Foto's afkomstig van Wilipedia en Beeldbank ZeelandNet Servicepoint; Slapen op het strand in Domburg, Sleeping on the beach zie; http://www.slapenopstrand.nl Videoclip Saskia and Serge, Zomer in Zeeland (3.15 min), zie; http://youtu.be/0U3MhbNTQE8
"Eerlijkheid en vlijt bouwen huizen als kastelen. Niet liegen en eerlijk zijn, dan hoef je geen leugens te onthouden, je leeft zonder zorgen." Ik hoor het mijn vader nog zeggen. Nou ja...zonder geld heb je best wel zorgen, dacht ik eigenwijs bij mijzelf. Maar toen ik een portemonee op straat vond kwam er toch een verleidelijk stemmetje in mijn hoofd op. Naar mijn idee zat er veel geld in. Niks zeggen en het geld in eigen zak steken? Niemand heeft toch gezien dat ik die portemonee heb gevonden. "Niet liegen en bedriegen, dan leef je zonder zorg." Het verleidelijk stemmetje kon het niet winnen van mijn gevoel voor eerlijkheid. "Wat je op straat vind moet je aangeven op het Politiebureau." Mijn vader was daar duidelijk in. Ieder het zijne, je weet nooit hoe erg het is voor degene die het heeft verloren. Dus liep ik linea recta naar het Politiebureau in de Lange Giststraat.
De constibleswinkel van Jongepier met zonnekap aan de Rottardamsekaai
De agent aan het bureau keek op van zijn werk; "Zo jongeman, wat heb jij daar? Laat eens zien." "Een portemonee, meneer," zei ik een beetje bedremmeld, en tegelijk ook beduusd van het officiële karakter dat een politiebureau nu eenmaal uitstraalt, want ik was nog nooit bij de Politie binnengelopen. "Zo, zo, en waar heb jij die gevonden?" De forse agent keek me onderzoekend aan. "Bij Jongepier op de Dam, meneer, of eigenlijk op de Rotterdamse kaai, meneer." Hij keek me aan alsof hij dat niet geloofde. "En lag die daar zomaar op straat? Trouwens Jongepier is niet op de Dam, als politieagent weet ik dat." De agent wilde het wil heel percies weten, vond ik. "Ja, meneer," antwoordde ik verlegen. Mijn antwoorden begonnen wat korter te worden. Gaat het altijd zo, wordt er zoveel van je gevraagd, dat ik bijna moet denken dat ze me niet vertrouwen? Ik liet het vragen stellen verder aan de agent over. Je weet het maar nooit als je uit jezelf van alles gaat vertellen. Je kunt er verdacht van worden. Dan ben ik hier nog lang niet weg.
Zomaar een portemonee op straat
"En,.. heb je er niets uitgehaald?" De agent begon nu wel erg indringende vragen te stellen. Zie je wel, dat je moet oppassen wat je aan een agent vertelt, dacht ik bij mezelf. "Nee meneer, dat zou ik niet durven, mijn vader zegt dat ik eerlijk moet zijn." Ik kreeg het er warm van. "Zo, zo, dan heb jij een wijze vader. Laten we eens kijken wat er in zit." De agent begon in voorname meervoudtaal te spreken. Het zal wel bij zijn funktie horen, bedacht ik. "Kijk, kijk, daar zit nog geld in ook, dat gaan we eens tellen. Wel, wel, dat is twaalf guldens en twee en veertig centen. Geen naam en geen adres, dat is nou vervelend. Nu kunnen we de portemonee niet aan de rechtmatige eigenaar terug bezorgen. De eigenaar in kwestie zal zelf dienen te verschijnen op het bureau."
Voormalig Politiebureau aan de Lange Giststraat
De politieman sprak officiële taal, opnieuw keek hij mij onderzoekend aan. Hij was niet van plan mij zomaar te laten gaan, dat had ik wel in de smiezen. Eerst moest de zaak formeel worden afgehandeld, waarop hij mij uitnodigde; "Zo, jongeman, ga er maar eens bij zitten. Nu kreeg ik de volle aandacht van de man. Al die tijd stond ik braaf tegen het hekje voor zijn bureau geleund.
"Wat is jouw naam en adres, dan gaan we dat eens noteren." De agent haalde een ontvangstformulier uit de bureaulade. "Moet dat meneer?" Ik had het al warm gekregen van al die vragen, maar nu begon ik m'n toch een beetje te knijpen. Ondertussen had de agent het vel papier in de typemachine gedraaid. Met één vinger typte hij zorgvuldig mijn naam en adres in de voorgelijnde kaders. "Verdomme," hoorde ik hem zeggen, nadat hij een verkeerde toets had ingedrukt. Uit zijn lade haalde hij een klein flesje met witte vloeistof, waarmee hij zijn fout corrigeerde. Het schoot niet erg op met zijn werk.
Agent van de wacht en het verhoorhoekje er vlakbij gelegen
Daar zat ik dan in een half verlicht somber en ook sober ingericht politielokaal. Ik wilde alleen maar het gevonden voorwerp afgeven. Niets meer en niets minder. Kwam voor mijn eerlijkheid daar nu zoveel bij kijken. De sfeer begon me steeds minder te bevallen. In een apart kamertje stond een stijve stoel met een schijnwerper ernaast. Dat moest vast het ondervragingshoekje zijn, en als ik in de gang keek zag ik de bewaarcellen voor opgepakte boeven. Als ik dat allemaal had geweten!
Gang met bewaarcellen en het rommelhok met gevonden of gestolen fietsen
De politieman werkte vlijtig verder, tot ik weer een paar keer "Verdomme" hoorde. Oei, dacht ik, dat hoef ik thuis niet te zeggen, daar krijg ik op z'n minst een standje voor, of een draai om mijn oren als mijn vader kwaaie zin heeft. Opeens hoorde ik met veel nadruk hardgrondig; "Wel... Godverdomme....!!" De agent schoot nu flink uit zijn slof. Nou dacht ik, die kan er ook wat van. Hij trok het formulier woest uit de typemachnie, verfrommelde het tot een prop, met een boog belandde het in de prullebak.
"We beginnen opnieuw, jongeman. Wat is jouw adres en jouw naam..... Ik bedoel wat is je naam en adres." De agent was duidelijk van zijn a propos geraakt, en van de spanning had hij nog een rode kleur gekregen ook. Snel zei ik achter elkaar; "Appie Prins, Havendijkstraat 16, Middelburg." "Ho, ho, niet zo snel, laat ik dat eerst even opschrijven." De overhitte agent verwerkte nu foutloos de gegevens. Van de agent moest ik het formulier ondertekenen. Voor het eerst in mijn leven zette ik mijn handtekening.
Zul je dat nooit meer doen ???
Ik zat al een tijdje met de vraag, zal ik het hem wel, of zal ik het hem niet vragen? Voorzichtig probeerde ik; "Menéér..??" De politieman keek me aan; "Ja jongeman, wat is er?" "Krijg ik nu een beloning?" Ik wilde wel eerlijk zijn, maar een kleine vergoeding voor mijn goeie daad, daar rekende ik eigenlijk wel op.
"Tja...., de agent krabde aan zijn kin, "Dat is moeilijk te zeggen. Jij wilt een beloning ontvangen? Wij geven die namelijk niet. Dat is aan de rechtmatige eigenaar, en dan hangt het er ook nog vanaf of veel of weinig geld is gevonden. In de regel mag de eigenaar 10% beloning verstrekken. Maar dat is niet verplicht." Vulde hij direct aan zijn verklaring toe. De agent zag teleurstelling in mijn ogen. Wat is nu 10% van twaalf gulden twee en veertig ? Als ik het nog krijg ook. De agent bergde het geld op in een blikken doosje, de portemonee werd in een grote doos, bij de rest van gevonden voorwerpen, gegooid. Ik vond het wel een beetje raar, dat hij het geld apart bewaarde.
Illustratie van Norman Rockwell
Ik heb er nooit meer iets van vernomen. Toen ik thuis kwam stond mijn vader me bij de voordeur op de wachten. "Waar kom jij zo laat vandaan? We hebben al die tijd op je zitten wachten met het eten." Ik heb hem uitgelegd wat was gebeurd, maar hij geloofde me niet. Ik moest direct naar bed. Bij mijn avondgebedje stelde ik tevreden vast dat ik die dag een goede daad had verricht. Onbezorgd viel ik in slaap.
Het café op de hoek van het Reigerstraatje, waar vroeger een kunsthandel was gevestigd, en eerder die dag al mijn aandacht had getrokken, werd mijn derde stopplaats, op de dag dat ik uit nostalgie mijn geboortestad bezocht. Het café was matig bevolkt. "t Is mooi weer vandaag, hé." hoorde ik van de juffrouw achter het buffet. Haar Zeeuwse "hé" was zonder twijfel aangeleerd.
Ze bleek een Rotterdamse te zijn, die het in Middelburg had "gevonden" zoals ze me dat toevertrouwde. "In de Randstad is het voor mij veel te druk. Hier is het veel rustiger, veel aangenamer te leven. Ik vind de Zeeuwen vriendelijke, spraakzame mensen. Ik woon hier alweer vijf jaar." Ze was opmerkelijk openhartig voor een kasteleinse. Waarschijnlijk was ze ook blij een nieuw gezicht te ontmoeten. Zeeland bleek voor haar een toevluchtsoord te zijn geworden, net als voor andere verwarde Randstedelingen.
Op mijn gemak dronk ik enkele glazen pils, voor de gezelligheid bood ik de barjuffrouw ook een drankje aan. Waarom ook niet? Wat had ik anders te doen? Niets toch! Gaandeweg kwam ik in een aardig gesprek met de vriendelijke horecadame. Zo aardig zelfs dat ik haar naam mocht weten. Ans heette ze.
