In Santa Marina ontbijten we in de bar, lopen op de N-632 tot Ballota, volgen het pad rechts van de weg naar de barranca, stijgen door bossen, op smalle meestal dichtgegroeide padjes, het is nat en de insecten zijn zeer actief. In Tablizo bij de eerste huizen gaan we verder omhoog en komen weer uit op de N-632 en volgen de weg tussen de heuvels. In Cadavedo, een leuke plaats in het meest landelijke deel van Asturië, stoppen we aan een bar om iets te eten, op mooie natuurpaden lopen we terug door een prachtig bos, aan de rotonde in Querúas komen we in tegenovergestelde richting, de eerste Vlaming tegen die reeds drie maanden op stap is. In Canero steken we de rivier Esva over, en komen aan Hotel CANERO, gelegen tussen Queruás en La Caroyas, vroeger was dit hotel niet gekend omdat het niet op de camino lag, het is een prachtig hotel met restaurant en mooie kamers, naast de rivier Esva, langs de achterkant een pad ongeveer 300 meter naar een van de mooiste stranden, de Playa de la Cueva, een zand- en kiezelstrand, waar de rivier Esva uitmondt. Een bosrijke omgeving rond de rivier en het strand, een ideale plek voor pelgrims en vissers, waar wij uiteraard ook overnachten, na een korte etappe.
Langs de achterkant verlaten we het hotel, het is zeer rustig en ideaal wandelweer, door een mooi stukje natuur lopen we omhoog naar de N-634, zien een gans andere etappe, de heuvels zijn nog in de verte te zien. Na enkele dorpjes, dalen we de trappen af naar Luarca een van de meest karakteristieke kustplaatsjes in het westen van Asturia, een stad die zijn naam te danken heeft aan de zee en de visserij, het is een van de belangrijkste historische havens, tegenover de kerk stond een pelgrimshospitium. We komen de stad binnen door de puerta de la Villa, die de toegangspoort was tot de 19e eeuw, we genieten op een gezellig terras van deze interessante kustplaats. Door smalle straatjes klimmen we uit het dal, steigen en dalen door talrijke dorpjes, dwarsen wegenwerken en komen in Villapedre, stoppen aan een bar waar we uitrusten, passeren langs een romaanse Santiagokerk, een godshuis uit de 13e eeuw Op natuurpaden volgen we de gele pijlen, op een hoger gelegen weg door een dorp met veel veeboerderijen, langs grote maisvelden, komen aan een groot kerkhof en dalen af naar Navia, dit stadje kijkt uit over de monding van de grootste en belangrijkst ria van Asturië, al sinds de oudheid moeten alle pelgrims door deze plaats. In het pension CANTABRICO boeken we een overnachting, met ernaast een bar voor een lekkere menu del dia. Het was terug een zware lange dag.
Over de Rio El Espín verlaten we dit stadje, lopen door een eenzaam landelijk gebied zonder al te grote hoogteverschillen, in Parilla stoppen we aan een hotel om te ontbijten, door dorpjes lopen we verder, langs een pad omlaag naar de N-634. Op de historische weg lopen we omlaag naar een brug over de rivier de Porcia, en zien een Caminopaaltje met twee mogelijkheden om in Ribadeo te komen, we nemen een variante die voorbij het kustplaatsje Tapia de Casariego gaat, onderweg aan een plaatselijk cafè op een terras, houden we halt bij andere pelgrims. In Tapia de Casariego bevalt het ons niet om te blijven, een hotel of pension, alles is hier veel te duur en besluiten verder te stappen. Na diverse kruisingen komen we terug op de route, lopen op een smal voetpad door struikgewas, langs een mooie camping, passeren grote maisvelden, de zee, langs het strand waar het superdruk is, en stappen verder richting Figueras. Er zijn twee varianten naar Ribadeo, rechtstreeks via de moderne brug, of de veerdienst, we nemen de boot. Via trappen naar beneden komen we aan de rivieroever, na ongeveer 20 minuten zijn we in Ribadeo, in Galicië. Het is zeven uur als we toekomen, we vinden een Hostal Galicia, dit was een lange zware dag.
