Het gedicht "Voor een dag van morgen"werd bij de Poëziedag 2001 door bijna 1/3 van de 2.576 Vlamingen uitverkozen als hun geprefereerd gedicht. De Amsterdamse dichter en prozaïst Hans Andreus is dus de auteur van Vlaanderens favoriete gedicht (1e in de top-100). Eigenlijk heette de man Johan Willem van der Zant, en hij was pas 51 toen hij in juni 1977 in Putten overleed. Liefde en dood, de verbinding ervan, met soms overheersende schuldgevoelens en angsten, zijn steeds terugkerende thema's. Ook de kinderboeken van Hans genoten veel bijval. Van zichzelf zei Andreus in 1963: "Ik ben romantisch en zeer praktisch. Ik ben nuchter, logisch, zakelijk en impulsief. Ik zit zeer ingewikkeld in elkaar. Misschien is dat een voorwaarde tot schrijven".
Wie Johan Daisne zegt en zijn humaniorastudies met enige vrucht heeft doorlopen, denkt onmiddellijk aan "De man die zijn haar kort liet knippen". Daisne werd op 2 september 1912 te Gent geboren als Herman Thiery en promoveerde in 1936 in de economie. Met dit diploma zou hij echter niet veel aanvangen want hij koos om verder te gaan als dichter, essayist, roman- en toneelschrijver én...als filmcriticus. Karakteristiek voor zijn poëzie, traditioneel van vorm en naar de geest verzoenend tegenover het leven van elke dag, is een bundel als "De nacht komt gauw genoeg" (1961). Johan Daisne introduceerde het magisch realisme in de Nederlandse literatuur. Hij overleed in zijn geboortestad op 9 augustus 1978
Uitgezonderd bij de echte poëzieliefhebbers, zal het aantal gedichten dat wij paraat in het koppeke hebben, wel niet zo groot zijn. Het zou ons ook niet verbazen dat wij per generatie allemaal voor een flink deel dezelfde gedichten kennen, ze ons heel goed herinneren of er tenminste het bestaan van af weten? De aanbieding van vandaag is geen wereldliteratuur, en de schepper ervan ook geen nobelprijswinnaar, maar het handwerkje hoort ontegenzeglijk in de hogergenoemde galleria thuis en komt trouwens ook voor in de lijst van de 100 meest geliefde gedichten in Vlaanderen.
Alice Nahon was tussen 1896 en 1933 een Antwerpenes. Zij was verpleegster maar dat kon niet verhinderen dat zij van 1917 tot 1923 in een sanatorium verbleef als longpatiënte. 4 jaar later werd zij bibliothecaresse in de stad waar kardinaal Danneels nu woont. In haar eenvoudige verzen, die een gevoelige vrouwelijke toon weten te treffen, gaf zij uiting aan haar eenzaamheid, haar liefde zonder uitzicht, haar innig geloofsbeleven en haar verlangen naar geluk. Verscheidene van haar gedichten verwierven grote populariteit. Haar eerste bundeltjes (1920-21) trokken de aandacht door hun bekoorlijke eenvoud. Later echter, toen Alice meer aan literatuur deed, heeft zij de stille weemoed en de zacht-milde zuiverheid van haar eerste werk niet meer geëvenaard. Tussen 1896 en 1933 liggen helaas slechts 37 jaar.
Pieter Nicolaas van Eyck werd geboren in 1887 in Breukelen. In 1954 stierfhij in Wassenaar. van Eyck studeerde Rechten en verdiende zijn boterhammeke achtereenvolgens als journalist en als hoogleraar te Leiden. van Eyck behoorttot de generatie van 1910, de zgn Symbolisten. Als doorsnee poëzieliefhebbers kennen wij uit onze jeugd van Pieter vooral of misschien uitsluitend het mooie gedicht: "De tuinman en de dood" waarin de dichter ons minzaam aanbeveeltniet teveel energie te verspillen aan het vluchten voor de dood.
De Tuinman en de dood (1926)
Een Perzisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in: "Heer, Heer, een oogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
Toen keek ik achter mij.Daar stond de dood.
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zjn hand.
Meester, uw paard, en laat mij spoorslag gaan,
Voor de avond nog bereik ik lspahaan !" -
Van middag - lang reeds was bij heengespoed -
Heb ik in t cederpark de Dood ontmoet.
'Waarom", zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt.
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht bedreigd ?"
