Twee mannen woonden in dezelfde stad. De ene was rijk, de andere arm. De rijke had grote kudden schapen en runderen. De arme had niets. alléén maar één klein lam dat hij toch had kunnen kopen en dat hij in leven had gehouden. Het was bij hem opgegroeid, samen met zijn kinderen. Hat at van zijn bord, het dronk uit zijn beker, het sliep in zijn schoot. Het was voor hem zoveel als een kind geworden. Op een dag kwam er iemand bij de rijke op bezoek. En nu kon de rijke het niet over zijn hart krijgen om één van zijn eigen schapen of runderen te slachten, en daarvan een maaltijd te bereiden voor de vreemdeling die bij hem op bezoek was gekomen. Dus besloot hij het lam van de arme weg te halen en dat te laten slachten.