Al vanaf de 12e eeuw was Ribadeo een belangrijk centrum voor de visserij en de handel aan een van de breedste riviermondingen van de Golf van Biskaje, een van de meest reële gevaren die de middeleeuwse pelgrims moesten trotseren was de oversteek per boot. In Ribadeo verlaat de Camino del Norte voor altijd de kust. We bevinden ons in de provincie Lugo, hier in Galicë wijzen de schelpen op de Caminopaaltjes de andere kant op dan in Asturië, waar de strepen naartoe wijzen is de juiste richting dus niet het dichte gedeelte. In het eerste dorp vinden we een bar om te ontbijten, we lopen in het meest onbekende deel van Galicië, door weiden, bossen, dorpjes en gehuchten, waar niemand lijkt te wonen, het is stijgen en dalen over de heuvels. In San Xusto is het kerkje genoemd door de Fransman Manier in 1726, we zien we een paar huizen en een bar, stoppen om wat uit te rusten en om nog iets te eten, stappen verder, volgen een pad naar links met een steile klim door een prachtig bos, terug naar beneden komen we in Lourenzá. We bezoeken het benedictijnen klooster van San Salvador, een gebouw in barokstijl van meer dan duizend jaar oud, waar de eerste pelgrims onderdak kregen, we vinden een slaapplaats in pension REGO.
Na ons ontbijt in de bar lopen we een sterk stijgende weg omhoog, boven doorheen een dorpje terug naar omlaag, het is stijgen en dalen op smalle paadjes door de natuur. Aan het volgende dorp moeten we onder een hórreo door en komen terug op een weg met een korte steile helling, we moeten nu eenmaal over de berg om in het dal van Brea uit te komen waaruit het dorp Mondeñedo oprijst. Dit is een van de zeven vroegere hoofdsteden in Galicië, een van de monumentale en historische plaatsen van de provincie Lugo, we bezoeken de kathedraal van Santa Maria, van oorsprong romaans, de hele plaats met zijn granieten straatjes is precies als een openluchtmuseum, waar we ook genieten op een terras. We zorgen voor voldoende water, en beginnen de volgende klim, een lang en uitgestrekt stuk omhoog en genieten van de prachtige berglandschappen, met af en toe een mooi dorpje beneden dat opvalt in de zon. In Lousada, een dorpje met enkel een paar boerderijen, komen we langs een oude kalkoven en de ruïnes van een marmerfabriek, we verlaten de weg en volgen links een natuurpad, waarna terug een zware klim tot meer dan 600 meter. We dwarsen wegenwerken, en maken een kleine afdaling naar Gontán, waar we overnachten in een vernieuwd pension met bar DA FEIRA. Het was een super zware dag maar heel mooi, en opnieuw prachtig weer.
In de bar is er enkel koffie, zonder ontbijt vertrekken we rond acht uur in volle zon, we lopen op een vlak landschap met weidegronden, af en toe een heuvel door een bos of een meertje, de heuvels worden minder geprononceerd en lopen op een hoogte van ongeveer 500 meter. In Abadín nemen we een weggetje in de richting van de kerk uit de 12e eeuw, aan een bos is er een omleiding, in het volgende dorp komen we op de N-634, en stoppen aan een bar. We kruisen deze weg en beginnen de afdaling naar een dal, lopen door bossen, komen aan de Ponte Vella en steken de rivier over, aan het volgende dorp passeren we de kerk van Santiago met een neogotisch kerkhof. We wandelen over de lange brug, volgen een natuurpad en komen in Vilalba, de laatste grote stad langs de Camino de la Costa, voor de aankomst in Santiago, een plaats met veel winkels en nog wat monumentale gebouwen zoals de torre de los Andrade uit de 15e eeuw, de kerk van Santa Maria, een godshuis uit de 19e eeuw dat uitkijkt op het grootste plein in de oude stad. We overnachen in Hostal ANDURIÑA, vandaag is het feest van de heilige Apostel Jacobus, patroonheilige van Spanje.
