de actieve 60 plusser Begin te lezen van 1st verhaaltje !
26-02-2016
PORTRETTENTREKKEN
Aan alle dames, die zich vroeger moeiteloos in een maatje 38 konden persen en die nu na het opstapelen van al het overgangsvet, thuis, met enige tegenzin, alleen nog maar een passend ensemble in maat 42 tot 44 kunnen vinden, geef ik één gouden raad: Kom naar Tenerife! Laat jullie echter hier ter plaatse niet ontmoedigen als jullie in de strandboetiekjes plots, bij de aankoop van een nieuw badpak of bikini, jezelf in de maten 46 tot 50 moeten wurmen om alle ouderdomsuitstulpingen te kunnen camoufleren. Ik kan jullie verzekeren dat de Spaanse maatjes extra klein uitvallen en dat jullie gebruikelijke S/M hier wel ineens een XL of een XXL blijkt te zijn. Eens in het hotel of huurappartement kunnen jullie slinks de schaar in deze treiter- maatlabel zetten. Punt één, zo worden jullie niet dagelijks opnieuw aan die olifantenmaat herinnerd en punt twee, jullie kunnen tegenover iedereen (meestal je man) schaamteloos liegen dat dit maatje 40 jullie beeldig staat. Als jullie dan nog met de extra kilo’s, letterlijk en figuurlijk, in de maag zitten, zet jullie dan op één van de terrasjes van Los Cristianos en aanschouw de toeristendefilé op de wandelpromenade..
Zoek een mooi strategisch plaatsje uit, bestel net zoals manlief en ik, een supergekoelde mojito of een sangria met een bordje gefrituurde inktvis en het portrettentrekken kan beginnen.
Het eerste echtpaar dat tussen de voorkuierende toeristenmeute aangewaggeld komt, trekt onmiddellijk de aandacht. Zij, een goedgevulde Duitse chocoladekleurige seniorenvrouw, draagt een vleeskleurige spannende legging met een bruine bloes die in laagjes over de borsten en buik gedrapeerd is. Zij lijkt op een uitvergrote bruine chocolade Tartufo ijsbonbon met een naakt onderstel. Zij heeft een enorme bos witgeel haar, dat als gepofte popcorn rond haar oren krult. Haar kalende echtgenoot, die blijkbaar van dezelfde keuken eet, loopt wiebelend naast haar. Zijn leven tussen worst, Wiener Schnitsel en bier hebben er voor gezorgd dat hij in enkele huwelijksjaren, fysiek verdubbeld is. Zijn armen zwieren in grote accolades rond zijn Hulkachtige lichaam. Zijn nekpartij is volledig verdwenen, zodat het lijkt dat vroeger, bij het ineenzetten van zijn lichaamdelen er een kapitale fout gemaakt werd. Het koppel laat zich naast ons aan een terrastafeltje neerploffen en bestellen ieder een gigantisch grote ijscoupe met slagroom.
Daar komen de volgende slachtoffers al aangewandeld. De eerlijkheid gebiedt, dat ik jullie moet vertellen dat niet alleen oudere dikke gepensioneerde mensen over de dijk struinen, maar ook heel jonge vol getatoeëerde moddervette exemplaren. Dit zijn meestal Engelsen die, dag in dag uit, de supergoedkope English Breakfasts als lunch verorberen. Zij zijn meestal zo uitgelaten dat ze zich hier van hun permanente regenkleding kunnen bevrijden en hun blauwe en zwarte inktcreaties eindelijk aan de wereld kunnen laten bewonderen. Ze lopen continu met enkel het bikinitopje of in bloot bovenlijf met minuscule shorts op de strandpromenade te paraderen. Nu is, in deze gevallen, paraderen niet exact het juiste woordgebruik, want je wordt nog net niet zeeziek als je die blubberende volgetekende massa aan je voorbij ziet waggelen. Ze nemen selfie’s van hun voorkant en foto’s van hun achterkant, zodat ze straks terug thuis, tussen de striemende regenbuien door hun “mannekesblad”resultaat, dat meestal onder lagen kleding verborgen blijft, eindelijk aan vrienden en familie kunnen laten zien.
Aan de rechterkant komt er een fors dametje aangestapt. Ze is uiterst pezig en mager en haar gerimpeld gezicht is door een overdosis zon gelooid als de huid van een schildpadkop. Haar kapsel is knalrood geverfd alsof haar kapper er een uitslaand brandje niet heeft kunnen blussen. Het haar piekt alle kanten op en lijkt net op een ontplofte verkeerslichtrode badmuts. Het vloekt ontzettend bij haar fluo- groene topje en strak gespannen roze glimmende sportbroekje. De obers, die voor het terras staan en met de menukaart in de hand, proberen klanten binnen te lokken worden door haar in het Russisch uitgefoeterd. Zij loopt recht af op een van de tegenovergestelde richting komende man. Zijn lichaam is zo rond als een eikenhouten wijnton. Aan zijn kegelrode geaderde neus is te zien dat niet alleen wijn maar tevens liters wodka zijn lichaam gepasseerd zijn. Hij draagt een pet met de geborduurde “Tenerife” tekst en een T-shirt met Russische tekens. Rond zijn hals hangt een voorhistorische grote camera. Hij kijkt wat geërgerd want bijna werd hij door zijn Matroesjka betrapt toen hij zijn supergrote telelens op het strand focuste op een reetveter billen- en twee monokinizonnende tienermeisjes.
Als je zo’n klein uurtje alle figuranten voor de film “La grande Bouffe” op de strandpromenade ziet voorbij waggelen, dan krijgt je idee over je eigen lichaam, zonder veel te moeilijke en vermoeiende fitnessoefeningen, een geweldige boost. Onze mojito is leeggedronken en onze chopito’s opgegeten en net als we de rekening willen vragen komt er een tros Italiaanse senioren aangeslenterd. Ze kwetteren allemaal tegelijk. De a’s en de i’s stuiteren over de dijk alsof je naar een veel te druk zondagnamiddag programma op de Rai zit te staren. De mannen dragen lange witte linnen- of net geperste jeansbroeken op glanzende schoenen die de zon reflecteren. Hun pastelkleurige hemden met lange mouwen zijn tot aan de ellebogen netjes opgerold, hun hemdkraagjes staan recht omhoog. Over hun schouders bungelt een kasmieren truitje waarvan de mouwen voor de borst naar beneden hangen. De dames komen net onder de droogkap van de hotelkapper vandaan. De wind krijgt geen vat op de gestileerde en vol lak gespoten haartjes. Zij zijn lichtjes overdressed. Zij pronken met oorbellen, halssnoeren en armbanden op hun chiffon merknaamjurken. Zij taxeren de terrasjes met een hautaine blik alsof ze naar de etalages van een veel te dure Milanese winkelstraat kijken. Een vleug zoete parfum mengt zich met de geur van vet gebakken spek en boontjes in tomatensaus.
Ik zucht, van zoveel gratie en allure dondert je zelfbeeld onmiddellijk terug naar af. We betalen de ober en ik licht mijn XL billen uit de natgezwete terraszetel. Het lijkt alsof ik in mijn broek gepiest heb. Ik fatsoeneer mijn volledig geplisseerde pijpen van mijn witte short en trek het veelkleurig topje naar beneden over mijn volslank buikje. Hmm, hmm laat ons zeggen mijn ‘goedleven- buik’. Hand in hand slenteren manlief en ik terug richting auto. Als we voorbij de volgende terrasjes kuieren, voel je de blikken, van de andere portrettentrekkers, als laserstralen over ons heengaan. A penny for your thoughts! Wat zouden deze mensen allemaal denken van deze twee weldoorvoede Vlamingen?
Sim, buikje rond gegeten te Los Cristianos, 26 februari 2016
Ieder jaar opnieuw gaan we met 3 bevriende echtparen overwinteren op Tenerife.
Eerst vertrekken wij en twee weekjes later komt het eerste echtpaar, Rien en Nicky, ons achterna. Het zijn twee krasse tachtigers, die qua uiterlijk en innerlijk nog veel jongelui achter zich kunnen laten. Je zou er prompt voor willen tekenen om op deze manier oud te kunnen worden. Ze huren, net als wij, een appartement aan de zuidkust van Tenerife, zij met zicht op zee en een verwarmd zoutwater zwembad voor de deur en wij met zicht op één van de drie zwembaden in ons condominium. Wij overwinteren aan de Costa del Silencio, die helemaal niet overal verloederd is, zoals de truttenbol ‘would be’ journaliste Annemie Struyf de Vlaamse televisiekijkers wou doen geloven. Wij betalen tevens geen woeker huurprijzen en Belgische menuprijzen zoals bij het door haar getoonde Westhaven Bay, maar proberen alle gezellige terrasjes en restaurantjes in de ganse omgeving uit.
Veertien dagen later arriveren Klaas en Laurentien. Zij prefereren om zich een maandje in een hotel in Playa de Las Americas te laten verwennen. Met de auto is het juist een tiental minuutjes rijden naar elkaar. We komen dan ook geregeld samen om te wandelen, te lunchen of voor gezamenlijke tochtjes met de auto te maken.
Maar ons groepje veroudert en er is zo’n spreekwoord dat ‘een ezel eerst aan oren en poten verslijt’. De drie vriendinnen zijn het er ondertussen dik over eens dat wij met drie ezels op reis zijn. Onze mannen zijn alle drie hardhorend en dat brengt natuurlijk de nodige spanningen met zich mee. Klaas draagt zijn hoorapparaten alle dagen van ’s morgens tot ’s avonds, maar presteert nog steeds de helft van de conversatie niet mee te hebben. Manlief zou zijn hoorapparaten ook elke dag moeten dragen, maar zegt dat hij zulke kriebel in zijn oren krijgt, zodat hij ze niet in kan houden. Tevens beweert hij, dat hij alles moeiteloos verstaat, maar dat niet alleen ik, maar ook alle vrienden en kennissen binnensmonds praten of fezelen. Zijn hoorapparaten gaan dus alleen ’s avonds in om de nieuwslezer op de televisie te verstaan. Sommige programma’s moeten dan, zelfs met de hoorapparaten in, met 888 teletekst ondertiteld worden. Hoe kan je manlief dan mogelijkerwijs au serieus nemen als hij blijft beweren dat hij alles klankklaar verstaat?? Oeverloze discussies bracht dit al met zich mee, manlief hoort dingen, die ik niet zeg, antwoordt op totaal niet gestelde vragen en hoort dingen niet, die ik wel zeg. Rien is nog een soort apart, die hoort volgens eigen zeggen blijkbaar alles nog zonder hulpstukken, maar geeft gewoon geen aandacht meer en reageert alleen nog op dingen die hij wil horen. We zijn er echter van overtuigd dat zijn hamertje ook al lang niet meer tegen zijn aambeeld trilt. Gelukkig zien de drie vriendinnen elkaar geregeld en kunnen wij bij elkaar stoom afblazen alvorens de damesergernis te hoge toppen scheert. Ik geef toe dat wij, de drie vriendinnen, misschien ook minder leuke kantjes hebben, maar je kan nu toch moeilijk van mij verwachten dat ik ons trio een hoofdrol in dit verhaaltje ga toebedelen. Onze mannen zorgen hier voor de meest hilarische toestanden maar tevens voor momenten waarbij we hen naar het diepst van de aarde zouden verwensen. Soms overstijgt wat we met ze meemaken je eigenste fantasie.
Zo kreeg Rien een smsje van zijn vriend “de Walter: “Ben in Los Cristianos, kunnen we elkaar ergens ontmoeten?”.Vermits we met zijn allen juist op de wandeldijk van Los Cristianos stonden, zei Rien :”Weet je wat, ik bel hem gewoon even.” Hij kijkt op zijn mobieltje en vindt ‘Walter’. “Hallo Walter, hier Rien, waar ben je nu juist?” “Heuhh, thuis in Berchem.” “Raar, hotel Berchem, nog nooit van gehoord, waar is dat ergens”?” Thuis??In de Roest d’Alkemadelaan!” Rien kijkt ons aan en lacht:“Walter is nooit verlegen voor een grapje uit te halen. Ja ja ik speel het spelletje mee hoor.” En terug in de hoorn :”Hoe is het weer daar?” Even is het stil aan de andere kant van de gsm. “Awel Rien, het strontregent hier en het is verdomme koud!” “Hahaha dat zal wel, we staan hier in de brandende zon, met een knalblauwe hemel. Gaan we nog afspreken of niet?””Zeg hedde gij ze nog allemaal op een rij?” De telefoon wordt uitgeschakeld. Rien is eventjes van de kaart, kijkt ons aan en zegt: “Die Walter toch, altijd de plezantste thuis”, zoekt het binnengekomen smsje op en beantwoordt dit.”Zijn momenteel op de dijk van Los Cristianos, staan voor de Dienst voor Toerisme, blijven hier nog 15 minuutjes op jullie wachten”. Na tien minuten komt er inderdaad een taxi aangereden die pal voor de Dienst voor Toerisme stopt. Achteraan zitten twee mensen, waarvan één druk begint te wuiven. Dat is de Walter, maar een andere Walter dan die van Berchem. Wij gieren het uit als we de verslagenheid op het gezicht van Rien zien. De Antwerpse Walter van Berchem, staart nu thuis verontrust door de verregende ruiten naar buiten terwijl hij zich afvraagt of het nog allemaal goed komt met Rien.
Manlief, die bij hoog en bij laag blijft beweren dat hij zijn hoorapparaten niet gedurende de dag wil aandoen, omdat hij ze volgens hem niet nodig heeft en omdat hij gek wordt van het gejeuk in zijn oren, kwam op een avond naar bed en had gewoon vergeten zijn attributen uit te doen. Gek, plots kriebelden ze niet meer als duizend mieren of honderd wriemelende wormen. Zijn hoofd lag al op het donzige hoofdkussen, toen hij zich plots realiseerde dat hij zijn hulpstukken nog in had. Na wat gestuntel legde hij de hoorapparaten op de terrastafel, die wij in de slaapkamer gezet hadden, omdat ik daar ’s avonds met de computer zit. De volgende dag was hij het geklungel met de Hans Anders- oorbellen volledig vergeten. Met een zwier werd de tafel op het zonneterras gezet en hoorde ik ergens een ‘pok’. Hij dus niet. Eén hoorapparaat was met een ferme zwaai op de rand van het balkon terechtgekomen. Nummer twee was en bleef zoek..Miserie. Verdomme zulke dure spullen, ’t was altijd hetzelfde. Het ‘verlorendingenscenario’ herhaalde zich weer! En nu was dat hoorapparaat weer verdwenen. Ik was al naar beneden gelopen om onder het balkon, tussen de struiken aan de overkant en op het opritje van de marginale Duitser* te gaan zoeken.
Gans het terras werd afgespeurd. Ook de slaapkamer werd centimeter per centimeter uitgekamd. Niets! Ik was het chaotische gezoek naar alle sleutels, petten, mobieltjes, autosleutels, zonnebrillen, shampoos en uurwerken zo beu! Op dat moment zou ik manlief het liefst aan de hoogste palmboom van Tenerife willen hangen! Ach alle ergernis was tevergeefs geweest, want de enige plek waar we allebei niet goed gekeken hadden, was op de terrastafel zelf. Daar had het hoorapparaatje zich tussen de tekeningen van het tafelkleedje verstopt.
Gisteren woei, woei, woeide de wind rond ons huisje. Het was een loeiend gehuil dat over de Teide naar de kust voortgestuwd werd. Het was de eerste keer na een maand dat de temperatuur onder de twintig graden zakte. Vermits Tenerife na 5 maanden zonder een druppel regen of sneeuw stilaan een tekort aan water kreeg, stonden er nu vermoedelijk een paar Canaries ergens een regendans te doen. Toen we met zijn vieren richting Klaas en Laurentien aan het hele toeristische Playa de Las America reden, werd de lucht donkerder en onheilspellender en binnen de kortste keren zou het gaan regenen. Vlug zochten we met zijn zessen onderdak in een cafeetje. Daar werd de plaatselijke vrij zware en zoete Tenerifse lekkernij “barraquito” gedronken: In laagjes geschonken gesuikerde melk, hete koffie, zoete Spaanse quaranta tres (43) likeur en opgestoomde melk. De palmbomen zwiepten heen en weer en de felle windstoten dreven ons in een restaurantje. We bestelden een liter sangria om de tijd tot de lunch wat te kunnen rekken. Klaas zag al een beetje bleekjes rond de neus maar at netjes de uiensoep met gegrilde kaas op. Toen het hoofdgerecht geserveerd werd, schoof hij het eten van de ene kant van het bord naar de andere kant, zonder er echter veel van te eten. Toen we vroegen of hij geen honger had, antwoordde hij dat hij die ochtend eigenlijk al een ietsje te veel gegeten had, namelijk; twee belegde broodjes, een koek, een croissant, een kiwi, een sinaasappel en een portie churros met suiker. Aan de overvloed van de buffetten was moeilijk te weerstaan! Klaas werd nog wat groener en zocht naar het toilet. Daar kwam de volledige ontbijtprut, de barraquito, de sangria, de uiensoep, de helft van de hoofdplat en zijn bovengebit eruit. Klaas spoelde het toilet door, waste zijn handen en keek in de spiegel. Welke tandeloze man staarde hem daar aan. Miljaar..hij had zijn bovengebit doorgespoeld, wat zou Laurentien daar van zeggen? De man met de ingevallen bovenlip naderde onze tafel en probeerde het verhaal achter zijn hand te lispelen. Klaas zat met een mond vol tanden! Verdomme, in deze context uiterst slechte beeldspraak! Klaas zat, vol ongeloof, zo vol schuld, Laurentien te bekijken. Voor de dupe van het verhaal was het inderdaad heel triest maar voor ons zo ongelofelijk grappig! Dit is een verhaal, dat je in het café, aan de toog, met een pint in de hand, als mop tegen elkaar vertelt. Wij staarden met pretlichtjes in onze ogen naar ons dessert en probeerden onze mondhoeken naar beneden te houden en de borrelende lach binnen te houden. Stiekem keken wij elkaar aan en durfden niet beginnen te lachen maar één hik en het hek was van de dam. Laurentien kreeg de slappe lach en vertelde dat dit niet de eerste keer was dat Klaas zo iets voor had. Enkele jaren geleden liep hij op vakantie, luid babbelend frontaal tegen een verlichtingspaal, wat hem toen één tand kostte. Alle verhalen van verloren tanden en gebitten bij familie, vrienden en kennissen passeerden nu onze revue. Voor het tandeloze slachtoffer was het eigenlijk een beetje triest, maar ja zulke dingen gebeuren nu eenmaal overal…Neen, hahaha nog bijlange niet bij iedereen, alleen bij Klaas. Ja, nu waren Klaas en Laurentien nog maar drie dagen op Tenerife en hadden dus nog meer dan drie weekjes te gaan, er moest dus actie ondernomen worden. Met hand en zonder tand zouden zij het verhaal van het verdwenen gebit aan de reishostess moeten vertellen en hopen op een snelle interventie. Vanaf nu tot aan het nieuwe gebit, zou het voor dit mieke zonder tanden alleen, havermoutpap, soep, sapjes, puree en spinazie zijn. Dit zouden weer verhalen worden die op alle gezellige feestjes bij ons thuis telkens weer de ronde zouden doen. Met de lippen over de tanden naar binnen getrokken en met een soort tandeloze bekjes aan elkaar vragen; “Walter, welke Walter?”en dan zou manlief antwoorden, met een hand achter een oor :“Wat zegt je, komt de Walter ook?”
