waar is die tijd gebleven toen we onze naam nog met potlood schreven met griffels schreven we op een lei de strenge juf namen we erbij er is niet eentje aan ons blijven kleven
natte kousen konden ons niet deren we konden ons daar tegen verweren met een muts en handschoenen konden we de tegels boenen en we aten lekkere gestoofde peren
met een warme baksteen naar bed we waren met de winter opgezet op klompen gingen we glijden wat waren dat betere tijden op de drukte op de weg werd niet gelet
als we vroeger keken naar buiten zagen we ijspegels tegen de ruiten de kachel brandde de ganse nacht we hadden het lekker warm door de dag we waren toen nog kleine guiten
we gaan met zijn allen de winter tegemoet dat geeft ons weer meer moed want vriezen is beter dan regen daar kunnen we beter tegen ik hoop met veel spoed
zij haalde net geen vijftig jaar de dokters kregen de operatie niet klaar een tumor ontnam haar het leven alleen wat as is er overgebleven al die hoop was niet waar
hij had zijn leven lang goed geleefd en vele vacanties beleefd maar nu was hij gepensioneerd en hij daaruit geleerd dat er geen geld meer aan zijn vingers kleeft
¨¨¨¨¨¨¨¨ hij werkte van 's morgens vroeg tot 's avonds laat maar het had hem niet gebaat de financiële instelling was gekomen en had hem al zijn geld ontnomen nu leefde hij op straat
ze hadden op die straat stenen gelegd men had hen nog zo gezegd dat dat gevaarlijk was ze waren er niet mee in hun sas maar men had zich er bij neergelegd