Het gesprek werd ruw onderbroken. Een jonge vent met veel bombarie stormde de zaak binnen. Sportief gekleed, hemd open, borsthaar te kijk gezet op een bruin gebrand lijf. Te sportief om modieus te zijn, geen smaak om het stijlvol te vinden. Ans kende de kerel, hij was vaste klant en gedroeg zich met een air alsof hij het pand in eigendom had verworven
Zonder ook maar met iemand rekening te houden, stak hij direct van wal met een druk verhaal. Het kwam er op neer dat hij enkele dagen daarvoor een nieuwe auto had gekocht. Een BMW cabriolet. Hij vond het jammer dat hij zijn aanwinst niet voor de deur kon parkeren. "Et staot op de Dam," verklapte hij. "k Eb een mooie cent geôrve van mien ôôme Jacob." De knaap was meteen aan het spenderen geslagen en omschreef zijn auto verder. "Et is un zwarte met rooie beklêêdieng. Echt leer 'oor. k Bin d'r al ûûn paor keer mee langs de Markt rondgereeën. Kap ope', da's mooi zicht, hé. Adrie zag mien langs riejen heij zwaoide naor mien. Gistere' zien wie nog naor Kouwkerke gewest. 't Is laot geworre. 'k Eb ook nog ûûn meid kunne' versiere'. Eerst wou ze nie, laoter wel. 't Is laot geworre." Herhaalde hij, waarmee hij zijn viriele kruistocht naar vrouwelijk schoon met overtuiging wilde aantonen.
Ans en ik zaten er perplex bij, na de stortvloed van woorden. "Zo, zo, zei Ans, dus Hans, dan zit je er nu warmpjes bij." Hans nam een slok; "Joa.., dâ kan je wel zegge,' 'k Eb noe een paor ton op de bank," bevestigde Hans de zegeningen die hem waren toegeworpen door zijn oome Jacob zaliger. In alle drukte van het gesprek was ik nu bekend geraakt met zijn naam. 'k Eb ook m'têên ûûn reis geboekt. Over drie weke' goa' k met Adrie naor Ibiza. Is kieke wâ daor te beleeve is. Misschien zien daor ook wel mooie meide' te versiere."
Ik had het relaas van Hans aangehoord. Er was geen speld tussen te krijgen, en ik schatte zijn leeftijd niet veel ouder dan een jaar of twee- drie en twintig. Dat zaagt planken van dik hout, dacht ik. Hans was ook al vaak uit eten geweest, vernam ik even later van hem. Ik kon er niet uit opmaken of het hem had gesmaakt. Hij sprak er behoorlijk omstandig over, maar wist de gerechten niet goed uit elkaar te houden. Wel kon hij vertellen dat de restaurants "duur" waren. En hij kocht zijn "goeie goed" ook op een bekend adres.
In korte tijd had ik zijn halve jonge leven zien passeren. Nou dacht ik, hier wordt een halve eeuw braaf leven ingehaald. En dat uit eten gaan? Ik had daar al vaker interessante belevenissen over gehoord. Dat is toch niets bijzonders. Ik doe dat met vanzelfsprekende regelmaat en met veel genoegen. Daar is toch geen ophef over nodig? Dit is de gewoonste zaak van de wereld in Maastricht.
"Dan moet je zuinig zijn op je centen, Hans." Ans probeerde hem er bewust van te maken, dat zijn pas verworven rijkdom kon opraken. "k Leef maor êêne keer," legde Hans haar naar eigen inzicht filosofisch uit. "k Bin nie' getrouwd hé, en 'k eb geen meid, dus wâ geeft ûût." Hans wilde niet tot besef komen dat geld zo gewonnen, maar ook zo geronnen kan zijn. Ook oome Jacob zal zijn dierbare neef niet met welgevallen hebben gadegeslagen vanuit het hiernamaals, Maar die is dood, die heeft er toch geen weet meer van.
Hans had ondertussen flink gehesen, zijn tempo was niet bij te benen. Voldaan over zijn nieuwe bezit verliet hij de zaak. Zijn gezicht verraadde geen tevredenheid. Hans Bravour vertrok naar het volgende café, waar hij in grote waarschijnlijkheid zijn verhaal opnieuw ging afdraaien.
Wij bleven achter. De wervelwind was vertrokken. Met al zijn rijkdom had hij niet één rondje gegeven. "Wat een bofkont, die Hans." Ik moest mijn meewarigheid even kwijt bij Ans. "Ja, zei Ans, die heeft nog nooit gewerkt. Voorlopig zal dat er ook wel niet van komen. En als je bedenkt dat Hans nog twee grote erfenissen in het verschiet heeft, ik houw mijn hart vast." Ans keek me veelbeduidend aan. Ze wist me nog meer te vertellen, wat ik allang wist. "In Zeeland zit veel geld onder de oude mensen. Ze hebben zuinig geleefd en goed gespaard. Hun huis en land zijn nu veel geld waard. Als daar erfenissen van loskomen, zit de familie er goed bij. Ans luchtte haar hart op onprofessionele wijze. Bij mij waren haar mededelingen in goede handen. Ik zou er met geen woord over reppen.
"Straô-rieën" (Strandrijden) is een oud folkloristisch feest waarvan de oorsprong in een ver verleden ligt. Van oudsher is dit feest alleen op Schouwen bekend. Eén van de noordelijke Zeeuwse eilanden. Vroeger verzamelden jonge boeren en knechten met hun paarden éénmaal per jaar rond de kerk, op het voorlentefeest wanneer de dagen begonnen te lengen. . In een lange stoet, de jongste deelnemers achteraan, de oudste Straô-rieërs voorop, liepen alle paarden naar het strand, onder het getoeter met koperen hoorns. Een Oud-Germaans gebruik om boze geesten te verdrijven, die de paarden tijdens de winter in de stal lastig hadden gevallen. Ook geloofde men in de reinigende en geneeskrachtige werking van het zilte zeewater, wat voor de paardenvoeten heilzaam was tegen schurft en jeukerigheid. Hadden paarden erg veel last van deze kwaal dan werden ze dagelijks gewassen.
Sinds enkele jaren is dit feest weer in ere hersteld. De belangstelling is groot, niet alleen voor deelnemers maar ook het publiek komt in grote getale het indrukwekkende schouwspel bewonderen. De fors gebouwde Zeeuwse koudbloedige trekpaarden wekken emotie op door hun massieve kracht en goedmoedig karakter. Je hoeft geen paardenliefhebber te zijn, om van deze dieren te houden. De ijdele warmbloedige raspaardjes, die ook mee mogen rijden, kunnen dan wel elegant zijn. Ze zijn geen vergelijk met hun stoere soortgenoten
Tegenwoordig wordt het Straô-rieeën weer gehouden in Renesse, Burgh-Haamstede, Noordwelle, Ellemeet, Scharredijke en Serooskerke. En zoals dat met succesvolle touristische attracties gaat, wordt deze traditie ook elders overgenomen. Op Walcheren gebeurd het ook en in Noord-Holland zul je dit fenomeen ook wel tegen komen, Maar de oorsprong ligt toch op Schouwen.
Normaal gesproken wordt het paard niet gezadeld bereden. De boeren en knechten gebruikten vroeger een paardendek met stijgbeugels. Niets meer, en niets minder, en zo hoort het ook. Voor recreatierijders, die niet gewend zijn aan ongezadeld paardrijden wordt het comfort van een zadel oogluikend toegestaan. En omdat het feest is, zijn de paarden versierd. De één nog mooier dan de ander, met kleurige wollen bolletjes, crêpe papieren bloemen, slingers en linten op de manen of tuigage. De paarden genieten van al deze aandacht, voor hen is het één groot pootje-baaien-feest in de branding.
Na afloop van het paarden-pootje-baaien, vertrekt het gezelschap. In een lange sliert lopen de paarden door het landschap terug naar het dorp. En waar feest is moet gegeten en gedronken worden. Paardstrandrijden zonder "schrôôsels" de bekende platte dunne kruidenkoek, appelsienen en "fredille" dat zijn gekonfijte dadels, het hoort er allemaal bij.
"Moeders Wil is Wet." Het klonk elke ochtend door de radio. Welke moeder-de-vrouw heeft daar niet de stofdoek voor laten vallen, bij het horen van de legendarische stem van Mia Smelt? Er even rustig bij gaan zitten onder het genot van een vers geurig kopje koffie, om naar de raadgevingen van Mia te luisteren.
Moeders wil is Wet, het langst lopende radioprogramma voor vrouwen
Volgens Mia Smelt hadden huisvrouwen een steuntje in de rug nodig, omdat ze 's morgens alleen thuis waren. De kinderen zaten op school, haar man was naar het werk, dus de vrouwen waren even "onder elkaar." Niet bij iedere huisvrouw stond de Baedeker in de boekenkast. Het serieuze handboek voor de beginnende huisvrouw, vol tips en wetenswaardigheden over hoe het huishouden gedaan moest worden. Hoe ze haar man tevreden moest stellen, en de kinderen netjes opvoeden. Op die leemte speelde Mia Smelt handig in. In feite verzorgde ze een soort gesproken Baedeker, afgewisseld met groeten van vrouwen aan elkaar, die verzoekplaatjes konden aanvragen.
De 25-delige Baedeker, voor vele generaties een vraagbaak
De 25-delige Baedeker besteedde in elk deel aandacht aan een afzonderlijk probleem, waar jonge vrouwen mee zouden kunnen worstelen. Onderwerpen kwamen aan de orde zoals; "Huishouden op Rolletjes," "Van Vingerhoed tot Strijkplank." "De Weg naar het Hart," dat eigenlijk meer gericht was op de maag van de man, inplaats van het hart. "Hoe moet ik met mijn Kind?" Richtlijnen in twee delen over kinderopvoeding, waar dyslexie en ADHD niet in voorkwamen. De Baedeker had die problemen nog niet ontdekt. "De Toekomst van Uw Kind," "Uzelf Mevrouw." Het mocht ook niet aan zelfinzicht ontbreken.
