ik geloof niet meer in hemelse liefde het is wolken aaien op een uitgeschoven ladder
zo ook twijfel ik aan het zachte van de aarde ze is te gebonden aan bloed en blinde vlekken
toen ik mezelf aankeek zei ik in stilte ja, ik ben genegenheid maar gehavend door oorlogen en nachten, door mens te zijn
mijn handen reiken aldoor, immers dat stel ik boven alles doch de glazen stolp schuift mee en dan, zo doorzichtbaar glas is, over mij heen,
als op de lijkkist de dekselschroeven worden aangedraaid en waarvan de gestorvene geen weet heeft
oh, ik zie wel wie je bent maar hoor de echo van mijn stem rondwaaien
zoals de goudvis luchthapt in zijn viskom
doe ik, als mens, anders?
|