Glimlachend antwoordt hij :"Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ikwas verrast,
Toen k s morgens hier nog stil aan t werk vond staan,
Een merkwaaridige schakel tussen de Romantiek van voor 1840 en het Realisme van daarna is in de literatuur de zogenaamde "humorcultus", waarin een romantische natuur zich met een weemoedige glimlach over de menselijke kleinheid heen zet. Onder het spottend uitbeelden van het absurde leven ligt bij een echt romanticus als François Haverschmidt vaak bittere weemoed verscholen. Het gedicht "Aan Rika" verscheen destijds in "Snikken en Glimlachjes" (1867), een bundel satirische gedichtjes waarin Piet de sentimentaliteit parodieert met soms lugubere humor. Tussen haakjes, ook Nicolaas Beets vinden wij in zijn latere periode terug in de "humorcultus" François Haverschmidt stierf op 59 jarige leeftijd een niet natuurlijke dood in het Nederlandse Schiedam. Zijn depressies, gevoegd bij toenemende twijfel omtrent het geloof en nog verergerd door het overlijden van zijn vrouw, waren deze romanticus of eerder nog melancholicus teveel geworden. Zijn hele studententijd, van 1852 tot 1858, woonde deze Friese dichter-predikant boven een doodbidder in Leiden. Na zijn theologische studies werd dominee François predikant in verschillende gemeentes; in Schiedam bleef hij zelfs 30 jaar, maar daarvan is hij niet bekend. Wel als Piet Paaltjens, dichter van sentimenteel-satirische poëzie die hij merendeels in zijn bewogen studententijd schreef. Van Piet, vanwege zijn opvallend snel lopen de "haas" genoemd, is immers geweten dat hij 's middags met zijn vrienden meestal ging eten in de Leidse Breestraat, waarna ze al snel in een kroeg belandden. Daar bespeelde hij de Turkse trom of declameerde hij beurtelings vrolijke en droevige balladen (bron: NRC). Vele van zijn gedichten zijn uitingen van een romantische en tragische persoonlijkheid. O.a. zeer bekend is de bundel "Snikken en Grimlachjes" waarin ook een kostelijke tekening van de geest der 19de-eeuwse studentenwereld wordt gegeven. Zijn werk doet, door het levensgevoel dat eruit spreekt, nog steeds modern aan. Gedichten van Piet werd vertaald in het Frans, Duits en het Latijn.
Wie een beetje graag poëzie leest kan onmogelijk voorbij aan "De ballade van de dingen die niet overgaan." van Johan Willem Frederik Werumeus Buning. Tussen haakjes: wie zoals ik in een encyclopedie bij de B gaat zoeken naar W(erumeus) Buning zal geschoren uitkomen. De voornaam van de Velpenaar is immers niet Weremeus maar wel Johan Willem Frederik. Om niet geschoren uit te komen moet dus gezocht worden onder de eerste letter van zijn familienaam, nl. de W van Werumeus Buning. John werd geboren in Mei 1891 en stierf in Amsterdam een paar maanden nadat in Brussel de Expo van het Atomium was gesloten geworden. Zijn vader was een zee-officier geweest, die vele humoristische avontuurlijke verhalen schreef. Johan ging in de journalistiek en werd vooral als toneel- en danscriticus zeer gewaardeerd. Werumeus B. had verscheidene jaren zitting in de redactie van De Vrije Bladen. Als dichter vestigde hij zijn naam met de bundel In memoriam (1921), verzen gewijd aan een gestorven geliefde. Zijn latere dichtbundels hadden een meer populaire toon en speciaal de geestige ballade Mária Lécina (1932), geschreven na een reis in Spanje, verwierf grote bekendheid; Buning, die de balladevorm uitstekend beheerste, heeft in de Nederlandse literatuur opnieuw belangstelling voor dit genre gewekt. Met C.F.A. van Dam vertaalde hij Cervantes' Don Quichote (1950). In zijn proza deed hij zich kennen als specialist in culinaire aangelegenheden, vooral ook als kenner van wijn. Zijn reportages over landstreken, kastelen en reizen ter zee werden voor een groot deel in bundels herdrukt. Wegens zijn lidmaatschap van De Nederlandsche Kultuurkamer tijdens de bezetting werd hem na de Tweede Wereld-oorlog een publicatieverbod opgelegd (tot 1947). De ballade komt uit de bundel: "Negen ballades". Naast zijn omvangrijk poëziewerk waarbij de taalgevoelige dichter Leopold en de weidse Vondel zijn dichterschap hebben beïnvloed, schreef Buning ook aardig wat proza; zo o.a. Een ontmoeting met vreemde gevolgen (Hoe Maria Lécina geschreven werd) (1938); Een boekje van den wijn (1936); Culinaire tierelantijnen (1934); Twee eeuwen danskunst (1927); De witte wingerd van Frankrijk (1951).