Het ideaalbeeld van moeder-de-vrouw in de jaren '50
Belangrijk onderwerp dat niet overslagen werd was dan ook; "Liefde zonder Vrees." Opoffering in bedenkelijk behaagkunst. Met daarop het volgende hoofdstuk; "Gelukkig Huwelijk." Daar draaide het immers allemaal om, de vrouw moest er zorg voor dragen dat een gelukkig huwelijk haar doel en streven moest zijn. Daartoe was en is ze hier op aarde, naar de toenmalige opvatting.
Mia Smelt in overleg met Chris Heijzen Zeg groenteman
Het radioprogramma werd elke morgen op een vast moment onderbroken met de bekende riedel; "Zeg Groenteman, Wat Eten we Vandaag?" Chris Heijzen richtte het woord tot de huisvrouwen in het land; "Vandaag dames.., Ja dames..., Het is er de tijd van het jaar voor. De verrukkelijke wintergroente is er weer. Het ligt bij uw groenteman in het schap. Vandaag eten we overheerlijke Brussels Lof. De gezonde groente die u gekookt, gestoofd en ook rauw als salade kunt eten. Bijvoorbeeld met een gesnipperd hardgekookt eitje erbij." Groente was aan jaargetijde gebonden. Niets van haricots-verts, of bloemkool het hele jaar door. Chris leuterde nog wat door met Mia over de bereidingswijze en welke saus het lekkerst bij de witlof zou smaken.
De moderne groenteman met een overdadig dagelijks aanbod Ik zou wel eens willen weten
Daarna volgde een ogenblik van muzikale omlijsting, door de niet weg te denken Jules de Corte. De blinde pianist, organist van Belgische komaf, doordat zijn familie tijdens de Eerste Wereldoorlog was gevlucht naar Nederland. Met zijn fijnzinnig gevoel voor droge humor, leidde hij het liedje in. Wie kent ze niet? De niet van ironie en moraal gespeende versjes, die hij op monotone toon zong zoals; "Ik zou wel eens willen weten"..."Het sprookje van de Toto"..."De reuzen van de middelmnaat...," of "Het kleine mannetje...." Honderden liedjes aan zijn geest ontsproten liggen nu te verstoffen. Je hoort ze nog zelden.
Jules de Corte. Wie kent hem niet? Goede morgen luisteraars......
Voordat "Moeder Wil is Wet," de ether inging klonk in de vroege morgenuren de piano van Arie Snoek door bos- en polderland, begeleid door de altijd opgewekte stem van de Hilversumse gymnastiekleraar Ab Goubitz. "Goede morgen luisteraars..., Staat u allen klaar...?...Dan beginnen we met de eerste oefening.....!! En strek, en buig, en voor en achter...!! En nu de armen omhoog...., en naar achteren en dan weer naar voren... Goed zo....luisteraars !!"....... "En nu naar links..., en dan rechts, en nog een keer...." Hierna liet hij zijn denkbeeldig publiek even op adem komen....." Zo...nu even rust op de plaats..., en haalt u diep adem, dames. Goed zo dames...Dan gaan we nu over op de volgende oefening..... En dames spreidt u nu de benen...!!??..." Meneer Goubitz begon het bedenkelijk over een andere boeg te gooien. Manlief was toch niet thuis. "En buigt u maar..., en strekt u maar....!!!"
Gymnastiekleraar Ab.Goubitz, later Wethouder van Hilversum
Turnles in de jaren '50, via de radio uitgezonden.
Bij ons in de straat heeft Ab Goubitz nooit succes behaald. Ik kan me geen van de buren herinneren, die zich verleid hebben gevoeld tot een dwaze vertoning in de huiskamer. Of de gordijnen moeten dicht zijn gebleven en de radio op halve sterkte hebben gestaan. "Dat is iets voor daarboven in Holland," zei mijn moeder altijd. "Daar houden ze wel van dit soort gedoe. Ik doe er in elk geval niet aan mee."
Luchtfoto Abdijcomplex van Middelburg met de Lange Jan
Bijna elke oude stad of dorp is in het verleden wel getroffen door een onnozele anecdote waardoor de inwoners voor altijd gebrandmerkt zijn voor beschamend gedrag. De spotnaam blijft kleven tot op de dag van vandaag ook aan huidige generaties die er niets aan kunnen doen, en er beslist niets mee te maken hebben. Je zult maar als "nieuwe" Nederlander als "Flessetrekker" worden uitgescholden, wanneer je in Middelburg vertelt, dat je uit Vlissingen komt. De Turkse-Zeeuw begrijpt daar niets van. Maar als hij een beetje bij de pinken is, ketst hij meteen terug door de Middelburger in het hart te treffen door hem voor "Maneblusser" uit te schelden. Meer leed kun je niet aanrichten.
Rood gloeiende maan
Of opa Klercq ook tot de Maneblussers gerekend kan worden is niet zeker. Daar heeft hij zich nooit over uitgelaten. Was hij ook zo beschaamd om uitgelachen te worden? Of had die gebeurtenis lang voor zijn tijd plaats gevonden, toen men dacht dat de Lange Jan in brand stond. Middelburgers praten niet over dit voorval, ze houden het liever stil. Het zijn de buitenlui, die graag de gevoelige snaar willen raken bij de van huis uit deftige burgerij. Een gevat weerwoord hebben ze meestal niet paraat, zo serieus als Middelburgers zijn. Ze hebben de gebeurtenis verdrongen, ze weten niet eens meer wanneer de fabel is ontstaan. In archieven staat het wel te lezen.
Misterieuze mist rond de toren
Op een nacht was het volle maan, er hing een lage nevelige bewolking over de stad. Het was bijna windstil, de inwoners lagen al vroeg op bed. Uit de laatst nog open kroeg waar nog klandizie zat vertrok een man naar huis. In het schemerlicht keek hij onderweg op de toren hoe laat het was geworden. Tot zijn grote schrik zag hij brand in de toren. Onmiddelijk sloeg hij groot alarm. Hij maakte zoveel kabaal dat de hele buurt daar wakker van werd. De mensen vroegen zich af wat aan de hand was, de benevelde man wees naar de toren. Ze zagen toen ook dat de Lange Jan in brand stond. Brand in de toren !! Achter de vensters gloeide vuur. In geen mum van tijd was de hele stad in rep en roer, de noodklok werd onmiddelijk geluid.
Brand in de toren !! ??
Het stadsbestuur, de burgemeester op kop, snelde naar de plaats des onheil en begon in ijltempo de blussingswerken te organiseren. Langs de torentrap gingen emmers water als een ketting van hand tot hand omhoog, maar nog voordat de top werd bereikt schoof de maan door de nevel en moesten de moedige Middelburgers toegeven dat slechts een rossige nevelgloed door de ramen had geschenen. Beschaamd van zoveel onbenul togen de mensen huiswaarts en probeerden het voorval stil te houden. Maar net zoals dat met roddels gaat, ook deze gebeurtenis blijft hardnekkig de ronde doen. Eén troost zij u gegund; gij Middelburgers. Ook Mechelaren worden voor hetzelfde feit als Maneblussers uitgescholden.
Sint Rombouts kathedraal van Mechelen
Want in de ijskoude nacht van 27 op 28 januari 1687 gebeurde in Mechelen een gelijk voorval. De trotse Sint Romboutstoren was omgeven door een zware lage mist terwijl de maan de toren bescheen met een rode gloed, veroorzaakt door de reflectie van krachtig zonlicht. In 1722 waren de Tienenaren aan de beurt. Maar het kan nog straffer. In Diest waren de inwoners zelfs bereid de zon te blussen, die haar stralen bloedrood door de vensters liet schijnen, dat in 1728 tot grote consternatie had geleid. En of niemand had geleerd van bijzondere natuurver-schijnselen gebeurde rond 1850 in Edegem opnieuw een poging de zon te blussen, waarvoor het hele brandweercorps uitrukte. Afrijders en zonneblussers wonen daar.
"Riengkrieje" in het Zeeuws, betekent voor de goede verstaander in het Nederlands "Ringrijden." Voor de Zeeuwen is het een onverwoestbare traditie dat ver teruggaat in de geschiedenis. Aanvankelijk een sport die in de Middeleeuwen door de adel werd beoefend. Strijdbare nobele jongelingen traden met hun paard in een tournooi aan om een trofee in de wacht te slepen. Een jonkvrouw stelde haar ring ter beschikking, dat aan een koord werd opgehangen en vervolgens met een lans moest worden losgestoken. Dit gebeurde in galop op een ongezadeld paard. Degene die deze kunst tot driemaal toe met succes behaalde, werd door zijn mededingers eerst gejonasd en daarna naar de jonkvrouwe begeleid. In deemoed moest hij voor haar knielen, daarna kreeg de winnaar de trofee in ontvangst. De hoogst haalbare beloning was toch wel de omhelsing met kus van de edele jonge vrouw.
Het oude ridderspel bij het hof van St. Joris in Middelburg
In de 17de eeuw is het tournooispel een volkssport geworden, onder jonge boerenzonen. In de laatste eeuw zelfs een serieuze sport, waar regels aan verbonden zijn. Zo is het verplicht dat bij officiële wedstrijden, de deelnemers in het wit zijn gekleed. Van witte pet tot witte sokken en witte schoenen, een oranje sjerp rechts over de schouder gehangen, en het groene ZRV embleem links op het hemd genaaid. Het paard moet versierd zijn op de manen en staart, met prachtig gevlochten creaties steken de rijders elkaar de loef af. Het paard moet volgens traditie nog steeds ongezadeld worden bereden.