Het Hostal (slechte bedden) is gelegen op het einde van de hoofdstraat, na ons ontbijt in een nabijgelegen bar, is het terug de gele pijlen opzoeken wat niet zo goed meevalt, er zijn haast geen hoogteverschillen, behalve voor het oversteken van diverse beken die door de streek stromen. We steken de brug de puente Rodriguez over, een historische oeververbinding en zien bewijzen dat hier vroeger een koninklijke weg liep, waaronder een mooi kruisbeeld dat de grens aangeeft met de Camino de Santiago. Langs boerderijen lopen we verderop, hier zien we dat landbouw en veeteelt de bovenhand voeren, wat bijdraagt tot het behoud van de oorspronkelijke tradities van het plattelandsleven in Galicië. We komen uit op de N-634 ter hoogte van de kerk, en zien een neogotische begraafplaats, met in de buurt een Romeinse mijlpaal, we lopen tot het volgend dorpje met alleen wat huisjes, en een tienda met bar waar we een rustpost houden. We komen in Baamonde een klein dorp op een strategische kruising, stoppen aan de mooie alberque met een grote binnenplaats, waar er een heel gastvrije sfeer heerst, ernaast een bar waar het heel druk is, voor een zeer lekker menu del dia gaan we naar een druk bezocht restaurant langs de N-IV.
We ontbijten in de bar naast de alberque, lopen naar de rotonde en nemen de N-VI in de richting A Coruña, we passeren de kerk van Calvario, een prachtige romaanse kerk uit de 12e en 13e eeuw, na ongeveer 3 km naar rechts over de spoorweg, verder over de rivier, en wandelen terug door prachtige natuur. We lopen op mooie weggetjes door kleine dorpjes met Galicische huizen en diverse hórreos, maar geen voorzieningen, de bevolking is er heel vriendelijk, we komen in Miraz waar een alberque is met ernaast een bar voor een drankje, en stoppen voor een korte rust. We zetten onze tocht verder, komen aan de eerste van de drie cols, waar we overheen moeten, de Alto de Mamoa, waardoor we dicht bij het dak van de Camino de la Costa komen, passeren nog een dorpje zonder voorzieningen en even voor de grens met de provincie A Coruña komen we op een hoogte van 710 meter, het hoogste punt van de hele route langs de kust. Na nergens een restaurant of winkel, komen we in Mesón, deze plaats doet zijn naam eer aan, eindelijk een bar om iets te eten, de eerste en de laatste op deze etappe, we volgen het natuurpad rechts, dalen terug tot op 500 meter, komen op de weg en volgen de pijlen naar het cisterciënzerklooster van Santa Maria de Sobrado, de monniken bieden pelgrims naar Santiago al eeuwenlang onderdak, het bewijs daarvan is het kloosterhof van de Pelgrims. Het is er overal erg druk, ook om in te schrijven, de alberque is in de voormalige paardenstallen van het klooster. Het was een hele lange zware etappe.
In het cafetaria rechtover het monasterio, is het aanschuiven voor ons ontbijt, heel veel jonge spanjaarden starten hier hun camino. Vanaf het klooster lopen we naar het plein, en volgen een grintweg naar links door de natuur, op de weg passeren we enkele dorpjes maar zonder voorzieningen. Lopen door Corredoiras, een kruispunt van wegen met diverse eethuisjes, we komen het dorp Boimorto binnen over de AC-234 met winkels en bars, waar we rustig iets kunnen eten. Aan het einde van het dorp kunnen we kiezen uit twee mogelijkheden, we volgen de weg rechtstreeks naar Arzúa, lopen door een vlak landschap met maisvelden en weilanden. Arzúa is een moderne plaats met weinig bezienswaardigheden op het gebied van architectuur, maar met veel voorzieningen voor de pelgrim, hier komen we op de camino Francés en zien een stroom pelgrims toekomen, we lopen door het centrum, naar de prive alberque LOS COMINANTES, hier is er veel keuze uit restaurantjes. In Arzúa zijn nog ruïnes van een augustijnenklooster gewijd aan Magdalena waar de pelgrims in de middeleeuwen terecht konden.