Alle mogelijke verwijzing naar bestaande personen is louter toevallig.
Dit is een verhaal voor de weinige mensen, die maandagavond liever naar het geestdodend programma ‘Via Annemie’ keken op één, in plaats van naar een spannende aflevering van een of andere thriller op een andere Vlaamse zender. Annemie Struyf, de koningin van het saaie geleuter bracht wel een heel beroerde impressie van de Costa del Silencio en zijn overwinteraars. Omdat we nu ook hier aan de Costa del Silencio twee maandjes de Belgische winter ontvluchten, voelden het een beetje als onze plicht om dit programma te bekijken. Gewoon een kwestie van ’s anderdaags de Vlaamse gesprekstof op de terrasjes te kunnen volgen. En stof deed haar deprimerend programma inderdaad opwaaien. De gezellige terrasjes gonsden van algemene verontwaardiging. Zoals zij het liet uitschijnen leek het alsof TenBel en omstreken een open inrichting, met een speciale afdeling, gehandicapte en licht dementerende Belgische senioren was. De meeste zendtijd werd dan ook besteed aan het verloederde TenBel. Zij vertelde dat TenBel aan de crisis ten onder gegaan is. Er is misschien wel iets van waar, maar de crisis op Tenerife duurde vooralsnog geen 40 jaar lang. Dat jongelui destijds hun twee weekjes zomervakantie op Tenerife kwamen doorbrengen en jaar na jaar verder en verder over de wereld wilden reizen, is misschien wel één van de oorzaken dat TenBel stilaan in de vergeethoek geraakt is. Maar neem van mij aan dat corruptie, het wegsluizen van centen en ruzie tussen de erfgenamen aan de basis van het verval lag. Ook had zij, als journaliste, wat dieper kunnen graven. Misschien had Annemie wel eens bij het gemeentebestuur van Las Galletas kunnen aankloppen met de vraag of dit domein nog steeds privébezit is, of de gemeente nu niet moet instaan voor de opkuis van de bouwval of minstens de verantwoordelijke moet opsporen om de boel op zijn kosten te laten uitmesten. Struyf had ten minste, als goede documentairemaker, de neus van de autoriteiten er eventjes op kunnen drukken en hen vertellen dat er jaarlijks miljoenen vakantiegangers naar de Costa del Silencio en Las Galletas afzakken, maar dat zij hun toeristen met een zeker misprijzen behandelen. De gemeente doet niets om al het gajes dat overal in de lavarotsen en TenBel ruines neergestreken is op te ruimen. Het enige wat Las Galletas blijkbaar interessant vindt, zijn de megalomane projecten met subsidies van de Europese Gemeenschap. Een park, de berg op, waar geen mens, hond of kat doorheen wandelt, maar waar om de 10 meter een prachtige lantaarnpaal staat. Iemand zal zich hier wel lichtbron- omkoopbaar verrijkt hebben. Zij bouwden een gigantisch groot sportcomplex waar wij nog nooit enige beweging gezien hebben. Nu weer gaat er een bouw van start om een Europees gesubsidieerd congrescentrum in het midden van het stadje neer te poten .
Al wat Annemie laat zien, zijn deprimerende beelden van ineengestorte tribunes, daklozen en zielige oude van dagen. Eventjes kwam er een groepje Nordic Walkende gepensioneerde in beeld die klakkeloos achter een gewezen tachtigjarige scout door een honden- en kattenkerkhof stapten. Op zijn commando moesten zij twee per twee, achter elkaar, door het lavazand stiefelen. Zelfs al zou ik zelf niets meer alleen durven ondernemen, dan nog zou ik pertinent weigeren om met zo’n groepje schuifelaars rond te marcheren. Maar begrijp me niet verkeerd ergens hoedje af voor deze senioren die ervoor kiezen om hier in de zon hun oude dag door te brengen in plaats van zielig en eenzaam te zitten verkommeren, voor de televisie, in één of ander Belgisch bejaardentehuis. We staarden in haar programma naar een gehandicapte man en zijn zwaar aangedane echtgenote, die na meer dan 30 jaar, om gezondheidsredenen, de Costa del Silencio moesten verlaten. Ik begrijp heel goed dat dit voor deze mensen een heel zware beslissing was, maar om nu televisiekijkend Vlaanderen hier een volle tien minuten van te laten meegenieten, kan er bij mij niet in. Annemie stond bij deze emo-tv bijna mee met tranen in de ogen wat te prevelen. Wat meerwaarde geef je aan je programma door een dakloze rolstoel- Engelsman op te voeren, die niet alleen zijn tanden maar blijkbaar ook zijn been kwijtgeraakt was. Hij overleefde onder de tribune van de verwaarloosde tennisvelden van TenBel. Hier snabbelde hij enkele euro’s bij elkaar door de tennisnetten bij te houden. Ik weet niet wanneer het programma opgenomen werd, maar ondertussen zijn de paaltjes van de netten en de groene bodembedekking van de tennisplein volledig verdwenen en veranderd in een gebombardeerd oorlogsgebied, waar je zonder je benen te breken geen enkel balletje meer kan slaan. Misschien heeft die dakloze de groene bodembedekking wel ergens voor een paar euros als kunstgras verkocht? Terwijl Annemie de pantomime van de Engelsman op ons losliet, kwam er aan de achterkant een vrouw roepen, dat er ook op Tenerife arme mensen waren. Dit vrouwmens heeft, één van de vorige jaren, in een supermarkt manlief zijn portefeuille gestolen. Bewijzen konden we het toen niet maar wij houden haar doen en laten sindsdien goed in het oog want regelmatig draait ze nog steeds bij de supermarkt rondjes in de hoop een slag te slaan. Als een petanque spelende overwinteraar tegen je zegt, dat het leven hier supergoedkoop is en dat er fantastische restaurantjes zijn, dan moet je niet alleen de tristesse van de Costa del Silencio filmen, maar dan moet je ook die terrasjes en de Belgische, Engelse, Duitse en Spaanse bruisende eettentjes laten zien. En ja, ze had gelijk, de toren van TenBel staat er een beetje verkommerd bij maar is, net als de toren van Pisa en de Eiffeltoren, het herkenningspunt van de Costa del Silencio. Ook de winkel- en caféruimte onder de toren, die de Vlamingen de put noemen ligt er door de week en vooral ‘s avonds verlaten bij. De put is dood. Zo dood als een pier. Dit komt niet door de zogenaamde Annemie-crisis, maar door de komst van de satelliet- televisie. Sinds de schotelantennes overal opdoemden, zitten de overwinteraars- toeristen tussen 18 en 19 uur voor hun TV Vlaanderen, hun BBC en Duitse Astra satelliet- posten naar het nieuws in hun thuisland te staren. Alleen op zondag kent de put een renaissance en brengt men hier busladingen gepensioneerde Vlamingen uit de omgeving naar toe, die in de luwte van de passaatwinden in het café komen dansen op de muziek van één of andere ‘would be’ artiest. Schlagerzangers die zich niet via “komen eten” hebben kunnen profileren maar die hier met een hammondorgeltje en een microfoon furore maken. Zondagnamiddag hoor je hier Viva Espana, Marina en de klanken van de vogeltjesdans uit de put omhoogstijgen. Ik ben er totaal niet voor te vinden, maar elke diertje zijn pleziertje.
En om nu te verkondigen dat in het nabijgelegen El Fraille alleen wat illegalen bij elkaar hokken is wederom heel kort door de bocht. Inderdaad de meeste zwarte handtassen- en zonnebrilleurders wonen in El Fraille maar ook de meeste gezinnen die daar huren zijn gewoon hard werkende Canaries. In het tentenkamp achter Las Galletas wonen helemaal geen illegalen, zoals Struyf doet uitschijnen, maar de marginalen van de maatschappij. Hier voert ze een tandeloze Marokkaanse vuilnisbakkenschuimer op. Het verhaal over het nietsnuttenkampeerterrein konden jullie al lezen in mijn verhaaltje “de jungle van Las Galletas. Als kers op de taart voerde ze dan nog een oude eenzame Spaanse vrouw op, die haar zoon veel te jong verloren had en die nu hoopte haar uitgeleefde TenBel-huisje voor 140.000 euro te verkopen. Enfin voor 100.000 mochten ze het ook al hebben. Ondertussen werden de meeste van de TenBel appartementjes gekocht en gerenoveerd door Belgen, Engelsen,Duitsers, Italianen en nu strijken er zelfs Oostbloklanders neer. Alleen het recreatiegedeelte van het voormalige TenBel werd tot op dit moment nog steeds door niemand onder handen genomen.
Als de teloorgang van TenBel je hoofdthema is, dan moet je ook geen gratis reclame maken voor het Westhaven Bay complex van Rita. Ik veronderstel dat Struyf hier dan ook gratis mocht logeren. Annemie voerde een alleenstaande boekhouder op, die in het recreatief- dansgedeelte van Westhaven Bay ’s avonds op zijn eentje hyperkinetisch stond rond te dansen. Toen die doorgeslagen accountant haar op het balkon van Westhaven Bay, bij de ondergaande zon, dan ook kwam vertellen dat hij niet alleen in België maar ook hier op Tenerife evengoed alleen en eenzaam was, maar dat hier de zon tenminste scheen, jeukten mijn handen om de knop van de televisie uit te drukken. De enige positieve noot kwam van een gepensioneerde man die hier al jaren woonde en die vertelde, alleen naar België te willen terugkeren, als hij euthanasie zou willen plegen, omdat dit hier nog steeds bij de wet verboden is.
Waarom laat Struyf de gezelligheid van het vissersdorpje Las Galletas, met zijn authentiek haventje, visserstalletjes, zijn winkelstraat en zijn wandel- restaurantjes- en terrasjesdijk niet zien? Waar liet zij de duizend gebronsde , glunderende senioren, die hier sociale contacten opgebouwd hebben en die zoals wij, hier in de Costa del Silencio,van het zonnetje, de blauwe lucht, de indigoblauwe oceaan en van de dolce fare niente komen genieten. Zalig rustig, zonder zoals op de wandeldijken van de toeristische playas onder de voet te worden gelopen.
Rond de bouwval van TenBel zijn er prachtige nieuwe bouwprojecten en villawijken herrezen. Leuke witte huisjes rond azuurblauwe zwembaden omzoomd door bloeiende boungainvillia, hibiscusstruiken en palmbomen. Mooie appartementen met zicht op zee. De omgeving van de Teide en de omliggende lavavelden nodigen uit tot wandelen en de mega toeristische badplaatsen Los Cristianos, Playa de las Americas en Costa Adeje zijn op 10 minuten bereikbaar. Maar ja, spijtig, dit liet Annemie ons allemaal niet zien alleen een triestig stukje Tenerife met wat zielige mensen, waar ze meelijwekkend, fronsend kon naar luisteren. Ik vermoed dat, na deze aflevering, onze familie en vrienden op het thuisfront zich zullen afvragen waarom wij elke winter opnieuw naar de Costa del Silencio willen gaan. Wat heeft een krijsende dievegge, een wegrottende Britse dakloze, een zielig oud Spaans bommaatje, een tandeloze marginale vuilnisbakkenschuimer en een hyperkinetische dansende boekhouder met de bouwval van het eens zo glorieuze TenBel en zijn overwinterende senioren te maken? Welke nieuwe gepensioneerde gaat er na dit bedroevend programma nog naar Tenerife willen afreizen? Bedankt Struyfke….
Hoeveel sukkelaars, gehandicapten, zielige dronkaards, half seniele clubjes kan je nog opvoeren zonder zelf als programmamaker afgevoerd te worden?
Misschien dat Annemie geen pastoors, tante nonnetjes, zusters van liefde, zwijgende nonnen, missionarissen, monniken als Giel, sektes en bruine paters meer in voorraad had, om als zuster overste te becommentariëren!
Sim, verontwaardigd Costa del Silencio, Tenerife, 10/2/2016
Elk jaar opnieuw maken wij de wandeling van Las Galletas, door de lavavelden, langs de oceaan en de bananenplantages tot aan de vuurtoren, il Faro. Verschillende paden lopen kriskras door het vulkaanlandschap en vormen een licht glooiende wandeling die niet al te zwaar is. Als we over het eerste heuveltje geklommen zijn zien we onder ons een baai met een klein strandje. We bemerken onmiddellijk dat de vreemdelingenjungle van Calais zich naar het Nationale Park van Las Galletas verplaatst heeft. Waar er vorig jaar nog maar twee tentjes stonden, staan er nu in de luwte van de passaatwind, minimum een vijftiental nieuwe zeildoeken optrekjes. De daklozenkrant en de hippie-junky tamtam heeft duidelijk reclame gemaakt om het nietsnutten- natuurtoerisme in het natuurreservaat, richting Faro, wat aan te zwengelen. Hier geen oorlogsvluchtelingen maar een gamma aan Europese daklozen en meertalige leeglopers die zich hier gratis komen vestigen zijn. Je kan ze natuurlijk geen ongelijk geven, want het is toch stukken aangenamer om in de Tenerifse zon te liggen niksen, dan onder een kartonnen doos of een plastiek zak in één of andere Berlijnse of Parijse metro te liggen stinken. Er is geen gas, elektriciteit of lopend water. Zoet water moet in grote bidon flessen aangevoerd worden. Eens die leeg zijn worden ze achteloos rond het tent- erf opgestapeld. Het enige badkamergebeuren is de plons in het zoute zeewater. Een tent die volledig door golfplaten omgeven is, staat bijna op het strandje. De golven in de branding laten de stenen rondrollen. Voor de bouwval zit een jongere versie van Mick Jagger. Zijn tabaksbruine vingers tokkelen op zijn gitaar. Hij mankeert een paar voortanden en zingt lispelend mee. Voor hem zit een vrouw, met vuurtorenrode haren, die hem vol adoratie aankijkt. Naast hem draait een gepierced meisje, met een knalblauw kapsel, met de armen volledig uitgespreid, rondjes alsof ze zich in trance wil draaien. De vier jaarlijks toeristen die deze baai en het strandje al jaren als hun privé paradijsje beschouwden om te zonnen en te zwemmen, kijken vol ongeloof naar de kamperende nieuwelingen. Enfin, ik zou vanaf nu tweemaal nadenken alvorens mij in de zee te storten. Wie weet wat daar nu allemaal in ronddobbert?
Ook Anton aus Tirol is, met zijn Quechua tent onder de arm, het vliegtuig ingestapt en zit nu, in zwembroek, met een boek in de hand te genieten van het kosteloos campingaanbod. Zijn tentje staat naast ma en pa rasta, die zoals alle andere bewoners, rond hun zelf gefabriceerde tentenvilla hun territorium met opeengestapelde lavablokken afgebakend hebben. Afgedankt huisvuil, dat wij toeristen achteloos wegsmijten, krijgt bij deze populatie een tweede leven. Witte kapotte terraszeteltjes staan broederlijk naast de niet meer functionerende ijskast, die als voorraadkast dienstdoet. Een oud verroest bed met spiraalbodem, omgeven door gescheurde handdoeken en flapperende tafelkleden staat op zijn kant om de wind tegen te houden. Afgevallen palmboombladeren en grote vodderige zakken moeten de aftandse tent tegen de hitte beschermen. Een parasol die nog half geopend kan worden, terwijl zijn geknakte baleinen alle kanten uitsteken, zorgt voor wat schaduw. Midden in deze woestenij zit een smoezelig naakt peutertje in de brandende middagzon. Hij graaft met zijn handjes en gooit het zwarte lavazand op de wieltjes van zijn opzij gevallen buggy. Pa rasta beukt wat ritmisch op een rasta trommeltje en ma rasta oefent met drie ballen op een circusact, waarmee ze straks hoopt de toeristen op de drukke wandeldijk in Los Cristianos van hun sokken te blazen. Het ouderlijk rastahaar hangt zeezoutstijf opgedraaid tot op hun gat. Voor hun tentje hangt een bordje met de tekst “we make dreadlocks”. Erg lucratief zal hun handeltje niet zijn want tijdens dit seizoen zijn het alleen grijze en kalende overwinteringsenioren die voorbij wandelen. Iets verder staat er een volledig uitgebouwde zeilconstructie. Naast de tent zijn twee honden aan een touw vastgebonden. Zij houden luid blaffend de wacht bij de aftandse rotzooi, terwijl hun baasje op steel- bedel- of vuilnisbakkentocht is. Iets verder verwijderd van het tentenkamp, staat een halfopgezette tent, die vrolijk flappert in de wind. Een melkwitte Britse hippie, met een stupide glimlach en een glazige blik, zit in de hevige tropenzon en staart roerloos over de indigoblauwe oceaan. Zijn Amy Winehouse- achtige partner ligt op een verroest ligbed te zonnen. De zoete wietgeur vermengt zich met de zilte zeelucht. Morgen zal het voor hen waarschijnlijk vijftig tinten rood zijn. De dakloze, die ook vorig jaar al aanwezig was op het campinggebeuren, ligt voor zijn volledig verschenen en ineen gestuikte minitent. Hij ligt tussen een aantal gebroken glazen flessen en een berg ineen gedeukte bierblikjes zijn roes uit te slapen. Zijn voetzolen zijn inktzwart en zijn teennagels groeien tot in de hemel. Zich wassen is een werkwoord dat vermoedelijk niet in zijn woordenboek staat.
In plaats van te werken liggen al deze slampampers hier in de tropische warmte hun tijd te ‘verschijten’. Excuseer me mijn woordenschat, maar in dit aspect is deze woordkeuze wel degelijk van toepassing. Al deze nietsnutten moeten, schijten, poepen, kakken en pissen en dit gebeurt meestal ergens tussen de struiken en de lavarotsen op enige afstand van hun villawijk. Vermits het op Tenerife nauwelijks regent, verdwijnen deze stronten niet in de lava aarde, maar drogen langzaam op van diep warm glanzend sepia bruin tot grijsgroene witte brokkelige worsten. Als je als argeloze wandelaar dan ook maar iets van het bewandelde pad afwijkt, heb je meteen kans om van de ene kakkewiet onmiddellijk in de volgende jackpot de schuiven.