Ringrijden op het Abdijplein in Middelburg, een prachtige entourage
Bij demonstraties en feestelijkheden is het verplicht in Zeeuws costuum aan te treden. Dat geldt ook voor vrouwen, die de laatste jaren zijn toegelaten tot de wedstrijden. Ze zijn inmiddels een geduchte concurrent voor de mannen. Vrouwen trekken ook wel het Zeeuws mannencostuum aan, omdat het beter zit bij het paardrijden, dan de veelvoud aan rokken dat bij de streekklederdracht hoort. Maar zo zijn er natuurlijk weer uitzonderingen. Er zijn dames bij die uit overtuiging geen concessie willen doen. Wel rokken dragen, maar de overmuts thuis laten. De Zuid-Bevelandse schelpmuts vangt nogal veel wind in galop, dus niet zo geschikt voor het paardrijden.
Voor taalpuristen blijft de term "Ringrijden" een moeilijk te verteren begrip. Je rijdt weleenswaar op een paard, maar je steekt de ring af bij het ringpoortje. Dus taalkundig zijn die het er overeens dat hier sprake is van "Ringsteken." De volkstaal is hardnekkiger in het gebruik. Wij Middelburgers blijven kijken naar "t Riengkrieje," in onze onschuld zien we daar geen verschil in. Laat deze puriteinen zich maar eens druk maken over het massale misbruik van de meervoud "s." Want ik vind het hebben van gedachtes een verfoeilijke manier van denken. Laat staan dat je beloftes doet, die je niet nakomt. De voors en tegens van deze opvatting zal nog lang beroering geven.
Overleg wie gejonasd moet worden
Oôme Piet en Gommert de Visser, zonen van tante Leintje, van de Grôôte Abêêle, deden ook mee met het Riengkrieje op het Molenwater. Onder de bomen stonden de paarden, koel in de schaduw, op hun beurt te wachten. Ik vond het, als kind van een jaar of tien, machtig, indrukwekkende paarden. Die enorme Zeeuwse trekpaarden, stevig op de benen, zwaar behaard aan de sokken, de dikke billen continue in de trilstand, zodat vliegen geen kans kregen voor een trippelrondje over hun lijf.
De winnaar wordt gejonasd naar oud gebruik
Goeiïg uitziende paarden waren dat, de gemoedelijkheid straalde van hun fors hoofd. Je kon aan hun ogen zien dat ze genoten van een dagje ontspanning. Ze stonden elkaar duidelijk te begluren. Het leek er op dat ze elkaar jaloers taxeerden zo van; ik ben mooier versierd dan jij. Wat wel te begrijpen was, want het ene paard was nog fraaier gevlochten op de manen dan de andere. De staart opgebonden tot een feestelijk knotje, met veelkleurige crêpe-papieren bloemetjes ingestoken, net als bij de manen. Daar moet een paard toch wel van genieten, want volgens mij heeft een paard bewustzijn. Het wil op z'n tijd ook klasse uitstralen.
Irina de Visser in concentratie
Aan de rand van de ringbaan moest ik me tussen de mensenmenigte heenwurmen, er was veel volk op komen dagen, die dit spektakel niet wilde missen. "Wâ' moe' jie 'ier?" vroeg een mevrouw kribbig, die ik een beetje onbeleefd opzij wilde duwen. "Oôme Gommert komt 'ier zôô m'têên langs, dâ' wil 'k zien." Ze begreep het. "Kom dan maor 'ier staon, dan zie je 't beter." Nu stond ik helemaal vooraan in de rij langs de piketpalen met touw bespannen aan de zandige ringbaan, vlak bij het ringpoortje, waar de spanning het hoogst was.
Irina de Visser in volle actie, haalt ze het ??
In de verte hoorde ik gehinnik onder een aanzwellend geluid. Daar kwam een enorm knol in vol galop aangestormd, het zand spatte alle kanten op. Een denderend geluid alsof een tank in aantocht was. Ik voelde de grond onder mijn voeten trillen. Wat een machtig gezicht, wat een formidale kracht kwam hier aangestoven, een niet te stuiten massief geweld. De ruiter in volle concentratie, met één oog gericht op het kleine ringetje dat hij moet afsteken.
Zuid-Bevelandse amazones zonder overmuts
Het paard voelt hoe belangrijk hij is, dat kan je wel zien aan zijn hoofd. De stemming zit er bij hem ook goed in, hij gunt zijn baasje alle geluk. Maar helaas..., de ruiter mist op een haar na de ring. Het paard is ook teleurgesteld, het schudt met zijn hoofd, zo van; "Hè..., wat jammer nou, de volgende keer beter." Stapvoets met het hoofd naar beneden, keert het paard terug naar de verzamelplaats, voor de volgende poging.
Nu is ôôme Gommert aan de beurt. Ook hij komt in vol galop aangestormd, weer spat het zand alle kanten op, weer zie ik de enorme kracht dat een Zeeuws paard in korte aanloop kan ontwikkelen, wat je niet zou verwachten van een paard dat niet gewend is hard te lopen. Gommert is nu vlakbij het ringpoortje, hij richt, hij mikt, zijn ene oog dichtgeknepen. En.....het is raaáák!! Gommert heeft de ring afgestoken. Hij laat het akelig kleine dingetje van de lans afglijden, een loopjongen raapt het op en brengt het terug naar de ringopsteker.
"Oôme Gommert, ôôme Gommert, 't is gelukt hé...!" Ik ren naar hem toe en wil hem feliciteren. Gommert kijkt vanaf zijn paard op me neer; "Wie bin jie eigelik?" vraagt hij ongeinteresseerd. "k Bin Appie van tante Corrie." vertel ik vrolijk. "Ken ik nie!" zegt Gommert kortaf, nog in trans van zijn concentratie. "Je weet wel, tante Corrie, van de Vlasmarkt, van Klercq, van tante Leintje van opoe Klercq!" haspel ik vluchtig alle informatie door elkaar, in de hoop dat hij iets van de situatie begrijpt. "Oh...die! Maor joe ken ik nie." Wat jammer nou, dat ome Gommert me niet kent, misschien kent ome Piet me wel, dus probeer ik er achter te komen waar die is. "Is ôôme Piet d'r ook?" vraag ik dan naar de bekende weg. "Piet staet daer, maer die zâ' joe ook wel nie' kenne." Gommert draait zijn paard om en loopt van me weg. Teleurgesteld druip ik af, ik heb hier niets meer te zoeken.
Dat van rommel nog meer ellende komt, had Kaljouw op twee vingers kunnen natellen. Maar eigenzinnig als hij was trok hij zich niets aan van goede raad. Arjaan, zijn buurman, had hem al vaker gezegd; "Kaljouw, daar komen ratten van." Kaljouw trok zijn schouders op, zo van; "En..., wat zou dat dan?" Arjaan had hem uitgelegd; "Nou..., als je er twee hebt, dan heb je binnen de kortste keren er ook wel vijf-en-twintig, en misschien nog wel meer ook. Met al die hopen troep om je huis en sloten hier in de buurt, kun je er op wachten dat ze komen. In die bergen rotzooi van jouw kunnen ze prachtig nesten maken."
Kaljouw keerde zich om en liep zwijgend zijn huis binnen, nog net met een gebaar naar zijn hoofd van "Die Arjaan is gek." Hier zal dan ook wel de oorzaak hebben gelegen dat het tussen de familie de Visser en Kaljouw, op d'n Grôôte Abêêle, het niet al te best boterde.
Naast het verzamelen van ouwe rommel, wat hij opspaarde tot de handelsprijs hoog genoeg was om het van de hand te doen, deed Kaljouw er nog een handeltje bij. Alleen met de verkoop van lompen en metalen kon hij zijn groot gezin niet onderhouden. In een tijd van armoe moet je wel iets verzinnen om het hoofd boven water te houden. Voor de oorlog was hij er al mee begonnen; Het slachten van geiten en konijnen.
Geiten waren als de koeien voor de kleine man. Op het platteland had iedere arbeider wel één of twee geiten in het schuurtje staan, die voornamelijk voor de melk werden gehouden. Als ze oud, of ziekelijk waren, dan werden ze geslacht. Het vlees vond men wel wat wrang en sterk van smaak. Maar goed, er kwam vlees op het bord. Door steeds nieuwe geitjes te kweken bleef de veestapel op peil, werd er groter van, of zelfs te groot. Want ook toen ontstond overschot aan groente, vlees en fruit, dat uit de handel genomen moest worden. Door het met petroleum te overgieten en begraven bleef het aanbod en daardoor ook de prijs op gunstig niveau.
Pasgeboren bokjes waren evenmin een lang leven gegund. Ze gaven geen melk, hun waarde was daardoor gering. Dus na een paar weken, wanneer er een beetje vlees op de botten zat, werden de arme beestjes geslacht. Hun velletje bracht tenminste nog iets op. Bij opoe en opa Klercq in Middelburg kwam zodoende af en toe een smakelijk bokje op tafel. Daar zorgde tante Leintje voor, de vrouw van Arjaan. Tante Leintje was de zuster van opoe Klercq, de enige echte boerin in de familie.
In de tijd van voedseloverschot bleef Kaljouw toch geitjes en konijnen slachten. Hij sjoemelde een beetje met de regels, wat toch niet onopgemerkt bleef. In zijn schuurtje hingen honderden konijnen- en geitjevelletjes te drogen, waarvan hij verwachtte dat daaraan te verdienen viel. Regels zijn er om na te leven, ook al kun je daar creatief mee omgaan. De diender van de wet denkt daar anders over. De plaatselijke koddebeier kreeg er lucht van dat Kaljouw toch geitjes slachtte terwijl dat niet meer mocht.
