De erfenis van ome Jacob (1974)
Het café op de hoek van het Reigerstraatje, waar vroeger een kunsthandel was gevestigd, en eerder die dag al mijn aandacht had getrokken, werd mijn derde stopplaats, op de dag dat ik uit nostalgie mijn geboortestad bezocht. Het café was matig bevolkt. "t Is mooi weer vandaag, hé." hoorde ik van de juffrouw achter het buffet. Haar Zeeuwse "hé" was zonder twijfel aangeleerd.
Ze bleek een Rotterdamse te zijn, die het in Middelburg had "gevonden" zoals ze me dat toevertrouwde. "In de Randstad is het voor mij veel te druk. Hier is het veel rustiger, veel aangenamer te leven. Ik vind de Zeeuwen vriendelijke, spraakzame mensen. Ik woon hier alweer vijf jaar." Ze was opmerkelijk openhartig voor een kasteleinse. Waarschijnlijk was ze ook blij een nieuw gezicht te ontmoeten. Zeeland bleek voor haar een toevluchtsoord te zijn geworden, net als voor andere verwarde Randstedelingen.
Op mijn gemak dronk ik enkele glazen pils, voor de gezelligheid bood ik de barjuffrouw ook een drankje aan. Waarom ook niet? Wat had ik anders te doen? Niets toch! Gaandeweg kwam ik in een aardig gesprek met de vriendelijke horecadame. Zo aardig zelfs dat ik haar naam mocht weten. Ans heette ze.
Het gesprek werd ruw onderbroken. Een jonge vent met veel bombarie stormde de zaak binnen. Sportief gekleed, hemd open, borsthaar te kijk gezet op een bruin gebrand lijf. Te sportief om modieus te zijn, geen smaak om het stijlvol te vinden. Ans kende de kerel, hij was vaste klant en gedroeg zich met een air alsof hij het pand in eigendom had verworven
Zonder ook maar met iemand rekening te houden, stak hij direct van wal met een druk verhaal. Het kwam er op neer dat hij enkele dagen daarvoor een nieuwe auto had gekocht. Een BMW cabriolet. Hij vond het jammer dat hij zijn aanwinst niet voor de deur kon parkeren. "Et staot op de Dam," verklapte hij. "k Eb een mooie cent geôrve van mien ôôme Jacob." De knaap was meteen aan het spenderen geslagen en omschreef zijn auto verder. "Et is un zwarte met rooie beklêêdieng. Echt leer 'oor. k Bin d'r al ûûn paor keer mee langs de Markt rondgereeën. Kap ope', da's mooi zicht, hé. Adrie zag mien langs riejen heij zwaoide naor mien. Gistere' zien wie nog naor Kouwkerke gewest. 't Is laot geworre. 'k Eb ook nog ûûn meid kunne' versiere'. Eerst wou ze nie, laoter wel. 't Is laot geworre." Herhaalde hij, waarmee hij zijn viriele kruistocht naar vrouwelijk schoon met overtuiging wilde aantonen.
Ans en ik zaten er perplex bij, na de stortvloed van woorden. "Zo, zo, zei Ans, dus Hans, dan zit je er nu warmpjes bij." Hans nam een slok; "Joa.., dâ kan je wel zegge,' 'k Eb noe een paor ton op de bank," bevestigde Hans de zegeningen die hem waren toegeworpen door zijn oome Jacob zaliger. In alle drukte van het gesprek was ik nu bekend geraakt met zijn naam. 'k Eb ook m'têên ûûn reis geboekt. Over drie weke' goa' k met Adrie naor Ibiza. Is kieke wâ daor te beleeve is. Misschien zien daor ook wel mooie meide' te versiere."
Ik had het relaas van Hans aangehoord. Er was geen speld tussen te krijgen, en ik schatte zijn leeftijd niet veel ouder dan een jaar of twee- drie en twintig. Dat zaagt planken van dik hout, dacht ik. Hans was ook al vaak uit eten geweest, vernam ik even later van hem. Ik kon er niet uit opmaken of het hem had gesmaakt. Hij sprak er behoorlijk omstandig over, maar wist de gerechten niet goed uit elkaar te houden. Wel kon hij vertellen dat de restaurants "duur" waren. En hij kocht zijn "goeie goed" ook op een bekend adres.
In korte tijd had ik zijn halve jonge leven zien passeren. Nou dacht ik, hier wordt een halve eeuw braaf leven ingehaald. En dat uit eten gaan? Ik had daar al vaker interessante belevenissen over gehoord. Dat is toch niets bijzonders. Ik doe dat met vanzelfsprekende regelmaat en met veel genoegen. Daar is toch geen ophef over nodig? Dit is de gewoonste zaak van de wereld in Maastricht.
"Dan moet je zuinig zijn op je centen, Hans." Ans probeerde hem er bewust van te maken, dat zijn pas verworven rijkdom kon opraken. "k Leef maor êêne keer," legde Hans haar naar eigen inzicht filosofisch uit. "k Bin nie' getrouwd hé, en 'k eb geen meid, dus wâ geeft ûût." Hans wilde niet tot besef komen dat geld zo gewonnen, maar ook zo geronnen kan zijn. Ook oome Jacob zal zijn dierbare neef niet met welgevallen hebben gadegeslagen vanuit het hiernamaals, Maar die is dood, die heeft er toch geen weet meer van.
Hans had ondertussen flink gehesen, zijn tempo was niet bij te benen. Voldaan over zijn nieuwe bezit verliet hij de zaak. Zijn gezicht verraadde geen tevredenheid. Hans Bravour vertrok naar het volgende café, waar hij in grote waarschijnlijkheid zijn verhaal opnieuw ging afdraaien.
Wij bleven achter. De wervelwind was vertrokken. Met al zijn rijkdom had hij niet één rondje gegeven. "Wat een bofkont, die Hans." Ik moest mijn meewarigheid even kwijt bij Ans. "Ja, zei Ans, die heeft nog nooit gewerkt. Voorlopig zal dat er ook wel niet van komen. En als je bedenkt dat Hans nog twee grote erfenissen in het verschiet heeft, ik houw mijn hart vast." Ans keek me veelbeduidend aan. Ze wist me nog meer te vertellen, wat ik allang wist. "In Zeeland zit veel geld onder de oude mensen. Ze hebben zuinig geleefd en goed gespaard. Hun huis en land zijn nu veel geld waard. Als daar erfenissen van loskomen, zit de familie er goed bij. Ans luchtte haar hart op onprofessionele wijze. Bij mij waren haar mededelingen in goede handen. Ik zou er met geen woord over reppen.
© 2011 Albert Prins
Opmerking; Personen op foto's hebben geen verband met dit verhaal
|