We kunnen ook de afweging maken wie nu eigenlijk het slimste bezig is. Wij die heel ons leven hard gewerkt hebben om een karig pensioentje op te bouwen of deze nitwits die waarschijnlijk nog van ergens een uitkering of een leefloon ontvangen. Later, als dank voor het werkloos lanterfanten, bedelen en pikken, worden zij meestal nog beloond met een minimum pensioen, dat uiteindelijk niet veel minder dan het onze zal zijn. Vadertje Staat roomt van ons pensioen nog een gedeelte af om dit soort mensen te onderhouden. Dat noemt men dan solidair zijn, met onze centen. Als we door het wildkampeerders tentenkamp gewandeld zijn, haalt een Canarische senior ons in. Hij zucht en wijst naar de negorij beneden. Hij ratelt zo snel, dat we alleen door de weinige woorden Spaans die we kennen en zijn armzwaaien, de context min of meer begrijpen. Zijn ergernispeil stoot onmiddellijk de hoogte in. Als we niet direct antwoorden, gaat hij in een Engels/Spaanse versie verder. “Escandalose, schandalig. Escandalo in een parque national! Ciutad Las Galletas do nothing, nada, nada!!” Hij wijst naar het tentendorp. “Horribile!”. Met zijn hand maakt hij graaibewegingen. “E roba en la casa!”. Vervolgens houdt hij zijn hand voor zijn gezicht en opent zijn vingers: “Policia do nada. La cuidad van Las Galletas stampt solamente alleen megalomane projecten uit de grond con subsidies van la Comunidad Europea. No hay necesidad! Voor de rest, teee seee an doee nada. The people of tie town maake monni, they let alle casas abandonata go to ruines en let thies osiosos en bedelaars camp hier and make thiese beoetiful site derti. Escandalose!!” De Canarie stapt zuchtend en kopschuddend verder.
We wandelen verder richting de vuurtoren en komen al snel aan de wandeldijk voor de bananenplantages. We staren wat over de oceaan en hopen dat we net zoals vorig jaar dolfijnen zullen zien. Dit jaar staat er echter voor ons geen National Geografic documentaire op het programma. Nadat we wat uitgerust zijn, hervatten wij onze terugweg richting Las Galletas. We moeten zonder het te weten toch ergens een verkeerd paadje ingeslagen zijn, want we staan plots te midden van een Spaans bedoeïenenkamp. Een dikke groezelige man, twee Spaanse, halve zigeunervrouwen en twee, volgens ons reeds schoolgaande kinderen zitten rond een uitgebrand kampvuur. De twee meisjes springen op, wuiven met hun handjes en juichen hola, hola. Ze dansen achter ons aan. Zij hopen misschien op een snoepje of een cent, maar wij hebben niets meer dan een hola, hola terug en een glimlach bij ons.
Ook hebben wij al jaren afgesproken om alle bedelende individuen niet meer financieel te sponseren. Als je als Antwerpenaar, op een zonnige namiddag, vanaf het station, via de Keyserlei, de Meir richting de Groenplaats wandelt, kan je probleemloos je halve pensioen aan het bedelend volkje uitdelen. Eerst spreken een paar jonge zigeunerinnen, elke nietsvermoedende oudere man aan, met een verhaal dat ze geen geld genoeg hebben om de trein naar huis te nemen. Enkele meters verder zit daar de jonge man met zijn twee grote honden en zijn smartphone in de hand met een bedelbekertje voor zich. Daarna word je gegarandeerd aangeklampt door de vrijwilligers van allerlei goede doel- verenigingen, zoals Artsen zonder grenzen, het Rode Kruis en Amnesty International, die als enige goede doel het uitbetalen van de enorme lonen van hun CEO’s hebben.
Tegen de ingang van de metro zit de zigeunervrouw met het slapende kind op haar schoot. Zij voert half huilend een toneeltje op, dat haar kind ziek is en dat er thuis nog zes andere wachten die ze moet eten geven. Eventjes later wordt ze door de dikke Mercedes op de hoek van de straat afgehaald. Op de Meir word je overspoeld met Chiro- kinderen die wafels verkopen en Universiteitsstudenten die je een petitie tegen drank en drugs laten tekenen en waarbij een donatie in dank afgenomen zou worden. Wat verder zit een mannelijke zigeuner wat op een handharmonica te tokkelen en aan de overkant staat een vrouw, helemaal verkleed, de ganse namiddag stokstijf standbeeld te spelen. Als je iets in haar mandje gooit, buigt ze plots als een marionet op en neer. Aan de rode lichten ligt een Oostblokvrouw met haar handen in bidvorm en haar hoofd bijna tegen de grond, volledig uitgestrekt naast haar bedelkom zodat je bijna over haar heen struikelt. Op haar plakkaatje staat :”ik hep geen gelt, helpen mij.” Ook de dieren mogen we niet vergeten, want de schooiers van het World Wide Fund bespringen je bijna als je ongeïnteresseerd probeert voorbij te glippen en duwen hun, met pandabeer bedrukte, informatie onder je neus. Dus tegen dat je aan de Groenplaats aangekomen bent, ben je ofwel volledig gepluimd, ofwel komt het ganse gamma van de niet- of wel gesubsidieerde bedelaars je wel degelijk de strot uit.
Dit eventjes terzijde. We zijn zonder veel kak- uitschuivers terug op het rechte pad geraakt en zonder problemen door de Jungle van Las Galletas gewandeld.
’s Avonds voelen wij ons een koning te rijk als we het wandelzweet en onze zwarte lava zand voeten onder de hete douche kunnen afspoelen, de ijskast kunnen openen om een koel pintje te nemen en we ons lekker onderuit kunnen laten zakken voor onze televisie.
Sim, Tenerife, Costa del Silencio, Las Galletas 4 februari 2016
Gisteren hoorden wij op de televisie dat de Paus de Iraanse president in het Vaticaan ontvangen heeft. Uit respect voor deze islamiet liet de paus alle naakte beelden bedekken! Hiervan krullen dus mijn tenen en krijg ik spontaan zure oprispingen. Als die uitgenodigde moslim aanstoot neemt aan onze kunst en cultuur, waarom gaf de paus hem dan geen audiëntie in één of ander Romeins congrescentrum of desnoods in de lobby van het hotel waar die islamietenkliek neergestreken was? Neen, weer zijn wij het die rekening gaan houden met het middeleeuwse gedachtegoed van andere religieuze jandoedels! Moeten wij nu straks in Antwerpen ook alle naaktbeelden in het openluchtmuseum Middelheim of het blote Manneke Pis in Brussel met doeken gaan omzwachtelen omdat de islamietjes daar dan zonder ergernis en aanstoot zouden kunnen gaan rondwandelen? Waar is die hypocriete Rooms Katholieke homo- en heilige pedofielenbende eigenlijk mee bezig? Zij ontvangen met alle egards een man uit een pseudo- schurkenstaat, die er al decennialang van dagdroomt, om straks als hij in de Allah- hemel komt, 72 meisjes te ontmaagden. Vermits Mohammed destijds ook al met een achtjarig kindbruidje in ’t zand zat, bespeur ik hier evenzeer enige tekenen van pedofilie… Het is misschien goed dat wij ons niet kunnen inbeelden hoe die Roomse pauselijke encycliek zijn eigen hemel voorstelt! Dromen zij misschien van een hiernamaals waar zacht vrouwelijk gevoosde, handjesvasthoudende welwillende pastoors- en blozende kinderzieltjes rondzweven. Waar is de tijd toen de papenbende nog mocht huwen? Er waren zelfs een aantal pausen die er een aantal minnaressen op nahielden, overal vrolijk rond neukten en links en rechts onechte kinderen achterlieten? Wanneer liep het in de geschiedenis ergens mis voor de christelijke heteroseksuele mannelijke achterban en besliste God de Vader dat zij hun wiwi alleen nog maar mochten gebruiken om te plassen? Niet moeilijk dat de Roomse kerk meer en meer de lange jurken- homobrigade aantrok. Het liep maar eerst volledig uit de hand toen een paus zich in Avignon vestigde. In het Palais des Papes liet hij het plafond en de muren van zijn slaapkamer niet vol schilderen met putas* maar met puttis, kleine vlezige, rozige mannelijk engeltjes met haarloze piemeltjes die vrolijk alle kanten opzwiepten.. Zo kon hij ’s avonds als hij in de pauselijk bedstee lag zijn eigen pedofiele pornohemel bekijken terwijl hij zich lag af te rukken.
Telkens er een religie opduikt, raakt de mensheid geestelijk verward. De grijze hersenmassa wordt door vanillepudding vervangen en rationeel denken is er dan plotsklaps niet meer bij. Als atheïst begrijp ik helemaal niet, dat mensen, die zonder geloof opgevoed werden, zich plots, door een partner of door een kronkel in hun leven een religie laten aanpraten. Ze storten zich op de leer van de Thora om met een jood te mogen huwen, laten zich dopen en anderen bedekken hun haren met hoofddoeken omdat de toekomstige moslimschoonouders het zo leuk vinden. Nog anderen lopen in familieverband langs de straten en verkondigen, nu al jaar na jaar, het einde van de wereld. Als deze laatste onheilsbodes het maar lang genoeg volhouden, zullen ze op een dag wel degelijk gelijk krijgen. De manier waarop wij onze aarde behandelen zal vroeg of laat toch catastrofaal eindigen. Al vanaf het moment dat de peutertjes van de gelovigen de eerste woordjes stamelen, indoctrineren de ouders hun kindjes met allerlei religieuze sprookjesverhalen. Ze sturen ze naar Cheider onderwijs, richten Koranscholen op en bedenken Bijbel universiteiten om ze toch maar in het religieuze gareel te houden.Met een beetje geluk zetten de pubers zich later af tegen het gelovig gewauwel van hun ouders. De balans kan ook de andere kant uitzwaaien als ze vinden dat hun godsdienst de enige juiste religie is en zij zich aansluiten bij één of andere sekte of lid worden van een terreurzaaiend islamitisch Jihadisten- clubje. Na de nodige indoctrinatie zitten de Rooms Katholieken, de Protestanten en de Evangelisten vervolgens hun ganse verdere leven, op de terugkeer van Jezus te wachten. Ach, ik weet wel zeker, dat indien Jezus misschien werkelijk bestaan heeft, hij niet zou zitten springen om al die bullshit op aarde nog eens te moeten doormaken. Hij had voorzeker al dat geruzie met zijn vriendin nog niet helemaal verteerd. Die werd het zo beu dat hij steeds meer met zijn twaalf vriendjes optrok dan dat hij quality tijd met haar doorbracht. Avond na avond schoven deze kameraad- profiteurs mee aan, aan het buffet, zodat Maria Magdalena hem, Jezus, op een avond voor een ultimatum zette. Ze riep: “dit is godverdomme jullie laatste avondmaal, ik heb het gehad met je vriendjes Jezus. Nog voor de haan drie keer zal kraaien, heb je hier je boel gepakt en verdwijn je uit mijn huis en neem die twaalf tafelschuimers en de op jou verliefde Judas met je mee. Denk je dat ik niet zie hoe Judas je overal stiekem tracht te kussen. Vergeet vooral je mirre, je os en je ezel niet. Dat geldt ook voor jou Thomas, je moet me niet zo ongelovig aanstaren!”
Zelfs het rondje slepen met dat grote kruis en dat geïmproviseerd stekelige kroontje in Jeruzalem vond hij niet meer voor herhaling vatbaar. Dan had hij het nog niet over die dagen dat zijn vader hem aan dat kruis liet hangen om zogezegd voor alle zonden van de mensheid te sterven!! Elke dag opnieuw vloekte hij dat ze het hier beneden maar zelf moesten uitzoeken en smeekte hij God de Vader om hem terug naar het paradijs te laten opstijgen. Tevergeefs want volgens zijn leuke pa waren er door zijn lijden nog niet genoeg menselijke overtredingen der goddelijke wetten verzameld. Drie dagen hing hij daar bloedend aan dat kruis alvorens papa hem terug tot hem liet komen met de woorden: “Ach zoon, we zullen het binnen een paar eeuwen nog eens opnieuw proberen.” Ook kan Jezus het nog steeds niet hebben als atheïsten hem uitlachen als ze voorbij zijn gekruisigde beeltenis stappen. “Met de spijkers van Van Leeuwen hangt Christus hier al eeuwen” en als ze voorbij een leeg kruisbeeld wandelen, scanderen zij: “Jezus is van het kruis gepleurd, met de spijkers van Van Leeuwen, was dit nooit gebeurd.” Ik denk wel dat Jezus zich heel gedeinsd zal houden en vriendelijk zal bedanken alvorens opnieuw aan zo’n avontuur te willen beginnen.
Nog nooit werd er op de wereld zoveel oorlog gevoerd in de naam van één of ander geloof. Heel der volkeren hebben elkaar in de naam van God of Allah, de duivel aangedaan, elkaar de kop ingeslagen of hem er ineens afgehakt.
Een journalist van VTM-NIEUWS interviewde in Syrië twee mannen met een Arrafat handdoek op hun hoofd, die tussen het puin van de volledig plat geschoten en gebombardeerde stad Kobani zaten. “Met de hulp van Allah gaan we de boel hier opnieuw opbouwen. Als Allah het belieft kunnen we terug naar onze stad! Van IS mochten we niet meer lachen, zingen of dansen. Televisie kijken en radio luisteren werd met steniging of onthoofding bestraft, want in de tijd van Mohammed waren deze luxe artikelen er volgens de IS- terreur- gelovigen ook allemaal niet!”
Eventjes nadenken of ik het begrijp; waren er in die tijd wel kalasjnikovs, bommengordels met semtex, mobieltjes, smartphones, internet, wifi, facebook, whatsapp, Youtube- terreurmeldingen en Toyota auto’s om in rond te rijden??
Vijf keer per dag zat de bevolking met hun gat omhoog, hun hoofd richting Mekka en maar bidden dat IS hun zou sparen. Waarom heeft nog geen enkele Moslim gelovige zich afgevraagd, waarom hun Allah niets ondernam toen het barbaarse IS crapuul, in naam van diezelfde Allah als een pletwals over hen heen raasde, alles leegroofde en hun vrouwen en kinderen verkrachtte. Waarom keek hun god toen toevallig eventjes de andere kant op?
Waarom lopen voetballertjes, kruisjesmakend, kettinkjeskussend en naar de hemelwijzend het veld op, om dan daarna het spel glansrijk te verliezen?? Waarom supporterde hun god juist toen voor tegenspelende ploeg? Waarom werden soldaten, die met kruistekens en wijwater besprenkeld waren voor ze ten oorlog trokken, toch in de pan gehakt. Waarom grijpen die almachtige schepsels niet in als er Aids, kanker, ebola- of een zikavirus losbreekt? Hebben die er soms een sadistisch genoegen in om de mensheid wat te zien lijden? Ik begrijp het al lang niet meer hoor. Waar zijn dan die goden als je ze het meest nodig hebt??? In God we trust, Gott ist mit uns. Dieu et mon droit. Als Allah het belieft. Ach, ieder voor zich en God voor ons allen.
Het vliegtuig maakte een bocht langs de Teide, de hoogste vulkaanberg en zette de landing naar de luchthaven van Tenerife in. Het vloog uiterst langzaam over het lappendeken van zwarte aarde, bananenplantages en huisjes die rond azuurblauwe zwembaden gebouwd waren. Overal zag je satellietschoteltjes, als sproeten uitgezaaid, op de daken van de witgekalkte Spaanse huisjes staan. In de verte zag je Gomera haarscherp tegen de blauwe lucht afgetekend. De oceaan schuimde zijn golven tegen de zwarte lavarotsen. We vlogen zo laag, dat het leek alsof we de palmbomen konden aanraken. Nog voor het vliegtuig volledig tot stilstand kwam en de deuren opengingen, voelden we reeds de Canarische warmte binnendringen. Het was tien uur en meer dan 24 graden. Het was bijna ondenkbaar dat wij deze ochtend met de eerste echte winterprik in België, met vertraging door vrieskou en sneeuw, vertrokken waren. Toen we onze koffers in onze huurauto geladen hadden, reden wij in de flikkerende zon richting ons Tenerifs huisadresje. Het voelde jaarlijks een beetje als thuiskomen. Groene papegaaitjes scheerden luid kwebbelend van de ene naar de andere palmboom. Tortelduifjes roekedekoerden boven op de zonweerkaatsende dakpannen. De subtropische bloemen staken bloedrood en knaloranje af tegen de bijna indigo blauwe hemel. Dit zou het paradijs kunnen zijn.
Maar zoals elke hemel op aarde, werd het paradijselijke gevoel verstoord toen we merkten dat de Duitse invalide man nog steeds aan de overkant van ons huisje resideerde. Net zoals vorig jaar zette hij keer op keer ramen en vensters open om de tabaksrook te laten ontsnappen en keek hij televisie alsof hij met surround modis in Kinepolis zat. Ach manlief is zelf hardhorend dus ik kon nog juist een beetje begrip opbrengen. Vermits manlief, na zijn longoperatie, nog een beetje revaliderend is, zaten we dus nu meer dan vroeger op ons zonnig terrasje te genieten. Enfin dat was de bedoeling toch, want buurman had de gewoonte nog steeds niet afgeleerd om op zo’n luide manier muziek te spelen, zodat alle doven in het Chayofita complex verschrikt zouden wakker worden. In de loop van de dag kwamen allerlei vol getatoeëerde Duitse crapuulmannen bij de rolstoelbuurman op bezoek. Uitgezakte seniorenlijven met zwarte verschenen T-shirts van AC-DC, Nirvana of Harley Davidson op bilspleetlage uitgerafelde jeansbroeken, bellen in de oren en gouden kettingen met kruisen rond de hals. Grijze kroezige paardenstaarten piepten onder cowboyhoeden of vuile gevlekte petten. Het begon telkens met gezapig gezellig gewauwel, dat naarmate de dag en de alcohol vorderde, tegen middernacht hard afgekapt Duits geroep werd. Van respect voor andere mensen had dit tuig nog nooit gehoord. Maar ik bleef nog steeds vriendelijk een praatje met buurman aanknopen. Mijn geveinsde interesse zou later, als mijn ergernis als een vulkaan zou ontploffen, nog wel eens goed van pas kunnen komen. Het voordeel was, dat buurman nu ook regelmatig op verplaatsing ging. Zijn Deutsche Freunden duwden de rolstoel voor zich uit en vermoedelijk ondernamen zij Costa del Silencio kroegentocht. Als we dan op ons terrasje zaten, een koel roséwijntje binnen handbereik, onze e-reader in aanslag of op de ligbedden lagen te zonnen was het enige dat je hoorde het zoeven van de wind en het kwinkelieren van de kanarie vogeltjes. We genoten van de stilte en de warme rust die nu en dan enkel verstoord werd door het overvliegen van vliegtuigen die elke dag opnieuw duizenden toeristen naar het vakantieparadijs brachten.