Poesje, de koddige bijnaam van deze overijverige diender, probeerde alles in het werk te stellen Kaljouw te betrappen op een overtreding. Wat hij ook bedacht, welke slimme truc hij ook uithaalde; van het afluisteren, het natrekken van roddels, zelfs op slinkse wijze de kinderen van Kaljouw te ondervragen, die natuurlijk liever hun tong afbeten, dan hun vader te verraden, Poesje kreeg geen vinger noch duim achter enig bewijs. Zelfs op de loer liggen in de struiken, in de hoop Kaljouw op heterdaad te betrappen, de veldwachter werd niet beloond. Nat en stijf van de kou moest hij zich onverrichter zaken terugtrekken.
Op een dag kon Poesje het niet langer uithouden, hij moest en zou Kaljouw spreken. Onverwacht stond Poesje bij Kaljouw op de stoep; "Waor zien al joew geitjes gebleve, Kaljouw?" vroeg hij met afgemeten, ja bijna overslaande stem. "Gistere zag ik er nog zeuven!" Waarop Kaljouw meteen gevat antwoordde; "Die zien allemaol opgegete deur d'n grôôte bôôze wolluuf, Goeie dag Poesje." Kaljouw smeet pardoes de deur voor de neus van de agent dicht. Poesje kon niets anders doen dan teleurgesteld afdruipen.
Wat Arjaan voorspelde kwam uit. Op een gegeven moment verging het van de ratten bij Kaljouw, ook Arjaan kreeg er last van. Kaljouw zag ze voorbij schieten in de schuur bij zijn paard Marie. Hij zag ze langs de gevels rennen en zijn achterpaadje oversteken. Onder de stapels afgedankte ledikanten, oud ijzer en balen geperst oudpapier moesten nesten zitten beweerde hij. Het begon Kaljouw op den duur ook flink op de zenuwen te werken.
Het rattengif dat hij her en der had gestrooid, lustte die beesten niet. Slim als ratten zijn wisten ze allang wat daar het gevolg van is. Met buikpijn wegteren hadden ze uit ervaring bij familieleden gezien. De rattenvallen bleven ook leeg, soms was het lookaas verdwenen en vroeg Kaljouw zich af hoe dat in hemelsnaam mogelijk kon zijn. Kaljouw wist dat er maar één doeltreffende methode bestaat om voorgoed van dat ongedierte af te komen. Het was dan wel nodig één rakker te pakken te krijgen. "As je maor geduld 'ebt, dan krieg je d'r altied êên te pakke," voorspelde hij.
Zijn voorspelling kwam uit. Op een dag zat inderdaad een grote bruine rat gevangen in de val. Angstig en schuw probeerde het beest in alle macht uit het kooitje te ontsnappen, wat natuurlijk vergeefse moeite was. De rattenval werd midden op het straatje achter het huis gezet. Kaljouw pakte een bus petroleum, een bundel stro, goot vervolgens een paar keer een flinke scheut brandstof over de rat. Stopte snel de bundel stro tussen de tralies en stak de boel in de fik.
Als de hel brandde het zaakje. Nog nooit heb ik een beest zo in doodsnood horen kermen, schreeuwen, tot krijsen toe. Het gegil ging door merg en been. De doodstrijd klonk tot ver in de omtrek. Het dierenleed moet zeker een kwartier hebben geduurd. Uit alle hoeken en gaten kwamen de ratten tevoorschijn. In een grote kolonie rende ze voor hun leven. Ver weg van dit verschrikkelijke oord. Daarna heeft Kaljouw nooit meer last gehad van ratten.
Het beroep van schillenboer komt niet meer voor, hij is uit het straatbeeld verdwenen. De man met paard en wagen die groenteafval, oud brood en schillen kwam ophalen. Twee keer in de week maakte deze man een route door onze straat. Met een flinke ratel kondigde hij zijn komst aan. Het lawaaierige ding hoorde je al een straat eerder, zodat mijn moeder het afval alvast kon klaar zetten.
Foto Jeanne Alberts van een andere schillenboer (Serie Oude beroepen)
Onze schillenboer was geen man die je op de koffie zou vragen, daarom mocht hij bij ons niet door het huis lopen. Achterom het huis werd hij gedirigeerd voor het ophalen van de schillen. Hij was een uitgesproken onappetijtelijke man, hij zag er slecht verzorgd uit. Volgens mij waste hij zich maar één keer in de week, want hij stonk wel een uur tegen de wind in. Waarschijnlijk kwam dat door het afval waar hij mee omging.
Zijn paard was van dito kwaliteit, een smerig uitziend paard dat zelden gerost werd, wat je aan zijn vacht goed kon zien. Maar daar kon het paard natuurlijk niets aan doen. Het ging zich naar zijn toestand gedragen. Moedeloos sjokte het voort, zijn hoofd in treurnis neerhangend, een vieze stinkende kar met zich meezeulend. Ook een paard heeft bewustzijn, het wil ook graag een stapje hoger staan op de paarden maatschappijladder. Klasse uitstralen is ook een paardenwens.
Foto Jeanne Alberts (Serie Oude beroepen)
Zijn zoon, die er naverwant uitzag hielp zijn vader een handje mee. Hij had het slecht gedaan op school, wist mijn vader te vertellen. "En..., als jij op school niet je best doet, dan wordt je net zó," waarschuwde mijn vader. Een beter voorbeeld kon ik niet krijgen om niet zo terecht te komen. Ik ging vanzelf beter mijn best doen op school. Al werd op de man en zijn zoon neergekeken, ze verdienden hun brood op eerzame wijze. Hun functie was niet te onderschatten. Want waar moest anders het afval blijven? Rottend in de achtertuin, met gevolg dat horden ongedierte er op afkomen? Het groente- en fruitafval diende als veevoer, dat de man doorverkocht aan boeren in de omgeving. Voor het ophalen betaalde hij niets. De huisvrouw kon blij zijn dat ze van de troep verlost was. De winst zat voor hem in de verkoop, wat geen vetpot bleek te zijn, omdat de boer er zo min mogelijk voor wilde betalen.
Foto Jeanne Alberts (Serie Oude beroepen)
"Kssst....ik zal je pakke...!" Om de andere week kwam de man terug. Nu lag een grote watertank op de kar. Opnieuw trok hij de aandacht met zijn ratel, nu voor een heel andere dienst die hij leverde. namelijk het schoonmaken van vuilnisbakken. De verzinkte vuilnisemmers, uitgedeeld door de Gemeente, laaiden aan de binnenkant aan met aangekoekte etensresten. Voor huisvrouwen niet bepaald een reden om enthousiast de vuiligheid weg te poetsen. Dat karweitje gaven ze graag uit handen. Met gerust hart kon je dit werkje aan deze man toevertrouwen. Voor één gulden schrobde hij de vuilnisbak van binnen en aan de buitenkant vakkundig schoon. Het vuile water spoelde hij weg in de straatgoot.
Omroeper met een ratelaar (Serie Oude beroepen)
Schelden kon de man als geen ander, met het grootste gemak lagen de grofste vloeken bij hem voor in de mond. Hij was werkelijk een eigenaardige zonderlinge man, geplaagd door de last van een handicap. Zijn sociaal gedrag leed daar zwaar onder, wat hem niet vriendelijk maakte. Dat ontging de kinderen uit de buurt uiteraard niet. Een deel van de buurtjeugd voelden feilloos aan waar de zwakte van de man lag, waardoor ze hem gingen pesten. De ene keer trok hij zich daar niets van aan, de andere keer kon hij het spelletje niet verdragen. Op z'n minst kregen de opgeschoten jongens en meiden een flinke sneer, een ferme fluim pruimtabak, of in een ander geval een straal vies water uit zijn schrobborstel toegesmeten.
De verzinkte vuilnisbak van vroeger
Tot hij het geen spelletje meer vond. Aan zijn klanten vroeg hij de kinderen voortaan in toom te houden, anders zou hij ze grijpen en ze een pak rammel verkopen. Het hielp niet. De jongelui, en juist de meiden, vonden dit een nog leuker spelletje. Net zolang uitdagen dat de man je zou grijpen en dan snel gillend wegrennen. Hij kon je toch nooit pakken, door zijn gebrek kon hij niet hard rennen. Ik pestte nooit mee. Niet dat ik me daar nooit schuldig aan heb gemaakt, dat nu ook weer niet. Zo' n heilig boontje ben ik ook niet geweest. De man straalde tragedie uit, daarom vond ik het pesten ongepast. Er was iets aan die man waardoor ik heb bijzonder vond.
Hier smult elk varken van
De man moet iets hebben meegemaakt waardoor hij altijd kwaad was. Ik heb hem nooit een aardige praatje zien maken met mijn moeder of de buurvrouw. Vanwaar toch die enorme boosheid? Waarom zo onaanspreekbaar? Zou hij misschien in de oorlog een zwaar ongeluk hebben gekregen? Weggevoerd naar Duitsland, opgesloten in een concentratiekamp, of te werk zijn gesteld in een fabriek waar hij een mank been aan over heeft gehouden? Het is hem nooit gevraagd, waarschijnlijk zou hij dan gezegd hebben; "Waar bemoei je, je mee!" Het was wel de reden waarom deze norse man zijn linkerbeen met moeite meesleepte. Dagelijks moet hij helse pijn hebben gevoeld.
Varken met een fijne neus en slimme ogen
Kon hij dan niet van een uitkering of de bijstand leven? In de jaren '50 bestonden die voorzieningen bijna niet. "Ga maar werken, je mankeert toch niks aan je handen. Werken is goed voor je, dan voel je geen pijn. Het gaat vanzelf wel over!" Zal hij te horen hebben gekregen van een ongevoelige ambtenaar. De man had daardoor geen keuze, dan van een karig handeltje te leven. Dagelijks door weer en wind hard werken, een stijf mank been meezeulend.