Om weer op de Camino terecht te komen moeten we een stukje teruglopen en kunnen de pijlen weer oppakken, twee jaar geleden hebben we vanaf Arzúa dezelfde etappes gelopen, toen op de Camino Francés, deze twee Caminos lopen hier nu samen, waardoor het heel druk is, de stilte van de noordelijke route zijn we helemaal kwijt. We verlaten de N-547 op een pad door de natuur, diverse huisjes en restaurantjes markeren de top van de berg, de col van Santa Irene. Op de rijksweg stoppen we aan een bar om iets te eten, hier zien we Etienne van Wontergem uit Beernem van het Vlaams Genootschap van Compostela, die voor de 18e keer de Camino Francés loopt, nu vanaf Burgos met zijn kleinkinderen mee. We komen in Pedrouzo, het dorp ligt rond de rijksweg en heeft evenveel voorzieningen als een grote stad, langs het vliegveld van Labacolla, volgen we het wandelpad, in San Paio, rusten we in een mooie bar, met een frisse pint bij onze spaanse vriendinnen. In het plaatsje Labacolla, dat net zo heet als het riviertje, wasten de pelgrims vroeger hun kleren en gehavende lichamen zodat ze zich een beetje ordentelijk aan de apostel konden vertonen, we passeren pension A CONCHA met avondeten en ontbijt, en houden hier op, bij het avondeten maken we kennis met drie Vlamingen, iemand uit Wetteren, vertrokken uit zijn woonplaats, bijna 3 maanden op stap, met twee pelgrims uit Zottegem, die hij onderweg heeft leren kennen.
Het was hier rustig om te slapen, na ons ontbijt beginnen we aan onze laatste etappe naar Santiago de Compostela, nog ongeveer 11 km en het eindpunt is bereikt, we passeren het dorp San Marcos en komen in Monte do Gozo. Vanaf de top van deze berg die uitkijkt over de hoofdstad van Galicië zagen de pelgrims voor het eerst de heilige stad, ze vielen op hun knieën en zongen al snikkend dankliederen voor hun veilige en behouden aankomst na hun gevaarlijke reis. Sommige bleven hier overnachten, zodat ze de de volgende morgen op tijd zouden zijn voor de hoogmis, anderen konden de spanning niet aan en gingen door. Vandaag de dag is de Monte do Gozo een groot centrum voor toeristen, congressen en studiereizen zonder ook maar enige aantrekkingskracht voor de echte pelgrim naar Santiago Nog ongeveer vier km van ons einddoel Compostela, rond 10.30 uur komen we aan de kathedraal, onze Credencial gaan we afstempelen in het Pelgrims Office, en ontvangen ons Capitulum, halen ook nog wat informatie, in het Seminario Mayor reserveren we een overnachting, en genieten van een lekkere menu del dia. Nog wat genieten van het prachtig weer op een terras, onze spaanse vriendinnen wachten ons op en nemen afscheid. De Camino del Norte is de mooiste, maar ook de zwaarste, 31 dagen hebben we gestapt, en er toffe vrienden gemaakt. Om 16,45 nemen we de bus naar Muxia, morgen stappen we naar Finisterra.
Muxia is een kustplaats en gemeente in de provincie A Coruña, in het noordwesten van Spanje, het is een van de laatste bestemmingen voor pelgrims op de Jacobsweg. Muxia staat bekend om zijn spectaculaire stranden, in de winter zijn er hier de noord-west stormen die van Zuid-Ierland met hoge golfslag inbeuken op de kust. Het heeft een actieve visserij, vroeger waren er 40 vissersboten actief, nu nog 18. Muxia maakt deel uit van de Costa de la Muerte (Kust van de dood), kreeg deze naam vanwege het groot aantal scheepswrakken langs de rotsachtige kust, jaarlijks sterven er 2 à 3 vissers op zee door de hevige stormen en de onzichtbare rotsen onder zee. De zon schijnt reeds volop wanneer we vertrekken uit het Hostal LA CRUZ vlak aan zee, volgen de pijl naar de alberque, op de grond staan er twee pijlen, naar Muxia en naar Finisterre. We wandelen op het voetpad langs de weg naast de zee, waar zeewier ligt te drogen, mensen zonder werk gaan het oosten in zee wanneer het eb is, om het later te verkopen voor de cosmetica. Op een grintweg lopen we door het berglandschap, en genieten van onze laatste tocht, halverwege in As Liras de enige bar onderweg, kunnen we eten. We lopen over de heuvels door de prachtige natuur, tot in Finisterre... waarvan men zegde dat daar het einde van de aarde was. Het was terug een zware, lastige etappe, we overnachten in Pension CASA LONCHA, morgen genieten we hier van de zee en van de lekkere vis. Donderdagmorgen nemen we de bus terug naar Santiago, vrijdag met het vliegtuig vanuit Santiago, via Barcelona naar Brussel.