hadden verteld, dat het kind van de vrouw, boven op de heuvel eigenlijk een koningskind was, en de arme vrouw een prinses, werden de mensen nieuwsgierig. En bijna allemaal kwamen ze naar het kindje kijken. En zij brachten eten, hout om te stoken, een wieg, heel veel wijn en allerlei andere dingen mee.
En er werd feest gevierd. Om de mensen die op het feest waren te amuseren, deed Panderra goocheltrucjes. En hij toverde ook nog een mooie illusie voor.
Het kindje, was helemaal niet mooi. Maar toch riepen vrouwen Aaah en Ooooh! Wat een mooi kind! Wat een schatje! En de waarzegster van het dorp, vertelde aan zijn moeder en aan de mensen, het een bijzonder kind was. Daar zou de wereld later nog heel veel van horen. Maar dat deed zij bij altijd, maar vooral bij pas g boren kinderen die normaal uizagen. Omdat het donkere kindje met gemengd bloed dat nog veel te klein was, zo lelijk was en anders uitzag, liet zij niet merken, dat zij toch aan haar mooie woorden twijfelde. Maar zij dacht bij zich zelf: De meeste mensen laten een dergelijk kind dood gaan of ruilen het stiekem om!
Toevallig kwamen er daarna in een karavaan, uit het oosten drie mannen, die elkaar onderweg hadden ontmoet en die handel dreven, door het dorp. Zij hadden al veel van de wereld gezien en waren erg slim en heel wijs. Zij wilden er een poos uitrusten, voor zij om hun spullen te verkopen naar de stad zouden trekken.
Nadat zij in het badhuis het stof van de woestijn van zich af hadden gewassen en andere kleren hadden aan getrokken, en een naar een onderkomen zochten, hoorden ook zij, dat er in de buurt een koningskind geboren was. Zij roken goede handel en wilden graag weten in welk huis dat kind woonde.
- - - Al zijn de ouders arm, als dat kind eenmaal koning is, dan kunnen wij er voor onze handel, veel profijt van hebben, meenden zij.
Kijk, heren. Het is in een van die huizen op de berg. Ziet U bij dat rijtje boven de berg die grote ster. En het huisje waar de ster vlak boven lijkt te staan? Als u nou hier gaat staan, wat meer naar links, dan kunt u het beter zien.
Wij zullen die ster wel volgen!
Door de dieren die nog altijd het stalhuis in en uitliepen en er zelfs wat lieten vallen, stonk nog altijd in het huis van de prinses.
En daarom verkochten de handelaars aan de prinses voor een zacht prijsje, wat wierook en mirre, om haar huis lekkerder te laten ruiken. Dat wilde de prinses per se zelf betalen. Zij kreeg zomaar, helemaal voor niks een mooie halsketting. En ook nog een armband en een ring van echt nepgoud: Sieraden horen bij een prinses. Ook al zijn ze niet altijd echt; zeiden de sluwe handelaars, die toch wel eerlijk waren.
De prinses was er blij mee. Dat ziet toch niemand er aan af zei ze. Hartstikke bedankt!
Had haar beschermer Pandorra immers niet alles wat zij eerst had, terug gebracht naar het paleis van de akelige koning?
De koning kwam er achter, dat de prinses toch niet dood was gemaakt en dat zij daarbij ook nog een kindje had! Hij stuurde gemene mannen naar het dorpje om haar kind te vermoorden. En als dat kon, ook de prinses. Maar Panderra, die hen beschermde, en hun altijd vertelde wat zij het beste konden doen, kwam dat al vlug te weten. Daarom reisde hij in een karavaan met de familie naar het buurland bij de zuidgrens. Daar was het veiliger dan waar zij nu woonden.
Niet lang daarna, ging de nare koning dood, en toen gingen de prinses haar man en het kind terug naar hun eigen land. Zij gingen midden in het land in een ander dorp wonen dan eerst. Dat was nog kleiner, dan het dorp waar zij hadden gewoond.
Daar komt nog geen goeie hond vandaan! zei over dat roddeldorp.
Voor zij terug waren in hun land, had Panderra aan het jongetje al heel wat goocheltrucjes geleerd. Hij kon, tot verbazing van andere kinderen, vogeltjes van klei laten wegvliegen. Maar in werkelijkheid waren dat de vogeltjes van zijn moeder. Maar als zijn echte vader speelde hij graag de baas en hij kon soms heel gemeen zijn voor zijn vriendjes.
Toen de jongen een jaar of twaalf, dertien was, kwam Panderra hem bij zijn moeder weghalen om zijn opvoeding te voltooien. Zijn broertjes en zijn zusjes, waren daar wel blij om. Want hij was erg lastig en brutaal. Panderra nam hem mee naar het buurland. Daar leerde hij nog meer dan Panderra daar over wist, van alles over magie en geheime kennis.
Toen de jongen als een man terug kwam in zijn land, voelde hij er niet veel voor, om net als zijn gestorven stiefvader en zijn broers, ook timmerman te worden. Hij was trouwens nogal onhandig en sloeg vaak met de hamer op zijn duim.
Zijn jongere broers en zussen ergerden zich er aan, dat hij de hele dag zat te schrijven over wat hij dacht. Hij is gek geleerd! zeiden die. Hij had veel geleerd over het Goddelijke van Mithras en wat mensen van andere godsdiensten geloofden. Daar kon hij wel iets van gaan gebruiken. Wat hij ook daaruit had opgeschreven dat stopte hij in oude wijn kruiken. Die maakte hij goed dicht. En die ging hij in grotten verstoppen.
Koning worden, dat wilde hij nog niet. Ook al kende hij mensen, die hem daarbij een handje wilden helpen. Het had er over nagedacht, maar hij vond er niks aan! Hij bleef liever arm en als de vogeltjes, voor welke God altijd zorgt. Hij ging een poos in de woestijn wonen, en daar brachten mensen die hem kenden en bezorgd waren hem eten en drinken.
Hij gaf aan zich zelf de opdracht om een rondzwervende prediker te worden.
Hij wilde wat de mensen geloofden en dachten, en regels in zijn land en de wereld veranderen. Dat was voor hem trouwens ook veel prettiger, dan koning te spelen en voor zijn dagelijks brood te moeten werken. Wat hij allemaal zei deed, en hoe het verder met hem ging, dat is een ander verhaal!
Haras Mormolus.
|