Bakvis is de benaming voor een meisje van een jaar of veertien tot zeventien. Vroeger hoorde je die licht spottende aanduiding geregeld. Bijvoorbeeld in de tijd van het meisjeskoor Sweet Sixteen, dat over Peter zong. De jongen in de klas, waar ieder meisje zo verliefd op was. Je zult die bijnaam nog zelden horen, of bij een oma moeten verre jeugdherinnenring naar boven komen.
De bijnaam is afkomstig uit de visserij. De gevangen te kleine vis werd in een bak gedaan, om kort daarna overboord gezet te worden. De kleine vis moest nog groeien. En zo gaat dat met kleine meisjes ook. Ze moeten nog groeien, ervaringen opdoen, op hun snuitje vallen, blasé hun neusje poederen, opnieuw de zoete smaak van liefde proeven. Tegenwoordig heet zo'n meisje een tiener, een puber, of misschien wel heel ordinair een chick. In ieder geval valt elk bakvisje in dezelfde fuik van kalverliefde. Het onweerstaanbare gevoel dat opkomt bij de eerste verliefdheid. Met geen gezond verstand valt hier tegen te vechten.
Ziek kun je ervan worden. Niet ernstig, maar toch. Het beïnvloed je hele bestaan. Geen dag, geen uur gaat voorbij of je moet wel denken aan die leuke knul met zijn kroezige haardos op zijn stoere opgepimpte brommer. Of dat lieve verlegen meisje met haar aparte oogopslag, het haar zo kittig opgestoken. Waarom ben je eigenlijk verliefd? Je weet het nooit percies. En toch! Het eten smaakt niet meer. Je buik rammelt wel, maar voor een heel andere reden. Vlinders in de buik, daar heb je last van. Het liefst wil je wegdromen.
Valt er aan te ontkomen...?......Nee......! Gaat het over......?.......Ja.......!
Ik loop langs het Lammerensteegje in Middelburg en zie in de schaduw van het middeleeuwse poortje een jongen met een meisje staan. Ze zijn niet veel ouder dan een jaar of vijftien- zestien, schat ik zo in. Hij heeft zijn brommer tegen de muur gestald. De intimiteit die ze zoeken is niet geslaagd. Ze staan als versteend "en public" te kijk. De jongen omklemt zijn vriendinnetje stevig in zijn armen. Hij kijkt triest en tegelijk verwachtingsvol naar zijn meisje. Zij kijkt benepen langs hem heen, telkens ontwijkt ze zijn blikken. Ze zeggen niets.
Zichtbaar hoopt de jongen op een goede afloop. Maar het schijnt er niet van te komen. Blijkbaar kan hij geen woorden vinden. Het meisje doet er ook geen poging toe. Hebben ze ruzie gehad? Of is het uit met de liefde?
De houding van het meisje is overduidelijk. Op haar gezicht staat levensgroot te lezen; "Laat me los, laat me gaan! Ik kom niet van die jongen af. Hij begrijpt me niet. Ik zit vast......Ik ben gevangen......Ik moet niets meer van hem hebben.....Ik wil weg!!
De jongen wacht tegen beter weten in op beantwoording van zijn gevoelens. Hij wil haar niet kwijt. Hij verlangt naar haar. "Begrijpt ze dan niet dat ik van haar hou.....? Dat ik lief voor haar wil zijn....? Waarom is het afgelopen....? Waarom wil ze me niet begrijpen....? Waarom krijg ik geen antwoord.....??
Er komt geen schot in de situatie. Allebei weten ze geen oplossing te geven aan hun probleem. Hier kan niemand raad bieden. De pijn moeten ze zelf dragen. Ik loop door en laat het kleine drama voor wat het is. Eeuwenlang heeft zich dit hier voorgedaan. Nu is dat niet anders.
Vroeger heb ik de zondag altijd als de meest nare dag van de week gevonden. Niet zozeer dat we die dag niet buiten mochten spelen, of dat we ons "netjes" moesten gedragen. Die dag had ook het voordeel dat we konden uitslapen, wat voor mij een zegen betekende, omdat het bed voor mij de meest rustgevende plek in huis is, tot op de dag van vandaag. Nergens kun je zo heerlijk dwalen in je gedachten als hier. Met de dekens over je kop het vervolg van je droom beleven. Wat mij best wel lukt. Zelfs in kleur. De periode van zwart-wit dromen ben ik als volleerde dromer allang ontstegen.
Waar denkt Kuifje aan? Bobby weet het!
Het drama op die zondagen zat 'm in de kleding en voornamelijk in de zogenaamde "nette" kleding, waarvan de plusfour mij de meeste ellende bezorgde. De bekende driekwart broek die ergens onder de knie als een lange pofbroek ophoudt te bestaan. Hoog modern in de jaren '50, en overgewaaid uit Engeland doordat de Engelse koning Edward VII er furore meemaakte tijdens een diplomatieke missie naar Amerika, eind 19de eeuw. Eigenlijk een broek voor de golfsport bedoeld, maar voor jongens in de overgangsfase van korte broek naar pantalon, het ideale kledingstuk om er als jonge jongen er pront bij te lopen.
King Edward VII in Plusfour
Uit noodzakelijke zuinigheid had mijn moeder een lap stof gekocht op de markt, waarvan ze naar een patroon uit de Marion in al haar ijver een plusfourbroek had gemaakt. Dat ik eerst keer op keer moest passen of de maat en snit wel in orde waren. Ze was trots op het resultaat. Het lag niet aan het model, het lag ook niet de kleermakerskunst van mijn moeder. Het was de stofkeuze dat het euvel was van alle ellende. Geen zuivere scheerwol, maar een goedkoop lapje namaakwol bleek de oorzaak. Deze nepstof kriebelde en prikte aan mijn benen tot aan het kruis. Ik kon er geen moment van stilzitten. Nog erger was, dat ik wist dat mijn vriendjes mij nu zouden uitschelden voor mijn "drollenvanger." Die hoefden er 's zondags niet zo bij te lopen. Helaas, geen kind groeit op zonder trauma.
Luisteren naar de radio deed je vroeger zo.
Dit gaf mij ook alle reden om de gang naar de kerk zolang mogelijk uit te stellen. Het vooruitzicht dat ik urenlang in de harde kerkbank ook onrustig zou zitten schuifelen, en waarschijnlijk de rest van de dag met schrale plekken op de dijbenen moest rondlopen, deed me allerlei uitvluchten bedenken. Acuut kreeg ik buikpijn rond de tijd dat we ons moesten opmaken voor de kerk. Ik kon de aandoening zo natuurgetrouw oproepen, dat ik daardoor thuis mocht blijven. Mijn moeder, die maagpatiënt was, had alle compassie voor mijn kwaal, ze voelde met me mee in het lijden. Toen ik de truc goed onder de knie had, heb ik daar meermalen succes mee geoogst.
Een andere reden van triviale aard was, dat rond dit tijdstip de avonturenhoorspelen van de KRO op de radio begonnen. Juist rond twee uur wanneer ik in de kerk zou zitten. Waarom kon die katholieke radio geen rekening houden met protestantse luisteraartjes? Want die hoorspelen wilde ik als het even kon niet missen, ook omdat telkens een vervolg kwam op de voorafgaande aflevering. En slim als kinderen kunnen zijn, ik bedacht een list.
Waar de Plusfour echt thuis hoort
"Gaat het al een beetje,....Appie?" vroeg mijn moeder bezorgd, die meteen klaar stond met een beker warme anijsmelk. "Nou....?....Nog niet helemaal," antwoordde ik met een benepen stemmetje, waarop ik plotseling weer "krampen" voelde opkomen en met veel gekreun demonstratief het toilet opzocht. "t Is toch wat met die jongen," zei mijn moeder verontrust tegen mijn vader. "Die jongen mankeert niks, die bedenkt smoezen. De volgende keer gaat hij gewoon mee naar de kerk!" Mijn vader doorzag mijn acteertalent, dat ik toch niet tot in de perfectie beheerste.
Geboren in Middelburg, een stad met een rijke historie, en nog wel in een huis met de lieflijke naam 't clijn Paradijs, heb ik een fantasievolle jeugd beleefd waarover ik graag in korte verhalen amusante maar ook ontroerende gebeurtenissen wil vertellen.
De geschiedenis van mijn grootouders gaat tot ver terug in het verleden. De familie Klercq is sedert 1680 afkomstig uit Westelijk Noord-Brabant, in tegenstelling wat men graag wil geloven van Franse herkomst te zijn. Helaas het is niet anders. Het verleden van mijn opoe's familie ligt omstreeks 1586 in het Land van Saeftinghe, waar ene Adriaen Joos als oudste voorvader bekend is geworden. Mijn vaders familie heeft een grote verspreiding in het Drentse land, maar zijn voorvader is van Duitse oorsprong. De naam Prins is zelfs bedacht door één van zijn zonen, want oer-opa "Prins" heette namelijk Albert Geert Wessels en hij kwam uit Haren in het Emsland, even over de grens bij Emmen. Hoe dat zo gekomen is staat verderop in deze weblog te lezen.
Stambomen van de familie Klercq treft u aan op een andere weblog, namelijk Le Cercle Klercq. Hiervoor is een link aangelegd rechts bij de Favorieten. Op die site staan ook veel verhalen met foto's over het ontstaan en gebeurtenissen die de familie hebben beroerd. Die stamboom is in delen gepubliceerd, omdat een compleet overzicht zo groot is dat het niet meer is te overzien.