“Sssschttt Nana! Stil, bompa doedoe.” Het wijsvingertje, van mijn tweejarig kleindochtertje, wordt tegen het middelste van haar mondje gedrukt. “Ssscht !”
Zij kijkt me een beetje verwonderd aan. Ze begrijpt niet goed dat haar speelkameraadje nu op de sofa ligt te snurken. Zij dribbelt tot naast de sofa en drukt haar lipjes op bompa zijn oor. Manlief opent een oog en Valentina schatert het uit. “Bompake wakker?” “Stilletjes zijn schattebolleke, bompa moet nog veel rusten, bompa is nog een beetje ziek.” Zij denkt diep na, danst huppelend naar haar speelgoedvoorraad en grist hier haar lievelingspop Kabouter Plop uit. “Bompa Plopje hebbe?” Zij duwt de kabouterpop tegen bompa zijn neus. Als bompa niet onmiddellijk recht springt, sleurt ze hier nog alle speelgoedjes achteraan. Ze bouwt een speelgoedtoren op manlief zijn buik. “Bompa speel?” “Schatteke, laat bompa eventjes met rust.” Manlief revalideert nog van een redelijk ernstige operatie en moet nog enkele pijnstillende pilletjes innemen waarvan hij serieus ‘slaap- gedrogeerd’ blijkt te worden. Valentina huppelt van de ene op de andere voet. Bompa ronkt door alles door. Als laatste optie duwt ze haar fopspeen en het voor haar onmisbaar bloemetje- slaapdekentje tegen zijn gesloten ogen. Bompa snurkt. Eventjes is zij uit haar lood geslagen, bekijkt mij met een lichte frons op haar voorhoofdje, maar dan licht haar gezichtje op. Haar vingertjes gaan heen en weer. “Bompake kiele kiele doen?” “Schatje laat bompa nu eventjes slapen!” “Oei bompa ziek, ssscht Nana, bompa nog doe-doe!” De kleine meid is echter niet te stuiten. Ze kijkt om zich heen, trippelt rond de salontafel en bedekt manlief helemaal van kop tot teen met de kussens van de andere sofa’s. Haar lachje klatert door de living als bompa plots :”kiekeboe kleine schat” zegt. Dat is het sein om al haar prentenboeken aan te slepen. “Bompa boek lese?” Als manlief zich rechtzet, klautert ze zonder aarzelen naast hem, opent een boek en wijst met haar vingertje naar Winnie de Pooh. “Ikke niet schoteke zitte, bompa ziek.” Ze sleurt haar fopspeen uit manlief zijn handen, propt hem in haar mondje, duwt haar lievelingsdekentje tegen haar oortjes en drukt haar hoofdje tegen bompa aan. Terwijl bompa klaarwakker is, vallen Valentina’s oogjes bijna dicht. Daar zitten ze dan, Bompa en kleindochter, vanaf de geboorte twee handen op één buik.
Op de bus, vanuit Antwerpen richting Edegem, heerste een aangename drukte. De regen kletterde tegen de ramen en de ruitenwissers zwiepten op snel tempo heen en weer. Nu en dan rinkelde een telefoon. Verschillende mensen kwetterden in hun mobieltje. Ik had geen idee waarover er uren, al rijdend, gepraat kon worden maar, tandpis, tijden veranderen. Anderen raadpleegden facebook of luisterden naar muziek. In ieder geval, de jongelui waren allemaal, stuk voor stuk, druk bezig met dat toestelletje in hun handen. Alle zitplaatsen waren bijna bezet en in de middengang was het drummen geblazen. Kinderen stapten, na een schooldag, luid babbelend en lachend op. Een sompige regenwarmte deed de ramen aandampen en een school- zweetgeur zweefde over onze hoofden. Op het middenpad stond een kinderwagen met een kraaiende baby, die met mij kiekeboe deed. Aan het station van Antwerpen kwamen er plots twee mannen de bus op. Geen van beiden betaalde een buskaartje. Dit wees erop dat de integratie in Vlaanderen praktisch helemaal geslaagd was. Alleen de brave, meestal oudere generatie burgers hielpen de omzet, van de Lijn, niet verder in het rood zakken. Dus ‘het zwartrijden’ was regel nummer één, die moeiteloos overgenomen werd door alle blanke en anders getinte Antwerpenaren. Een eerste man droeg een djellaba met daarover een colbert. Een jasje dat waarschijnlijk voordien reeds door drie generaties Vlamingen of Marokkanen afgedragen was. Op zijn hoofd een gehaakte pet zonder klep. Zijn kroezelige schaamhaarbaard wiegde van links naar rechts. De tweede dikke man zat diep in een donker trainingspak weggestoken, de kap volledig over zijn hoofd getrokken. Zijn baard stond alle kanten uit, alsof hij door de bliksem getroffen was. Twee indringende zwarte koologen bekeken alle medereizigers terwijl zijn groezelige handen de busstang omklemden. Op hun rug hingen er twee identieke rugzakken. Het duo leek op een stelletje angstaanjagende figuren, het type dat op Borgerhoutse pleintjes rondhangt en hoopt naïeve, werkloze, nieuwe Belgjes te radicaliseren. Plots sloeg de sfeer in de autobus om. De gesprekken verstomden en reizigers probeerden oogcontact met elkaar de leggen. De beslagen ruiten kristalliseerden onmiddellijk de geur van 50 angstzwetende passagiers. De mensen schoven ongemakkelijk heen en weer op de klevende buszetels. Ik bedacht dat de rugzakken wel wat klein waren om kalashnikovs te verbergen maar een terreurgordeltje kon ook best modieus onder een djellaba of een ruim trainingspak verstopt zitten. De bus reed slopend traag van halte naar halte. Auto’s bumperden als slakken de stad uit en aan elk rood verkeerslicht moest er eindeloos gewacht worden. Bij de eerstvolgende halte liep de bus al half leeg. De kinderwagen werd in alle haasten naar de uitgang gereden. Toeval of angstreactie, wie zal het zeggen. De beide mannen schoven door het gangpad richting achterkant van de bus. Ik kon alleen maar denken, dat als die twee nu volledig in de ban van een zelfmoordideetje waren, aan een bommengordeltje dachten en aan een touwtje onder hun djellaba of trainingspak zouden trekken, men wel van een heel slechte timing zou kunnen spreken. Manlief lag na een longoperatie in het ziekenhuis en verwachtte van deze Florence Nightingale elke dag een bezoekje en nog minstens een maand revaliderende thuisziekenzorg. Dus als die Islamietenhandjes nog maar richting heup of rugzakje gingen, begonnen mijn voetzolen al te zweten. We hadden nog maar net, “Je suis Charlie” en “Je suis Paris” verteerd, dus “Je suis Edegem” stond nu niet direct op mijn verlanglijstje. Misschien wachtten ze wel met hun terreurvuurwerk totdat we met de bus door een drukke winkelstraat zouden rijden. Veel ongelovige vliegen in één klap. Doemscenario’s stuiterden tegen de gesloten busdeuren. Wat zou er gebeuren als straks dat tuig de lucht in ging? Werd het een getorpedeerde, uitgebrande karkas van een lijnbus vol met verschroeide handen die hun mobiel omklemden? Zouden wij er uitzien als blokjes stoofvlees met klodders bloedworsthersens? Zouden die mannen onmiddellijk naar die 72 maagden gekatapulteerd worden? Zou men ons nog herkennen. Ik omklemde mijn schoudertas wat steviger. Men zou al met een koevoet mijn handtas, met identiteitskaart, uit mijn nijpende hand moeten loswringen. Het traject scheen eindeloos te duren. Antwerpen had weer, voor de zoveelste keer op een regenachtige dag, een volledig verkeersinfarct. Een paar schoolkinderen duwden met hun boekentassen tegen de rug van de twee mannen toen ze naar de uitgang ploeterden. De twee mannen draaiden zich geërgerd om. Man, man.. uitlokking..”Jezus”, hoorde ik een medepassagier zeggen. Ja, dit was nu, op dit moment, totaal niet de juiste man om in deze situatie aan te roepen. Normaal zitten er op dit bustraject steeds een aantal moslima’s. Nu waren er echter in einde en verre geen hoofddoekvrouwtjes te bekennen die zalvende onderhandelingen konden opstarten. Een mobieltje schetterde plots Arabische muziek door de bus. De twee mannen keken elkaar aan en overlegden in het Marokkaans of ze zouden opnemen. Dan drukte de dikke man op het knopje en wriemelde zijn mobiel zijn trainingskap in.. Griezelig stil werd het op de bus! 30 paar oren luistervinkten mee naar de mogelijke opdracht. “Hallo, joa Mohamed”,”Joa zeg joeng, ik moest ierst wachtte totdat dien train van Brussel aankwam oem Mohammed af ‘t haole hé! Wai staan hier al een halfuur op die bus te geeloege hé. Da verkier zit potdicht in Antwaarpe. Ik zweer et gast, wai zen oep tijd vertrokke. En ja, wij emme dat kadoke veur die kleine bij! Joa joeng wai kome direct naar de kroamafdeling. We stoan in de file gelak iederien hé. Joa doar kunne wai toch niks aandoeng da gij der in de regen stoat , hé gast. Binne vijf minute zen we doar, tot sebiet.” De trainingsman lachte naar de froesbaard: “Jao Mo, da slimmeke staot daar in de gietende regen oep ons te wachtte, in pleuts van nor binne te goan!” Hun gezichten lichtten op ze grinnikten tegen elkaar.
De bus stopte aan het Middelheim Ziekenhuis en de djellabaman en zijn kompaan stapten af. De businhoud zuchtte, ademde terug normaal en het kakelen in de mobieltjes begon opnieuw. Mogelijke terreur doet wat met een normaal vredelievende mens..
Ondertussen heeft men met een bronscopie een punctie gedaan en werd er bij manlief een zeer zeldzame minder dan 2 cm grote, cancenoide tumor gevonden. Die is momenteel nog steeds goedaardig, maar als we het beestje laten zitten dan kan die in de toekomst kwaadaardig worden. Dus moet die ellendeling eruit.
Op 2 december gaat de professor van UZA Edegem deze boosdoener er met een kijkoperatie uithalen.
Wordt vervolgd...
Ik neem eventjes wat gas terug. Bij manlief is er in april een vlekje op de longen ontdekt. Het groeit niet, manlief heeft geen neven symptomen enz, maar de dokters zijn er toch niet gerust in. Op de petscan vorige week, lichtte het vlekje wel op als zijnde actief, maar met de bronscopie kon men niet aan de plek van 2 cm. Dus mijn kop staat er eventjes niet naar om vrolijke verhaaltjes te vertellen.
“Hé, Dikk zeheewee ni willn luistrr brrbroebel.”. “Wat zeg je Dunne?” Zis aarwer aant volstopnme en zeweetdazeder broebelni teegkan brrr!” “Dunne wees nu toch eens kalm en herhaal het rustig.”” Ai Dikke, geen tijd meer voor, alles komt jouw kant uit. Snel vraag aan anus om de reetspleet af te sluiten want de racekak is in aantocht! Nu hebben wij die vrouw al sinds haar jeugd verwittigd dat ze een melk intolerantie heeft en toch blijft ze ons negeren. Weet je nog in haar eerste schooljaar, ‘De Melkbrigade’! Pure horror, Milke, melke molk, karwitsel, karditsel kardon en dan een stempeltje voor elke dag dat er een glas melk gedronken was!! Gruwelijk, de melk was nog niet binnen of ze kwam er langs boven en langs onder uit. Scheiss in dem Trompeterhorn, leuk hoor al die koemelk die er als currysauskleurige ‘erwtensoepkinderkak’ uitspoot! Maar er een les uit trekken? Denk ze nu werkelijk, dat als ze vanille- pudding of ijs camoufleert met chocoladesaus dat ik niet merk dat er weer een melk- en roomrebellie op komst is? Dikke, ik heb er mijn buik van vol! Soms verdoezelt ze sommige melkproducten zelfs met zomers steenfruit, dubbel gekkenwerk en ik moet het allemaal maar verteren.”” Ach ze is niet altijd zo koppig hoor Dunne, weet je nog die keer dat ze wijselijk de panna cotta afsloeg omdat we haar op voorhand verwittigd hadden dat ze anders binnen het kwartier met haar spuitpoep de badkamer of wc van de vrienden als een Oostenrijkse koestal had laten ruiken.”” Ach Dikke, ik mag dat vrouwtje prikkelen zoveel ik wil, ze denkt dat ik de blinde darm ben.” Ai ai, Dunne, wat stoot je nu weer mijn richting uit? Wafels met room? Linea recta rectum!! Weer een e-mail naar Darmstadt! Alarm alarm, alles toeknijpen, zeker geen windjes laten maken of iedereen heeft sproeten”! “Bedankt Dunne, broebel broebel. Weet je wat, ‘k zal eens wat kolieken uitdelen, afleren zal ze het. Weet je wat ik nog het meest beschamend vind, de kritiek van haar manlief! Heb je al eens goed gehoord wat die zei: Schatteke, gij hebt volgens mij geen darmen in je lijf, maar een rechte buis van je mond tot je poepegatteke! Een regelrechte belediging. Ach Dunne, ik weet wel dat ik met mijn 1,5 meter de boel er gewoon moet doorjagen en jij met je 6 meter lengte de grootste portie te verwerken krijgt. Bij normale mensen kan jij er bijna 24 tot 30 uur overdoen om iets te verteren. Bij dit vrouwmens moet je steeds in overdrive gaan, maar dat is haar eigen schuld, dikke- en dunne darmenbult. Wij mokka- makers proberen alles zo normaal mogelijk te laten verlopen. Maar luisteren naar haar lichaam..Toen er vlinders in haar buik zaten dan was het geen probleem om ons aan te horen, maar nu kunnen we elke verwittiging op onze buik schrijven! Nu denk ze dat ze vanbinnen niets dan stront en darmen is!” “Wat vertel je me nu, gaat ze nog vermageringspillen slikken? Wat staat er in de bijsluiter? Dat er diarree kan optreden?? KAN OPTREDEN… dat is bij haar gegarandeerd , schijten als een reiger!” “Dikke, er komt wee wa aan,…oei brr, brr, i den..k da ze brrroebel, wee stea..k me peperroomsau…broebel gegete hee! Dikke hou je schra.ap, binne de 30 minu brr ten kom de dunn..poeperij broebel wee jouw kan uit!!” Shit, merde, nu is het genoeg geweest! Weet je wat, we gaan haar eens laten schrikken. We gaan haar trakteren op een nieuwe allergie. Het lijkt wel of ze stront in de oren heeft, niet willen luisteren hé. Wat denk jij Dikke? Wat denk je van een schelp- en schaalallergie? Ze eet graag kreeft, oesters en mosselen. ’t Zou perfect zijn als straf.”” Ach Dunne, nu niet overdrijven hé. Als we nu al eens beginnen met een schelpallergietje en misschien nog een kleine lookovergevoeligheid? Als ze dan scampi eet of gamba’s met lekkere roomlooksaus , dan hebben wij ook nog eens plezier. Ze weet dan in het begin totaal niet waar die schijterij vandaan komt. Zijn het de schaaldieren, is het de room of is het de look. Ha ha ha! Kak of gene kak, we hebben haar genoeg gewaarschuwd! Laat ze het nu maar uitzoeken alvorens ze nog eens een kreeftje durft bestellen..”
Elk jaar opnieuw eindigt het toeristenseizoen in Grau du Roi met plaatselijke feestelijkheden. De Camargue- cowboys laten de laatste weken van september hun stiertjes weer in formatie door de straten van het stadje richting de arena lopen. Op elke hoek van de straat speelt er een opzwepend Camargue orkestje vrolijke Gipsy King melodietjes. De feestvreugde zit er goed in. We zoeken ons een zitplaatsje langs het parcours waar we de stierenloop en de passanten goed kunnen bekijken.
Buiten de nog min of meer normaal uitziende bruine septembertoeristen en de mensen, die hier hun weekendhuisjes hebben, worden de straten overspoeld door allerlei soorten malloten. Het lijkt wel dat alle instellingen, inrichtingen, gevangenissen en verbeteringsgestichten, van Grau en omstreken, al hun patiënten en gedetineerden gezamenlijk een weekendje vrijaf gegeven hebben. Langs het parcours staan overal dranghekken zodat niemand gevaar zou mogen lopen om door een losgebroken stier verpletterd te worden. Alhoewel er in vijf talen verwittigd wordt dat je tijdens de doortocht van de stieren achter de dranghekken moet plaatsnemen, houden alleen de meeste toeristen zich aan de opgelegde regels. De meeste habitués blijven onverstoord in het midden van het stratenparcours rond kuieren. Tussen de menigte feestgangers schuifelen zigeuners die iets minder in de stierenloop geïnteresseerd zijn. Wij kijken onze ogen uit. Je houdt het niet voor mogelijk wat je allemaal aan menselijke mafkezen ziet voorbij slenteren. Dikbuikige borstenmannen in slank makende zwarte T-shirts waarop in fluo letters Quick Silver staat, deinen voorbij. Aan hun waggelende eendenstap is echter niets kwieks meer te bespeuren. Het eerste kanonschot om iedereen te verwittigen dat de abrivados (stierenlopen) van start gaan weerklinkt. De eerste Camargue- paarden met stiertjes hollen door de straten. Ze moeten echter om de haverklap vertragen omdat de menigte maar heel traag uit elkaar splijt om daarna als magneetdeeltjes terug in het midden van de straat bij elkaar te klonteren. Manlief tikt me met zijn knie aan en knikt met zijn hoofd naar de richting die ik moet kijken.
Een jonge vrouw draagt een half doorzichtige lichtroze jurk waarbij je door de wiebelende vetlagen haar voorkant niet meer van haar achterkant kan onderscheiden. Haar hoofd is zonder hals of nekpartij op haar lichaam geperst. Onder haar veel te strakke jurk kan je soms haar sinaasappelnetjes zien schommelen, met juist boven de knieën de enige overgebleven pompelmoezen. Haar met glitterspeldjes opgestoken haar lijkt op een gigantische witte suikerspin. Aan elke hand, van haar zwaaiende lillende armen, bengelen en jengelen twee toekomstig obesitasjes . Haar treuzelman schuifelt achter hen aan terwijl hij in een broodje hamburger bijt. Hij draagt een T-shirt vol ketchupvlekken met de opprint “I am the most wanted man”. Het zal wel! Manlief kan zijn lachen niet inhouden. Ze lopen met zijn vieren in het midden van de straat, blokkeren met hun uitgezakte lichamen de volledige doorgang en waggelen op het laatste moment uit elkaar als de paarden- en stierenformatie op enkele meter van hun verwijderd is. Een paar Oostblokkers staart met half gesloten ogen, al een beetje onder invloed, naar de langs drummende mensen. Zij drukken grote blikken bier tegen hun getatoeëerde blote torsos. Hun twee tronies doen vermoeden dat ze in alle landen van de Europese Unie gezocht worden. De kale zwaait met zijn knalrode T-shirt als een toreador over en weer. Eens de cowboy- stierencombinatie bijna op zijn hoogte is, stopt hij uit schrik dat de stieren daadwerkelijk op de rode lap zouden reageren, vlug zijn shirt achter zijn rug. De tweede heeft in beide oren oorringen die nog groter zijn dan champagne kroonkurken. Langs elke kant van zijn mond heeft hij grote schroeven door zijn lippen. Hij draagt zijn pet achterstevoren op zijn weggeschoren haar. De stupiditeit druipt van hun gezichten, maar ze vallen totaal niet op tussen de andere wachtende simpele carnavalsgekken.
