zijn kleren waren tot op de draad versleten hij had al dagenlang niet gegeten hij woonde in een krot en leefde van het overschot dat iemand in de vuilbak had gesmeten
hij kon het niet laten om haar te slaan zij dacht : het zal wel overgaan maar op een dag nam zij de benen en stampte eerst goed tegen zijn schenen nu kon hij alleen zijn mannetje staan