De Vlasmarkt in Middelburg
Als betrokken oud-Middelburger, want ik ben nu woonachtig in het gemoedelijke Zuid-Limburg, zal ik zo nu en dan een column schrijven over ontwikkelingen in mijn geboortestad. Verder zal ik u onderhouden met anecdotes, verhalen over stadsfiguren, tijdsbeelden uit de jeugd van mijn ouders, mijn jeugdherinneringen, historische gebeurtenissen. Af en toe amuseer ik u met fotoalbums over indrukwekkende luchten, landschappen, prachtige streekdrachten of historische steden en dorpen in Zeeland. Over het beroep van mijn opa Theeuwes Klercq, die mandenmaker was in Middelburg, valt ook heel wat te vertellen. Maar er kan ook zomaar een ander verhaaltje tussendoor glippen.
Mijn portret in Frankrijk op werkbezoek
Om mijn weblog nog attractiever te maken voeg ik een Servicepoint toe. Dit zijn directe links naar een andere site dat betrekking heeft op het onderwerp. U kunt daarmee overal in de wereld aansluiting vinden met wat aardig is om te zien.
U bent welkom op mijn weblog, ik wens u veel lees- en kijkplezier.
Sehen Sie fúr weitere informationen, die site "Ons Boerengoed" (In Deutsch)
Foto's zijn afkomstig van de website : Ons Boeregoed Bekijk deze site van een enthousiaste en actieve Zeeuwse streekcostuumgroep http://www.ons-boeregoed.nl
For more information see, site; "Ons Boerengoed" (In English)
Voir pour information additionèl, site "Ons Boerengoed" (text a Francais)
Kinder streekdracht van Walcheren, Zuid- en Noord Beveland
Foto's zijn afkomstig van de website : Ons Boeregoed Bekijk deze site van een enthousiaste en actieve Zeeuwse streekcostuumgroep http://www.ons-boeregoed.nl
Ouderwetse snoepjes of gebak zijn soms uit toevalligheid geboren, de eigenaardige naam kan daarom weleens op de lachspieren werken. Want wat te denken van een "gevulde Heer?" Als je zo'n koek in Middelburg bestelt zal daar niemand van opkijken, maar diezelfde bestelling zal in Amsterdam of Den Haag wel de wenkbrauwen doen fronsen. De ietwat bollende koek met een dunne lichte spijslaag, bestreken met een glanzend laagje, doet toch zeker niet denken aan een heer, tenzij de halve amandel een navelpuntje moet voorstellen. Een normaal mens krijgt daar vast geen erotische opwinding van. Dus..., wel een beetje raar, die naam.
Nee..., dan die boerin in Middelburg die bij een piepjonge winkeljuffrouw cadetjes bestelde. Het meisje begreep in haar jeugdige onschuld werkelijk niet waar de mevrouw het over had. De fors uitgevallen boerin kreeg het licht bij het winkelmeisje niet branden, tot ze op haar kont sloeg en zei; 'k Moe vuuf cadette 'ebben, geliek an mien konte." Waarop het meisje gevat, maar ook wel een beetje brutaal, antwoordde; "Mevrouw zo groot bakken we ze niet."
De Lange Jan van Middelburg, of zoals de Engelsen zeggen; Tall John.
Bakker Hagdorn uit Arnhem bedacht in 1829 een nieuw koekje. Zijn ovale hardgebakken koekjes van bladerdeeg bestrooide hij rijkelijk met suiker. Waar hij op dat moment aan dacht weten we niet, misschien keek hij uit het raam en zag een lieftallig Arnhems meisje voorbij gaan, waarmee hij in een flits de naam voor zijn baksel had gevonden. Voortaan heette zijn koekjes; Arnhemse meisjes.
Deze "Arnhemse meisjes" zijn tegenwoordig zeer gewild, ze reizen de hele wereld over. En toen Roald Dahl op bezoek kwam in Arnhem viel hij als een blok voor de charme van deze meisjes. Hij raakte er zo van onder de indruk, dat hij ze een plekje gaf in zijn "Roald Dahl's Revolting Recipe Cookbook."
De Arnhemse meisjes staan zelfs op de menukaart van Hilton restaurants in Engeland, waar ze bekend zijn als "Arnhem biscuits" maar wel gebruikt worden bij een rabarberdessert. Hoe krijg je het voor elkaar, hoe kom je op het idee, om Arhemse meisjes in de rabarber te doen. Dat kan je alleen in Engeland overkomen. Zo heb ik met verbazing ooit een Engelse collega bij de lunch na een pittig Indisch kipgerecht, een moccagebakje zien verorberen. De combinatie van die smaaksensatie ontging mij volledig. Het zijn toch rare kwiebussen, die Engelsen.
De originele winkel van J.B. Diesch op de Markt in Middelburg
Het Haagsche Hopje kent ook zo'n aparte geschiedenis. Ook die zoetigheid is per toeval ontdekt. Het snoepje is genoemd naar baron Hendrik Hop (1723-1808), oud-gezant der Staten van Holland. Toen de Fransen in 1792 Brussel innamen, werd Hop naar Den Haag teruggeroepen, waar hij tot 1801 boven het confiseurhuis van de firma Van Haaren & Nieuwerkerk, op de Lange Voorhout woonde.
De baron was verslaafd aan koffie. Op een avond liet hij zijn kop met koffie, suiker en room op de kachel staan. De volgende morgen bleek dat het koffiekaramel was geworden. Hendrik Hop vond die brokken erg lekker. Toen hij korte tijd later van zijn dokter te horen kreeg, dat hij geen koffie meer mocht drinken, vroeg hij aan zijn onderbuurman, bakker Theodorus van Haaren, voor hem van die "brokken koffie' te maken. Ze werden al gauw "De brokken van Hop" genoemd. In 1880 kregen ze de nu beter bekende naam; Haagsche Hopjes.
Het confiseurhuis werd hiermee beroemd tot ver in het buitenland. De export ging zelfs naar vorstenhuizen in Europa en naar de tsaren in Sint Petersburg. En chique waren ze ook; de Hopjes van Van Haaren. Het waren de eerste snoepjes in een papieren wikkeltje. Al meer dan 200 jaar oud.
Heerlijk ouderwetse nostalgie
Suikerbakkers zijn uit het straatbeeld verdwenen. Misschien vindt je in een toeristische stad nog wel een nostalgische bakker die het sprookje "In den Soete Inval" doet herleven en zowaar de naam Suykerbuyck draagt. De realiteit is anders. Tegenwoordig komen alle zoetwaren uit een blikken gebouw, waar luidruchtige machines per minuut duizenden, jawel zelfs, honderdduizenden snoepjes uitspugen.
Maar er is nog één snoepje dat alle razernij van de moderne tijd heeft overleeft. De Zeeuwse Boterbabbelaar. In 1892 vestigde de Zwitserse suikerbakker J.B. Diesch een winkel aan de Lange Burg in Middelburg. Hij specialiseerde zich in boterbabbelaars. Niet enorm origineel, want in Duistland en Frankrijk bestond al soortgelijk snoepgoed. In 1925 volgde zijn zoon hem op. Dat huwelijk bleef helaas kinderloos, waardoor de receptuur verloren dreigde te gaan. Maar niet voor lang, nadien zette de familie Christiaansen het werk van Diesch voort. Op de Markt in Middelburg tref je de originele winkel aan. Hopelijk raakt die niet verloren.
Mevrouw Traas bakt botterbabbelaars voor leerlingen van de Octopusschool
Waar komt de naam "boterbabbelaars" nu eigenlijk vandaan? Vroeger heette ze in de volksmond "spekjes." Ze werden bij het tweede kopje koffie of thee geserveerd. En omdat men er lang over deed tot het harde snoepje ging smelten, bleef het gezelschap lang napraten bij de koffie. Ze waren nog lang niet uitgebabbeld.
Ja, ja zo doe je dat
Net zo simpel als het ontstaan van de naam is het snoepje ook zelf te maken. Mijn grootmoeder maakte het bijna elke zaterdag. Het vraagt wel even tijd, maar binnen een uur heb je het best voor elkaar.
Verleidelijk aanprijzen, stimuleert de verkoop.
Er circuleren heel wat recepten op het internet, hoe je boterbabbelaars kunt maken. Maar Mevrouw Traas uit Nieuwdorp heeft het originele recept;
Hoe moet je het maken?
1/2 kopje azijn (wijn- of appelazijn) 1/2 kopje water 500 gr. kristalsuiker 1 klein bouillonblokje 20 gr. roomboter
a.- Water en azijn in een pan met dikke bodem doen (bijv. braadpan) b.- Suiker, bouillonblokje en roomboter erbij c.- Mengsel voorzichtig aan de kook brengen d.- 10 min laten koken (niet roeren)
e.- Het mengsel uitgieten over een beboterd granieten (hardstenen) gepolijste plaat f.- Afkoelen tot het handwarm is g.- Met beboterde handen tot strengen trekken. onderling twisten en opnieuw tot strengen trekken h.- De lange strengen in blokjes snijden en verder laten uitharden
Toegift; .- Je kunt de smaak versterken door koffielikeur, cognac, vermouth, etc aan het mengsel toe te voegen. Experimenteer er maar op los.
Belgische Babelutte
Natuurlijk zijn er anderen die op hetzelfde idee zijn gekomen. Het botersnoepje was al langer bekend aan de Belgische kust, doordat vissersvrouwen het als een bijverdienste maakten. Totdat een mevrouw uit Heist het handiger aanpakte en er een commercieel handeltje van maakte. Ze raakte bekend als Moeder Babelutte (1841-1912). Haar babbelaars verkocht ze aan de elitaire Franstalige badgasten in de mondaine badplaatsen langs de kust, die de naam verfranste tot "Babelutte."