In de verte komen er twee overjarige tweelingbroers aangeslenterd. De eerste grijze broer heeft in zwart Afrika een jong, maar heel lelijk groen blaadje op de kop kunnen tikken. Ze lijkt op een overrijp vruchtbaarheidsbeeldje. De papa/opa draagt een joelende, op en neer wippende, halfbloedpeuter op de schouders, die te pas en te onpas krijst, dat de stiertjes op komst zijn. Papa kijkt trots, mama strijkt over haar dikke buik en kijkt verveeld. De tweede broer draagt een bruine cowboyhoed en een shirt met het logo van het whiskymerk JB. Over zijn buik staat de Franse vertaling van die twee letters J B: Jeune et Beau, jong en mooi. ‘Wishful thinking!’ Het is duidelijk dat deze man thuis geen spiegels heeft hangen. Ook hij, heeft zich ergens in Azië een bruidje aangeschaft. Dit kleine tengere kindvrouwtje stond vermoedelijk ook niet op de voorste rij toen de schoonheidsidealen uitgedeeld werden. Beide geïmporteerde vrouwtjes doen niet onmiddellijk aan seksuele uitwisseling denken. Manlief klopt me op de arm: “schoon volk op kwart voor twaalf!”. Ik draai mijn hoofd om en zie een paar prachtige jonge vrouwen onze richting uitkomen. Korte shorts tot net op de bilronding, lange benen, hoge plateauschoenen, rondzwiepende haren, oorringen die glinsteren in de zon en behoorlijke toeters. Ze vallen zo totaal uit de toon tussen al die dorpsgekken dat ze door de mannen bijna als een bezienswaardigheid nagekeken worden. Ik wijs manlief erop dat de meiden echter hand in hand lopen en met een sprankelende verliefde puberblik naar elkaar lachen. Zo zie je maar..! Achter de meisjes, wankelt een anorexia dame voorbij op meer dan 10 cm hoge hakken. Zij draagt een heftig flitsend knaloranje fluo- bloesje en een heel spannende latexbroek met tijgerprint, die haar knokige billen alleen maar benadrukt. In haar luciferstokjes- arm houdt zij een bibberend Chiwawa hondje. Met haar vrije hand houdt ze haar naar voren waaiende, uitgeplozen blonde paardenstaart uit haar strakgetrokken aangezicht. Eventjes vraag ik mij af of er ook een meneer anorexia is, of heeft die misschien het hazenpad gekozen, op zoek naar zachtere en malsere oorden. Recht over ons staat er een man met een gigantische zwarte punkerhanenkam. Het blijft voor mij nog steeds een raadsel hoe hij zijn haar, met de hier vrij hevige mistralwinden zo recht kan laten staan. Hij staat al geruime tijd ongeïnteresseerd en verveeld naar zijn schoenen te staren, alsof hij verwacht dat de stieren tussen zijn tenen uit gaan springen. Zijn vriendin, waarmee hij hand in hand staat, heeft lang roombotergeel engelenhaar dat tot over haar billen golft. Zij draagt een lange witte jurk met vaalgele plekken, alsof iemand haar onder gepiest heeft. Haar armen zijn spierwit en steken behoorlijk af tegen de andere diepbruine vakantiearmen. Regelmatig stapt ze naar het midden van de straat om te kijken of de volgende stieren nog niet in aantocht zijn en dweilt hierbij met haar jurk over de paardenstronten. We zien alleen haar achterkant die ons aan een perfect madonna beeld doet denken. Als de paardenformatie voorbij galoppeert, draait ze zich eindelijk om. Het is alsof ze als figurant weggelopen is uit de vroegere spokenserie, de Adams Family. Zij heeft een doorschijnende witte huid en in haar grote decolleté bollen twee halfblote gelatineborsten, waarop een schorpioen getatoeëerd is. Haar ogen heeft ze met zoveel eyeliner en mascara bewerkt dat ze op een ziekelijke panda gelijkt. Een van hun vrienden heeft al zijn hoofdhaar laten wegscheren op een pluk na. Die kleeft van op zijn voorhoofd als een vettige pladijs over zijn hoofd en eindigt achteraan in een knoetje zo groot als een druif waar een roze elastiekje omheen zit . Waar zijn short eindigt, beginnen de blauwe inkttekeningen, helemaal tot in zijn zwartgelakte schoenen. Als de stiertjes voorbijlopen, gaan de haantjes van Grau erachteraan. Met veel jong machovertoon trekken de jongens aan de staarten van de dieren. Het tonen van deze bravoure zal hun tijdens de rest van het schooljaar vermoedelijk een zeker heldendomprestige opleveren. Iets verder, naast ons, staat een tandeloze Graulien te roepen. Zijn feestenthousiasme is al behoorlijk opgeklopt met de nodige pastisdrankjes. Hij is blijkbaar ook één van de dorpsidioten die hun medicijnen vergaten in te nemen. Met zijn één nog resterende tand, zo groot als een grafsteen, grijnst hij naar de wachtende feestvierders en roept hij allerlei wartaal. Hij draagt een scheefgezakte kapiteinspet op zijn woeste grijze haardos. Zijn blauw en wit gestreepte zeemanstrui steekt in een bermudabroek met levensgrote ananas printen. Juist voor de volgende stierenloop door de straten raast, komt er een bejaard echtpaar uit een huisje dat zich langs het parcours bevindt. Ze waren beiden ergens in het Elvis tijdperk blijven steken. Het lijkt wel of ze juist van een verkleedpartijtje komen. Hij heeft gigantische zwartgeverfde bakkebaarden die elkaar bijna onderaan zijn kin terug tegenkomen en een royale zwarte vetkuif. Zij was waarschijnlijk vroeger een aandachttrekkende moordgriet met lange rode haren. De jaren hebben echter hun werk gedaan en de neplederen franje overgooier past totaal niet over haar rode bloempjesjurk. Haar rossige haar is op de zijkanten bijna helemaal weggeschoren en de resterende bos krullen boven op haar hoofd is knalrood geverfd. Manlief heeft het eventjes niet meer en allebei schateren we het uit.
Een tweede kanonsknal weerklinkt en dat betekent dat de abrivados eindigen.
Ik kan best begrijpen dat jullie denken dat ik lichtjes overdrijf. Om de waarheid van dit verhaal te kunnen geloven, moet je deze freakshow echter wel met je eigen ogen gezien hebben. Ik kan niet van elke randdebiel een foto maken want dan zou er ondertussen al lang een prijs op mijn hoofd staan. Het is bijna onbeschrijfelijk hoe de plaatselijke inteelt hier jaren zijn sporen achtergelaten heeft.
Het zou geen slecht idee zijn als de Franse overheid alle asielzoekers, die zich in Frankrijk willen vestigen, zouden verplichten om dit weekeindje tijdens het Zuid Franse “la fête du Grau du Roi!” een kijkje te komen nemen. Elke vluchteling met een gezonde dosis intelligentie zal volgens mij hierna tweemaal nadenken. Wil hij wel integreren tussen zo’n zootje schlemielen? Ik zou het volledig begrijpen als de asielzoeker, na het bekijken van al deze psychisch gestoorden, zich zo snel mogelijk uit de voeten zou willen maken. In plaats van zijn vingerafdrukken te laten nemen en zich te laten registreren zal hij plots, luid jammerend en huilend terug de Middellandse Zee induiken en onverwijld terug naar het oorlogsgebied zwemmen.
Als doorzomerde kampeerder maak je natuurlijk al eens iets mee op de camping, soms leuke maar soms ook heel vervelende dingen.
Zo kampeerde ik, in mijn vorig leven samen met mijn ex- echtgenoot en zoonlief Tom, met de caravan in camping Les Roquilles in Palavas. Palavas-les-Flos, in de Languedoc-Roussillon, was een Middellandse Zee insteekhaventje dat de meeste visserij achter zich gelaten had en zich met de jaren gespecialiseerd had in het ontvangen van toeristen. Voor een gezellig restaurantje of een toeristenwinkeltje moest je toen heel goed zoeken. Door één of ander misverstand of verkeerd aangebrachte informatie, van hun nog prille dienst voor toerisme, rezen er langs de waterkant niets dan ijssalons uit de grond. Overal zag je vakantiegangers achter immens grote, met parasolletjes versierde, dure ijscoupes, versuikerd de stoet passanten bekijken. Het was begin juli en het echte Franse toeristische seizoen was nog niet helemaal begonnen. Na de jaarlijkse viering van de Franse nationale feestdag op le 14 juillet, werden de meeste Franse staatsburgers maar eerst vakantiewakker. Op 1 augustus bumperden ze dan met zijn allen tegelijk op de Franse autosnelwegen richting de vakantieoorden.
Op camping Les Roquilles resideerden dus begin juli meestal Nederlanders, Duitsers, Belgen en een handjevol Franse caravantoeristen.
De campinganimatie was per 1 juli van start gegaan en een look alike Claude François, met drie namaak Claudettes, opende het nieuwe vakantieseizoen. De festival dj’s, met hun oorstop- bonkmuziek, waren nog niet uitgevonden. Ik kan jullie echter verzekeren dat als je tot bijna middernacht non stop naar Clo Clo gejank moet horen, je ook naar een rustgevende cd van huilende dolfijnen of ruisende bomen ging verlangen. De volgende avond stond er een “miss Roquilles”- verkiezing gepland, maar buiten een drietal Franstalige dikke billen dragonders kwam er niemand van enige schoonheid op dit evenement af. Drie dagen later kwam er ’s avonds een grote tourbus de camping opgedraaid, met in het wit verklede ziekenhuisanimators die, alleen in het Frans, het gevaar van SIDA kwamen uitleggen. Het was eind jaren 80 en de meeste mensen hadden, buiten het overlijden van Rock Hudson aan Aids, praktisch nog nooit over deze ziekte gehoord. Laat staan dat het Franse woord SIDA bij de meeste buitenlandse, niet Franstalige campinggasten een belletje deed rinkelen. Naast de campagnebus stonden twee grote manden met leuk ingepakte snoepjes, waar iedere voorbijganger een grabbel in deed. Het waren geen zuurtjes, geen kauwgommen maar condooms die gratis aangeboden werden. ’s Anderdaags zag je op verschillende plekken kinderen met water gevulde rubbertjes naar elkaar smijten.
Enkele dagen voordien, hadden er een vijftiental Duitse tieners hun tentjes kris kras tussen onze caravans opgesteld. Met een uitdagende blik naar de andere caravankampeerders en met heel veel bravoure wees de jonge begeleider de plaatsen aan waar ze hun tenten konden opzetten. Het was een soort scouts- groep, die de luxe van een camping prefereerden boven een gehuurd stuk verlaten weiland, waar ze zelf een toiletput en eigen geïmproviseerde douches moesten fabriceren. Met enige ergernis zagen we diezelfde dag de campingplaatsen al in een replica van de stortplaats de Hoge Maai veranderen. Overal lagen lege bier- en colaflessen, restanten van stokbroden, plastiek bordjes en verfrommelde natte handdoeken in het zand. De ganse voormiddag speelden de hangmeisjes kappertje en lagen ze van verveling, voor hun tentjes, hun teennagels te lakken. De jongens werkten op de vakantiezenuwen door eindeloos met de bal te stuiteren en elkaar luid joelend te stangen. In de namiddag slenterden ze, verplicht door de begeleiding, naar het strand. Dat was het enige moment van rust rond onze campingplaatsen. In de late namiddag lagen ze, opnieuw rusteloos, her en der tussen hun tentjes verspreid te niksen. De begeleider zette dan de cd- speler op en Duitse popmuziek schetterde door de kleine luidsprekertjes, totdat ’s avonds de herrie van de campinganimatie weer begon.
’s Nachts leek de energie terug in de Duitse lijven op te borrelen en werd de voorbije dag, onder het hijsen van het nodige bier, nog luid lachend besproken. Sommige van de omliggende caravankampeerders hadden al geprobeerd om met deze door verveling geplaagde tieners in conversatie te gaan. Zij reageerden noch op Franstalige, noch op Engelse vragen. De groep haalde de schouders op en wees naar een gifgroen tentje. De begeleider, die zelf teveel bezig was met vakantievieren, liet zich echter nergens zien.
Na enkele dagen waren er al enkele stelletjes gevormd. Tongzoenend lagen ze voor de tentjes aan elkaar te frunniken. Dat was het enige moment dat hun kwettermonden stil waren. De niet tot vrijen uitverkoren exemplaren kegelden met een zekere verontwaardiging de inmiddels groeiende stapel lege bierblikjes met een bal omver. De kamperende omgeving werd het stilaan zat. Wat bezielde een campingbeheerder om zo’n bende jongelui tussen de andere kampeerders in te betten? Ik sommeerde mijn ex-man om eens met dat storende zootje ongeregeld te gaan praten. Mijn ex stotterde alleen Nederlands en de enige Franse, Engelse en Duitse woorden die hij kende, kwamen er alleen uit nadat zijn stembanden met sloten alcohol bevoorraad waren. Als er ook maar, in eender welke situatie enige actie ondernomen moest worden, verschool hij zich achter mijn smalle schouders. Mensen die mij kennen, weten uit ondervinding, dat eens bij mij de druppel over de emmer sijpelt, ik al snel de koe, in welke voertaal ook, bij de horens neem. Ik wilde niet zo’n receptieklager zijn alvorens recht op de man af te stappen en eerst mijn beklag aan de begeleider te doen. Mijn huidige manlief, met zijn talenknobbel, was nog niet in mijn leven verschenen en dus moest ik zelf de Duitse kastanjes uit het vuur halen. Ik stapte dus naar één van die hangjongeren. Vermits mijn vader tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de weerstand was geweest, lagen sommige Duitse woorden nogal gevoelig. Ik vroeg de jongeman dus in mijn beste Duits: “Wo ist Ihre Leitung”?
De tiener staarde mij over zijn zonnebril aan en gebaarde verveeld dat ik hem moest volgen. Wij stapten tussen de kleine tentjes door, struikelden over touwen en tentharingen, lege pizzadozen, hopen vuile was, zonnecrèmes, toiletzakken en stinkende schoenen. De puistige tiener bracht mij in de richting van de haag, recht naar de waterkraan…:”Das ist unsere Leitung”. Toen ik hem, wat uit mijn Vlaams lood geslagen en grinnikend om mijn blunder, probeerde uit te leggen dat ik geen water zocht maar alleen de man wilde spreken die de leiding over hun kamp had, kwam bij hem het geladen woord eruit: “Aha unser Fuhrer!”. ‘Unser Führer’ kon op dat moment niet gestoord worden, want die lag juist in zijn gifgroene tentje te rampetampen en de gratis verkregen condooms uit te testen met één van de, met teennagels gelakte, meisjes. Toen ik mijn rampzalige interventie een beetje lacherig aan de andere buren- caravanbezitters uiteenzette, was voor de meesten de maat vol. Gezamenlijk zijn ze toen richting receptie gestapt. De volgende uren werd de kampleider uit zijn tent gesleurd en behoorlijk, in het voor hem onverstaanbare Frans, op de vingers getikt, dat hij zoals afgesproken zijn tentjes aan de andere kant van de camping had moeten opzetten.. Als er nog een reclamatie over zijn groep aan de receptie vermeld zou worden, werd de ganse boel onverbiddelijk de camping uitgezet. Het Duitse kamp werd onder luid gemor opgebroken en de tenten werden helemaal aan de uiterste lege kant van de camping terug opgezet. De campingbeheerder mocht na hun passage alle achtergelaten rotzooi uitmesten. Het was vergelijkbaar met een heden ten dage ontruimde muziek-festival campingweide. Ik, diegene die zich wel in het vijandelijk kamp had durven begeven, maar niet naar de receptie was gaan klagen, kreeg wel alle giftige Duitse blikken. Vanaf die dag sloop “der Fuhrer” en zijn troepen met veel minder bravoure onze caravans, richting douches voorbij.
Tijdens diezelfde vakantie, sliep zoonlief Tom, toen zo’n 11 à 12 jaar, voor het eerst alleen in een tentje naast onze caravan. Mijn moederlijk brein registreerde
vanaf dat moment ‘s nachts, elke hoest, elke nies, elke snurk en elk abnormaal geluid. Het was stikkend heet en we hadden de voortent niet toe geritst. Alle ramen stonden open om de nachtelijke bries binnen te laten. Opeens hoorde ik gestommel in onze voortent. Ik zat al half recht in bed, toen een bruine hand de caravangordijntjes opzij duwde en er een flashlicht recht in mijn ogen scheen. Ik gilde en riep in het Frans naar de zigeuner wat hij verdomd in onze tent kwam zoeken. Hij antwoordde grijnzend dat hij alleen maar toiletpapier zocht om naar de wc te gaan en koos vervolgens het hazenpad. Ik sleurde aan mijn ex en duwde hem bijna het bed uit. Ik hoopte dat hij wat de mannelijke held zou uithangen en riep dat hij achter de zigeuner aan moest gaan. In plaats van te reageren, versperde mijn ex-echtgenoot, als een bibberend konijn, de doorgang en zei dat hij geen zin had om een mes in zijn lijf te krijgen. Het werd de zoveelste slapeloze nacht. Toen Tom, die gelukkig door alles doorgeslapen had, de volgende morgen ons verhaal hoorde, antwoordde hij heel laconiek, terwijl hij naar de lege wasdraad wees: “Ja mama, je had die man wel beter wat wc papier gegeven hoor, want nu veegt die zigeuner waarschijnlijk zijn gat af aan onze drie gestolen strandlakens!”
Alhoewel er vanaf dat de zon onder was gegaan bewakers met honden op de camping patrouilleerden, waren de zigeuners er toch in geslaagd deze naar één kant van de camping te lokken. Via de andere kant plunderden ze alles wat los of vast zat uit voortenten en verlaten caravans. Campingtafels, stoeltjes, tv toestellen, flessen drank uit ijskasten, bikini’s, oventjes en strand- en badhanddoeken verwisselden van eigenaar. Dus met drie gestolen strandlakens kwamen wij er nog goed vanaf. Alleen het respect voor mijn ex- echtenoot kreeg op dat moment zo’n deuk die nooit meer uit te blutsen was.