En dan hier dus mijn lievelingsballade: let vooral op het prachtige ritme
Ballade van de dingen die niet overgaan
De geur van diepe bossen na den regen,
De geur van water en van roestbruin hout,
De geur van 't paard dat men het liefst mag rijden,
En van het donker haar waarvan men houdt,
Duister en licht in 't witte bed gelegen,
En, wat het beste is in dit bestaan,
Te slapen met de liefste aan zijn zijde
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De kracht van stieren in de voorjaarsweide,
De glans van tranen en van witte zijde
En parelen om een slanke hals gedaan,
De macht van armen om een hals geslagen,
De nacht van zoete antwoorden en vragen,
De pijn der vrouwen die in't kraambed gaan,
De pijn die men van zijn vriendin moet lijden
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Geluid van water dat van rotsen stort
En van een kerk waarin gezongen wordt,
En van zwaar weer, dat niet wil overgaan,
Van slagregens in slapeloze nacht
Dat men verlaten ligt en niet meer wacht,
Het leeg wit bed, beschenen door de maan,
De liefde die verkeert in 't lange lijden,
En dat dit zo zal zijn in alle tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
Valsheden, van zijn vrienden ondergaan,
Haat, afgunst, nijd, bedrog en eigenwaan,
Spijt en berouw, en dat men 't meest moet lijden
Om wat men door de liefde heeft misdaan,
En dat dit alles niet was te vermijden
Maar eeuwig zo zal zijn en voort zal gaan,
En wolken die stil drijven langs de maan
Terwijl men ligt en denkt aan beter tijden,
Dit zijn de dingen die niet overgaan.
De stank van drek, rot vlees en rottend graan,
't Gezicht der liefste die is uit haar lijden,
De aasvlieg die daarop te gast wil gaan,
De huichelaars die uw geluk benijden,
De straf, dat men gestraft wordt door zijn vrienden,
Terwijl 's lands vijanden slechts straf verdienden,
Vandaag laat ik de eventuele lezer kennismaken met de bekende dichter Piet Paaltjes.
François Haverschmidt stierf op 59 jarige leeftijd een niet natuurlijke dood in het Nederlandse Schiedam. Zijn depressies, gevoegd bij toenemende twijfel omtrent het geloof en nog verergerd door het overlijden van zijn vrouw, waren deze romanticus of eerder nog melancholicus teveel geworden. Zijn hele studententijd, van 1852 tot 1858 woonde deze Friese dichter-predikant boven een doodbidder in Leiden. Na zijn theologische studies werd François predikant in verschillende gemeentes; in Schiedam bleef hij zelfs 30 jaar maar daarvan is hij niet bekend. Wel als Piet Paaltjens, dichter van sentimenteel-satirische poëzie die hij merendeels in zijn bewogen studententijd schreef. Van Piet, vanwege zijn opvallend snel lopen de "haas" genoemd, is immers geweten dat hij 's middags met zijn vrienden meestal ging eten in de Leidse Breestraat, waarna ze al snel in een kroeg belandden. Daar bespeelde hij de Turkse trom of declameerde hij beurtelings vrolijke en droevige balladen (bron: NRC). Vele van zijn gedichten zijn uitingen van een romantische en tragische persoonlijkheid. O.a. zeer bekend is de bundel "Snikken en Grimlachjes" waarin ook een kostelijke tekening van de geest der 19de-eeuwse studentenwereld wordt gegeven. Zijn werk doet, door het levensgevoel dat eruit spreekt, nog steeds modern aan. Gedichten van Piet werd vertaald in het Frans, Duits en het Latijn.
Elsschot was 28 jaar toen hij het gedicht schreef. Dat pleit niet voor de gedachten waarmee de jonge man toen rondliep maar het betekent wel dat het hier gaat om dichterlijke fantasieën en dat het niet echt gebeurd is...
Wij geven dit gedicht omdat bijna iedereen soms gebruik maakt van twee verzen uit het gedicht zonder te weten dat deze verzen uit een gedicht komen (zie rode zinnen)
Het Huwelijk
Toen hij bespeurde hoe de nevel van den tijd
in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven,
haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven
toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij den baard
en mat haar met den blik, maar kon niet meer begeren,
hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren
en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond
het merg uit haar gebeente, dat haar tóch bleef dragen.
Zij dorst niet spreken meer, niet vragen en niet klagen,
en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand.
Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen
en rennen door het vuur en door het water plassen
tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad
Charles & Camilla hebben wel een héél lange weg moeten afleggen om samen in één trouwboekje te komen. Nu vind ik dat een mens maar moet doen wat hem/haar goeddunkt, maar dat hoeft niet te betekenen dat ik het ook goed moet vinden. Zo kijk ik vanuit mijn opvoeding en overtuiging toch wel wat aan tegen hetgeen er allemaal is gebeurd om het eindstation van vandaag te bereiken. Maar daar gaat het mij nu niet om. Wat ik wel wil zeggen is dat het toch iets heeft dat twee mensen meer dan 30 jaar op elkaar wachten. Voor mij mogen ze het allebei nog lang heel goed hebben.
Wanneer men op de leeftijd is gekomen die de onze is, komt het er o.a. op aan ervoor te zorgen dat men "bij blijft". En zie, daar heb ik vandaag weer een stapje vooruit aan gedaan: een eigen blog. En nu komt het erop aan om zodanig zinnige dingen te vertellen dat mede-senioren het de moeite achten om erop te reageren. We zullen zien.