De winkel van Moeder Babelutte in Blankenberge
"La Mère Babelutte" is inmiddels uitgegroeid tot een winkelketen met vestigingen in De Panne, Oostende, Blankeberge, Wenduine, Heist en Knokke, maar ook zijn er winkels te vinden in Brugge, Brussel en Sluis in het Zeeuws Vlaanderen. Naast de Babbelutte worden er ook praline's en nougat verkocht.
Traditionele wijze van stokvis drogen in Noorwegen.
Drogen is een van de oudste conserveringsmethoden van voedingsmiddelen. Al vanaf het tijdperk van de Vikingen maakte gedroogde vis - de zogenaamde stokvis - deel uit van de dagelijkse voeding. Daardoor konden de Vikingen lange perioden op zee verblijven, waardoor ze zelfs tot in Groenland en Noord-Amerika konden geraken. Maar ook veroveringstochten in Zeeland ondernamen.
De Italiaan Querini, die strandde op de kust van het eiland Røst schreef al in 1431; "Ze drogen de stokvis in de wind en de zon. Ze gebruiken geen zout. Omdat de vis weinig vet bevat, wordt ze zo droog en hard als hout. Om de vis te eten wordt het eerst met een bijl geslagen, waardoor draderige spieren ontstaan. Met boter en kruiden wordt het dan bereid tot een lekker gerecht." Tot op heden is dat niet anders.
Gedroogde stokvis met ingrediënten.
Gedroogde stokvis kan op verschillende wijzen worden bereid. Het is in verschillende landen bekend. In Spanje heet het Baccalà, in Portugal Bacalhau en in Griekenland Bakaliaros. De naam kabeljauw is hieraan verwant. Belangrijk is de vis, wat altijd kabeljauw is, vooraf te weken.
Het recept van Eric Rotte; De Traditionele Zeeuwse stokvismaaltijd;
Ingrediënten voor 4 personen; 1 Stokvis van ca. 500 gr 500 gr Aardappelen 300 gr Witte rijst 1 kg Uien 1 bosje Gehalte peterselie 200 gr Boter Mosterd Kerriepoeder Kippenbouillom om de rijst in te koken Bakolie of margarine Maizena of aardappelzetmeel Peper en zout.
Bereiding;
1.- Week de stokvis ten minste 24 uur in ruime water. Trek het vel eraf en verwijder de graten. Breng de stokvis in goed gezouten zouten water aan de kook en laat hem tot ca. 15-20 min. garen. 2.- Fruit de gesnipperde ui in een steelpan met wat (rijst)olie, voeg de rijst toe en roer alles goed. 3.- Voeg de kippenbouillon toe in verhouding die vermeld staat op de verpakking en gaar de rijst in ca. 15 min tot ze mooi droog en gaar is. Kook de aardappelen gaar in water met wat zout. 4.- Snijd de uien in grove ringen en bak ze in een wok of koekenpan. Breng ze op smaak met peper en zout. 5.- Smelt de boter, voeg 2 dl. water toe en breng het licht aan de kook. Bind de boterjus af met wat maizena en breng hem op smaak met peper en zout. 6.- Stamp de aardappelen, Serveer een gelijke hoeveelheid aardappelen en rijst en neem een passende hoeveelheid gebakken uien. 7.- Maak een kuiltje in het midden, doe hierin de boterjus en maak dit aan met, naar voorkeur kerriepoeder of mosterd. 8.- Strooi nog wat gehakte peterselie eroverheen en vergeet vooral niet een lekker stuk dampende stokvis te nemen. 9.- Een portie gekookte worteltjes smaakt er even zo goed bij. En het ziet nog fleurig uit bovendien.
Het Belgische variant op stokvis
Recept van Lize Lorent; Een Belgische Stokvis aardappelschotel;
Ingredienten; voor 4 personen 500 gr Stokvis 1 kg Aardappelen 500 gr Uien in ringen 8 Middelgrote tomaten, gepeld in kwartjes 2 Takjes rozemanrijn Olijf- of rijstolie Peper, uit de molen en zout.
Bereidingswijze;
1.- Laat de stokvis 12 uur ontzouten in ruim koud water. Ververs het water een paar keer. 2.- Verwijder het vel en de graten van de vis, snij hem in blokjes 3.- Schil de aardappelen, snij ze in fijne plakjes en bak ze goudgeel in olijf- of rijstolie. 4.- Laat ze uitlekken op keukenpapier. 5.- Schik de aardappelen, vis, uien en tomaten in laagjes in een ovenschaal 6.- Begin en eindig de schikking met aardappelen 7.- Strooi geriste rozemarijnblaadjes tussen de laagjes en kruidt het met peper en zout 8.- Giet een kopje water erbij. Dek het af met alum. folie en zet de schotel ca. 30 min in een voorverwarmde oven tot ca. 180º Verwijder de folie 5 min. voor het opdienen.
Elke woensdagmiddag ga ik biljarten met mijn goede vriend Adrie. Hij is een beetje van het type, nors en knorrig, maar verder een bovenste beste vent, die het leven wel erg serieus neemt. Humor moet je hem vooraf uitleggen, anders moet hij te lang nadenken over wat je werkelijk bedoelt. Een hartelijke lach komt bij hem dan ook met vertraging op gang. Maar....verder een prima vent. Alleen kan hij zich mateloos opwinden over sommige reklame, vooral als dat margarine-meisje op de televisie verschijnt. En wat wil nu het geval? Onder het biljarten staat de televisie aan in het café, en jawel hoor, daar is ze; het lieftallig Zeeuws meisje.
"Ons bin zuûnig, hé, Heên cent te veê, hé?" Promp schiet Adrie zijn bal voorbij, bij het horen van de reklame-slogan. "Verdomme, daar heb je die opgewarmde trut weer." Adrie kan het niet nalaten, dit aardige meisje laatdunkend te kwalificeren. "Ze doet toch ook haar werk, zo onaardig is ze nu ook weer niet," probeer ik Adrie's beeld van dit reklame-meisje bij te stellen. Het helpt niet. Adrie ergert zich groen en geel aan die reklame. "Had ze dat werk maar niet moeten kiezen, dan wind ik me er ook niet over op:" commenteert Adrie.
"Weet je," vervolgde Adrie, "Ik kan er niet zo goed tegen, elke keer die baarlijke onzin te horen. Wanneer ik buiten de provincie kom, hoor ik telkens, als ze weten dat ik een Zeeuw ben; "Ons bin zuunig, hë!?" Die stomme Hollanders, als ze ergens zuinig zijn, dan is het daar wel. Ze vallen dood op een dubbeltje, als je zaken met ze wil doen. En ze vinden het nog normaal ook." De historische rivaliteit tussen Zeeuwen en Hollanders kwam weer eens over tafel. De invloeden van buiten de provincie worden nog steeds gewantrouwd. Adrie kreeg dorst van zijn ergenis.
Protestantse Zuid-Bevelandse vrouw in streekdracht
"Ik erger me er ook aan, moet ik bekennen," vertelde ik met gespeelde ergenis. "En dan te bedenken dat Zeeuwen niet echt zuinig zijn, maar zelfs gul als het erop aankomt. Neem nou een bruiloft, het ontbreekt er aan niets. Volop te eten van de beste bakker en aan drank is ook nooit gebrek. Ja.... we zijn zuinig op wat we hebben, als je dat bedoelt."
De margarine-reklame was in 1894 bedacht en kreeg in de jaren '20 opnieuw groot succes voor Van de Bergh en Jurgens. Nu is die slagzin weer uit de kast gehaald door een "Hollands" reklamebureau. Elke dag zie je een Zeeuws meisje in een televisiespotje guitig vertellen; "Geen cent teveel, hé!?" Het hele Zeeuwse volk wordt daarmee geassocieerd. Adrie begon zich opnieuw danig op te winden. "We worden gestigmatiseerd, we moeten op de barricaden, we moeten smartegeld eisen van Unilever. Die doet ons dit aan! We pikken dit niet langer." Bij Adrie kwam driftig bloed voor de ogen, zijn oprechte Zeeuwse aard speelde hem op.
Katholieke Zuid-Bevelandse vrouw in streekdracht
Maar Adrie had zijn hart nog niet helemaal gelucht. "Wat Zeeuws meisje!? Het is een Zuid-Bevelandse, dat zie je toch meteen, en ze is nog katholiek ook!" "Dat zijn toch ook Zeeuwen," wierp ik Adrie tegen, "En hoezo katholiek, wat heb je daar op tegen?" "Dat zie je toch meteen aan die strikken van haar," zei Adrie, die niet alles wilde horen, wat hem niet beviel. "Nee, nee," corrigeerde ik Adrie, "Katholieke vrouwen hebben een hoekige muts en de strikken staan omhoog gericht. Die spiegelen zich aan de hemel. Protestantse vrouwen hebben trouwens een schelpmuts met krullen. Bovendien kijken katholieken vrolijker, dan protestanten."
"Zeeuws meisje" van het Zeeuws Museum
Hiermee kreeg ik Adrie natuurlijk flink op de kast, waar niet veel voor nodig is. "Zie je wel, die katholieken hebben het weer beter voor elkaar. Trouwens Hollanders zien het verschil toch niet, die kun je van alles wijs maken. Heb je laatst die poster van het Zeeuws Museum gezien? Wat een afgang! Met zo'n albasten lijk wil je toch niet gezien worden? Het lijkt wel reklame voor een mortuarium!" Adrie zat ondertussen mokkend naast het biljart. Hij was zijn concentrattie volledig kwijtgeraakt om nog een fatsoenlijk balletje te stoten. Ik hoorde hem nog mopperen; "En, 'k 'eb toch geliek." toen ik ging afrekenen bij de kastelein. Er was geen land meer met Adrie te bezeilen.
Ik ben Prins, Albert
Ik ben een man en woon in Geleen (Nederland) en mijn beroep is Retired Designer.
Ik ben geboren op 06/02/1946 en ben nu dus 78 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: .