We zitten op het strand van camping Le Boucanet. Schuin voor ons ligt er een vrouw op een rood ligbed. Iedereen die in een straal van 2 meter zijn stoeltje of zijn strandlaken naast haar durft neer te leggen, krijgt van haar een dodelijk blik. Ze kijkt verwijtend naar de spelende kinderen die in haar buurt een put graven en houdt met chagrijnig neerwaarts gerichte mondhoeken twee kleuters in het oog die elkaar met waterpistolen natspuiten. Ze is waarschijnlijk kinderloos, zont alleen en ergert zich de ganse tijd aan alles en iedereen. Haar man komt in de late namiddag, als een overjarige macho, het strand opgewandeld. Hij heeft zijn strandlaken over de schouder geslagen, een ipod tussen het elastiek van zijn zwembroek en oortjes in. Nadat hij zich wat narcistisch op het strand rondgedraaid heeft en zich als een echte macho langs alle kanten door het vrouwelijk resterende schoon heeft laten bekijken, laat hij zich naast haar neerzakken. Zij begint te gesticuleren hij verwijdert verveeld een oortje. Wij horen aan haar verontwaardigde afgekapte uitleg dat het Duitsers zijn. Echt gelukkig lijkt de zanikdame niet te zijn. Zij wijst weer geïrriteerd naar de jongelui, die juist achter hen, met de bal beginnen te spelen. Ik hoop dat de voetballetjes een flinke schep zand in hun richting doen verstuiven.
De Duitsers hebben beiden een hautaine air over zich alsof ze juist dit stukje strand op de Fransen veroverd hebben.
’s Avonds gaat bij ons de televisie aan. Het Vlaamse zevenuur journaal wordt via de satellietantenne eventjes binnengehaald. Alhoewel we met vakantie zijn, willen we toch van al het wereldleed op de hoogte blijven. Na het nieuws gaat de televisie uit. Rond half negen kijken we beiden een uurtje, bijna in stilte, via een kabeltje van de pc naar de tv, naar een ondertitelde aflevering van een bekende televisieserie, door zoonlief voor ons gedownload . Als manlief daarna nog niet genoeg nieuwsellende gezien heeft, zapt hij, met de hoofdtelefoon op, van het ene naar het andere kanaal. De caravan is dan in absolute stilte gehuld, zodat ik ongestoord kan lezen of mijn verhaaltjes kan voorbereiden. Ik ben nogal allergisch voor avondlijk burengebabbel en allerlei camping- animatie- nachtlawaai. Ik verwacht dan ook dat iedereen rond tien, elf uur stil is. Daarom zoeken wij steevast een camping uit zonder randanimatie. Vermits ikzelf de hartslag van een muisje kan horen, dat op 2 km in zijn holletje ligt te woelen, moet voor mij de televisie dan ook niet te hard staan en moet manlief van mij verplicht zijn hoorapparaten in. Dus stort de Belgische nieuwsanker bijna op fluistertoon de asielcrisis over ons heen. Plots horen wij naast ons een geroep. Het klinkt een beetje als “aufmachen” maar dan anders. Wij zijn ons van geen kwaad bewust en kijken verder naar de op de Middellandse Zee aanspoelende bootvluchtelingen.
Drie kwartiertjes later gaat de televisie uit en happen wij juist in ons stokbroodje, als er een vrouwengezicht naast onze voortent verschijnt. Mijn eerste idee is: “Verdomme, die Duitse kakkers, van op het strand, kamperen juist naast ons. Ze gaan toch hun klaagterritorium niet van het strand naar de camping verhuizen?” Wij hadden onze Duitse buren, tot nog toe, niet te zien gekregen, want voor hun eigen luifel hebben zij een touw gespannen en verstoppen ze zich al de ganse tijd achter een reeks supergrote opgehangen strandlakens.
”Ja hoor eens”, zegt de moffenzeur “mijn man heeft last van jullie televisie!” Wij kijken haar vol ongeloof aan en mijn Duitse woordenschat stokt ergens in mijn keel. Niets is zo ergerlijk als onterecht van iets beschuldigd te worden. Manlief zijn Duitse grammatica komt echter vloeiend aan de oppervlakte. “Ach was dat Uw man, die daarstraks zo’n gebrul liet horen, hoort U nu misschien nog geluid van de televisie? Komt U nu klagen omdat wij een half uurtje naar de nieuwsuitzending kijken? Hoe lang staat U al op deze camping?” “Al meer dan twee weken.” Dus U heeft de laatste twee weken van augustus de campinganimatie nog meegemaakt. Leuk dat de kinderdisco al om acht uur begon, niet en dat U dan tot ruim na middernacht van de, door de luidsprekers versterkte, camping bonkmuziek heeft kunnen genieten. Stond U dan ook elke morgen in de receptie om hen in te peperen dat het veel te lang en veel te luid was?” Haar mondhoeken gaan nog meer naar beneden hangen. “Trotzdem…” “Ach”, gaat manlief verder, “wat had U gedaan indien er op onze campingplaats, in plaats van twee stille gepensioneerden, een troep luidruchtige jongelui met een tentje gestaan hadden? Kan U het zich voorstellen? Ter voorbereiding van de oktober bierfeesten, elke avond een groepje bierhijsende en luid lachende Duitse tieners, zittend voor hun iglo- residentie? Of misschien een jong stelletje met een baby, die elke morgen bij het eerste ochtendgloren brullend om zijn papfles jammert? “Trotzdem..””Denkt U niet dat als de Franse buren naast ons, mobiel telefoneren, wij niet woordelijk verstaan wat ze te vertellen hebben en ontdekken welk weer het in Parijs bij de kinderen is? Van de Engelsen aan de overkant, die beiden dringend aan een paar hoorapparaten toe zijn, weten wij elke dag wat ‘My Luv’ voor het diner gaat klaarmaken. We staan hier wel met zijn allen op enkele vierkante meter en als dat half uurtje nieuws het enige zogezegd lawaai is waarover Uw man zich druk kan maken, dan begrijp ik niet waarom hij de godganse dag met muziek in de oren rondloopt…” “Ja aber trotzdem”. Adolf laat zich tijdens de ganse discussie niet zien en blijft veilig achter zijn handdoekenbarrière zitten. Mijn Nederlands- Duitse vertaalapplicatie is stilaan in mijn hersenen opgeslagen en ik zeg bijna tegen het Rüdesheimer- vrouwmens: “Sorry, wir haben es nicht gewusst!”*, maar kan nog net op tijd op mijn tong bijten. Zij haalt haar schouders op, trekt misnoegd met haar mond, klakt met haar teensletsen tegen elkaar en verdwijnt richting de Heimat- caravan. Wij hebben ze niet meer gehoord, zij ons Vlaams zevenuur journaal nog wel.
Vrijdagavond palmen een paar Franse weekendtoeristen de nog vrije plaats naast het Duitse territorium in. Twee stelletjes, met een van vermoeidheid huilende kleuter, beginnen rond de klok van tienen hun tentharingen in de grond te timmeren. Vervolgens pompen ze, onder luid gebabbel, met een elektrisch machientje de vijf luchtbedden op. Ik hoor Fritz weer iets zoals “sofort” brullen. De jonge kampeerders reageren niet en Duits tandengeknars stuitert over de camping. De jongelui zitten nog laat voor hun tentje, rappen, lachen en klinken met enkele glazen pastis op het zonnige weekeinde. Wij vinden zelf ook dat de nieuw aangekomen tentkampeerders teveel kabaal maken, maar nu lachen we toch in ons vuistje!
Ik had zelf, voor onze Duitse buren, geen beter ergernisscenario kunnen bedenken!
Voor mijn jeugdige lezers :
*Wir haben es nicht gewusst : dit is de zin die de Duitse bevolking na de Tweede Wereldoorlog steeds weer opnieuw antwoordde, toen men hen vroeg waarom ze niets aan de nazi concentratie- en vernietigingskampen gedaan hadden, waar zoveel miljoenen Joden, zigeuners en homo’s het leven lieten. Wir haben es nicht gewusst, wij wisten van niets….zogezegd!
Vannacht is weer duidelijk het bewijs geleverd dat vrouwe Alla de hemel over onze contreien aan het overnemen is. Zij duwde God de Vader en zijn mannelijke pauselijke aanhang meer en meer richting Noord- en Zuid Amerika om daar nog wat gelovige zieltjes te winnen. De Getuigen van Jehova mochten van haar nog een beetje in Europa rondzwalpen. Zij vindt het nog steeds superleuk om te zien hoe deze zendelingen, keer op keer, zowel bij de inlandse bevolking als bij de nieuwe moslimburgers, de deur tegen hun eigen façade krijgen. Alla kijkt vanuit de hemel naar haar oprukkende exodus. Zij is er zeker van dat er in Europa nog meer dan plaats genoeg is om haar islamitische achterban te verwelkomen. Als zij over haar nieuw stukje Europese hiernamaals zweeft, laat zij haar hemelse oog vallen op de stranden van de Languedoc-Roussillon. Zij schrikt zich een hoofddoekje. Zijn dat lijken die daar allemaal op hun buik, langs de kustlijn aangespoeld zijn? ’t Is tenslotte de Middellandse Zee! Neen, het zijn waarschijnlijk dolfijnen of walvissen. Als ze wat beter kijkt ziet ze dat het dikbuikige zonnekloppers zijn. Zij vindt het een eigenaardig fenomeen, dat hier ook mannen en vrouwen, waarbij de vruchtbaarheiddatum al ruim overschreden is, met een pens ouderdomsspek rondlopen, alsof ze binnen de maand van een voldragen vetbobbel moeten bevallen. Zij laat haar religieuze blik over al de stranden van Zuid Frankrijk glijden en begint echter weer te twijfelen. Moet hier haar volksverhuizing integreren? Blijkbaar zijn hier de mensen zo arm, dat ze zich zelfs geen normale kleding kunnen veroorloven. Zij aan zij liggen ze, praktisch in hun blote reet, in de zon te bakken en te braden. Hier ziet zij voor de eerste keer het werkelijke bewijs dat de Europeanen er alles aan doen om zo snel mogelijke het Arabische of Afrikaanse kleurtje te krijgen zodat de nieuwe burgers zich onmiddellijk welkom zouden voelen. Ze begrijpt echter niet waarom er op die goudgele stranden zoveel vrouwelijke exemplaren met hun blote, verschrompelde, hangende, valse silicone -en watermeloen tieten pronken. Eventjes verder lopen ze zelfs helemaal naakt. Mannen waarvan de viriele vervaldatum met prostaat bedreigd wordt en vrouwen waarvan de overgangsopvliegers al behoorlijk verleden tijd zijn, laten alle genotattributen schaamteloos zwieren, schommelen en waggelen als ze langs de vloedlijn in de brandende zon beachbal spelen. Alla is compleet uit haar lood geslagen. Hier zal ze straks wat erectiestoornissen en hartinfarcten moeten uitdelen. Ze is er inmiddels achter gekomen, dat dit naaktfenomeen totaal niets met armoede te maken heeft, maar volgens haar, gewoon een decadent gevolg is van het Westerse denken. Diezelfde blote zonaanbidsters gniffelden daarstraks nog: “Of het soms al terug carnaval was”, toen er twee ingepakte moslima’s pootjesbadend voorbij kwamen wankelen, hun lange jurken door het zoute water sleurend. Niet alleen de oudere senioren maar tevens de jonge vers geïmporteerde islamitische mannen gluren geil naar de bruine hangtieten en de door de wind opstaande frambozentepeltjes. Het is ‘Allahemeltergend’, aan die neerbuigende en uitdagende mentaliteit zal ze de komende jaren behoorlijk moeten werken! Nergens geen badpak, bikini, monokini of een nudist meer, alleen nog boerkini’s en vanaf nu, mannen en vrouwen gescheiden op het strand en de zee in!
Duizend bommen en granaten! Ze heeft in haar nieuw veroverd stukje Europese hemel al behoorlijk haar vrouwtje moeten staan. Niets dan miserie had ze met die nog niet bekeerde mannetjes. Vorige week kwamen er vier verongelukte, in alcohol gemarineerde midlifemannetjes aan haar hemelmoskeepoort aan. Ze hadden hun zielenleuter al paraat in de hand. Ze joelden en zeurden om die 70 maagden, die Alla hun zogezegd beloofd zou hebben. Toen ze voor de zoveelste keer uitlegde, dat dit een slechte vertaling was, dat het hier alleen maar om 70 druiven ging, maar dat ze dit zo lang mogelijk verzweeg om de zelfmoordterroristen niet te ontmoedigen, was de hemel te klein! Ze gilden dat ze dan liever terug opteerden voor de traditionele rijstpap met gouden lepeltjes. Toen ze hen bekeek en zei dat ze voor goddelijke rijstebrij een tiental jaren eender de geest hadden moeten geven, of minstens een ander werelddeel hadden moeten uitzoeken om naar de eeuwige jachtvelden op te stijgen, waren de rapen gaar! Problemen, problemen..Indien Alla ze zelf niet meer kan oplossen, zal ze de wijze raad van haar zuster Sjaria moeten inroepen. Nu ze eindelijk die Christelijke mannelijke encycliek verdreven heeft, zal ze zich zelf persoonlijk met de vrouwen in het westen bezighouden. In het begin zullen deze Westerse dames misschien wat zweten onder die lange jurken, maar alles went. De doorsnee Europese vrouwen zullen nog wat onhandig aan die hoofddoekjes frunniken, maar als alternatief kunnen ze nog steeds voor de totaal verhullende, snel overgooiende boerka kiezen. Als Alla wat later, vanaf haar wolk, tijdens de seniorenvakantietijd opnieuw over het strand uitkijkt, kan ze alleen maar besluiten dat voor de meeste bejaarde najaarstoeristen deze kleding een geweldige verbetering zou zijn.. Mooi of lelijk, dun of dik, kort of lang, een doek erover! Om al het bloot in één keer van de stranden te vegen moet Alla nog eventjes een studie maken. Ze heeft al een Middellandse Zee tsunami in gedachte. Vannacht zal ze als voorproefje al eens een staaltje van haar hemelse macht tonen. Met luid dondergeroffel, flitsende bliksems, hagelstenen en bakken water laat Alla aan de bange blanke man en vrouw horen dat het haar menens is!
Het zijn nog maar net de laatste dagen van augustus en de Nederlandse kranten berichten weeral over de in aantocht zijnde Sinterklaas. De facebook- pagina’s staan opnieuw bol met verhalen van de voor- en tegenstanders van de Zwarte Pieten. Ik vraag me af of de Sint het gezeur van de door racisme aangesproken kersverse Europese burgers niet stilaan beu wordt. De nieuwe ingevoerde Nederlanders en Belgen verwachten, nadat ze zelf een jaar van pseudo- inburgering achter de rug hebben, dat ze het recht hebben, om al onze westerse tradities probleemloos te laten verbieden. Ze zijn gewoon jaloers omdat de Sint nooit in de moskee komt..want daar staan veel te veel schoenen. Als wraakneming op het verbod van de hoofddoekjes in de scholen, verwacht men dat er als tegenprestatie nu ook geen kerstboom meer mag gezet worden. Varkensvlees mag er niet meer als schoolhap aangeboden worden en de Zwarte Pieten van Sinterklaas, zijn al sinds jaren, zogezegd een doorn in het Afrikaanse oog. Decennia lang kwam Sinterklaas met zijn Zwarte Pieten in onze westerse beschaafde wereld met de stoomboot aan. Een traditie waaraan niemand aanstoot nam of er ook maar bij stilstond, dat Zwarte Piet nu wel of niet een racistisch item was. De Sint was de Sint en Piet zijn helper. Ook de zwarte bevolking in België zag er jaar en dag geen graten in. Ze vonden het zelfs leuk dat er voor hen zo’n prachtige bijrol ingecalculeerd werd. Alleen vanuit de hoek van onze noorderburen waait de term “racisme” telkens weer opnieuw onze richting uit.
Ik veronderstel echter, dat door ons democratisch gepamper alle nieuwkomers steeds opnieuw hun zin doorgedrukt krijgen en wij straks met een lege stoomboot achterblijven.
Ik zie het al voor mij als straks Sinterklaas en zijn Roze Pieten in Amsterdam over de Amstel komen aanvaren. Hij moet dan vaststellen dat hij niet door duizenden kindjes toegejuicht wordt. De volledige homobeweging, dobberend in kleine bootjes, gekleed in roze tutu’s en wuivend met regenboogvlaggen, belemmeren de toegang naar de grachten. Zij zijn het niet eens met de provocerende roze helpers van de Sint. Zij willen oranje exemplaren.
Ook als Sinterklaas in Antwerpen aanmeert, zal hij zich een hoedje schrikken. Met een bootje, vol juichende zwarte Afrikaantjes aan boord, de Schelde opvaren, is om moeilijkheden vragen.
Prompt staat de ganse rede van Antwerpen vol gewapende politieagenten. Sinterklaas komt oorspronkelijk uit Turkije, draagt een djeleba-achtige outfit en heeft een lange baard..Alle, voor hem nadelige kenmerken zijn aanwezig. Wie zegt er dat die maf uitgedoste mensensmokkelaar niet van Lybië komt in plaats vanuit Spanje en was zijn uiteindelijke einddoel misschien Lampedusa of Kos. Mogelijkerwijs zitten er nog een honderdtal asielzoekers in het ruim van de stoomboot. Vermits de Antwerpse burgemeester en de ambtenaar die de dienst leeflonen en sociale woningen beheert, al op alle media meldden dat Antwerpen vol is, moet dit bootje met juichende zwarte asielzoekers aan een grondig onderzoek onderworpen worden. . Voor hetzelfde geld verdwijnen ze, eens ze vaste Europese grond onder de zwarte voeten hebben, stante pede in de illegaliteit op weg naar Calais en daarna verder naar Engeland. Het uitdelen van snoep en geschenken kan in deze optiek alleen maar als corruptie gezien worden.
Als atheïst wil ik ook wel dat er iets aan die Sinterklaas traditie verandert. Echte atheïsten geloven niet in goden en heiligen of in allerlei zalig verklaarde ‘lange-jurkenmannen’.
Destijds konden deze vrijdenkers al het Katholieke kruis op de mijter laten verwijderen maar ik vind persoonlijk dat die cadeautjes uitdelende kindervriend zich wat aan de moderne tijd mag aanpassen. Om iedereen te plezieren, moeten van mij de Pieten niet zwart zijn maar mogen ze gerust roze blijven. Het is vooral de Heilige man die volgens mij wat aan renovatie toe is. Wie laat er zich de dag van vandaag nog Sint noemen? Zou Klaas niet wat dichter bij de doorsnee bevolking staan?
