De kolenkachel straalt behaaglijk de huiskamer in zomerklimaat waar grootvader zijn uiltje knapt terwijl de kat een walnoot gapt die hij over het vloerkleed slaat
kerstkoekjes in de dennenboom besneeuwd met suikervlokjes schommelen aan een felrood lint tussen de kaarsen; crèmegetint en tingelende tere klokjes
de platenspeler krast versleten een oude versie van Stille Nacht waarna een zuivere knapenstem zingt over het Kind in Betlehem dat zolang al werd verwacht
uit de keuken drijven geuren van zoete spijs en wildgebraad verwachtingsvol tot watertanden de kleintjes wassen braaf hun handen als de kerkklok zessen slaat
vader vertelt het kerstverhaal zijn stem beeft licht bewogen en als ieder zich rond tafel zet smeekt moeder in een zacht gebed voor armlastigen Zijn mededogen
die sfeer van Kerstmis is vergleden - naar de herinnering gedwaald - in overdreven luxe vertoon dat eigenlijk toch heel gewoon een knagend leeg gevoel vertaalt.