Eerst en vooral moet zijn uiterlijk wat moderner ogen. Zijn mijter kan gerust door een volks petje vervangen worden. Zijn lange grijze baard kunnen we dan in een Bin Laden modelletje afscheren, zodat al minstens de helft van de Antwerpse bevolking er zich in kan terugvinden. Zijn grijze hoofdhaar knippen we in een voetballers -coupe, alles weg op de zijkant met alleen een toefje als een kroontje er bovenop, desgewenst in een ander kleurtje geverfd. Zijn witte handschoenen kan hij, zoals die van Michael Jackson, per opbod via Ebay verkopen. Het brengt miljoenen op en van de winst kan hij dan een speelgoedreserve aanleggen of in Afrika wat aan ontwikkelingshulp doen. Zijn grote rode edelstenenring kan hij aan Paola en Albert schenken, want die kussen graag pauselijke ringen. Als ze dit juweel in het paleis hebben, bespaart hun dit een vermoeiend reisje naar Vatikaanstad en bezuinigt dit voor hen tevens een flink stuk op hun toch al ontoereikende dotatie. De lange rode sintenjurk zou ik tevens achterwegen laten. Het is niet meer van deze tijd en het is trouwens heel ongemakkelijk om over de daken te wippen. Paardrijden zou meteen een stuk eenvoudiger zijn in een speciaal aangepaste creatie van Paul Gauthier. De gouden staf, die niets dan ongemak met zich meebrengt als de Sint zich met de auto wil verplaatsen, kan vervangen worden door een modieuze wandelstok.
Ik zie de titel van het hoofdartikel al in de krant: Op 5 december komt Klaas, de kindervriend, met zijn roze piet en schimmel in Antwerpen/Amsterdam aan…Het klinkt meer als een pedofiel met een SOA( een seksueel overdraagbare aandoening). Wedden dat daar zich weer andere pro- en contra- actiegroepen druk over gaan maken en dat het Zwarte Pietendebat eventjes zal vergeten worden!
Nadat ik een paar nachten onrustig geslapen had, opgeschrikt door dromen over aperitiefdrankjes, barbecue- recepten en boodschappenlijstjes, was het dan eindelijk zover : manlief, de jarige leeuw vierde met vrienden en familie met liefst twee barbecuefeestjes zijn 76ste verjaardag. Eén dag nadien, nadat alle ‘Happy birthdays’ gezongen, alles opgegeten en alles leeggedronken was, kon ik eindelijk adrenalineloos een volledige dag ontstressen. De volgende dag gingen wij de caravan uit de winterstalling halen en kon mijn slaap opnieuw verstoord worden door allerlei vakantie- inpaklijstjes.
Voor wij met onze caravan richting zuiden vertrokken, hoorde ik op het allerlaatste journaal, dat de transportsector een studie zou laten uitvoeren. Ze wilden nu wel eens weten hoe het komt dat bij meestal dodelijke ongevallen er zoveel vrachtwagens betrokken zijn. Ik vraag me af of die transportsectorambtenaren ergens heel hoog in een ivoren toren zitten te slapen. Waarom huurt die sector niet eens zelf een truck en zet daar twee avontuurlijke controleurs, met het juiste rijbewijsin. Ze kunnen dan de autosnelwegen wat afschuimen en lekker de trein vrachtwagens voorbijsteken. In de federatietruck zit de ene controleur aan het stuur en steekt op het linker baanvak alle bumperklevende camions voorbij, terwijl zijn medepassagier probleemloos in de cabines kan turen. Een beetje intelligente reflectie kan al vlug die peperdure studie uitsparen. Als ze zo langs die file manoeuvreren kunnen ze moeiteloos vaststellen wat die beroepschauffeurs allemaal uitvreten behalve normaal rijden. Al snel kunnen ze de volgende conclusies aan de sector overhandigen. Sommige truckcowboys hangen geeuwend over hun stuur en slalommen knikkebollend, gedrogeerd of dronken van het rechter op het linker baanvak, liefst met een oplegger vol gevaarlijke goederen achter zich. Ze peuteren in hun neus, kettingroken en slingeren over de weg met hun mobieltje tegen hun oor aangedrukt. Ze trappen onverwachts op de rem als ze eventjes hun facebook- vrienden checken. De verveling druipt over het asfalt. Als het giet van regenen wordt deze wateropspattende vrachtwagenkaravaan één doffe ellende. En een heel goede raad, als er werkzaamheden aangekondigd worden, kan je beter met je kleine nederige autootje tussen die onoplettende, lusteloze mastodontenbestuurders wegblijven. Voor je het weet, vergeten zij, door hun drukke bezigheden, af te remmen en wordt je eigen kleinere statussymbool tussen twee botskampioenen tot schroot vermalen. Met een beetje geluk, kan jij het nog navertellen op de spoedafdeling. De transportsector wil onze Belgische chauffeurs verplichten om een opfrissingcursus- rijvaardigheid te volgen. Wat is het nut hiervan? Dit zou echter volledig Europees aangepakt moeten worden. Niet alleen wij Belgjes, die weer heiliger dan de paus willen zijn, moeten gekeurd worden, terwijl de rest van Europa ongestoord met gangstertrucks blijven rondrijden. Ik denk dat wat meer psychologische screening en onderzoek naar de gedragscode van het vrachtwagenrijdend Oost Europees tuig hier veel meer nut zouden hebben. Wij, die regelmatig een toertje Zuid Europa maken, kunnen er van meespreken.
Wij rijden met onze sleurhut over de Autoroute du Soleil . Voor ons slingert een oplegger heen en weer tot zelfs over de pechstrook . Het is al meteen duidelijk dat de chauffeur van Poolse afkomst alles doet behalve gewoon chaufferen. Hij realiseert zich nauwelijks dat hij zijn baanvak verlaat. Als we deze wegpiraat voorbijsteken, zien we dat hij driftig zit te sms’en. Een beetje verder rijden er drie Roemeense opleggers op enkele meters achter elkaar. Zij scheuren over de snelweg met een constante cruisecontrole- snelheid van meer dan de toegelaten 90km per uur. De (t)rucker van de laatste vrachtwagen loert naar een videoscherm dat bovenaan in het midden van zijn voorruit geplaatst is. Ik kan niet zien welke film er gedraaid wordt, maar aan de roodheid van zijn gelaat vermoed ik dat het porno is. De chauffeur van de middelste camion bladert juist in de krant die opengeslagen op zijn knieën ligt, de pagina’s wapperen in de wind bij het openstaande raam . Alleen de voorste van de drie snelheidsduivels lijkt normaal te functioneren. Het zijn tenslotte niet allemaal potentiële doodrijders.
Het lijkt wel dat mannen die in een auto of in een vrachtwagen stappen alle automobilistenwaardigheid verliezen. De lelijke eigenschappen zoals toeteren, vingertje omhoog, schelden en met de grote lichten flikkeren komen dan plots bovendrijven. Snelheidsbeperkingen zijn er vooral voor al die anderen. Zij voelen zich heer en meester en een kansspelletje flitspaal- verschalken behoort tot het summum van alle uitdagingen. Ook manlief leeft soms met een iets te zware voet en calculeert steeds een 5 km per uur meer op de toegestane snelheid in. Als we rond Lyon rijden mogen de gewone auto’s 90 km per uur en staat er een verbodsteken dat auto’s met caravans maar aan 70 km per uur de bocht in mogen. Maar zoals gebruikelijk wuift hij smalend mijn opmerking, licht superieur weg. Hij gelooft niet dat een flitspaal onderscheid kan maken tussen een gewone auto en een auto die zijn huis achter hem aansleurt. Een beetje verder langs de snelweg staat de fotograaf. Taddaa! De kleine hufter blijkt echter een superintelligent paaltje te zijn, want we zijn nog maar net met 90 km/u op zijn hoogte of de flash gaat af. ’t Zal een mooie foto zijn. Manlief met een gezicht vol ongeloof en ik ernaast met een verbeten neerhangende mond. Manlief beweert nog steeds, dat de flitser de ons voorbijstekende auto betrapt had, maar ik betwijfel het. De toekomst zal het uitwijzen! Straks valt er weer een omslag met het politie-embleem in onze Belgische brievenbus. Wie niet horen wil, moet betalen. Manlief sakkert dat hij het eventjes uit het oog verloren was (dag Jan!). Ik zucht gelaten. Waar ik, in meer dan twintig jaar niet in gelukt ben, zal de Autoroute du Soleil wel in slagen. In Frankrijk temt men leeuwen!
Ik weet zeker dat jullie dit al eens allemaal meegemaakt hebben. Je staat in je potten te roeren of je wast de auto en je neuriet mee met de radio en dan is er plots dat liedje, dat niet meer uit je hoofd weg te branden is. Eerst heb je het nog niet volledig door maar als je ’s avonds naar bed gaat, dreunt het nog steeds door je hersenpan. Zo liep ik vorige week, ganse dagen van; “Wie heb ik aan de lijn, halo, halo”, te zingen. Niet dat ik zo’n fan van K3 ben, maar het pinnetje van de platendraaier in mijn bovenkamer bleef constant op de Télé Romeo hangen. Gek werd ik van dat gekweel in mijn hoofd! Net toen ik dacht dat ik overnacht het deuntje kwijtgeraakt was, hoorde ik het ’s morgens opnieuw op de radio en wat dachten jullie…De oorworm had zich in mijn hersenen gedraaid. Het K3 trio fietste met me mee naar de markt en zelfs winkelen ging op het tempo van een geneuriede en luidop zingende: “ Halo, halo!” Soms keken de mensen mij een beetje vragend aan, met zo’n blik van: “Wie is die vrouw die mij goedendag zegt, ik ken haar helemaal niet!” Een enkeling zei wat aarzelend een halo terug, een beetje beschaamd, dat hij mijn naam vergeten was en mijn gezicht bij hem totaal geen herkenning opriep. Als ik het wandeltempo op polonaise niveau bracht, keek manlief me soms een beetje geërgerd aan. Ik deed nog juist niet de ingestudeerde showdanspasjes na. Tik, tik met de wandelstokken op “Halo, halo, mijn télé Romeo…”
Ach, ik zat zelf een beetje verveeld met mijn repertoire. Ik probeerde allerlei andere liedjes te fluiten of hardop te zingen in de hoop de meidengroep voor eens en voor altijd uit te drijven. Zelfs “The show must go on” en de Power of Love” twee van mijn lievelingsnummers, die normaal toch echt als een paardenmiddel zouden moeten werken, kregen het kindergezang van de Rosse, Blonde en de Zwarte niet uit mijn kop. K3 bleef maar in mijn schedel ronddreunen. Zodra ik ’s morgens de ogen opende, waren ze daar en lieten mij op een uptempo van: “Wie heb ik aan de lijn…” de traptreden naar beneden huppelen. Ze waren onuitroeibaar. Het was natuurlijk een ongelijke strijd, drie tegen één. …” Ze overleefden nu al bijna een ganse week in mijn schedeldak. Ik had een onvernietigbare muzikale kronkel in mijn hersens gekweekt.
En dan, op het moment dat je denkt dat je kierewiet wordt en overweegt om hulp te zoeken of toe te treden tot de zelfhulpgroep “Hoe krijg ik dat lied eruit” verdwijnt het deuntje in je persoonlijke dampkring. De vrijgekomen stilte in mijn hoofd was oorverdovend en plots waren daar weer alle geluiden van de dag. Wat mij het meeste opviel was opnieuw het zoemen van manlief. Als een vrolijke dikke hommel loopt hij zoemend naast mij. Toen ik dit fenomeen enkele jaren geleden voor het eerst waarnam, wist ik niet goed wat ik hoorde. Het begon op momenten van stress en onzekerheid. Als het klusje boven zijn pet groeide, zoemde hij een oplossing bij elkaar. Maar nu zoemt manlief op alle mogelijke onverwachte momenten vrolijk door het leven..Toen wij elkaar pas kenden zong hij nog uit volle borst, minstens één keer in de week zijn echte lijflied. Op de fanfaretonen van ‘Stars and Stripes forever’ zong hij: “Wij gaan naar het land van Hawaai. Naar het land van de wiegende wijven. Daar lopen ze bloot in de wei. En van a 1 en van a 2, ze kunnen me krijgen!” Met het ouder worden, verdwenen de zwoele buikdanseressen met de strooien rokjes uit zijn hoofd en kwamen er vier dikke reuzen voor in de plaats; De Reuzekes van Borgerhout. Op stressmomenten steekt de reus zijn kop boven water. Nu zingt manlief niet, hij neuriet niet, hij fluit niet, mijn echtgenoot zoemt het liedje. Ik weet het, jullie worden best jaloers want een knoopjesafdraaiende en gonzende partner, dat heeft niet iedereen. Ik wilde dus wel eens weten waar dit zoemverschijnsel plots vandaan kwam. Volgens manlief zat het al jaren in de familiestamboom rond te gonzen en had zijn grootvader dit zoemgedrag ook. Dus zonder meer met de genen meegekregen. Het spijtige van de zaak is dat manlief zijn zoemrepertoire nu al jaren uit één enkel liedje bestaat: “De reuzekes van Borgerhout”. Al wie daar zegt, de reus die komt, de reus die komt, ze liegen daarom, kere weer om, reuzeke, reuzeke, kereweerom reuzegom…”Maar dan woordeloos, alleen een neuzelig gezoem. Al meer dan 300 jaar, telkens in september worden de Reuzen van Borgerhout weer van stal gehaald en stappen en draaien ze in een optocht door de straten. Mijn grootouders, langs vaders kant woonden hun hele leven in Borgerhout. Dus kan ik mij nog levendig voorstellen hoe ik als klein kind met ma, pa, bompa en bomma naar deze optocht ging kijken. Borgerhout had een hele brede winkelstraat die vanuit de volkse levendige gemeente helemaal tot in het centrum van Antwerpen doorliep. Borgerhout had een eigen bioscoopzaal, een heel bekend ijssalon en er waren diverse stijlvolle tapijt- meubel- schoenen- en kledingwinkels. In de jaren zeventig verdwenen al deze chique handelszaken één voor één. Ze werden vervangen door pita/shoarma- restaurantjes, thee/drugshuizen, waterpijpcafés en multiculturele kasbahwinkeltjes. Ik zou niet weten waarom, maar Borgerhout werd vanaf toen in de Antwerpse volksmond Borgerocco genoemd. Ik heb me zelfs laten wijsmaken dat in één van de laatste optochten grote Fatima reuze poppen mee opstapten. Maar dit terzijde. Van zo lang wij samen zijn, gingen manlief en ik nog nooit samen naar deze Reuzenstoet kijken en behoort dit optochtmelodietje niet tot de klassiekers in onze CD verzameling . Ik vermoed dus dat dit Reuzenliedje nog een overblijfsel van een onverwerkt jeugdtrauma moet zijn dat ergens in de krochten van zijn brein gestockeerd bleef. Enfin, ik kan mij levendig voorstellen hoe tegemoet komende wandelaars, ons vorige week over straat zagen lopen: Zoem zoem, kere weer om reuzeke, reuzeke, halo, halo mijn télé Romeo, reuzeke, reuzeke…zoem zoem..
We waren met onze kleinzoon een weekje aan zee toen die plots aan manlief vroeg: “Bompa waarom doe je dat?” “Wat Matteo?” “Awel bompa, zo zoemen!”
Manlief lachte en keek mij eerst bestraffend aan omdat hij dacht dat ik kleinzoontje een hint gegeven had. Niet dus.”Heu, dat is zingen hé.” De kleine opdonder keek echter met een vragend engelengezichtje naar bompa op: “Bompa, dat is toch niet zingen hé, het is net of Maya de Bij rond mijn hoofd zoemt! En bompa waarom brom jij steeds hetzelfde liedje? Altijd datzelfde melodietje is keivervelend hoor!” Ja, de waarheid komt uit een kindermond! Sindsdien probeert manlief van zijn reuzenlied af te kicken en komt er soms wel al eens een ander melodietje uitgezoemd maar van enige grote vooruitgang in het zoemrepertoire is tot op heden alsnog geen sprake.
Vanmorgen zette ik de radio luid terwijl ik met stofvod en swiffer rondliep. Ramsey Shaffy zong vanuit het hiernamaals: “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan..” En ik kweelde mee! Ik zong het de ganse dag. Bij het uitruimen van de afwasmachine, bij het tafeldekken, onder de douche en op weg naar bed. Misschien geeft Ramsey het al na één dag op maar ik vrees ervoor. Dus als straks de vrienden komen barbecueën, moeten ze niet schrikken als ik, bij het ronddelen van de sla, het vlees en het dessert luidop zing van “Laat me, laat me mijn eigen gang maar gaan.. laa aat me, laaaat me, ik heb het altijd zo gedaan!” Dat betekent dan niet dat ik alle hulp weiger hoor, maar gewoon dat Ramsey, K3 eruit gewipt heeft en hij zich nu in mijn bovenkamer gesetteld heeft.
Ik weet niet hoe het met jullie gesteld is, maar het fenomeen “reacties op dagbladartikels” houdt mij hevig bezig. Sinds jaren lees ik gratis de kranten via het internet en ik kan niet aan de lokroep weerstaan om telkens weer de reacties op de artikels, van al die anonieme aliassen eventjes open te tikken. Bij het lezen van al die reacties lijkt het wel, dat in dit land iedereen wel zijn eigen mening dringend wereldkundig moet maken of plezier vindt in het afzeiken van andersdenkenden. Het is alsof je de beerput opent en het rioolpersluchtje rond je hoofd komt stinken. Ik begrijp nog steeds niet ten volle waarom de internet dagbladen een forum geven aan een Yor, een James kont, een tisaltijdwat, een Vlaams kieken of een Zeurpiet. Ik weet, na al dat lezen ondertussen dat de meeste respons geschreven werd door simpele zielen of platvloerse judassen die al hun anonieme pesterijregisters opentrekken om hun gefrustreerde ergernis ergens te kunnen lozen. Ongelofelijk hoe mensen met blijkbaar een hersencapaciteit van een mini garnaal en een nog kleinere portemonnee-inhoud plots al hun frustratie en jaloezie als ‘would be’ journalisten moeten ventileren. De virtuele ruziestokers verkondigen, via reacties aan de krant en op allerlei sociale media zoals Twitter of Facebook ongezouten hun mening. Ze vallen op een laffe naamloze achterbakse manier, politiekers, bekende Vlamingen en hun collega- reactieschrijvers (die niet hun zelfde mening toegedaan zijn) met pijnlijke scheldkanonnades aan.
Het liefst zouden ze nog een cyberoorlog ontketenen, met elkaar via de webcam op de vuist gaan of virtueel met rotte eieren en overrijpe tomaten willen smijten. De meesten zijn boosaardige hufters die uit pure verveling de moraalridder willen uithangen.
Vroeger kocht mijn vader een papieren krant, mompelde wat, riep vervolgens verontwaardigd wat naar mijn moeder, en daarmee was de kous af. Diegenen die thuis geen luisterende partner hadden, trokken naar een of andere bruine kroeg en hingen daar aan de toog, achter pot en pint, wat tegen elkaar te ouwehoeren. Na een nachtje leuteren over foute toestanden en hun ongenoegen over de interne- en wereldpolitiek uitgestort te hebben, sleepten ze zich dan als menselijk wrakhout richting thuis om daar hun roes uit te slapen. Vandaag de dag bestaan er bijna geen buurtcafés meer, is het sociale luisterende oor zoek en riskeer je op je bek getimmerd te worden als je andersdenkend, verkeerdelijk het foute antwoord geeft. Dus verplaatst de platvloerse woordenstrijd zich achter de computer, de pc of de tablet. Lekker anoniem met een alias als, Poeki, dakdekkertje, Humpidumpie of Deug niet, durven deze zwak begaafden alle, zangers, sportlui of Belgische seksuologen, die het in het buitenland waargemaakt hebben, met een zekere minachting en afgunst afkraken. O wee de enkeling die deze bekende Vlamingen een hart onder de riem wilt steken en positief uit de hoek komt, die krijgt de volledige beerputkritikasters over zich heen.
Als er om 7 uur ’s morgens een krantenartikel verschijnt, dat er die nacht op de Vlaamse wegen zich weer vier jongeren te pletter hebben gereden, staan er om 5 na 7 honderden, weliswaar goedbedoelde ‘innige deelnemingen’ en ‘sterkte’ reacties te lezen van een Mallebabbe, een Hubie , een Lief huisvrouwtje of een Sariemarijs. Op één enkeling na die ‘eigen schuld, dikke bult’ neergepend heeft. Denken die simpelen van geest nu werkelijk dat de rouwende familie die ochtend niets anders aan zijn hoofd heeft dan na zo’n ongeval al deze reacties te gaan lezen? Als de Minister voor Asiel en Migratie, Theo Francken met zijn hoofd in de ochtendpers komt, dan zie je onmiddellijk aan de reacties van welke kant van de zetelverdeling de schrijfsels komen. Onder het pseudoniem van Filip de Zomer, ssjef en Rechts worden er allerlei simplistische oplossingen aangereikt om de toestroom van armoe- illegalen tegen te gaan en kunnen er volgens hen niet genoeg teruggestuurd worden. Een ander verhaal krijg je van Rooiemia, Boeleke, Hubu en Linkseteo, die vinden dan dat zwarte Theo niet genoeg vluchtelingen binnenhaalt en er, in hun ogen, teveel uitwijst. Diezelfde schrijvers maken dan later een reactiebocht van 180 graden als Theo met een plan komt om 2500 extra bedden voor asielzoekers te voorzien in een kazerne ergens in hun eigen gemeente. Onmiddellijk worden er dan niet mis te verstane moordlustige haatcampagnes gelanceerd.
Maggie de Block, Minister voor Asiel en Migratie, in een vorige regeringssamenstelling, werd prompt de populairste vrouwelijke minister nadat ze een, in de media opgevoerde, compleet geïntegreerde, vlot Nederlands pratende, hard werkende maar een volledig uitgeprocedeerde 18 jarige Afghaan terug naar Afghanistan retourneerde. Maggie is nu Minister van Volksgezondheid en krijgt nu bakken kritiek. Een Sprietje, een dieetgoeroe en een Robinhoet, die juist zelf een taartje naar binnen schoven,( terwijl ze met vuile roomvingers snel een vette kwetsende reactie tikten) beoordelen in alle anonimiteit, onze obesitas- Rubensvrouw op haar lichaam en niet op haar beleid. Ja hoge en vooral dikke bomen vangen veel wind.
Op een artikel over de Gay Parade in Antwerpen, tuimelen stante pede een tweehonderd reacties over elkaar de krant binnen. Nog nooit heb ik op zo’n korte tijd zoveel synoniemen voor het woordje homo of lesbo gelezen. Notoire homohaters, zoals een Godismetu, Lulleman en een Engeltjemoeten hun purgerende shit over deze, volgens hen, schaamteloze optocht uitstorten. Deze zedenpredikers, die nog steeds beweren dat holebi zijn een ziekte is, moesten tot in hun liezen, purperpaars van schaamte worden. Hopelijk krijgen ze in de toekomst een zoon of een kleinzoontje die alleen met een pop onder zijn arm, in een roze pamper wil rondlopen of een babymeisje dat hun in de puberteit komt vertellen dat ze volgens ‘hem’ een stukje te weinig heeft. ’t Zal ze leren.
Als Vlaams Minister van Dierenwelzijn, Ben Weyts niet van zijn standpunt afwijkt dat onverdoofd schapen slachten niet meer in onze Westerse beschaving thuishoort, krijg je meteen een soort fonetische analfabetische reacties van een Momo, een Pitalover en een Abia3, die vinden dat zij als gasten in ons land en als nieuwe Belgen het recht hebben om voor hun Offerfeest ritueel te slachten. Daartussen staan dan de schrijfsels van Puck, Minoeke, Wafwaf en Flipper2, alle dierenactivisten, honden- en poezenliefhebbers en Gaia sympathisanten die de verstandige Minister toejuichen.
Vorige week verscheen er in de internetkrant een artikel over klagende burgers. Na drie jaar strijd, met politie interventies, proces verbalen enz werden zij nog steeds niet door de gemeente au serieux genomen. Zij klaagden over lawaaioverlast, verkeerd geparkeerde auto’s voor hun deur en tegen hun poort rotzooi achterlatende,brakende en pissende klanten van een restaurant/café in de buurt. Ten einde raad staken zij hun koppen bij elkaar, lieten een petitie rondgaan en lieten ze in hun eigen voortuin een bord plaatsen met de woorden ‘Hier eindigt de beschaving’. Direct kwam er een reactie van de restaurantuitbater, want waarschijnlijk wie het schoentje past, trekke het aan. Nu woon ik niet in de buurt en ik weet dus niet of de klachten gegrond zijn, maar iets zal er wel van waar zijn anders zouden de mensen er niet stilaan genoeg van krijgen. Of het plaatsen van zulk ‘reclamebord’ nu de juiste oplossing was om een oplopende burenruzie alsnog uit te praten, betwijfel ik, maar de omwonenden kregen nu wel een forum op de plaatselijke ATV nieuwszender en een meteen luisterend gemeenteoor. Nadat een journalist (die waarschijnlijk op een gratis etentje in het restaurant uit was) een volgens mij niet geheel onpartijdig artikeltje in de krant deed verschijnen, was het besmeurde hek van de dam. Elke lawaaizoekende tamtamklant, kroeg- of klaploper en potentiële herrieschoppers, of zij daar in de buurt woonden of niet, kropen achter hun PC’s en begonnen in de krant met diepe minachting de desbetreffende goedgeboerde villa bewoners de huid vol te schelden. Zelfs de mogelijke immobilië- waarde van hun huizen kwam sommige jaloerse schrijvers de strot uit en gaven deze rijke stinkerds geen reden tot klagen. Ook iedere meelevende burger die het aandurfde begripvol te reageren, werd met bagger overgoten. Het is meer dan duidelijk dat niet alleen in Schilde de beschaving eindigt, maar achter alle computerschermen waar anonieme aliassen, censuurloos en schaamteloos hun drek over de krantenlezers uitstorten. Weet U Mevrouw of Mijnheer, welk het alias van Uw wederhelft is? Leest U met flikkerende oogjes over zijn of haar schouder mee, wat zij allemaal ongegeneerd op de sociale media durven schrijven. Of krijgt U het ongemakkelijk warm van plaatsvervangende schaamte als U al die beerputergernis van Uw partner ongewild onder ogen krijgt? Ik hoop dan maar dat alle bekende Vlamingen, politici en ‘mede van repliek genietende schrijvers’, in de toekomst deze reacties niet meer openklikken, want niemand blijft tenslotte onberoerd na al die randdebielenkritiek.
Wat er in die hoofden van die virtuele ruziestokers omgaat is moeilijk te begrijpen. Dus bij deze, als ‘Heethoofdje, Pierewaaier, ArmVlaanderen en Criskras zich, na het lezen van dit verhaaltje herkennen en jullie jezelf misschien aangesproken moesten voelen om een reactie achter te laten:” Be my guest!” Na elke blog is er een plaats voorzien waar jullie ophemelende reacties zoals; “Leuk geschreven” of vernietigende kritiek zoals; “Simone is een supertrut, die denk dat ze schrijfster is of wat allemaal nog meer kunnen achterlaten. Lezen zal ik ze echter niet. De beschaving eindigt achter jullie computer…niet achter de mijne.
Manlief bereidt zich voor om in het Guinness World Record boek 2015 te verschijnen. Manlief wil het wereldrecord knoopjesdraaien halen. Hij heeft, samen met mij, al gedurende meer dan een twintigtal jaren goed kunnen oefenen. Hij heeft zich ondertussen, zonder noemenswaardige concurrentie, probleemloos tot in de halve finale gedraaid. Ik zie jullie de wenkbrauwen al fronsen en peinzen tot welke sporttak ‘knoopjesdraaien’ dan wel behoort! Ik zal het eventjes proberen uit te leggen. Manlief haalt uit de kast een juist versteld en gestreken hemdje en knoopt dit daarna dicht. Niets bijzonder hoor ik jullie denken. Later op de avond laat hij zich lekker op de sofa onderuitzakken en geeft zich vervolgens over aan zijn tic ‘het knoopjesdraaien’! Onbewust cirkelen de kleine witte hemdsknoopjes tussen zijn plukkende vingers tot de draad het uiteindelijk begeeft. Het knoopje vind ik dan later, in het beste geval, ergens op het tapijt of tussen de sofazetels terug. In het slechtste geval verdwijnt het minuscule knopje overnacht ergens in de knoopjeshemel. In de grote knopen verzamelzak moet er dan een vergelijkbaar exemplaar gevonden en met bijbehorende kleur terug aangenaaid worden. Ik hoor jullie al reageren: “Waarom leer je hem dit dan niet af?” Denken jullie nu echt dat ik nog geen enkele poging ondernomen heb? Ik heb manlief, met naald, draad en schaar achternagezeten en geroepen dat hij vanaf nu zijn eigen averij maar moest herstellen. Manlief haalt dan glimlachend zijn schouders op, legt zich op de sofa en begint aan het volgende knoopje. Olie op het knoopjesvuur? En wie, denken jullie dat er met de vinger gewezen wordt, die arme man die er slonzig, knooploos bijloopt of die luie huisvrouw, die bedankt voor de eeuwigdurende reparaties. Ik weet het, we hebben allemaal, na meer dan een kwarteeuw huwelijk of samenwonen, wel ergens een partner zitten met een tic, waarvan je stilaan krankjorum wordt. Toen we verliefd waren vond ik het zo schattig en ontwapenend als manlief met zijn ene hand in mijn hand en zijn andere knoopjesdraaiend naast me op de sofa zat. Het leek wel een knuffelde kleuter met een teddybeer. Maar na 20 jaar knoopjesverstelwerk heb ik het stilaan wel een beetje gehad. Waarom knaagt hij niet aan zijn nagels? Die groeien kosteloos en zonder echtgenootreparaties probleemloos terug aan! Waarom draait hij in een ontspannen- of thrillermoment geen pijpenkrullen naast zijn oren? Juist ja, het grijze haar wordt ondertussen niet lang genoeg meer en valt liever uit dan als ‘tic nerveux’ dienst te doen. Ik hoor hordes vrouwen zich nu bedenkelijk afvragen, waarom ik toch te klagen zou hebben, want zelf kunnen ze wel encyclopedieën volzeuren over alle ergernissen die hun wederhelften oproepen…Ja we weten ondertussen dat de meeste mannen geen lades en kasten sluiten en zich uit de situatie proberen te redden met: “Wat ik eruit gehaald heb, moet er straks toch terug in, dus liet ik ze maar gewoon openstaan.” Of hebt U ook zo’n exemplaar in huis dat na een afwasje, niets, maar dan ook letterlijk niets op de juiste plaats terugzet. U kookt al meer dan 30 jaar in diezelfde keuken, met dezelfde kasten waar alle huisraad, potten, pannen, tassen en koppen al gedurende het ganse huwelijksleven op identiek dezelfde plaats staan, maar manlief presenteert je na al die jaren nog steeds een afwas- huisraad- zoektocht. Of heb je ook zo’n slechthorende editie, die nooit luistert en alleen hoort wat hij wil horen. Dames, hoe we ook trachten hun gezellige oude dag met ons gezanik te verstoren, besef voor eens en voor altijd; mannen blijven kleine kinderen en kunnen na de trouwpartij, en cours de route, nooit meer veranderd worden. Hoe groen al het houtwerk*, door alle ergernissen in de loop van de relatiejaren verkleurd werd, meestal is ‘what you see, is what you get and …even less’. Dus zet ik voor de duizendste keer’ met liefde’ opnieuw een afgedraaid knoopje terug aan het hemd. Ik zet een streepje in mijn notaboekje en hoop dan dat manlief , met zijn discipline ‘knoopjes afdraaien’, ooit samen met de poging polonaisedansen, het langste traject dominosteentjes laten vallen, het meeste hamburgers eten, het langst op een paal zitten en het grootste kussengevecht op een dag in het Guinnes World Record boek zal mogen staan.
*groen hout zijn : ruzie tussen man en vrouw
Sim, 4 augustus 2015 en op weg naar het wereldrecord!
Vraagt een Brits zoontje aan zijn mama: “Mama wie is mijn vader?” “Ach”, zegt de moeder dan, “dat is totaal niet belangrijk, Magaluf.” Mama had tijdens één welbepaalde vakantie op Mallorca, ’s nachts onder de zuiderse sterrenhemel, brakend tussen de stoelen van de openlucht dancing, uitbundige seks. Daarna verdreef ik, op een onchristelijk vroeg ochtenduur, mijn kater met een potje ‘kerktrapneuken’ en op het heetste van de dag, op het strand tussen alle andere toeristen, trok de tiende copulerende landgenoot een gescheurde condoom van zijn Big Ben en liep al het vocht mijn zonnende poesje binnen. En mama had daarna echt geen zin meer om uit te ‘vogelen’ wie er knieschaafwonden op de kerktrappen opgelopen had of wie er met blaren op zijn wippende, getatoeëerd achterste rondliep. Maar mama is heel tevreden met haar vakantiesouvenir, hoor Magaluf, alleen mag je later niet naar Mallorca op reis zonder mama!”.
Nu moet je je voorstellen, dat je afgezien hebt van een vakantie op het party- eiland Ibiza en met het ganse gezin vakantie viert op Mallorca, in het plaatsje Magaluf. In je hotel, juist naast je duurbetaalde hotelkamer, daveren de kamerwanden onder het lawaai van je Britse vakantieburen die “shaggen” als konijnen. De ene na de andere Union Jack, die zich superman waant, springt zich in laveloze toestand te pletter omdat hij van het ene terras naar het andere tracht te springen of vanaf zijn balkon poogt in het zwembad te duiken. Je wandelt er met je koters van 6 en 8 langs de vloedlijn, als er zich plots een zwaaiende vleesperiscoop vanuit het zand opheft en onder Brits comazuipend applaus,er zich een bruin vakantiesletje laat op neerzakken. Leuk om aan je kroost nu het verhaaltje van de bijtjes en de bloempjes aanschouwelijk uit te leggen. Of dat je als gezinsuitje, met de kindertjes, wat lekkers gaat drinken of eten op een gezellig terrasje en dat daar juist een zuipende sloerie een tiental lallende macho’s oraal bevredigt in ruil voor de volgende consumptie. Wat is dat toch met die Britse feestvierende en seksueel uit de bol gaande vakantiejeugd? Heeft de verveelepidemie overal bij onze jeugd toegeslagen? Ook hier barsten alle festivals uit hun voegen. Zonder drank en drugs kan men blijkbaar geen feest meer vieren. Van alle hoeken van de wereld werden de buitenlandse nitwitfinanciers per vliegtuig naar Tomorrowland -België gehaald. Terwijl onze jeugd klaagt dat ze in armoede afglijden, nu de uitkeringen van de schoolsubsidies verminderd worden, vinden ze toch blijkbaar zonder probleem genoeg geld om de gigantische festival entreegelden te betalen. Alle bekende en minder bekende Vlamingen, “would be” sport- kook- en andere vedetten kwamen pro deo, op het mega event, hun kop laten zien. Net zoals alle klagende omwonenden, door de festivalgangers azijnpissers genoemd, werden ook dit jaar de weergoden, op hun wolk heen en weer geschud en door het bass- lawaai uit hun slaap gehouden. Zij openden stante pede hun hemelsluizen boven de joelende en dansende meute. Net als het ballet van de stervende zwaan, fladderde de hossende massa met hun armen op en neer, gehuld in blauwe plastieken regenponcho’s op het ritme van de DJ bonk- muziek. 80.000 man met regenjassen en rubberlaarzen of gewoon half naakt, stampten drie nachten zeiknat in de modder. Het moet allemaal kunnen, elke generatie heeft recht op zijn eigen ‘movement of change’ op zijn explosieve uitbarsting van vernieuwing of decadentie. 46 jaar geleden, hadden wij onze eigen Woodstock- festival ervaring. 400.000 hippies, beschilderd met vlinders en bloemen in het haar, op één festivalweide. Wij werden destijds hotemetoot van het snerpende gitaarspel van Jimi Hendrix en gingen uit de bol als Joan Baez, “we shall overcome” zong. Wij deelden, als langharige Christusfiguren en ‘make love not war’- verspreidende Maria Magdalena’s bloemen en drugs uit. Nu betaalt men op Tomorrowland met parels, letterlijk parels voor de zwijnen in het festivalslijk. Ach ook hier zullen er wel, in de festival- campingtentjes rampetampend kindjes gemaakt zijn. Als binnen 9 maanden een ongehuwde moeder een “Boompje” laat inschrijven in de geboorteregisters, dan lachen de ambtenaren zich schuddebuikend te barsten. Ik ben er van overtuigd dat al deze feestgangers zich ook binnen 40 jaar te pletter zullen lachen, als ze de confronterende foto’s of selfies van zichzelf en hun carnavaleske verklede vrienden terugzien.
Ik ben Cornelis Sim, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Sim.
Ik ben een vrouw en woon in Edegem (Belgie) en mijn beroep is gepensioneerde secretaresse.
Ik ben geboren op 17/12/1951 en ben nu dus 72 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Reizen, lezen, schrijven, fotografie en koken.
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek